Maar het streven naar oprichting van eenheidsvakbonden duurde niet lang; toen de bisschoppen van Den Bosch en Breda eenmaal met duidelijkheid hadden gezegd dat er voor katholieke arbeiders slechts plaats was in katholieke organisaties (daarover aanstonds meer), ging zich aarzeling aftekenen. Het feit dat de communisten, hoewel zij weinig invloed in de nieuwe bonden hadden, het denkbeeld van de eenheidsvakbond met kracht bleven ondersteunen, wekte achterdocht, figuren waar leiding van uitging, waren schaars en, aldus weer van Oudheusden en Verboom, 'ook de unfaire strijdmethodes van de oude vakbonden die er geen been in zagen, degenen die zich bij de eenheidsorganisatie aansloten, met verlies van hun bij de oude vakbonden betaalde premies voor ziekte- en werkloosheidsverzekering te bedreigen, droeg in belangrijke mate tot de leegloop bij de eenheidsbonden bij."
Die leegloop ging zich in maart aftekenen. Dat betekende tegelijk dat de samenwerking tussen de 'oude'
vakcentrales minder nauw kon worden. Bij het voorzitterschap van van Lienden hadden RKWV en CNV zich slechts node neergelegd en vooral Hagoort had geen vrede gehad met het gemeenschappelijk orgaan, Her rijzing. Er verschenen slechts vijf nummers van, het laatste in maart '45; nadien kreeg elke vakcentrale weer haar eigen orgaan.