Zo ook in Arnhem: de leiding van de Technische Nooddienst wist waardevolle goederen te verbergen, en ook hield menig lid van de dienst met verzoeken van hem individueel bekende Arnhemmers rekening maar andere leden hadden eerder de neiging, zichzelf niet te vergeten. In februari '45 werd de Technische Nooddienst wegens gebleken tegenwerking door de Duitsers ontbonden - een deel van de leden zette het werk toen als apart Arbeitskommando voort, nu onder leiding van een schoenmaker annex schoenwinkelier. Dat de arbeid van die Nooddienst en van het daaruit gevormde Arbeitskommando in hoge mate ten voordeel was van de plunderende Duitsers, behoeft geen betoog: die arbeid droeg er toe bij dat Arnhem, terwijl het geplunderd werd, niet zonder stroom, gas, drinkwater en riolering kwam te zitten. En de plundering werd niet alleen door Duitsers uitgevoerd. Nederlanders die tot het gebied bij Arnhem toegang kregen, de daar werkzame krachten dus, maar ook de 'spitters'
die er versterkingen moesten aanleggen, gingen er van uit dat wat zij' zich niet toeƫigenden, door de bezetter zou worden geroofd, zij 'stalen eveneens als de raven'
, aldus een uit Arnhem geƫvacueerde j ournalist.'