Met heel veel moeite slaagde men er in, een aantal militaire eenheden te formeren. Naast de Binnenlandse Strijdkrachten die volgens een Londense opgave begin mei '45 6 bataljons Stoottroepen en 2 bataljons Bewakingstroepen telden (er waren méér Bewakingstroepen, maar daarop komen wij pas in de volgende paragraaf terug), kwamen tot stand: I I light infantry battalions, 2 pioniergroepen, I compagnie politietroepen, 5 transportcompagnieën, 2 geniecompagnieën alsmede 6 compagnieën technische troepen. Die technische troepen werden toegevoegd aan de grote door het Militair Gezag opgerichte organisatie die hulp zou gaan bieden in de hongerprovincies - de overige eenheden waren in eerste instantie voor Shaifbestemd. Die overige eenheden hadden intotaal een sterkte van ca. veertienduizend man. Dat betekende dat begin mei '45 het niveau van de Shaef-requirements (ruim vijftigduizend man) nog bij lange na niet was gehaald (er kon natuurlijk aanvulling komen uit Nederland benoorden de grote rivieren) en dat van de oorlogsvrijwilligers (begin december '44 naar schatting achttienduizend en daar zullen nog wel enkele duizenden zijn bijgekomen) velen nog in het geheel niet waren opgeroepen, zulks tot hun grote ergernis.