Er was wat de positie der weggevoerden betrof, niet alleen verschil tussen de zuidelijke Veluwezoom en de overige gebieden in de Stellung bauprovinzen er was óók verschil tussen diegenen die uit het westen des lands en diegenen die uit het oosten en noorden afkomstig waren: die laatsten bevonden zich in de regel op niet te verre afstand van hun woonplaats; werden daar levensmiddelen, tabakswaren, kledingstukken, schoenen, klompen, dekens, schrijfbehoeften, boeken en verbandmiddelen bijeengebracht (en dat is van meet af aan geschied), dan kon die hulp de weggevoerden vrij spoedig bereiken; er konden ook, wat nauwelijks minder belangrijk was, over en weer berichten gewisseld worden. In beide opzichten hadden de razzia-slachtoffers uit het westen des lands het veel moeilijker: het duurde om te beginnen al geruime tijd voordat men hen van hun woonplaatsen uit had gelocaliseerd (voorzover de posterijen nog werkten, deden zij dat met grote vertragingen) en dan werden wel als het ware hulpexpedities uitgezonden, maar dat vergde, ook door het tekort aan vrachtauto's, veel tijd en de hulp die dan werd geboden, had niet dezelfde omvang als die welke de uit het oosten en noorden afkomstige spitters ontvingen. Het gebeurde bovendien soms dat de Organisation Todt goedvond dat dwangarbeiders uit het oosten en noorden die een aantal weken hadden gegraven, werden vervangen door vrijwilligers of aangewezenen uit hun woongemeente" - tot die vervanging kwam het niet wat de dwangarbeiders uit het westen betrof. Ten aanzien van de vervanging merken wij nog op dat de Organisation Todt bij de eerste oproepen in het oosten en noorden veelal had laten meedelen dat men slechts enkele weken behoefde te spitten en dan naar huis zou kunnen terugkeren; meestal werd van vier weken gerept maar soms van een kortere periode: de zeshonderd spitters bijvoorbeeld die medioJ.EdeGoeree-OverflakkeeLeidenMesker, F. A. ].Organisation Todt (OTJRotterdamVeluweDE 'SPITTERS' IN HET OOSTEN DES LANDSoktober uit Harlingen vertrokken, hadden te horen gekregen dat hun werk in Drente, nl. bij Smilde, slechts ongeveer twee weken zou duren. In die twee weken werd door hen, aldus een officieel rapport', 'ondanks dat de meesten nimmer een schop in de handen hadden gehad, voorbeeldig gewerkt ... om maar geen reden tot klachten te geven', maar toen de twee weken om waren, werden zij vastgehouden en enkele dagen later te voet over een afstand van meer dan 20 kilometer naar Ansen bij Ruinen gevoerd waar zij 'in de stallen achter en boven de koeien' werden ingekwartierd; 'de volgende dag moest terstond gewerkt worden. Ongeveer honderd zieken; waaronder zeer zware (longontsteking, tbclijders) maar het meest voetzieken, bleven achter.' Drie weken later wist een arts uit Harlingen tot zijn stadgenoten door te dringen; hij constateerde, zo schreef hij aan Seyss-Inquarts Beauftragter in Leeuwarden", dat 'die Arbeitsunfähiyen ... sehr gut verpflegt' werden (hier, alsook elders, waren afdelingen van het Nederlandse Rode Kruis zich met de hulp van plaatselijke medici bijzonder voor de spitters blijven inspannen), maar wat'die A rbeitsfiihigen' betrof, had de arts op de dag van zijn inspectie gezien.