Het was dus weer het Militair Gezag dat ingreep. Redres bleek niet mogelijk want de perscommissie die als een landelijk orgaan was gezien, werd door Burger niet ingesteld en evenmin door zijn opvolger Beel, Bovendien bleek het Persbesluit moeilijk hanteerbaar. Sommige dagbladen die vóór I januari '43 waren opgehouden te verschijnen, hadden in de eerste bezettingsjaren de bezetter grotere diensten bewezen dan andere die waren voortgezet - die laatste mochten nu in beginsel niet opnieuw uitkomen, die eerste wèl. Een praktische moeilijkheid was dat het krantenpapier ontbrak om er alle dagbladen die recht op herverschijning hadden, alsmede de illegale bladen die nu èf als legaal dagblad èf als legaal weekblad wilden uitkomen, van te voorzien. De Shaef-Mission had I JOo ton krantenpapier toegezegd maar er werd slechts 200 ton ontvangen. Strikte rantsoenering was dus geboden. Daarmee belastte zich een bureau van de sectie-Binnenlandse Zaken van het Militair Gezag hetwelk geleid werd door majoor J. Sikkema, een vroegere functionaris van de Arbeiderspers, die in de Meidagen van '40 naar Engeland was ontkomen en in Londen werkzaam was geweest bij het weekblad Vrij Nederland. Hij constateerde dat er in het bevrijde zuiden een enorme leeshonger was. De kranten die mochten verschijnen, waren overigens miniem klein in gezinnen die daartoe de financiële middelen hadden, abonneerde men zich op drie of meer kranten tegelijk. Gevolg was dat er veel te veel papier werd aangevraagd. Sikkema moest tot een billijke verdeling overgaan en zag geen andere mogelijkheid dan de losse verkoop te verbieden en geen hogere oplagen toe te staan dan in de betrokken streken noodzakelijk was. Wat de illegale bladen betrof, bepaalde hij dat de bladen die uitsluitend gestencild waren uitgekomen (in hoofdzaak waren dat de nieuwsbladen welke na de confiscatie van de radio's als paddestoelen uit de grond waren geschoten), geen legale voortzetting mochten krijgen, de gedrukte illegale bladen wèl.
Burger, J. A. W.
Pers, legale
Sikkema
Vrij Nederland
Zuivering na de oorlog
Per maand kreeg Sikkema gemiddeld dertig aanvragen om een nieuw week- of maandblad te mogen uitgeven - veruit de meeste moest hij afwijzen. Een bijkomend groot probleem bleek nog te zijn dat eigenaren van kranten die geen verlof tot herverschijning of voortzetting hadden gekregen, zich moeite gingen geven hun bedrijfskapitalen te redden door tersluiks te participeren in de uitgave van illegale bladen die legaal dagblad mochten worden.