Eerder schreven wij dat de Spoorwegstaking de bezetter wel moest treffen als een bij uitstek gevoelige aantasting van zijn gezag. Dat deed zij inderdaad. In Seyss-Inquarts op 5 september gepubliceerde bekendmaking over de Ausnahmezustand was o.m. gezegd: 'De bevolking moet orde en rust bewaren ... Ieder verzet, iedere verstoring van de openbare orde,
'naar aanleiding van een uit Nederland ontvangen vraag'
(een openlijk onderstrepen van het bestaan van geheime contacten) 'en na overleg met het Opperbevel'
(het Geallieerde!) 'instructie ... tot een algemene staking van het spoorwegpersoneel, teneinde het vijandelijk vervoer, .. zoveel mogelijk te beletten', en daags daarna, op maandag, waren er grote delen van het land, met name ook in het westen, waar de stations verlaten waren en geen trein meer reed. Ingrijpen op aanzienlijke schaal tegen de duizenden stakers was de bezetter onmogelijk hij kon slechts pogen om, met verzwijging van de onmiddellijke nadelen welke voor de Wehrmacht voortvloeiden uit het wegvallen van de treintransporten naar de frontgebieden, er op te wijzen dat een spoorwegstaking de voedselvoorziening van het Nederlandse volk in gevaar kon brengen. Dittmar, de perschef van het Reichskommissariat, gaf op maandag het (van het begin der bezetting af volledig gelijkgeschakelde) Algemeen Nederlands Persbureau opdracht, de hoofdredacties van de nog verschijnende dagbladen het volgende telexbericht te doen toekomen.':
'De perschef van de Rijkscommissaris deelt mee:
De bladen worden verzocht, in de eerstvolgende editie een beschouwing te schrijven over de spoorwegstaking in de geest van hetgeen hier volgt:
Stilstand van de spoorwegen betekent stilstand van het levensmiddelenvervoer. Niet voor de bezettingstroepen; die beschikken over genoeg middelen om zich van het nodige te voorzien. Spoorwegstaking betekent echter voor het eigen volk gebrek als het even langer duurt en hongersnood als zij aanhoudt.'
Dittmars verzoek werd slechts door Het Nationale Dagblad, het dagblad van de NSB, ingewilligd, ten dele ook door de Nieuu/e Rotterdamse Courant waarin de hoofdredacteur, mr. J. Huijts, Völckers aan het woord liet - de hoofdredacteuren van de overige bladen legden het naast zich neer. Algemeen werd op die maandag verwacht dat de grote Geallieerde luchtlandingen van de vorige dag tot een snelle bevrijding van heel Nederland zouden leiden - de betrokken hoofdredacteuren beseften dat het hun extra zwaar kon worden aangerekend als zij steun verleenden
'Naar aanleiding van de ernstige stremming in het verkeer, veroorzaakt door de spoorwegstaking, hebben wij (ANP) ons tot de bevoegde autoriteiten gewend om inlichtingen over de voedselvoorziening.
Algemeen ziet men de toestand zeer somber in, vooral voor de honderdduizenden mensen in de steden. Er liggen hier en daar voorraden, doch deze zijn slechts voor korte tijd voldoende om in de behoeften te voorzien. Wanneer het personeel van de spoorwegen niet zeer spoedig het werk hervat, wordt een groot deel der Nederlandse bevolking, waaronder ook de gezinnen van talrijke spoorwegmannen, met hongersnood bedreigd. Algemeen sprak men de wens uit dat de stakers thans tot bezinning komen om te voorkomen dat de reeds ernstige moeilijkheden bij de voedselvoorziening tot een algemene katastrofe leiden.'
Wie waren de geciteerde 'bevoegde autoriteiten'
? Hirschfeld en de directeur-generaal van de voedselvoorziening, ir. S. L. Louwes, deden, zodra zij omtrent het tweede bericht in kennis waren gesteld, aan de pers weten dat geen enkele instantie terzake overleg met hen had gepleegd.
Het tweede bericht verschilde van het eerste in zoverre dat er in gesproken werd van 'de ernstige stremming in het verkeer'
. Kennelijk was die stremming een grote hinder voor de Wehrmacht reden te meer voor een aantal hoofdredacteuren om het tweede bericht niet op te nemen, ook niet toen zij via het ANP vernamen dat de getergde Dittmar die opneming verplicht had gesteld. Het Algemeen Handelsblad en Het Volk behoorden tot de dagbladen die het tweede bericht wèl plaatsten, maar in De Telegraaf en de Haagse Courant verscheen het niet en dit had voor laatstgenoemd blad, dat nu eenmaal in Dittmars standplaats werd gedrukt, ernstige gevolgen.
Het personeel had op vrijdag geweigerd, het door de hoofdredacteur John Ch. A. Coucke persklaar gemaakte bericht te zetten en te drukken en had (Coucke had de Duitsers gewaarschuwd) en masse met beide directeuren en alle redacteuren het gebouw verlaten; toen nu op maandag
I Tekst: a.v., p. I I.
Ook tegen De Telegraaf werden maatregelen genomen. Hoofdredacteur J. c. Fraenkel die eind augustus alle zeggenschap had verloren over het nevenblad van De Telegraaf, De Courant/Het Nieuws van de Dag (daarvan was de hoofdredactie door de directeur, ex- Waffen-SS-vrijwil liger H. Holdert jr., toevertrouwd aan de vroegere SS-oorlogsverslaggever Wim Sassen), werd na een tweede weigering om in de door de bezetter gewenste geest op de Spoorwegstaking te reageren, ontslagen en, nadat NSB- en SS-krachten enige tijd achter de schermen hadden touwgetrokken I, ook al door een SS-oorlogsverslaggever vervangen. Een en ander betekende dat de twee dagbladen van het Holdert-concern wat hun topleiding betrof, min of meer bij de SS waren ingelijfd" (vrijwel alle redacteuren namen ontslag en werden door pro-Duitse figuren vervangen) - dat wekte bij de overgebleven abonnees extra ergernis.
Wat de pers in het algemeen betrof: natuurlijk was de bezetter zich bewust dat zij geen enkele uitdrukking meer gaf aan wat in de bevolking leefde; voor hem waren de dagbladen nog van belang als vehikels van het Duitse oorlogsnieuws, maar hij besefte dat hij, als hij reële krachten tegen de Spoorwegstaking wenste te mobiliseren, heel andere personen moest inschakelen dan gediscrediteerde hoofdredacteuren; hij besefte óók dat er twee waren die daartoe voor hem van bijzonder belang konden zijn omdat zij op de economische sector nog steeds een stevige greep hadden op de gehele Nederlandse overheid: Hirschfeld en Louwes.
In functie, met acute zorgen, en die waren er al vóór de Spoorwegstaking. De energievoorziening berustte op steenkolen (aardolieproducten werden nauwelijks ingevoerd) en steenkolen waren bovendien nodig om alle werk- en woonruimten te verwarmen. Al die steenkolen waren afkomstig uit de Zuidlimburgse mijnen, maar na I september kwam door allerlei stremmingen in het vervoer de aanvoer uit Zuid-Limburg te vervallen en in het midden van die maand drongen de Amerikanen in Zuid-Limburg door, hetgeen betekende dat men, als niet heel Nederland spoedig werd bevrijd, met een langdurige onderbreking van de aanvoer rekening moest houden. Slechts een deel van de bevolking had toen een gedeelte van de huisbrand ontvangen die onder de distributieregeling was toegezegd. Bij de kolenhandel lag begin september in het gehele land nog 250000 ton steenkool - die voorraad werd door Hirschfeld onmiddellijk geblokkeerd. De aflevering van huisbrand werd stopgezet; wat nog aan kolen bij de handel lag, werd gereserveerd voor de Centrale Keukens (bedoeld om gekookt voedsel af te leveren als de burgerij dat zelf niet meer kon toebereiden) en voor de tuinbouwkassen. Men moest er van uitgaan dat de electrische centrales en de gasfabrieken benoorden de grote rivieren na eind september nog maar een korte tijd in werking zouden kunnen blijven en dat ook aan het overgrote deel van de industrie geen steenkool meer zou kunnen worden verstrekt. Hirschfeld hoopte intussen dat men met een deel van de beschikbare voorraden en met invoer uit Duitsland (als de bezetter tenminste tot die invoer bereid was!) bedrijven en fabrieken die voor de voedselvoorziening van belang waren, aan het werk kon houden: de bakkerijen, de gistfabrieken, de maalde'Peggy'
(onderdeel van de spionagegroep'Kees'
), H. J. de Koster, en deze kreeg op 8 september van hem te horen dat het 'de hoogste tijd (wordt), dat men in Engeland gaat inzien dat er deze winter internationale maatregelen worden getroffen om een minimale voedselvoorziening te waarborgen ... De toestand bij ons (is) vrijwelondraaglijk geworden.' Midden oktober, zo verwachtte Louwes, zouden de electrische centrales en gasfabrieken de productie voor het overgrote deel moeten staken. I Toen Hirschfeld en Wolters om op IS september in Amersfoort het eerder al gememoreerde overleg pleegden met Fiebig, wees Hirschfeld op het wegvallen van de steenkolentoevoer uit Zuid-Limburg; Fiebig zegde toe dat de Duitse mijnen steenkool aan Nederland zouden gaan leveren, beperkte hoeveelheden evenwel. Het transport zou plaatsvinden per trein - kanaalverbindingen waren er niet. Duidelijk was dat Fiebigs toezegging op losse schroeven kwam te staan toen de Spoorwegstaking uitbrak, en het was van de kant van de bezetter dan ook een redelijke veronderstelling dat hij Hirschfeld bereid zou vinden, de nadelen van die staking publiekelijk te onderstrepen. Door het Reichskommissariat werd besloten dat een van de Duitse hoofdambtenaren die steeds een open oog had gehad voor de belangen van de Nederlandse voedselvoorziening, een beroep zou doen op Hirschfeld alsook op Louwes; dit was J. c. G. van der Wense, hoofd van de Hauptabteilung Ernàhruny und Landwirtschajt van het Ceneralkommissariat für Finanz und Wirtschajt.
In de loop van vrijdag 22 september werd Hirschfeld van Enschede uit opgebeld door von der Wense die Louwes en hem namens Seyss-Inquart met spoed te spreken vroeg. Zij verklaarden zich tot dat gesprek bereid. Von der Wense arriveerde des avonds om elf uur per auto in Den Haag en sprak er bijna vier uur lang met de twee Nederlanders. Hij begon met een waarschuwing. De Spoorwegstaking moest afgebroken worden; 'deJ.
'daarop neer komen, dat in ieder geval alle toevoer naar de grote steden stopgezet zou worden en dat men de hand zou leggen op bepaalde voorraden die daar nog aanwezig zijn om op die wijze het Nederlandse volk onmiddellijk voor het vraagstuk van de honger te stellen en op deze wijze eventueel de Spoorwegstaking te breken. Daarom was het verzoek of wij stappen zouden kunnen ondernemen teneinde de Spoorwegstaking, althans wat betreft de voedselvoorziening, te kunnen doen beëindigen, door bijvoorbeeld een oproep te richten in de een of andere vorm tot het Nederlandse spoorwegpersoneeL Wij moesten ons realiseren dat wij er met een lijdelijke houding zo maar niet af zouden komen, aangezien deze aangelegenheid van bepaalde Duitse zijde zeer hoog opgenomen werd'
doelde dat op Seyss-Inquart, de Wehrmacht, de SD, of soms op Hitler? Von der Wense liet dat in het midden.
Hirschfeld en Louwes wezen zijn beroep af: interventie van hun kant lag niet op hun weg en zou, gegeven de bij de volksmassa's levende gevoelens (het nagenoeg algemeen karakter dat de staking had aangenomen, was een duidelijke vingerwijzing), alleen maar beschouwd worden als laakbare hulp aan de bezetter en dus 'onze autoriteit bij het Nederlandse volk ten enenmale breken, waardoor de laatste mogelijkheid om nog iets in het belang van de voedselen kolenvoorziening te doen, zou zijn gebroken. Wanneer', vervolgden Hirschfeld en Louwes, 'de militaire ontwikkeling niet overeenkomstig de verwachtingen en wensen der Geallieerden zou plaatsvinden'
(de Londense berichtgeving had al doen uitkomen dat de positie der Airbornes bij Arnhem zeer moeilijk was), 'dan'
, zo betoogden zij, 'zou bij hèn de verantwoordelijkheid voor het leed der Nederlandse bevolking liggen en zouden zij ook hun houding eventueel moeten herzien'
(oproepen dus tot afbreken van de staking). 'Ieder ingrijpen van de zijde van de Duitse autoriteiten in deze materie, voorzover het de Nederlandse sector betreft, zou', zeiden zij tenslotte,
'de verantwoordelijkheid van de gehele calamiteit op de Duitse autoriteiten afwentelen. Wij waren van mening dat in deze omstandigheden van de Duitse autoriteiten de wijsheid verwacht zou mogen worden, zich van het geïncrimineerde ingrijpen te onthouden en zich te beperken tot het opvangen van de nadelen die de staking eventueel voor de Duitse oorlogvoering zou hebben.'
Von der Wense keerde met lege handen naar Seyss-Inquart terug.
Over de besluitvorming aan Duitse kant die op von der Wense's vergeefse stap volgde, zijn onze gegevens onvolledig. Dat er op de zzste nog geen definitief besluit was genomen, is duidelijk uit de woorden die hij gebruikt had; hij had immers gesproken van een 'overwegen'
van het stopzetten van 'alle toevoer naar de grote steden.'
Aanwijzingen zijn er dat het hier een nogal ver uitgewerkt plan betrof, opgesteld op een bespreking bij Christiansen te Hilversum, gehouden op donderdag 21 september, waar Christiansen volgens zijn stafchef, Generalleutnant H. H. von Wühlisch, gezegd had: 'Ich bin für Angriff" Lages, hoofd van de Aussenstelle Amsterdam van de Sicherheitspolizei und SD, stelde in '50 op schrift dat zijn bureau evenals alle andere Duitse bureaus in Amsterdam 'kurz nach Beginn des Eisenbahnerstreiks' een als 'geheime Reichssache' aangeduid bevel van Seyss-Inquart had ontvangen hetwelk inhield dat Amsterdam hermetisch van de buitenwereld zou worden afgesloten (aangezien von der Wense van 'de grote steden'
had gesproken, nemen wij aan dat voor Rotterdam, Den Haag en Utrecht hetzelfde zou gelden); de hongersnood zou tot oproeren leiden; die oproeren zouden door Wehr macht en Ordnungspolizei telkens met geweld worden onderdrukt en, aldus Lages, 'dieser Zustand wird so lange ausgedehnt, bis sich durch die Not der Verhdltnisse die niederländischen Eisenbahnbeamten bequemen, die Arbeit u/ieder geregelt aufzunehmen.' Lages zou zich in Ouderkerk vestigen, Beaufiragter Schröder in Hilversum, 'die technischen Telex-Anlagen wurden bereits verlegt und andere technischen Massnahmen streng geheim durchgeführt.' Lages en Schröder zouden zich op praktische en humanitaire gronden met kracht tegen de definitieve uitvoering van dit bevel hebben verzet en, aldus Lages, 'in der entscheidenden Sitzung beim Reichskommissar' (volgens A. J. C. Rüter, de historicus van de Spoorwegstaking, was dit een bespreking in Den Haag, waar ook de Haagse Beaufiragte Schwebel ernstige bezwaren uitte") "u/aren dann unsere herangetragenen Argumente so stark, dass sagar Seyss-Inquart van den Folgen und Ausführungen beeindruckt war und seinen BefehZ in Zetzter Minute zurûckzog'?
Wij houden het relaas van Lages voor aannemelijk. Van belang lijkt ons intussen dat het er na de eerste stakingsweek reeds naar uitzag dat Bahnbevollmächtigter Selzer er met het in bezet Nederland aanwezige en het uit Duitsland ontboden Duitse spoorwegpersoneel in zou slagen,J.
Niet alleen het voedselvervoer naar het westen des lands had SeyssInquart verboden, maar ook dat vervoer in het westen. Dat laatste vervoer werd door een van von der Wense's ambtenaren toegelaten, maar ging desondanks spoedig haperen. In het westen had de actie ten behoeve van de oversteek van het Vijftiende Leger de schippers al schichtig gemaakt - berichten van wat in de IJsselmeerhavens geschiedde, versterkten hun wens om met hun eigendom uit Duitse handen te blijven. Daar kwam nog bij dat de vliegtuigen van de Second Tactical Air Force in het gebied van de grote rivieren en op de Zuidhollandse en Utrechtse wateren menigmaal schepen onder vuur namen waarbij opvarenden het leven verloren. Ook auto's die bij de voedselvoorziening in het westen waren ingeschakeld, werden beschoten - dergelijke auto's werden trouwens ook in grote getale door de Wehrmacht gevorderd. Talrijke transportondernemers volgden het voorbeeld van de schippers: zij lieten hun transportmateriaal onderduiken.
Omtrent het Duitse vervoersembargo werd niets gepubliceerd. Eind september geïnterviewd door de hoofdredacteur van de Deutsche Zeituno in den Niederlanden, beperkte Seyss-Inquart zich er toe, zijn' Sorge um das Land und seine Beu/ohner' te onderstrepen (notabene!) en er op te wijzen dat de Wehrmacht ' in dem Augenblick, in dem die Eisenbahner auf Aufforderung des Feindes den Streik ... begannen, ... auf aile Verkehrsmittel zurückgreifen (musste), um ihre eigenen Bela ngefü r jeden Fall zu u/ahren, So werden in u/eni gen Weehen sich ernste Schwierigkeiten für die Bedarfsdeckung des Landes, sou/ohl
'Men krijgt de indruk'
, schrijft Rüter terecht, 'dat het embargo dat de honger in zijn gevolg hebben zou, Seyss-Inquart, Rauter en andere Duitsers aantrok als een vorm van witte terreur. Het kostte de Duitsers weinig inspanning, er vloeide geen bloed bij en het effect zou nog drastischer zijn dan een toch altijd beperkt aantal arrestaties of executies' (arrestaties of executies van spoorwegstakers ): 'ruim vier milj oen mensen'
(het waren er drie-en-een-half miljoen") 'zouden het aan den lijve ervaren."
Het embargo had ten doel, de Spoorwegstaking te breken. Dat doel werd niet gerealiseerd (wij komen op de problemen van de staking nog uitgebreid terug), wèl deed zich het door elk van de betrokken Duitsers voorziene en gewenste effect voor: het liep spaak met de Ievensrnidde
Voor de voorziening van het westen met aardappelen (het weekrantsoen van de z.g. normale verbruiker was 3 kilo en men had, van dat rantsoen uitgaande, in het westen per week dus ca.ton aardappelen nodig) was aanvoer uit het noordoosten onontbeerlijk; in september '44 had bijvoorbeeld de aanvoer uit Drente de helft gevormd van de totale aardappelaanvoer naar Amsterdam - Drente had er nog meer kunnen leveren als de z.g. aardappeltreinen niet na het uitbreken van de Spoorwegstaking waren weggevallen. In diezelfde maand gingen zich overigens bij het rooien met name in deze provincie grote moeilijkheden voordoen. Er was tevoren al een tekort aan landarbeiders en dat tekort nam toe toen de bezetter in het gehele oosten des lands duizenden mannen ging dwingen tot het spitwerk voor de verlenging van dewelke eind augustus door Hitler was gelast. Berichten omtrent deze dwangarbeid drongen tot het westen door; daar werd trouwens ook bekend dat in de eerste week van oktober in Apeldoorn, Utrecht en Amersfoort grote razzia's waren gehouden (zij komen nog ter sprake). Al dat nieuws hield slechts één waarschuwing in: 'Blijf uit handen van de Duitsers!'
Wilde men evenwel het rooien van de aardappelen in Drente, Groningen en Friesland versnellen, dan was het noodzakelijk om uit het westen des lands grote aantallen rooiers het Ijsselmeer te laten oversteken. Hoe kon men ze bijeenkrijgen?
Die vraag werd met goedvinden van Seyss-Inquart opoktober door von der Wense besproken met Hirschfeld,Schwebel en de'er ir. F. E. Müller.'
Daags daarna sprak Hirschfeld opnieuw met von der Wense en nu ook met Louwes, vervolgens in een breder beraad met Woltersom, met de Haagse burgemeester: de NSB'er prof. dr. H. Westra, en met ir. F. Q. den Hollander, voorzitter van de onder de Raad voor het Bedrijfsleven ressorterende Hoofdgroep Industrie. 'Uit industriële kring blijkt reeds'
, noteerde Hirschfeld, 'het wantrouwen om mede te werken, omdat men vreest dat aardappelrooiers voor weermachtswerken zullen worden gelokt of misbruikt. Van Duitse zijde legt men de verklaring af dat de aardappelrooiers ongemoeid gelaten zullen worden."
Ja, maar wat was zulk een verklaring waard? Bij enkele leiders van grote Haagse ondernemingen met wie Hirschfeld op de I7de sprak, bleek van 'veel wantrouwen."
Diezelfde avond lieten Voûte en Müller in de plaatselijke bladen een oproep opnemen die in menig opzicht aanlokkelijk klonk: wie als aardappelrooier vertrok, zou door de Nederlandse Heidemaatschappij onder dak gebracht worden; zijn voeding zou bonloos zijn (het gezin zou de bonnen van de betrokkene dus voor eigen gebruik kunnen behouden); hij behield zijn salaris of wachtgeld, zou apart loon ontvangen en zou per hectare aardappelen die hij oogstte, niet minder dan 250 kilo voor eigen gebruik krijgen; de tewerkstelling zou niet langer dan vier weken duren en het Reichskornmissariat had toegezegd dat diegenen die zich zouden aanmelden, slechts voor het rooien zouden worden ingezet. In de Amsterdamse bladen volgde op die oproep een betuiging van instemming, ondertekend door de industriëlen ir. M. H. Damme Sr. (directeur van het metaalbedrijf Werkspoor), D. Goedkoop Dzn (directeur van de Nederlandse Scheepbouw Maatschappij) en mr. D. U. Stikker (directeur van Heinekens Bierbrouwerij), in de Rotterdamse bladen ontbraken dergelijke adhesiebetuigingen (voorzitter en secretaris van de Rotterdamse Kamer van Koophandel: mr. K. P. van der Mandele en mr. W. F. Lichtenauer, hadden alle medewerking geweigerd), in de Haagse pers werd louter van de Amsterdamse actie melding gemaakt.
Eén dag later, 18 oktober, kwamen de vier nog in bezet gebied
1 Twee weken tevoren, op de avond van 30 september, had Hirschfeld die was teruggekeerd van. een bespreking met Fiebig te Beilen (die bespreking komt nog aan de orde), telefonisch Voûte verwittigd, 'de indruk te hebben'
, noteerde deze laatste, 'en het was hem onder bedekte termen door de heer Fiebig meegedeeld, dat de Duitsers ons Nederlanders bewesten de I]ssellieten verrekken.' (E. J. Voûte: 'Aantekening'
, z.d. (vermoedelijk lokt. 1944) (CNO, 177 b)). 2 H. M. Hirschfeld: 'Dagboek'
, 16 okt. 1944. 'A.v., 17 okt. 1944.'De illegaliteit'
, zo legden zij hun standpunt vast (het werd aan alle aangesloten illegale groepen doorgegeven),
'kan geen geloof hechten aan het bonafide-zijn van Duitse of door Duitsers gesanctioneerde voorstellen ... Het accepteren van het rooi-aanbod brengt zonder twijfel risico's van wegvoering der arbeiders met zich ... Niettemin wordt het niet verantwoord geacht, de rooi-actie speciaal tegen te werken'?
een uitspraak welke, wat de laatste zin betrof, vooral beïnvloed was door inlichtingen van medewerkers van Louwes en van voormannen van het Medisch Contact, de verzetsorganisatie der artsen. 'Zeggen we: Neen! dan', zo gaf Bruins Slot de argumenten pro en contra weer, 'zou men ons in de zeker komende voedselnood kunnen beschuldigen. Zeggen we: Ja! dan zou men ons bij een eventuele wegvoering van de arbeiders of in beslagname der geoogste producten eveneens kunnen beschuldigen."
De Contact-Commissie maakte haar standpunt niet kenbaar aan de regering; daarbij nam zij aan dat de regering haar om advies zou vragen, als zij zelf zou willen reageren. Die reactie kwam, heel spoedig zelfs. In de nacht van IS op 19 oktober maakte de geheime agent jhr. mr. R. de Brauw, die de verbinding tussen het Bureau Inlichtingen (BI) en de Contact-Commissie (alsmede het College van Vertrouwensmannen) onderhield, BI attent op de oproep van Voûte. Voor kapitein rnr. C. 1. W. Fock, hoofd van het Londense bureau van BI, en A. den Doolaard, chef van Radio Oranje, stond vast dat voorkomen moest worden dat duizenden Amsterdammers in de val lie pen - een conclusie die de instemming had van de minister-president, prof. mr. P. S. Gerbrandy. Gevolg was dat Radio Oranje reeds in de middaguitzending van de rede een fel betoog van den Doolaard uitzond waarin het, vooralook gezien het feit dat de oproep voor het aardappelrooien 'niet afkomstig (was) van de verantwoordelijke en bekende voedselautoriteiten', 'hoogst onwaarschijnlijk'
werd genoemd dat de gerooide aardappelen
'ooit de hongerige hoofdstad zouden bereiken. Waarschijnlijker is dat ze ... in
, Mr. C. J. F. Caljé, de vertegenwoordiger van de OD in de Contact-Commissie, had op 4 oktober Amsterdam verlaten op weg naar Eindhoven en Londen. 2 GAC-CC: Notulen, 18 okt. 1944, p. I (GAC, I A). 3 'Mededelingen van het CB der LO'
, 23 okt. I944 (LO/LKP, I A).
De Brauw was het met deze argumentatie geheel eens", betreurde het dat hij de opinie van de Contact-Commissie niet tijdig had gekend en gaf op de zzste het verzoek van de commissie door om voortaan vóór het uitspreken van een radio-advies overleg met haar te plegen; hij deed ook weten dat 'voedselautoriteiten, beter bekend met ware toedracht dan Radio Oranje', den Doolaards betoog 'op zijn minst ontactvol'
hadden geacht.'
Voûte had gehoopt dat hij ca. vijfduizend Amsterdamse vrijwilligers bijeen zou krijgen - het werden er de helft: ca. vijf-en-twintighonderd, en bij hen voegden zich ca. tweehonderd Rotterdammers en ca. zeventig Hagenaars. Hoeveel aardappelen zij gerooid hebben, is ons niet bekend (er werd een extra opbrengst verwacht van 15000 ton) - vaststaat dat alle rooiers naar en via Amsterdam konden terugkeren, aangevuld met ca. vijfhonderd onderduikers, en dat de Kriegsmarine zich bij de aardappeltransporten over het Ijsselmeer onthield van het vorderen van schepen. Trouwens, op 10 november werd in een bijeenkomst van Duitse autoriteiten de afspraak gemaakt dat een groot aantal gevorderde binnenschepen weer aan de Nederlandse autoriteiten zou worden afgestaan, maar omtrent die afspraak werden die laatsten pas begin december ingelicht