Volgens de verklaring welke de heer Ganshof van der Meersch voor de commissie heeft afgelegd, heeft deze regeling zeer goed voldaan en hebben zich in België bij en na de bevrijding niet de moeilijkheden voorgedaan die men in Nederland heeft gezien." Nu, dat klinkt idyllisch. Maar wat zijn de feiten? Om te beginnen menen wij dat een vergelijking tussen hetgeen in België en in Zuid-Nederland 'bij en na de bevrijding'
is geschied, nauwelijks zin heeft: de verhoudingen in België stonden diametraal tegenover die in het bevrijde Zuiden. België was, zou men kunnen zeggen, étappegebied, het bevrijde Zuiden frontgebied, in België was door de Duitsers maar weinig schade aangericht (daar hadden zij de tijd niet voor gehad), in het bevrijde Zuiden waren hele streken verwoest en waren alle verbindingen verbroken. Wij erkennen (daar komen wij in hoofdstuk 13 nog op terug) dat het een fout in de Nederlandse opzet is geweest om te bepalen dat ministeriële aanwijzingen aan het Militair Gezag alle via dat ene kanaal van de minister van oorlog moesten worden gegeven, maar had de Nederlandse regering gedaan wat de Belgische deed, d.w.z. het herstel van het binnenlands bestuur en de handhaving van de openbare orde toevertrouwd aan twee personen, elk met een eigen staf (ook onder Ganshof van der Meersch en Tschoffen ressorteerden staven van officieren), die lid waren van de Nederlandse militaire missie bij Shaef, dan zou het die twee al door het gebrek aan cornmunicatiemogelijkheden moeilijk zijn gevallen om voldoende greep op de situatie te krijgen. Bovendien: herstel van het bestuur, d.w.z. zuivering van de bestuursorganen, en handhaving van de openbare orde, d.w.z. zuivering van de politie en, voorzover nodig, opbouw of inschakeling van organisaties welke ongeregeldheden moesten voorkomen o.m. door alle 'foute'
elementen op te pakken, waren niet de enige taken die moesten worden verricht - wij wijzen op onze samenvatting van wat het Militair Gezag in het bevrijde Zuiden heeft gedaan.