Dit leidde in het bevrijde Zuiden tot aanzienlijke spanningen - spanningen die bijvoorbeeld ontstonden toen de Geallieerde strijdkrachten voor allerlei werkzaamheden die met de grootst mogelijke spoed moesten worden uitgevoerd, hier en daar aannemers gingen inschakelen die op grote schaal voor de Wehrmacht werkzaam waren geweest. Zeker, er waren aannemers die zich op allerlei wijzen aan zulk werk hadden onttrokken of het zelfs hadden geweigerd - zij waren een groot deel van of zelfs al hun werkmateriaal kwijtgeraakt en hadden vele arbeiders elders emplooi zien zoeken. Werkmateriaal was bij de ccllaborateurs aanwezig en aan arbeiders hadden dezen nooit gebrek gehad. Wanneer dus een bestaand vliegveld moest worden hersteld of een nieuwaangelegd, dan gunden de Geallieerde officieren zich soms de tijd niet om na te gaan wat de voor het werk in aanmerking komende aannemers tijderis de bezetting hadden gedaan, en dat interesseerde hen ook nauwelijks. Het vliegveld moest af komen - er konden dan aannemers ingeschakeld worden die in de betrokken streek hun goede naam waren kwijtgeraakt. De bevolking ergerde zich er aan en de illegale werkers ergerden zich dubbel, maar men kon tegen zulk een gebeuren aanvankelijk niets ondernemen. De ontevredenheid steeg dus. Bedrijven waar een sterke
Bedrijfsleven in Nederland
Collaboratie, economische
Philips-fabrieken, Eindhoven
Zuivering na de oorlog
PROBLEMEN VOOR HET MILITAIR GEZAGverbondenheid bestond tussen directie en arbeiders (Philips kan als voorbeeld gelden), kregen daar geen last van, maar in die bedrijven waar men de productie had trachten op te jagen, althans waar sommigen onder de directeuren en het leidinggevend personeel zich bij de arbeiders gehaat hadden gemaakt, rezen moeilijkheden. Wij vermeldden die al toen wij over de mijnen schreven. Bij de Staatsmijnen was de zuivering wèl mogelijk. De directies lieten zich daarbij adviseren door de eerder genoemde, door hen samengestelde commissies van bijstand. 'De zuivering'
, aldus het eindverslag van het Militair Gezag, 'is echter niet verlopen zoals men wenste'
(talrijke adviezen werden door de directies terzijde gelegd). 'De hogergeplaatste personen bleven hun oude functies bekleden of werden gestaakt met behoud van salaris, brandstoffen enz., terwijl de arbeiders en lagere ambtenaren onmiddellijk ontslagen werden."
Natuurlijk kon men ook in particuliere bedrijven tot zuivering overgaan in dier voege dat werknemers die 'fout'
waren geweest, werden ontslagen (NSB'ers konden krachtens een van van den Tempels wetsbesluiten ontslagen worden zonder verlof van het gewestelijk arbeidsbureau). Maar welke organisaties hadden een volslagen 'fout'
karakter gedragen en bij welke lag de zaak niet zo simpel? Bij Philips werd door de directie een Commissie van onderzoek ingesteld die onder leiding stond van een hoge Philips-functionaris: ir. Z. Fetter, directeur arbeidszaken. De Commissie nam ca. zeshonderd personeelsleden onder de loupe, In beginsel werden allen die lid waren geweest van een 'foute'
organisatie, alsmede de 'Moffenrneiden'
, ontslagen, maar zij die alleen maar lid waren geweest van het Nederlands Arbeidsfront of van de Technische Noodhulp dan wel vrijwillig hun arbeidsdienstplicht hadden vervuld, werden geval voor geval bekeken. In een van de eerste vergaderingen van deze commissie werd voorts besloten, geen eonsequenties te verbinden aan het lidmaatschap van Arnold Meijers Nationaal Front. In diezelfde vergadering werd ook 'de vraag gesteld'
, aldus het verslag, 'welk standpunt ingenomen dient te worden wanneer bij de commissie klachten tegen leden van het Directorium mochten worden gemaakt. De voorzitter' (een van de directeuren dus) 'zegt, van de veronderstelling uit te gaan dat de directie er de voorkeur aan zal geven, dergelijke gevallen zelf te behandelen."