'Naar de katastrofe'
gaven wij als titel mee aan het eerste hoofdstuk van dit deel, en inderdaad: vergeleken met de situatie welke voordien had bestaan, was zich (en dan vooral in het dichtbevolkte westen des lands) van september '44 af een rampzalige toestand gaan aftekenen. De bezetter had een groot deel van de haveninstallaties van Rotterdam en Amsterdam en van de daarbij gelegen grote werven vernield, was overgegaan tot het wegslepen van machines en industriële voorraden en had links en rechts vervoermiddelen in beslag genomen waardoor de moeilijkheden welke al uit het uitbreken van de Spoorwegstaking voortvloeiden, waren vergroot. Hij had nieuwe delen des lands onder water gezet als gevolg waarvan misschien wel tweehonderdduizend Nederlanders van huis en hof waren verdreven. Meer dan honderdvijftigduizend mannen en jongens waren als dwangarbeiders aan het werk gezet, hoofdzakelijk in het oosten des lands bij de aanleg van nieuwe stellingen en voor het overige op tal van plaatsen in Duitsland. Benoorden de grote rivieren zat vrijwel de gehele burgerij eind '44 zonder gas en electriciteit en meer dan de helft van de gezinnen had in het geheel geen brandstof ontvangen - wie zijn voorraadje wèl tijdig had kunnen inslaan, bezat nauwelijks genoeg om in de kille herfst één ruimte in de woning behoorlijk te verwarmen en had vermoedelijk in veel gevallen dat voorraadje al opgestookt toen eind december de vorst inviel. Leed men in het gehele land onder de koude, in het westen leed men bovendien onder de honger: als gevolg van de wraak die de bezetter na de Spoorwegstaking nam (van eind september tot begin november waren alle voedseltransporten naar het westen onmogelijk gemaakt) en als gevolg van het inbeslagnemen van de talloze binnenschepen welke de bezetter ging gebruiken voor het transport van geroofde goederen, daalden de rantsoenen van de ca. drie-en-een-half miljoen stadsbewoners in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht tot een peil waarop de dood honderdduizenden leek te bedreigen. Voor het eerst in de bezettingsgeschiedenis was de Nederlandse overheid niet bij machte, de burgerij in het westen des lands datgene te verschaffen wat zij in de eerste plaats nodig had:
Wanneer zou het einde van al die verschrikkingen komen?
Dat was een vraag die de dagelijkse nood dagelijks stelde: aan ondernemers en arbeiders die machteloos de afbraak van hun bedrijf moesten aanschouwen; aan allen wie het gevaar boven het hoofd hing, alsnog bij een razzia te worden gegrepen; aan de spitters die, schamel gekleed en primitief gehuisvest, stellingen voor de gehate vijand moesten opwerpen; aan moeders die met het noodkacheltje moesten worstelen om enig warm voedsel, hoe weinig ook, toe te bereiden en desondanks hun kinderen zagen verkommeren; aan de misschien wel driehonderdvijftigduizend onderduikers (onder hen ca. zestienduizend Joden van wie velen zich allanger dan twee jaar schuilhielden), die voor razzia's extra beducht moesten zijn; aan de illegale werkers ook die, alle moeilijkheden ten spijt, de strijd met de bezetter voortzetten.
Van de problemen waaraan zij allen het hoofd moesten bieden, hebben wij in de eerste helft van dit deel een beeld gegeven, daarbij blijvend binnen de grenzen van het bezette gebied. Wat gebeurde daar buiten? Hoe verliep de oorlog? De weinigen die nog een radiotoestel bezaten en dagelijks met gespannen aandacht luisterden naar wat de BBC en Radio Oranje te berichten hadden, en allen die een illegaal nieuwsbulletin in handen kregen, wilden in de eerste plaats weten hoe het er aan de fronten voorstond - misschien waren er daarnaast ook velen die nauwelijks meer de energie opbrachten om zich te interesseren voor wat er buiten de eigen kleine kring geschiedde.
In dit hoofdstuk willen wij het oorlogsverloop schetsen in de herfst vanen de winter vanons daarbij beperkend tot Europa.
Wat Italië betreft, is daarbij niet méér op te merken dan dat de
In deel IQ a hebben wij uitgebreid geschetst, hoeveel moeite het de Geallieerden in de maanden september, oktober en november '44 kostte om de Wehrmacht in Middenen Noord-Limburg terug te dringen tot achter de Maas en in Noord-Brabant achter diezelfde rivier, achter de Bergse Maas (hier behielden de Duitsers even ten oosten van Geertruidenberg een klein bruggehoofd bij het Capelse Veer) en achter het Hollands Diep, en om in de provincie Zeeland, waar Schouwen in Duitse handen bleef, de vaarweg naar Antwerpen te openen. Pas begin december waren al die operaties voltooid. Nadien vormden de grote rivieren een barrière waar de Geallieerden niet overheen kwamen. Het werd eind maart voordat Montgomery's 21St Army Group bij Wesel de Rijn overschreed waarna zijn linkervleugel er snel toe kon overgaan, de Duitsers uit het oosten en noorden van Nederland te verdrijven - in de daaraan voorafgaande periode waren bij de oorlogshandelingen, voorzover deze zich in of boven bezet gebied afspeelden, slechts de wederzijdse luchtstrijdkrachten betrokken; tot die luchtstrijdkrachten rekenen wij aan Duitse kant ook de V-wapens: de V-i'S en de V-2'S.
Er werd dan boven bezet gebied in de eerste plaats geopereerd door de jagers, jachtbommenwerpers en raketten afvurende toestellen van de Second Tactical Air Force welke gebruik maakte van vliegvelden in NoordBrabant en de Belgische Kempen. Hun algemene opdracht was, het Duitse vervoer te ontregelen. Telkens wanneer de weersomstandigheden'mangaten'
) waarin motorrijders of inzittenden van auto's haastig konden wegkruipen zodra Geallieerde toestellen naderden. Dat naderen werd niet steeds tijdig genoeg opgemerkt, ook al reed bij auto's een uitkijk op het spatbord mee - het was overigens lang niet op elke dag of op elk gedeelte van de dag nodig om op een Geallieerde aanval beducht te zijn. Was er wèl sprake van Geallieerde luchtactiviteit, dan waren de langs de kust en bij de grote rivieren opgestelde waarnemingsposten van de Luftwaffe (vele daarvan waren met radar-apparaten uitgerust) in staat, het achterland te waarschuwen. Die waarschuwingen werden o.m. aan de Ortskommandanten doorgegeven en midden november gelastte Wehrmachtbejehlshaber Christiansen dat dezen er bij elk alarm voor moesten zorgen dat er, zolang het alarm duurde, op de doorgaande wegen rode vlaggen hingen aan bomen ofhekken. Met het aanbrengen en weer verwijderen van die vlaggen werden, schijnt het, in hoofdzaak Duitsers en Landwachters belast - het kan zijn dat plaatselijk ook de Nederlandse politie en Nederlandse burgers werden ingeschakeld. Van inschakeling van burgers was in elk geval sprake in de provincies Noord-Holland en Utrecht; voor die provincies werd namelijk eind oktober of begin november door Christiansen bepaald dat bij de uitvalswegen van alle gemeenten en op alle doorgaande verkeerswegen op afstanden van I kilometer burgers moesten worden opgesteld die, als zij ergens in het luchtruim toestellen zagen (zij konden er daarbij van uitgaan dat dat vrijwel steeds Geallieerde toestellen zouden zijn), met een witte vlag moesten gaan zwaaien. Eind november ging de 'foute'
commissaris van de provincie Noord-Holland op inspectietocht - hij constateerde toen, aldus een aanmaning die hij tot alle burgemeesters richtte, dat Christi
.\ Enkele bombardementen die in maart '45 in het oosten des lands zijn uitgevoerd, zullen wij in hoofdstuk
De SD had er in de toenmalige Euterpestraat twee schoolgebouwen in gebruik: de middelbare meisjesschool en de daartegenover liggende Christelijke hbs. In het vorige hoofdstuk vermeldden wij al dat op het vernietigen van die gebouwen was aangedrongen door kolonel Koot die, in verband met het feit dat er schoolgebouwen die nog normaal in gebruik waren, dichtbij de Euterpestraat lagen, had bepleit dat de aanval na vier uur des middags of op een zondag zou worden uitgevoerd.
Koots verzoek (hij had er in vermeld dat de illegaliteit zich door de SD extra bedreigd voelde) kwam kort voor de z yste oktober in Londen binnen waar het onmiddellijk werd doorgegeven aan prins Bernhard en aan de z.g. Bombardementscommissie der regering die in die tijd bestond uit minister-president Gerbrandyen de ministers van Lidth (oorlog), Furstner (marine) en Michiels van Verduynen (zonder portefeuille) en waaraan kapitein-luitenant ter zee C. Moolenburgh als adviseur was verbonden. De prins stelde zich op het standpunt dat de aanval diende te worden uitgevoerd, maar de commissie, op de z yste bijeenkomend, voelde er niet voor om, zo noteerde van Lidth, 'het Gestapo-hoofdkwar tier dat boze plannen tegen de ondergrondse troepen smeedt', te laten bestoken. 'RAF', zo schreef van Lidth, 'heeft reeds herhaaldelijk gewei
I Rondschrijven, 22 november 1944, van A. J. Backer aan alle burgemeesters (Doe'spotten'
. Ook bleek niet duidelijk welke dreiging bedoeld wordt' (het kan zijn dat kolonel Koot verwachtte dat de SD extra-terroristisch zou blijven optreden na de aanslag op Oehlschlägel die op 23 oktober had plaatsgevonden). 'Kortom, wij dorsten de verantwoordelijkheid niet aan. Allen waren het daarover eens, behalve Michiels van Verduynen. Ook Moolenburgh raadde het af. Een moeilijke beslissing."
Kolonel Koot werd ingelicht en herhaalde zijn verzoek, maar het werd door de Bombardementscommissie op 27 oktober 'andermaal van de hand gewezen. Wij durven de eonsequenties niet aan, niettegenstaande de zware drang die op ons wordt uitgeoefend."
Welke factoren er toen toe geleid hebben dat de commissie van haar standpunt terugkwam, weten wij niet (van Lidths dagboek zwijgt er over); de prins bleef aandringen en wij nemen aan dat kolonel Koot en wellicht ook koningin Wilhelmina hetzelfde deden - vast staat dat de RAF de operatie in nadere studie nam, een maquette liet vervaardigen van het betrokken Amsterdamse stadsdeel en de aanval toevertrouwde aan met raketten en boordwapens uitgeruste Typhoon-toestellen. Deze hadden, toen zij op zondag 26 november de operatie uitvoerden, in zoverre succes dat de . Christelijke hbs vrijwel vernietigd en de meisjesschool zwaar beschadigd werd (Lages verplaatste de dienst naar nabijgelegen panden aan de Apollolaan), maar bij de SD vielen slechts vier doden en onder de Amsterdamse burgerij waren er vijf-en-zestig en bovendien veertien zwaargewonden; talrijke huizen in de nabijheid van de twee schoolgebouwen werden door raketten die hun doel misten, geheel of gedeeltelijk verwoest.
Zware schade leed in de herfst van' 44 ook het centrum van Hengelo (Overijssel). Op dat centrum lieten op 6 oktober tegen het einde van de ochtend zes-en-dertig B-17 bommenwerpers van de Amerikaanse Eighth Air Force onverhoeds (er was niet eens luchtalarm gegeven) hun bommen vallen. Meer dan honderd burgers kwamen om het leven (er vielen vermoedelijk ook veel slachtoffers onder de militairen van een pas in het centrum ingekwartierd Duits bataljon) en vrijwel de gehele binnenstad werd verwoest, mede als gevolg van de branden welke men bij gebrek aan bluswater (alle grote leidingen waren getroffen) niet kon bestrijden. Het bombardement werd daags daarna herhaald; nu vielen onder de burgerij omstreeks twintig slachtoffers en ook werd nieuwe materiële
I Van Lidth: 'Dagboek'
, 25 okt. 1944. 2 A.v., 27 okt. 1944.'43 het geval was geweest met Enschede en in februari '
44 met Enschede, Arnhem en Nijmegen - vergissingen die bij elkaar aan meer dan duizend Nederlanders het leven hadden gekost? Na het gebeurde in februari '44 was als gevolg van een scherp protest van de Nederlandse regering aan de Eighth Air Force opgedragen, bij de navigatie zoveel nauwkeurigheid te betrachten dat Nederlandse steden niet opnieuw bij vergissing zouden worden gebombardeerd - wij kunnen ons, mede gelet op de latere discussies in de Bombardementscommissie naar aanleiding van de voorgestelde aanval op de SD-bureaus in Amsterdam, niet voorstellen dat de commissie met het bombardement van het Hengelo'se stadscentrum accoord is gegaan. Inderdaad is ook hier sprake geweest van een navigatiefout' : de betrokken Amerikaanse eskaders meenden dat zij zich boven een Duitse stad in het grensgebied bevonden. Protesten van Nederlandse zijde bleven achterwege - waarom, is ons niet bekend." Tot dergelijke protesten kwam het wèl, toen de Britse Royal Air Foree bijna vijf maanden later, op 3 maart '45, een groot deel van het Haagse Bezuidenhoutkwartier en van het Korte Voorhout en omgeving in vlammen deed opgaan - een aanval die samenhing met de Britse pogingen om het lanceren van V-wapens tegen te gaan. Over die pogingen eerst iets meer.
Van goed gecamoufleerde 'skischansjes'
bij het Nauw van Calais af werden op 13 juni '44, precies een week dus na D-Day, de eerste V-i'S naar Londen gedirigeerd - tot 5 september, toen de speciale eenheden aan welke het lanceren van de V-i'S was toevertrouwd, uit de streek bij het Nauw van Calais werden teruggetrokken (zij bereikten Nederland benoorden de grote rivieren via Zeeland), waren in totaal negenduizend V-i'S op Londen afgezonden. Nadien was de afstand naar de Britse hoofdstad voor de V-i'S voorlopig te groet' - niet voor de V-2'S. Integendeel: al in '43 had de Duitse militaire leiding bepaald dat als die V-2 's eenmaal in serieproductie waren genomen, het lanceren zou plaatsvinden op punten bij de Nederlandse kust. De eerste van die punten waren in '43 vastgesteld, en wel bij Wassenaar en op Walcheren. Bij Wassenaar verhieven zich op 8 september de eerste twee V-2 's in de lucht, op Walcheren werden er enkele dagen later zes gelanceerd, maar die tweede locatie werd in verband met het afsnijdingsgevaar en de moeilijke bereikbaarheid verlaten en V-2 's werden nadien slechts van boven de grote rivieren gelanceerd.
Ook het lanceren van V-i'S werd voortgezet.' De meeste kregen Antwerpen of Luik als doelwit. Op beide steden werden ook talrijke V-2 's gericht, meer nog dan op Londen. Naar de Britse hoofdstad werden in totaal vanuit het gebied achter de Zuidhollandse kust 1027 V-2
's gelanceerd; daarvan mislukten 79 bij of kort na de start, vielen er 43 I in zee of buiten Londen op het platteland en kwamen 517 in Londen terecht."
Er kwamen in Engeland door de V-2'S bijna acht-en-twintig77
Wij vermelden deze cijfers mede teneinde te onderstrepen dat de V-wapens en hun afweer in de laatste oorlogswinter een gewichtig aspect van de oorlogvoering zijn geweest. Inderdaad, in deel 10 a wezen wij er al op dat de wens van de Britse regering om het lanceren van die wapens van het Nederlandse kustgebied uit onmogelijk te maken een belangrijke factor is geweest bij Montgomery's besluit tot'
Market-Garden': de poging om dwars over de grote rivieren het Ijsselmeer te bereiken en daarmee alle spoorwegverbindingen tussen Duitsland en West-Nederland af te snijden. Die poging mislukte en dat betekende dat het treintransport van de V-2'S (de V-i'S werden met vrachtauto's vervoerd) naar het westen des lands kon worden voortgezet. Die transporten vonden steeds des nachts plaats. De V-2's werden dan in het duister uitgeladen, in de regel op een nevenstation te Leiden, op speciale trucks-met-oplegger geplaatst en, nog steeds in het duister, naar de omgeving van Wassenaar gereden waar zij gecamoufleerd werden opgeslagen. 'De allereerste dagen was'
, schrijft J. F. A. Boer in zijn 'Raketten over Den Haag"
,
'de aanvoer zeer regelmatig doch reeds na korte tij d liepen de treinen met vertraging in de ochtendschemering binnen, zodat de Duitsers tot het invallen
Op de lanceerplaatsen nam het opstellen en afvuren van een V-2 ongeveer anderhalf uur in beslag: de raket werd verticaal geplaatst op een betonnen platform en vervolgens werden de tanks gevuld, o.m. met vloeibare zuurstof. Die zuurstof kwam uit Duitsland in Den Haag aan op het station Staatsspoor en werd daar in speciale tankauto's gepompt, 'de kleine auto'
s met de typische verschijnselen van ijsvorming op de tanks, snelden', aldus Boer, 'maandenlang door de Haagse straten."
Voor de V-2'S werd gebruik gemaakt van lanceerplaatsen bij Bloemendaal, in Wassenaar, op het tussen Den Haag en Wassenaar bewesten de Benoordenhoutseweg gelegen landgoed 'Duindigt'
(dat landgoed was ook het hoofdkwartier van de met het lanceren van de V-2'S belaste eenheden), in de Scheveningse Bosjes, op het landgoed 'Ockenburg'
(tussen Den Haag en Loosduinen) en bij Hoek van Holland; van midden november af werden evenwel ook V-2'S gelanceerd van Overijssel uit', waar een lanceerplaats kwam bij Hellendoorn welke na enige tijd werd verplaatst naar de omgeving van Dalfsen.'
Van de lanceerplaatsen der V-I'S hebben wij geen volledig overzicht. Voor die V-I'S waren geen betonnen platforms nodig doch slechts de 'skischansjes'
en deze konden vrij gemakkelijk worden verplaatst. Er zijn in elk geval V-I'S gelanceerd vanuit Zuid-Friesland, het Gooi, de Veluwe en Overijssel - in laatstgenoemde provincie waren verscheidene punten waar zich korte of lange tijd 'skischansjes'
bevonden.
De onmiddellijke omgeving van alle lanceerplaatsen van V-wapens werd door de bezetter steeds tot Sperrgebiet verklaard en de Duitse controle was daar bijzonder streng, maar het spreekt vanzelf dat de militaire activiteit in verband met de V-wapens (het transport, de lanceerplaatsen, de frequentie van de lanceringen) niet voor de spionage
'Deze aanvallen werden'
, aldus J. F. A. Boer,
'met grote hardnekkigheid voortgezet, ook toen al lang gebleken was dat het resultaat vrijwel nihil bleef. Vergelijkt men nauwkeurige lijsten van de luchtaanvallen met de statistische overzichten van de gelanceerde raketten, dan blijkt dat de Geallieerde reactie nauwelijks enig effect had op de Duitse actie" ~
ja, dat is een conclusie achteraf en wij zijn geneigd te betwijfelen of Boers opmerking, dat 'toen allang gebleken was, dat het resultaat vrijwel nihil bleef', juist is. Dat is slechts vast te stellen indien men weet hoeveel V-2'S de Duitsers u/ilden afschieten en hoeveel zij tijdig naar de lanceerplaatsen in Zuid-Holland konden transporteren en te dien aanzien zijn geen gegevens beschikbaar. Hoe dat zij, wij achten het, gezien de aantallen slachtoffers die in Engeland vielen, begrijpelijk dat men van daaruit heeft getracht, het lanceren van de V-2'S in Zuid-Holland te voorkomen, ook al besefte men dat de aanvallen op de stations te Leiden en op de spoorbruggen bij die stad Nederlandse levens zouden vergen en schade zouden toebrengen aan Nederlandse eigendommen.
Doelen nu van het in het kader van deze tegenaanvallen op 3 maart '45 uitgevoerde bombardement op Den Haag waren het station Staatsspoor, het landgoed 'Duindigt'
, de westelijke strook van het Haagse Bos waar veelvuldig raketten waren opgeslagen, en de Benoordenhoutseweg en omgeving, deel van de z.g. Festung-Scheveningen waaruit alle burgers waren geëvacueerd: op zichzelf legitieme doelen, menen wij, maar het
1 Field Marshal Montgomery was toen in het Rijnland over de Rijn gekomen en het was duidelijk dat de Wehrmacht zich in Oost-Nederland niet kon handhaven. Alle V-installaties werden zo goed mogelijk vernield en de speciale V-eenheden, die over voldoende vervoermiddelen beschikten, konden nog net op tijd Nederland verlaten. 2 J. F. A. Boer in Die Haghe, 1949, p. 2I.'Duindigt'
, de westelijke strook van het Haagse Bos en de Benoordenhoutseweg met omgeving tàch aan te vallen, op eigen gezag is genomen door de Britse bevelhebber van de Second Tactical Air Force, aan wie door één of meer Britse Lagerhuisleden was gevraagd waarom hij de V-2-bases bij Den Haag nog niet had uitgeschakeld - dat kan verklaren waarom het bombardement plaatsvond, niet evenwel waarom het grotendeels zijn doelen miste. Dat laatste nu is gevolg geweest van het feit dat aan de instructie van de bemanningen van de 56 Mitchell bommenwerpers welke het bombardement moesten uitvoeren, veel heeft ontbroken - het verschil tussen het Benoordenen het Bezuidenhoutkwartier werd namelijk niet duidelijk onderstreept en er werden verkeerde coördinaten opgegeven.
Toen het bombardement op 3 maart om acht uur 's morgens plaatsvond, werden het station Staatsspoor en 'Duindigt'
volgens plan getroffen, maar tot ontzetting van de bewoners kwam van de overige bommen een groot gedeelte in het Bezuidenhoutkwartier terecht en de rest op het Korte Voorhout en omgeving. Vij fhonderdelf burgers verloren het leven, driehonderdvier-en-veertig raakten zwaar gewond. Op tal van plaatsen veroorzaakten de bommen branden die aangewakkerd werden door een krachtige noordenwind - de Haagse brandweer was niet in de verste verte bij machte, die branden effectief te bestrijden: zoals in hoofdstuk 2 vermeld, was bij de Wehrmacht-razzia die in november in Den Haag had plaatsgevonden, twee-derde van het beroepspersoneel weggevoerd. De brandweer kon dus slechts met een deel van het beschikbare materieel uitrukken - er werd, aangezien de branden straat na straat aantastten, onmiddellijk hulp gevraagd aan de brandweerkorpsen van alle Zuidhollandse gemeenten en ook aan die van Amsterdam, Haarlem, Zaandam en Wormerveer. Wegens gebrek aan benzine kon de Amsterdamse brandweer geen hulp bieden, de korpsen in Haarlem, Zaandam en W ormerveer hadden nog een kleine hoeveelheid brandstof en snelden de Haagse collega's te hulp (daarbij werden de Haarlemse brandweerwagens, alsook die uit Gouda, op de rit naar Den Haag aangevallen door Geallieerde vliegtuigen). Met man en macht werd het blussingswerk in
De materiële schade was zeer aanzienlijk: een groot deel van het Bezuidenhoutkwartier was een rokende ruïne geworden; daar en in de omgeving van het Korte Voorhout waren meer dan drieduizend woningen volledig verwoest en hadden er enkele honderden zware schade opgelopen. Aan en bij het Korte Voorhout waren voorts historisch en architectonisch waardevolle panden verloren gegaan: het Gerechtshof, de provinciale griffie, de Princesse-schouwburg, hotel Paulez, het Franse gezantschapsgebouwen de oude Geschutgieterij waarin de Hogere Krijgsschool en het Krijgshistorisch Archief waren gevestigd. In veel van die gebouwen gingen belangrijke collecties stukken verloren.
Als gevolg van het bombardement werden ruim tienduizend personen dakloos. Velen hunner waren al hun bezittingen kwijtgeraakt: door de explosies, door de branden, soms ook door het werk van plunderaars.' De bevolking in de bollenstreek en Zaanse fabrikanten boden onmiddellijk hulp: kleding, huisraad en levensmiddelen werden met veel moeite naar Den Haag getransporteerd en daar en in de omliggende gemeenten welke evacué's hadden opgenomen, uitgedeeld. Het Interkerkelijk Bureau liet in Den Haag in alle kerken geld en goederen inzamelen en stelde bovendien allen die hun woning waren kwijtgeraakt, drie weken lang in de gelegenheid, dagelijks een portie warm eten te halen bij een van de IKB-uitdeelposten. Die voedselhulp kon beëindigd worden toen ten behoeve van de meer dan tienduizend personen die een nieuwadres hadden gekregen, nieuwe distributiebescheiden waren uit
'Mensen die het bombardement van Den Haag meemaakten, vertelden ons', zo schreef Het Parool tien dagen na het bombardement,
'hoe '
goede' Nederlanders, in felle woede ontstoken, verwensingen uitstortten over de hoofden der Geallieerde piloten, wier toestellen, dood en verderf zaaiend, over de stad zwermden. Het is inderdaad om dol te worden als men ziet dat de bommen niet op de Vesting worden geworpen, van waaruit iedere dag weer V-2-projectielen worden afgeschoten, doch voor het merendeel terechtkomen op de wijken waar Nederlanders, waar bondgenoten der Geallieerden wonen.'!
Ook De Waarheid? sprak afkeuring uit over 'deze aanval, die door eisen der oorlogvoering nooit gerechtvaardigd kan worden Bondgenoten, komt liever spoedig met tanks!'?
Werd dat ook in Den Haag zo gevoeld? Misschien door velen wel, maar door anderen niet: zo groot was het vertrouwen in de Britse bondgenoot dat er spoedig werd rondverteld dat de Geallieerde luchtmacht alle reden had gehad om het Bezuidenhoutkwartier en het Korte Voorhout te teisteren; sommigen beweerden dat het Bezuidenhoutkwartier alleen maar was verwoest om dekkingsmogelijkheden te verschaffen aan Geallieerde parachutisten die daar zouden lauden, anderen dat de Wehrmacht onder een aantal panden aan het Korte Voorhout grote voorraden wapens, munitie en benzine had verborgen. 'Onmiddellijk na de ramp deden'
, schrijft de Haagse journalist J. G. Raatgever jr.,
'de wildste geruchten de ronde: de invasie in Nederland zou begonnen zijn, de
1 Het Parool, 89 (13 maart 1945), p. 1-2. 2 De Waarheid, 16 maart 1945, p. 5. 3 In Vrij Nederland daarentegen gaf van Randwijk een (niet geheel reële) opsomming van militaire doelen welke waren of zouden zijn getroffen en voegde daaraan toe: 'Wij zeggen niet dat er met de opsomming van deze resultaten voldoende grond is gegeven aan het dakloos maken van dertigduizend mensen'
(in werkelijkheid: ruim tienduizend) 'en de dood van honderden Nederlandse burgers. Maar het staat niet aan ons, te beoordelen welke militaire doelen onze bondgenoten nog meer op het oog hadden.'
(Vrij Nederland, V, 17 (15 maart 1945), p.
Ongeveer een week na het gebeuren kon de regering zich aan de hand van luchtfoto's en van bij het Bureau Inlichtingen binnengekomen berichten een denkbeeld vormen van de uitwerking van het bombardement van 3 maart; van Kleffens, minister van buitenlandse zaken, schreef op de rade in zijn dagboek over
'hoogst droevige en ergerlijke gegevens ... Van het Korte Voorhout is blijkbaar niets over en ook het Bezuidenhoutkwartier is zwaar getroffen. 's Middags hebben Michiels en ik nogmaals de aandacht van Eden gevestigd op de schandalige lichtzinnigheid waarmee dat onverantwoordelijk vandalisme is gepleegd. Hij beloofde de zaak nog hedenavond aan de hand van onze gegevens in het War Cabinet ter sprake te zullen brengen' 2
daar werd besloten dat het Air Ministryeen onderzoek zou instellen.'
Bijna vier maanden later, beginjuli, werd aan de Nederlandse regering meegedeeld dat bij de instructie voor het bombardement onjuiste coördinaten waren opgegeven en dat de voor dat feit verantwoordelijke officier was gestraft.
De inzet van de V-wapens, in welk verband Nederland benoorden de grote rivieren speciale betekenis had, onderstreepte dat Hitler vastbesloten was de oorlog voort te zetten. Hij had in de zomer van' 44 in Frankrijk en België alsmede aan het Oostelijk front (daar had het Rode Leger al bruggehoofden kunnen vormen over de Weiehsel) zeer zware verliezen geleden, moest in de herfst de Balkan prijsgeven (daarover straks meer)
, J. G. Raatgever jr.: Van Dolle Dinsdag tot de beurijding. p. 135. 2 Van Kleffens: 'Dagboek'
, 14 maart 1945. 3 Tevens werden bij een dropping in Zuid-Holland enkele containers afgeworpen met verbandmiddelen, medische instrumenten en medicijnen, waaronder penicilline op ijs. Voor het gebruik van die penicilline bleken telegrafische aanwijzingen nodig te zijn het middel was in Nederland nog onbekend.'44 nog steeds belangrijk hoger dan eind '
43. Een gevaarlijke crisis op het gebied van de voorziening met motorbrandstof werd bezworen. In de zomer verloor Duitsland de Roemeense aardolievelden en er werd voorts in die periode door de Britse en de Amerikaanse zware bommenwerpers zoveel schade toegebracht aan de Duitse installaties voor synthetische benzine dat het er in september naar uitzag dat aan de mobiliteit van de Duitse strijdkrachten spoedig de doodsteek zou worden toegebracht. Het geconcentreerde luchtoffensief werd evenwel niet voortgezet en de Duitsers wisten de productie van motorbrandstofweer omhoog te krijgen. Zeker, van Engeland uit bleven Bomber Command van de RAF en de Amerikaanse Eighth Air Force zware schade toebrengen o.m. aan het Duitse verkeerswezen (van Zuid-Italië uit deed de Amerikaanse Twelfth Air Force hetzelfde) maar die schade was door de spreiding van doelen welke werd nagestreefd', niet beslissend, zij het dat zich in Duitsland tegen het eindeAmerikaanse Eighth Air Force liet in september 19 alo van zijn bommen vallen op aardolie-doelen, in oktober I2 %, in november 40'45 óók zou gaan dalen, omstreeks de jaarswisseling was bij de Duitse strijdkrachten bepaald nog geen sprake van een tekort aan wapens.'
Hoe die strijdkrachten te gebruiken?
Hitler besefte dat hij geen schijn van kans meer had, de oorlog te winnen - de enige hoop die hem restte was dat zich te eniger tijd zulk een mate van verdeeldheid zou gaan voordoen tussen de Sowjet-Unie enerzijds en de Verenigde Staten en Engeland anderzijds dat hij zich met zijn regime op de een of andere wijze (hoe, was niet te voorzien) zou kunnen handhaven. Zijn strategie was er op gericht, tijd te winnen; ze was defensief. Wel te verstaan: een strategisch defensief sluit offensieve operaties niet uit. Het komt in een oorlog aan op het breken van de wil tot volhouden bij de tegenstander. Dat hem dat bij de Sowjet-Unie zou gelukken, achtte Hitler uitgesloten, maar wat de Verenigde Staten en Engeland betrof, hield hij het voor. mogelijk dat zich, als hij hun strijdkrachten in West-Europa een zware nederlaag zou toebrengen, bijernstige problemen zou hebben gesteld, maar boten van dat nieuwe type waren nog niet in gebruik genomen toen Duitsland'wig'
Ardennen-Antwerpen van hun bases zouden worden afgesneden. Enkele weken later liet Hitler de resten van een aantal SS-Panzey-divisies naar militaire kampementen in Westfalen en Hannover overbrengen waar zij op sterkte gebracht en, voorzover nodig, nieuw uitgerust werden - zij zouden toegevoegd worden aan het Vijfde Paneer en het Zesde SS-Panzer-Ieger die samen met het uit infanteriedivisies bestaande Zevende Leger de doorstoot naar Antwerpen moesten uitvoeren. Meer nog. Hitlers plan hield óók in dat, als het offensief door de Ardennen eenmaal belangrijke vorderingen had gemaakt, van ZuidDuitsland uit getracht zou worden, de gehele Elzas te heroveren en dat van bezet Nederland, nl. van het Land van Altena uit, een stoot zou worden ondernomen ook al in de richting van Antwerpen.
Deze gehele actie werd in diep geheim op touw gezet. 1 Alle voorbereidingen hield Hitler in eigen hand. Door de op hem gepleegde aanslag (20 juli '44) was zijn wantrouwen jegens de traditionele generaals zo versterkt dat hij de planning voor het Ardennen-offensief toevertrouwde aan zijn naaste medewerkers van het Oberkommando dey Wehrmacht. Buiten hun kleine kring werd vrijwel niemand ingelicht. Tot de enkelen die wèl informatie kregen, behoorden von Rundstedt, de Oberbefehlshaber West, en Model, de Oberbefehlshaber van de Heeresgruppe B, waarbij de legers zouden worden ingedeeld welke de stoot door de Ardennen zouden moeten uitvoeren. Von Rundstedts en Models stafchefs werden eind
1 In de verwachting dat in eerste instantie Zuid-Nederland en een deel van België opnieuw zouden worden bezet, kregen de Duitse troepen nieuwe instructies voor hun gedrag jegens de burgerbevolking; grondslag was daarbij dat geen enkel persoonlijk verkeer was toegestaan tussen die troepen en leden van de burgerij. 'Ill behordlichem Verkehr dey Besalzungsmachl ist', zo heette het verder in een door het Oberleonnnaudo dey WehYl1l.achlsamengesteld "Merleblatt' (exemplaar in HSSuPF, 10 c), 'den Landesein iuolmern gegel/über Slrellg, gerecht und mit eindeutiger Bestimmtheit
Begin november werd begonnen met de verplaatsing van de SS divisies uit Westfalen en Hannover naar de Eifel. Hitiers bevel hield in dat alle voorbereidingen op 27 november moesten zijn voltooid. Dat bleek onmogelijk, o.m. doordat meer tijd nodig was voor het opbouwen van voorraden motorbrandstof. Die had men pas op 10 december bijeen, goeddeels beoosten de Rijn overigens. Diezelfde dag betrok Hitler het geheime hoofdkwartier in Bad Nauheim (niet ver van Frankfort aan de Main), van waaruit hij in mei en juni '40 de Duitse veldtocht in WestEuropa had geleid. Nog moest hij enkele dagen zijn ongeduld bedwingen, maar op de I yde kon het definitieve bevel uitgaan dat de twee Panzer-legers mèt de andere eenheden (zeven tank- en dertien infanteriedivisies zouden in eerste instantie in de strijd geworpen worden) op de rode om half zes 's morgens tot het offensief moesten overgaan. Daarbij zouden, gelijk in hoofdstuk S vermeld, ca. drieduizend uit de Waffen-SS en de Wehrmacht bijeengeschraapte militairen die Amerikaans spraken (of wat daarvoor doorging) zoveel mogelijk gestoken zijn in Amerikaanse uniformen; die SS'ers zouden ook Amerikaanse zakboekjes bij zich hebben - meer dan tweeduizend van die uniformen en zakboekjes hadden de Duitsers zich begin november eenvoudig toegeëigend uit een depot van het Rode Kruis dat in Pommeren was gelegen. De bedoeling was dat uit die militairen ca. veertig Kommandos zouden worden gevormd (groepjes van vier man van wie op zijn minst één perfect Amerikaans zou spreken) die in jeeps achter het Geallieerde front zouden gaan rondrijden om er, route-aanduidingen verplaatsend en valse orders doorgevend, een maximum aan verwarring te scheppen en dat, als eenmaal bressen in het Amerikaanse front waren geslagen, de hoofdmacht van die militairen, gegroepeerd in een tankbrigade (Panzerbrigade 150) voorwaarts zou stormen om tussen Namen en Luik bij verrassing de Maasbruggen te veroveren.
De Geallieerden werden door het offensief volledig verrast.
Op 7 december, negen dagen voor het werd ingezet, had Eisenhower in Maastricht overlegd met de bevelhebbers van twee van de drie onder hem dienende Army Groups: de Brit Montgomery, de Amerikaan Bradley. Montgomery had er, zoals hij in september al had gedaan, op aangedrongen dat maar aan één frontsector aanvallend zou worden opgetreden: de zijne (hij wilde in het Rijnland over de Rijn komen en dan benoorden het Ruhrgebied oostwaarts oprukken) en Eisenhower had niet verder willen gaan dan toe te zeggen dat Montgomery begin '45 tot de aanval zou mogen overgaan maar er zouden verder zuidelijk óók offensieven worden ingezet door de Amerikanen. De Verenigde Staten hadden in die tijd in West-Europa meer divisies te velde staan dan het Britse Rijk (er bevonden zich daar 4I Amerikaanse en 22 Britse divisies) - het zou voor de regering en de publieke opinie in de Verenigde Staten onverteerbaar zijn indien, terwijl aan Bradley volstrekte passiviteit zou worden opgelegd, Montgomery alle lauweren zou mogen oogsten. Een krachtig Duits offensief werd noch door Eisenhower, noch door Montgomery, noch door Bradley verwacht' - hun opvatting en ook die van vrijwel al hun Inteltigence-oiiiciesen was dat de Wehrmacht de kracht miste om tot zulk een offensief over te gaan; von Rundstedt werd bovendien voor een voorzichtig strateeg gehouden - en in de Eifel ontbraken spionagegroepen zoals die welke in bezet Nederland elke beweging van de Wehrmacht gadesloegen en rapporteerden.'
I Daags voor de inzet van het offensief vroeg Montgomery aan Eisenhower of hij zich voor een korte verlofperiode naar Engeland mocht begeven; in zijn brief herinnerde hij er aan dat hij met Eisenhower in oktober '43 om vijf pond had gewed dat de oorlog met Kerstmis '
44 nog niet zou zijn afgelopen ~ Eisenhower antwoordde daags daarna dat hij, hoewel het er naar uitzag dat hij de weddenschap zou verliezen, nog negen dagen tijd had om haar te winnen. 2 De Ultra-Intelligence, d.W.Z. het afluisteren en decoderen van het Duitse radioverkeer, had wel gegevens opgeleverd die achteraf gezien duidelijk op een Duits offensief via de Ardennen wezen, maar aan die gegevens was van een verkeerde, d.w.z. te optimistische, algemene visie uit onvoldoende aandacht besteed. Men wist bijvoorbeeld van begin november af dat talrijke Duitse troepentreinen de Rijn passeerden in de richting van de Eifel (alleen al voor de verplaatsing van het Zesde SS-Panzer-Ieger waren ca. 800 treinen nodig); men wist voorts dat dat Panzer-Ieger met spoed alleen al uit Italië meer dan 1000 extra vrachtauto's had gekregen, en men wist tenslotte dat de LuftLVaffeop 29 november en alle volgende dagen opdracht had, verkenningen uit te voeren boven alle Maasbruggen van Luik tot aan de Belgisch-Franse
Met dat alleverde het Ardennen-offensief niet het succes op dat Hitler had verwacht: Duitse voorhoeden bleven in de richting van Luik een kilometer of twintig, in die van Namen een kilometer of tien van de Maas verwijderd en die voorhoeden konden zich niet lang handhaven. Hinderlijk voor de Duitsers was vooral dat de Amerikanen St. Vith en omgeving vijf dagen lang met kracht verdedigden (die streek werd op 21 december ontruimd op bevel van Montgomery die het Geallieerde front wilde rechttrekken) en dat de Amerikaanse 1 o ist Airborne Division die, met delen van andere Amerikaanse eenheden, in Bastogne was ingesloten, weigerde zich over te geven - zij werd na een week door troepen van Patton ontzet. Dan werd het Duitse offensief geremd door benzinetekorten: een groot deel van de voorraden die op de oostelijke Rijnoever lagen, kreeg men niet tijdig naar het westen. Van groot belang was verder dat op de negende dag van het offensief (24 december) de hemel helder werd (nadat er al enkele dagen in de Ardennen sneeuw was gevallen, begon het nu te vriezen) zodat de Geallieerde luchtmachten effectief konden ingrijpen. Per dag voerden meer dan drieduizend Geallieerde toestellen bombardementen en beschietingen uit - de
Op Oudejaarsdag zetten de Duitsers in de Elzas een offensief in dat de bedoeling had, de gehele Elzas te heroveren - het mislukte. Een dag eerder, 30 december, was in de Ardennen het grote Geallieerde tegenoffensief begonnen dat Wehrmacht en Waffen-SS terug wilde dringen naar de frontlijn zoals die vóór het begin van het Ardennen-offensief was geweest. Het werd moeilijk vechten, vooralook door de barre koude en de sneeuwstormen, maar na een week of twee hadden de Geallieerden de oorspronkelijke frontlijn weer bereikt. Bij de strijd in de Ardennen hadden de Amerikanen toen bijna negenduizend man verloren; meer dan twintigduizend werden er vermist (van hen waren ruim tienduizend krijgsgevangen gemaakt), zes-en-veertigduizend waren gewond. De Duitse verliezen waren groter: in totaal meer dan tachtig-, misschien wel meer dan negentigduizend man (het preciezeaantal is niet bekend), van wie ca. dertienduizend waren gesneuveld en meer dan vijftigduizend krijgsgevangen gemaakt.
Het kwam er allemaal op neer dat Hitler aan het Westelijk front weliswaar tijd had gewonnen, maar zulks ten koste van verliezen die hij, in tegenstelling tot de Geallieerden, niet meer kon aanvullen. Aan die laatsten had het Duitse Ardennen-offensief duidelijk gemaakt dat nog zware strijd voor de boeg lag alvorens zij de Rijn konden overschrijden en dieper in Duitsland doordringen. Welke plannen daartoe werden opgesteld en welke meningsverschillen zich daarbij voordeden, zullen wij later in dit hoofdstuk uiteenzetten.
Aan Geallieerde zijde werden door deze Duitse aanval t yo vliegtuigen vernietigd en II I beschadigd, de Duitsers verloren evenwel niet minder dan 270
Op 18 december, de derde dag van het Ardennen-offensief (Montgomery had toen uit Noord-Brabant een deel van zijn strijdkrachten zuidwaarts gezonden om tussen Luik en Namen achter de Maas in stelling te gaan), gaf van Rundstedt bevel om in bezet Nederland de laatste voorbereidingen te treffen opdat het nevenoffensief van de z.zste af vier-en-twintig uur na een nader bevel kon worden ingezet. Dat nadere bevel bleef evenwel uit: op de zzste was al duidelijk dat in de Ardennen maar een beperkt succes was behaald en enkele dagen later eiste Hitler dat een van de drie bij het nevenoffensief ingedeelde divisies zou worden vrijgegeven om naar Hongarije te worden verplaatst - het duurde toen nog wel enige tijd voordat de Wehrmacht het plan voor het nevenoffensief definitief opgaf maar dat uitstel had slechts de bedoeling zoveel mogelijk Geallieerde strijdkrachten in Noord-Brabant te 'binden'
.
Anders dan met het Ardennen-offensief het geval was geweest, waren de Geallieerden door de Nederlandse spionagegroepen uitstekend ingelicht omtrent de voorbereidingen voor het nevenoffensief. Voor hen waren speciaal de radioberichten van belang geweest die een twintigjarige telegrafist van een in het Land van Altena werkzame spionagegroep (de groep-'André'
), Jan H. de Rooy, regelmatig van een boerderij bij Dussen uit had doorgegeven naar de hoofdpost van de groep die zich in bevrijd gebied bevond, nl. in's Grevelduin-Capelle, even bezuiden het Capelse Veer - van daar uit werden alle berichten doorgegeven naar het Bureau Inlichtingen te Eindhoven. Op de zaste, daags voor Kerstmis, seinde de Rooy dat het nevenoffensief op het punt stond ingezet te worden - de hoofdpost van de groep-'André'
werd toevallig door een V-I getroffen op het moment dat dat bericht binnenkwam'André'
(Adriaan Lambertus van Wijlen) doorgeven die onmiddellijk persoonlijk een eenheid van de Canadese zware artillerie achternaging welke bezig was, zich naar de Ardennen te verplaatsen. Achter Eindhoven haalde hij die eenheid in welke onmiddellijk rechtsomkeert maakte. Er werden toen in Noord-Brabant alsook op Walcheren, Noord-Beveland en Tholen nog tal van andere defensieve maatregelen genomen.
De Rooys zender werd enkele dagen later, toen hij zelf afwezig was, door de Duitsers ontdekt - zij namen het boerengezin gevangen. Teneinde te voorkomen dat leden van dat gezin zouden worden doodgeschoten, meldde de Rooy zich bij de Duitsers aan; hij werd op 6 januari als Todeskandidat in Amsterdam gefusilleerd.
De berichten over het Ardennen-offensief wekten in het bevrijde Zuiden een aanzienlijke mate van nervositeit en deze werd nog versterkt toen men er zag dat Geallieerde strijdkrachten werden teruggetrokken en dat voorbereidingen werden getroffen die er op leken te wijzen dat de Geallieerden delen van het bevrijde Zuiden zouden prijsgeven. In ZuidLimburg deden geruchten de ronde dat allerwege Duitse parachutisten waren geland, men zag er dat de Amerikaanse genie springladingen aanbracht aan de bruggen die over de Maas waren geslagen. 'Duizenden stonden'
, aldus een Maastrichtenaar, 'op de trottoirs en de pleinen en keken toe. Op hun gezichten lag, bleek en duidelijk, de angst die hen kwelde."
'Menigeen'
, zo schreef korte tijd later de journalist M. Kemp, 'die geen nieuwe bezettingsperiode wilde verduren, (maakte) zijn koffertje gereed. En er werd verteld dat men voor bordjes met de aanduiding' German-friendly' welke in de uitstalkasten van Duitsgezinde winkeliers gehangen waren' (zulks om te voorkomen dat Geallieerde militairen bij hen inkopen zouden doen) 'tot I 000 gulden had geboden."
In Nijmegen was op 24 december 'de sfeer zo gespannen dat'
, aldus H. Termeer in zijn Nijmegen frontstad, 'een vaag gerucht omtrent een op handen zijnde Duitse aanval genoeg was om duizenden inwoners op79
Bij de bevolking in bezet gebied versterkten de berichten over het Ardennen-offensief de toch al bestaande gevoelens van teleurstelling. De Geallieerde bevrijders waren in oktober en november niet komen opdagen - dat Duitsland nu nog de kracht had om tot een sterke aanvalover te gaan, werd aanvankelijk als onbegrijpelijk ervaren, zij het dat in het westen des lands bij menigeen de aandacht weer spoedig geheel werd opgeëist door de zorgen van het dagelijks bestaan. 'De mensen'
, zo noteerde op 18 december een inwoonster van Oegstgeest, 'horen het nieuws over hun buurland'
(België)
'en kijken verbijsterd. En toch lijkt het of ze spoedig weer vergeten. Het schrikbeeld van verhongering, ziekte en kou is te groot. Ze kunnen aan niets anders meer denken, sjouwen boven hun krachten. Honger staat centraal ... honger! 'Wat? Zijn de Moffen weer in België?'
hoor je zeggen. 'Wàt België, wij hebben honger en moeten eten hebben en brandstof. Met spoed!"
Uitgelaten waren de reacties in het 'foute'
kamp. 'Het offensief in het westen'
, schreef op 21 december van Overijssel uit de Landwacht-officier H. C. van Maasdijk aan zijn vrouw in Den Haag, 'komt als geroepen en iedereen fleurt er van op. Wat een lelijke tegenslag voor de Geallieerden die al dachten dat de zaak gepiept was. Zij zullen nog wel veel meer wonderen beleven.' Een '
foute' politieman die bij de Ordnungspolizei vas ingedeeld, lichtte op 27 december zijn naar Duitsland geëvacueerde vrouw in dat in Maastricht al in de straten werd gevochten, 'nog een paar dagen'
en dan zou deze stad weer in Duitse handen zijn. 'Dan, lieveling, kan je weer gauw naar Holland komen, dan wordt alles geregeld' - de politieman droomde al van een nieuwe, hogere functie 'in Aerdenhout of Bussum, waar het voorlopig nog goed eten is ook."
Lang duurde die uitgelatenheid in het 'foute'
kamp niet. Begin januari79
In de zomer van '44 was het hoofddoel van het Rode Leger geweest, de sterke Heeresgruppe Mille uit te schakelen die de weg naar Polen en Oost-Pruisen versperd hield. Nadat de Russische strijdkrachten begin juni eerst de Finnen hadden gedwongen, al het gebied dat zij als Duitslands bondgenoten hadden veroverd, prijs te geven, zetten zij op 22 juni (precies drie jaar nadat Hitler de Sowjet-Unie had overvallen) een ongekend krachtig offensief in tegen de Heeresgruppe Mille; eind juli stonden zij dicht bij de Poolse hoofdstad, Warschau, en begonnen zij bezuiden die stad met de vorming van een groot bruggehoofd over de Weichsel van waaruit in een later stadium een nieuwoffensief zou worden ingezet. Het Russische opperbevel was in die tijd daarnaast voornemens, dwars door de Karpathen de Hongaarse laagvlakte binnen te dringen maar dat plan werd eind augustus opgegeven toen bleek dat in Roemenië zo snelle vorderingen werden gemaakt dat het beter leek, Boedapest van daar uit te naderen.
Al deze Russische successen hadden belangrijke politieke gevolgen. In de laatste week van augustus verloor Duitsland drie bondgenoten: Finland verklaarde zich tot onderhandelingen met de Sowjet-Unie bereid (een Russisch-Finse wapenstilstandsovereenkomst werd midden september ondertekend), in Roemenië kwam de met Duitsland verbonden regering-Antonescoe ten val en de Bulgaarse regering zegde het bondgenootschap met Duitsland op. Bovendien werd eind augustus in Hongarije een nieuwe regering gevormd die er kennelijk ook al naar zou streven zich van Duitsland los te maken, en brak in Slowakije een grote opstand uit waarbij de opstandelingen aanvankelijk ca. de helft van het land in handen kregen. Twee maanden duurde het voordat de Duitsers de belangrijkste punten in Slowakije weer in handen hadden - eenzelfde tijd hadden zij nodig om in Warschau de opstand van het Poolse On79' De Russische dictator Stalin was aan die Warschau'
se opstand pas steun gaan verlenen, toen het te laat was; 'zijn beleid wekte'
, schreven wij in ons vorige deel, 'de indruk dat hij met genoegen zag dat zijn potentiële tegenstander, het Poolse Ondergrondse Leger, zware verliezen leed' - de gehele politiek die hij ten aanzien van Polen voerde, had met name op de Engelse regering een belangrijk effect, maar voor wij dat schetsen, dienen wij de Russische krijgsverrichtingen in de laatste maanden van '44 alsmede de daaruit voortvloeiende staatkundige veranderingen beknopt weer te geven. I
Aan de in de zomer van '44 door het Rode Leger behaalde successen lag ten grondslag dat de Russen niet alleen wat hun mankracht maar ook wat hun bewapening betrof, veel sterker waren geworden dan de Duitsers en dat zij bovendien het strategisch initiatief in handen hadden: Hitler kon aan het Oostelijk front weinig anders doen dan afwachten waar de volgende mokerslag zou vallen.
Eind '44 (van de ca. 310 Duitse divisies waren toen ca. 175 tegen de Russen ingezet, daaronder twee-derde van alle tank- en gemotoriseerde divisies") waren aan het Oostelijk front de Russische strijdkrachten numeriek tweemaal zo sterk als de Duitse en hadden zij viermaal zoveel stukken geschut en mortieren, driemaal zoveel tanks en zevenmaal zoveel vliegtuigen. Aan de meeste sectoren plachten de Duitsers zich evenwel taai te verdedigen en wanneer het Rode Leger, zoals bij het offensief tegen de Heeresgruppe Milte het geval was geweest, een grote sprong voorwaarts had gemaakt, waren telkens vele maanden nodig om een nieuw krachtig offensief voor te bereiden. In de herfst van' 44 kostte het de Russen al grote moeite, zich te handhaven in het bruggehoofd dat zij
Berlijn ·.)Wilna i \ (' Warschau .. \. <i?''
3.'?,'3. PO .Kiew
IV. De voortgang van het Rode Leger in de laatste maanden van 1944 De frontlijn per eind september 1944 is met een rode 1&'11. aangegeven. Rose: veroverd door het Rode Leger in de offensieven tegen de Heeresgruppe Nord, op de Balkan en in Hongarije. De rode stippellijn geeft de positie van. het Rode Leger aan, begin.januari 1945,
Meer succes hadden zij op de Balkan.
In Roemenië werden aan de Duitsers zware verliezen toegebracht (slechts een deel van de Duitse troepen wist samen met Hongaarse eenheden Hongarije te bereiken) - een nieuwe Roemeense regering, door de koning gevormd, sloot op 12 september een wapenstilstandsovereenkomst met de Sowjet-Unie, Engeland en de Verenigde Staten en ging nadien met een dozijn divisies aan de strijd tegen Duitsland deelnemen. In Bulgarije, waar de regering, al had zij dan ook met Duitsland gebroken, een aarzelende houding innam, brak in de nacht van 8 op 9 september, onmiddellijk nadat het Rode Leger de RoemeensBulgaarse grens was overgetrokken, een grote opstand uit (voordien al waren talrijke partisanen-eenheden in het land actief geweest); een door communisten gedomineerd 'Vaderlands Front'
kwam er aan de macht, verklaarde Duitsland de oorlog (Ia september), ging met de SowjetUnie, Engeland en de Verenigde Staten onderhandelen over een wapenstilstand (deze werd op 28 oktober gesloten) - nadien namen Bulgaarse troepen deel aan de strijd tegen de Duitsers in Joegoslavië en Hongarije.
In Joegoslavië waren Tito's Partisanen in de zomer van '
44 door verwoede Duitse aanvallen zozeer in het nauw gebracht dat Tito zelf zich met zijn staf op het in de Adriatische Zee gelegen eiland Vis terugtrok. Door de lucht werden de Partisanen op ruime schaal door de Engelsen bevoorraad (Tito kreeg van mei '44 af ook Russische wapens) maar men kon hun geen geschut doen toekomen zodat zij, hoe talrijk zij ook waren (geschat wordt dat zij in september '44 een half miljoen militairen telden), toch niet de kracht hadden om grote aanvalsacties tegen de Duitsers te ondernemen. Tot die grote aanvalsacties was ook hier slechts het Rode Leger in staat. Dat drong eind september van Roemenië uit
Het oprukken van de Russen in Joegoslavië maakte het de Duitsers niet mogelijk, zich verder zuidelijk op de Balkan te handhaven. Hitler moest zijn onwil om veroverde gebieden prijs te geven overwinnen - op 3 oktober gaf hij bevel dat de Wehrmacht Griekenland en het zuiden van Albanië en van Joegoslavië moest ontruimen. Uit Griekenland trokken de Duitsers, hier en daar verliezen lijdend, zich in de loop van oktober terug - hun garnizoenen op Rhodos en Kreta konden zij evenwel niet evacueren. Een nieuwe Griekse regering die begin september niet zonder moeilijkheden (wij komen er nog op terug) in Cairo was gevormd, vestigde zich op 18 oktober in Athene; zij werd gesteund door enkele Britse en in Egypte gevormde Griekse eenheden die alle onder bevel stonden van een Britse opperofficier, Lieutenant-General Sir Roland Scobie.
Zolang nu in oktober nog Duitse eenheden uit Griekenland wegtrokken, werd de Wehrmacht genoopt, het zuiden van Joegoslavië krachtig te verdedigen. Pogingen van de Russen en de Bulgaren om er de weinige terugtochtwegen af te snijden, werden verijdeld, waarbij het plaatselijk tot hevige strijd kwam. De Duitsers bereikten hun doel: het gros van hun troepen trok in goede orde noordwaarts, waarna vóór het einde van '44 ook geheel Albanië en het grootste deel van Joegoslavië door hen werden ontruimd - alleen een aantal belangrijke plaatsen in het noorden zoals Mostar en Sarajevo hielden zij vast, alsook Kroatië waar zij de steun hadden van een fascistisch bewind.'
En Hongarije? Admiraal Horthy die zich in '41 als staatshoofd had laten verleiden, deel te nemen aan de invasie van de Sowjet-Unie, besefte dat zijn bondgenoot Duitsland geen schijn van kans meer had om de oorlog te winnen. Na, gelijk reeds vermeld, eind augustus een nieuwe regering te hebben gevormd, richtte hij eind september het verzoek tot de regeringen van Engeland en de Verenigde Staten, hem te doen weten op welke voorwaarden zij bereid waren tot een wapenstilstand - hij hoopte dat Londen en Washington troepen naar Hongarije zouden willen sturen die het Rode Leger vóór zouden zijn. Binnen het samenwerkingsverband van de westelijke Geallieerden en de Sowjet-Unie was het
In de Hongaarse laagvlakte werd het voor de Russen moeilijk vechten: hun verbindingslijnen waren veellanger dan de Duitse en zware regenval
1 Bij die annexatie heeft de Tsjechoslowaakse regering zich pas na de oorlog, nl. in juni '45, neergelegd.
Intussen was, niet in Boedapest maar in het door de Russen veroverde Debrecen, op 22 december een voorlopige Hongaarse regering gevormd; zij had binnen een week Duitsland de oorlog verklaard en ondertekende in januari de wapenstilstandsovereenkomst die Horthy al had willen aanvaarden: slechts het Rode Leger zou Hongarij e bezetten en Engeland en de Verenigde Staten zouden er verstoken zijn van alle machtsmiddelen.
In de gebeurtenissen die wij in de voorafgaande paragraaf beschreven, tekende zich in de laatste maanden van '44 voor het eerst duidelijk de tegenstelling af tussen enerzijds Engeland en de Verenigde Staten, anderzijds de Sowjet-Unie, die onmiddellijk na het einde van de gemeenschappelijk tegen Duitsland gevoerde oorlog een bepalend element zou worden in de internationale politiek. Het was een tegenstelling tussen grote mogendheden die, als steeds in de geschiedenis, hun machtspositie poogden te behouden of uit te breiden, tegelijk óók een tegenstelling tussen twee werelden: enerzijds een van de op het maken van winst gerichte, ondernemingsgewijze (kapitalistische) productie welke gekoppeld was aan vèrgaande politieke vrijheden, althans in het eigen land (niet in de koloniaal bestuurde gebieden), anderzijds een van de dictatuur van één partij, de communistische, die het gehele productiestelsel in handen had en die ook in het eigen land generlei vorm van politieke vrijheid toestond, integendeel elke oppositie met wortel en tak uitroeide. Van '41 af waren die tegenstellingen overbrugd geweest door het primaire belang, de gemeenschappelijke vijand te verslaan, maar naarmate die vijand sterker in het nauw werd gebracht, werd het duidelijker dat zich nieuwe botsingen zouden kunnen gaan voordoen.
De visie op de naoorlogse verhoudingen
Dat inzicht trof men eerder aan bij de Britse Foreign Secretary Anthony Eden en vooral bij Prime Minister Churchill, zij het dat deze laatste, kind van de negentiende eeuw waarin hij in grote welstand was opgegroeid, zich geen wereld kon voorstellen, en zeker geen wereld wenste, waarin niet Engeland met zijn Commonwealth en koloniaal Empire tot de machtigsten der aarde zou behoren. Edens verdienste was dat hij besefte dat men Frankrijk, hoe verzwakt het ook uit de Tweede Wereldoorlog te voorschijn zou komen, geen belangrijke rol in de naoorlogse wereld, met name in Europa, kon onthouden, Churchills verdienste dat hij vrijwel voortdurend van een waakzaam wantrouwen in Stalins bedoelingen was vervuld.
Wat waren die bedoelingen? Moeilijke vraag! Wat het Amerikaanse en het Engelse beleid betreft, liggen alle kaarten op tafel - de SowjetUnie heeft uit haar werkelijk belangrijke archieven nimmer iets van betekenis gepubliceerd. Men is, nog steeds, op gissingen aangewezen. Duidelijk is, menen wij, dat Stalin er op zijn minst op uit was, alle gebieden die ooit tot Rusland hadden behoord, vast in de Sowjet-Unie'39-juni '
41) al eens had bezet; de oostelijke helft van Polen, eeuwenlang omstreden gebied dat de jonge Sowjetstaat in '20 had moeten afstaan maar krachtens een geheim protocol bij het bondgenootschapsverdrag met Hitler had kunnen herbezetten ; de Karpatho-Oekraïne die men als deel van de Oekraïne kon beschouwen, en Bessarabië en de noordelijke helft van de Boekowina - twee gebieden die na de Eerste Wereldoorlog deel van Roemenië waren geworden en die Stalin ook al in de periode van zijn bondgenootschap met Hitler weer aan Rusland had getrokken; dan, in het Verre Oosten, de Koerilen-eilanden en de zuidelijke helft van Sachalin die Rusland na de Russisch-japanse oorlog (1904-05) aan japan had moeten afstaan.
Maar Stalins ambities gingen nog verder.
In november '40 had zijn minister van buitenlandse zaken, Molotow, tijdens besprekingen in Berlijn met Hitler en von Ribbentrop, de Duitse minister van buitenlandse zaken, duidelijk gemaakt dat Finland en Bulgarije geheel in de Russische belangensfeer moesten komen te liggen, dat de Sowjet-Unie bases moest krijgen aan de Dardanellen en dat Zweden en Denemarken voortaan als een soort Russisch 'voorterrein'
beschouwd moesten worden. Enkele maanden later, begin '41, zei Molotows onderminister, Wisjinski, tegen de joegoslavische gezant in Moskou dat het Rode Leger na afloop van de oorlog onder alle omstandigheden Roemenië en Hongarije zou bezetten. Een duidelijk patroon bleek uit die uitlatingen nog niet; dat kon eind '40 en begin '
41 ook nauwelijks worden aangegeven: het was in het perspectief van Moskou volmaakt onzeker hoe de Tweede Wereldoorlog zou aflopen.
Aan die ontwikkeling behoefde eind '42, toen de Duitsers bij Stalingrad een formidabele nederlaag hadden geleden, in Noord-Afrika het tij was gekeerd en japan duidelijk in het defensief was gedrongen, nauwelijks meer getwijfeld te worden: alles wees er op dat Duitsland, Italië en japan de oorlog zouden verliezen en dat, wat Europa betrof, het Rode Leger in het verdere verloop van die oorlog de Russische grenzen ver zou overschrijden. Dat bood nieuwe mogelijkheden: mogelijkheden namelijk om, in beginsel, overal waar het Rode Leger ter plaatse de enige militaire machtsfactor van betekenis zou zijn, te bevorderen dat de Sowjet-Unie zou worden beschermd door een voorterrein van staten die, formeelonafhankelijk, in werkelijkheid Russische satellieten zouden zijn doordat 'inheemse'
communisten die Stalin als hun grote leidsman
Stalin wenste dat Polen ver naar het westen zou worden opgeschoven (zie kaart V op pag. S14), d.w.z. de zuidelijke helft van Oost-Pruisen (de noordelijke wilde hij bij de Sowjet-Unie trekken) en alle Duitse gebieden tot aan de Oder zou verkrijgen: feit, waardoor het, zo ver men redelijkerwijs kon vooruitzien, aangewezen zou zijn op Russische bescherming. Bovendien moest Polen door communisten worden bestuurd - geen simpele opgave, want de overgrote meerderheid der bevolking was niet alleen anti-Russisch (in de negentiende eeuw waren twee grote opstanden in het toen tot het Keizerlijk Rusland behorende deel van Polen bloedig onderdrukt) maar ook anti-communistisch, dat laatste mede door haar gehechtheid aan het katholiek geloof. Stalin vertrouwde intussen dat de Poolse communistische partij voldoende greep op de situatie zou krijgen, enerzijds doordat bevolkingsgroepen als de adel, de bourgeoisie en de beroepsofficieren zouden worden uitgeschakeld I, desnoods gewelddadig (in de lente van '40 waren talrijke Poolse krijgsgevangenen, vermoedelijk meer dan vijftienduizend, door de Russische geheime politie doodgeschoten, meer dan vierduizend hunner bij het plaatsje Katyn in de buurt van Smolensk), anderzijds doordat het communisme een nieuwe aanhang zou verwerven door de socialisatie van alle industriële bedrijven en de opheffing van het grootgrondbezit.
Finland werd door Stalin betrekkelijk met rust gelaten - hij nam blijkbaar aan dat de Finnen hun les hadden geleerd. Zij moesten krachtens de midden september '44 met hen gesloten wapenstilstandsovereenkomst de gehele Karelische landengte en de havenstad Petsamo aan de Noordelijke Ijszee aan de Sowjet-Unie afstaan alsmede over een periode van zes jaar herstelbetalingen doen (in totaal. 300 mln dollar), maar het Rode Leger kwam er niet opdagen. Dat laatste zou, behalve in Polen, wèl het geval zijn in Tsjechoslowakije, Hongarije, Roemenië, Bulgarije en Joe
Had Stalin nàg verder strekkende ambities? Wij weten het niet. Wat Duitsland, Oostenrijk, Italië en de landen van W est- Europa betrof, viel ook na 'de grote ommekeer'
in de oorlog niet te voorzien wat daar mogelijk zou zijn. Ten aanzien van Duitsland en Oostenrijk moesten trouwens regelingen met Engeland en de Verenigde Staten worden getroffen. Versterking van de positie van 'inheemse'
communisten was, zo lang dezen zijn richtlijnen zouden volgen, Stalin welkom - hij heeft vermoedelijk verondersteld dat de moeilijkheden van de naoorlogse wederopbouw rijke mogelijkheden zouden bieden voor die versterking.
De eerste concrete besluiten met betrekking tot de internationale verhoudingen na de oorlog werden in oktober '43 in Moskou genomen in een conferentie waar Molotow (deze deelde er mee dat de Sowjet-Unie te gelegener tijd zou gaan deelnemen aan de oorlog met Japan), Cordell Hull en Eden leiders waren van hun respectievelijke delegaties. Er werd daar vastgesteld dat Oostenrijk weer onafhankelijk zou worden; alle problemen die Duitslands toekomst betroffen, werden toegewezen aan een uit vertegenwoordigers van de Verenigde Staten, Engeland en de Sowjet-Unie bestaande Europese Adviescommissie die in Londen haar zetel zou krijgen, en afgesproken werd voorts dat, ter bescherming van wat 'de algemene veiligheid'
heette, een nieuwe internationale organisatie zou worden opgericht. Inzake die 'algemene veiligheid'
moest een gemeenschappelijke verklaring worden gepubliceerd - Hull had er een ontwerp voor meegebracht. Dat ontwerp werd aanvaard, evenwel met twee schrappingen die op wens van Molotow werden aangebracht en welker betekenis door de Amerikaanse historicus Herbert Feis terecht is onderstreept.' Paragraafvan de bedoelde 'Verklaring van de vier mo
Wat de nieuw op te richten internationale organisatie betrof, werden Roosevelt, Churchill en Stalin het er eind november '43 op de conferentie van Teheran over eens dat deze een bestuur zou krijgen van tien leden: zes kleine mogendheden en de vier grote die als een soort internationale politie-agenten het handhaven van de wereldvrede zouden moeten bevorderen; inzake een verdeling van Duitsland werden allerlei mogelijkheden overwogen die aan de Europese Adviescommissie werden gedelegeerd - de stemming ter conferentie was positief (er werd aan Stalin toegezegd dat de Geallieerden in mei '44 in Frankrijk zouden landen); de eerste zin van de gemeenschappelijke verklaring die na afloop van de besprekingen werd uitgegeven, luidde: 'Wij geven uitdrukking aan onze vastbeslotenheid dat onze volkeren zullen samenwerken in de oorlog en in de daarop volgende vrede.'
In '44 kwamen er grote moeilijkheden ten aanzien van Polen.
Eind april '43 had de door generaal Sikorski geleide Poolse regering van Londen uit op een internationaalonderzoek aangedrongen, toen de Duitsers bekend hadden gemaakt dat bij Katyn massagraven waren ontdekt van Poolse militairen - Stalin had toen de diplomatieke betrekkingen met de Poolse regering verbroken. Nadien hadden de Russen aan de Engelse en Amerikaanse regeringen doen weten dat Polen, gelijk aangeduid, westwaarts zou worden opgeschoven. Churchill en Eden waren daarmee in beginsel accoord gegaan, ook, in november '43 (op de conferentie van Teheran), Roosevelt en Hull, zij het dat Roosevelt, rekening houdend met de gevoelens van de zes tot zeven miljoen Amerikanen die van Poolse afkomst waren, had doen blijken dat hij vóór'Pools Comité voor de Nationale Bevrijding'
opgericht dat pretendeerde Polen te kunnen besturen - pretenties die door Stalin werden gehonoreerd: hij liet op 26 juli verklaren dat de uitvoerende macht in Polen aan het Comité zou worden toevertrouwd.
Vier dagen later, 30 juli, arriveerde Mikolajczyk die door de Engelsen onder zware druk was geplaatst (en die injuni misleid was door Roosevelt die had gezegd dat hij niet met de nieuw-voorgestelde Pools-Russische grens accoord ging), in Moskou. Hij bereikte er niets. Hij moest er integendeel met verbittering constateren dat de Sowjet-Unie niet alleen zelf geen steun gaf aan de op I augustus in Warschau uitgebroken opstand maar dat zij het ook de Engelsen en Amerikanen uiterst moeilijk maakte, de opstandelingen door de lucht enige bijstand te verlenen.
Churchill besefte ten volle dat geen macht ter wereld de Russen kon verhinderen in Polen hun zin door te drijven. Was een compromis volstrekt uitgesloten? Begin oktober '44 vloog hij samen met Eden naar Moskou. Hij wist dat hij op niet veel steun van Roosevelt mocht rekenen - keer op keer had de Amerikaanse president duidelijk gemaakt dat hij met de oplossing van de Europese naoorlogse problemen niets te maken wilde hebben; op het door Churchill gelanceerde denkbeeld dat men er naar zou streven, de Balkan dusdanig te verdelen dat Roemenië en Bulgarije in de Russische -, Griekenland en Joegoslavië in de Engelse invloedssfeer zouden komen te liggen, had Washington met afkeer gereageerd, Hull wilde niets van 'invloedssferen'
weten. Churchill daarentegen, wiens denkbeelden om van Noord-Italië uit een Geallieerd offensief in de richting van het Donaubekken in te zetten, door zijn eigen Chiefs of Staff en door de Amerikanen waren afgewezen, hield het voor wenselijk dat de Russen een zekere Engels-Amerikaanse invloed althans op papier zouden aanvaarden en toen hij op de avond van 9 oktober samen met Eden zijn eerste gesprek voerde met Stalin en Molotow, stelde hij voor dat de Sowjet-Unie 90 % invloed zou krijgen in Roemenië en 75 % in Bulgarije, dat Engeland 90 %'de anderen'
in Joegoslavië en Hongarije evenveel invloed zouden hebben: elk 50 %. Stalin wekte de indruk alsof hij die verdeling accepteerde (in feite bleek spoedig dat Engeland en de Verenigde Staten in Roemenië, Bulgarij e en Hongarij e van alle invloed verstoken waren) - vervolgens werd aan Mikolajczyk gevraagd, naar Moskou te komen. Deze werd het er op geen enkel punt met de leden van het Poolse Comité voor de Nationale Bevrijding eens maar zegde wel toe dat hij zich in Londen moeite wilde geven opdat zijn kabinet de nieuwe oostgrens van Polen zou aanvaarden.
Over Joegoslavië willen wij kort zijn.
Het was duidelijk dat Titos Partisanen daar de macht zouden gaan uitoefenen - het Engelse beleid was er op gericht, een accoord te bewerkstelligen tussen Tito en de in Londen gevestigde regering van koning Peter II. Dat accoord kwam in juni '44 tot stand; de belangrijkste bepaling er in was dat Tito en de zijnen (zij kregen twee vertegenwoordigers in het Londense kabinet) voorlopig de bevrijde en alsnog te bevrijden delen des lands zouden besturen. Tito bracht, zonder dat de Engelsen dat wisten, in september '44 een bezoek aan Stalin. Deze ried hem aan, koning Peter te laten terugkeren om hem des te spoediger ten val te kunnen brengen; Tito verwierp het denkbeeld van die terugkeer (een symptoom van onafhankelijkheid dat Stalin niet beviel) - hij wenste dat er voorlopig een Regentschapsraad kwam. Die raad werd na veel strubbelingen in maart '45 gevormd, kort nadien werd een door Tito persoonlijk geleide regering voor het land samengesteld, bestaande uit zeven-en-twintig ministers; een-en-twintig van hen kwamen uit de rijen van de Partisanen voort. Daarmee was duidelijk dat Tito en de zijnen zouden bepalen in welke richting Joegoslavië zich zou ontwikkelen - de percentageverdeling die Churchill in Moskou had voorgesteld, bleef een dode letter.
In Griekenland liep het anders I: hier gingen de Engelsen zich intensief en met inzet van eigen militaire middelen met de binnenlandse verhou
'Republikeinse'
, dus eveneens tegen het koningschap gekant'), de Edes, naar de beginletters van de naam in het Grieks, die enige tijd na de Earn was opgericht. Van die Edes maakten veel beroeps- en reserveofficieren deel uit. Tussen Elas en Edes kwam het van eind' 42 af veelvuldig tot nogal bloedige, gevechten (in oktober '43 werd door de Ela. getracht, de Edes volledig onder de voet te lopen). In die gevechten bleek de Elas de sterkste, mede doordat het politieke program van de Earn onder de volksmassa's een grote mate van weerklank had gevonden. De Elas
Over die situatie maakten niet alleen Churchill en Eden (beiden wilden voorkomen dat er een communistische mogendheid aan de Middellandse Zee kwam te liggen) maar ook de koning en zijn regering zich grote zorgen. De koning raakte in de loop van de oorlog meer en meer geïsoleerd, de regering (zij was van '43 af in Cairo gevestigd) schoof naar links; er kwam na talrijke wisselingen in april '44 een nieuw kabinet met als premier de uit Griekenland ontsnapte sociaal-democratische, anti-monarchistische leider George Papandreoe; deze belegde injuni een conferentie in Libanon waaraan ook leiders van de Elas en de Edes deelnamen, en nam begin september zes Eam-vertegenwoordigers in een nieuw kabinet op. Dit kabinet was het dat zich, aanvankelijk louter gesteund door de Britse troepen onder bevel van generaal Scobie, in oktober weer in Athene kon vestigen waar het geconfronteerd werd met een situatie waarin het in de Griekse hoofdstad maar weinig en daar buiten in het geheel geen gezag kon uitoefenen. Papandreoe evenwel betwijfelde of het enthousiasme voor de Eam bestendig zou zijn en of de meerderheid van de bevolking inderdaad een communistisch Griekenland wenste - hij besefte dat die bevolking geen kans zou krijgen zich in vrijheid uit te spreken zolang grote delen van het land door de gewapende Elas werden beheerst. Onder voortdurende pressie van Churchill besloten hij en Scobie, aan de Elas de eis te stellen dat zij haar wapens zou inleveren.
Het stellen van die eis leidde tot een crisis.
Op I december traden de Eam-vertegenwoordigers uit het kabinet, op
Begin '45 was, met uitzondering van een deel van Athene en van de belangrijkste Griekse havenplaatsen (alsmede van Rhodos en Kreta die nog steeds door de Wehrmacht waren bezet), heel Griekenland in handen van Eam en Elas - de Elas had bovendien de in het westen van Griekenland geconcentreerde troepen van de Edes beslissend verslagen (deze waren door de Britten naar Korfoe geëvacueerd). Het kabinet-Papandreoe trad af - generaal Plastiras, de leider van de Edes, die enige tijd tevoren uit Frankrijk was teruggekeerd, vormde een nieuwe regering. Zij was het die nadat in de eerste weken van januari was gebleken dat de Elas eenheden met hunlichte wapens niet waren opgewassen tegen de Engelse met hun zware, begin februari een accoord met de opstandelingen sloot: die zouden hun wapens inleveren (in feite hielden zij er een groot deel van achter), vervolgens zou een grondige zuivering plaatsvinden van het overheidsapparaat (daaruit hadden velen met de Duitse bezetter gecollaboreerd) en tenslotte zouden er algemene verkiezingen worden gehouden alsmede een volksstemming over de vraag of Griekenland een monarchie zou blijven dan wel een republiek zou worden.
Dit alles betekende dat de poging van de Griekse communistische partij om via Eam en Elas de macht vast in handen te krijgen, voorshands was mislukt; zij had een zware nederlaag geleden.
Men kan, menen wij, die nederlaag niet losmaken van Stalins beleid. De Russische dictator was het tegendeel van een avonturier; hij was afkerig van revoluties die hij niet van meet af aan beheerste, en hij voelde er b~vendien kennelijk niets voor om de spanningen die al met de Engelsen bestonden inzake de toekomst van Polen en in mindere mate die van Hongarije, Roemenië en Bulgarije, nog belangrijk te versterken door te gedogen dat in Griekenland een situatie zou ontstaan waarin met Russische wapens tegen de Engelsen zou worden gevochten. Afgevaardigden van de Griekse comrnunistische partij (zij had zonder overleg met Moskou haar beleid bepaald) hadden in Sofia de Russen en in Belgrado Tito en de zijnen gesmeekt om gewapende steun - zij hadden nul op het rekest gekregen.
Voorzover de Nederlandse ondergrondse pers zich er over uitsprak, oefende zij kritiek uit op Churchills beleid. De Waarheid nam het op voor 'de Griekse democraten'
en stelde de eis 'Handen af van Griekenland !"
'Wat er thans in Griekenland gebeurt is'
, aldus Het Parool in de dagen waarin Churchill en Eden in Athene waren, 'een schervengericht waarbij het Griekse volk te kennen geeft dat het op hele en halve voorvechters van het ancien régime niet gesteld is." Twee weken later schreef hetzelfde blad:
'Al belijdt Churchill met de mond dat een linkse of rechtse regering ... hem om het even is, zijn werkelijke gedachte verraadt hij toch wanneer hij tot dusver in de praktijk steeds de kant van de rechtse koos' en deze blijkbaar pas los laat, wanneer het helemaal niet anders meer kan."
Een kritiek als door Het Parool geuit, was gebaseerd op de berichtgeving van de BBC en Radio Oranje die beide melding hadden gemaakt van de kritische opmerkingen inzake het beleid van de Engelse regering van de zijde van een groot deel van de Engelse pers en van de linkervleugel van de Labourpartij in het Lagerhuis. Churchill en Eden vonden evenwel in80
Men dient daarbij in het oog te houden dat de crisis in Griekenland samenviel met het Duitse Ardennen-offensief dat duidelijk had gemaakt dat van de Geallieerden een extra-krachtsinspanning nodig was om van het westen uit Duitsland binnen te dringen.
Ook na de Geallieerde landingen in Normandië was er geen sprake geweest van effectieve coördinatie tussen de operaties van de Geallieerde en die van de Russische strij dkrachten. Wel te verstaan: de Geallieerde opperbevelhebber, generaal Eisenhower, was er toen toe overgegaan, het Russische opperbevel van tijd tot tijd in te lichten over zijn offensieve plannen maar Stalin had niet meer gedaan dan er zorg voor dragen dat de Geallieerde militaire missies in Moskou de communiqués van het Russische opperbevel enige uren kregen voordat zij aan de pers werden verstrekt. Pas beginjanuari doorbrak Stalin enigszins zijn zwijgzaamheid: toen Churchill, uit Athene teruggekeerd, hem op 6 januari de pertinente vraag seinde wat zijn militaire plan voor de naaste toekomst was, antwoordde hij op de 7de dat het Rode Leger niet later dan de tweede helft van januari een nieuw sterk offensief zou inzetten. Dat offensief (wij komen er nog op terug) werd in feite nog iets eerder ingezet, op de rzde namelijk, en toen Eisenhowers plaatsvervanger, de Engelse Air Marshal Sir Arthur Tedder, enkele dagen later in Moskou een gesprek met Stalin kon voeren, kreeg hij te horen dat het de bedoeling van de Russen was om van de Weichsel een grote sprong te maken naar de Oder. Als dat lukte, zou het Rode Leger Berlijn tot op minder dan 100 km zijn genaderd.
Dat vooruitzicht onderstreepte de noodzaak van nieuwe offensieve operaties der Geallieerden. Maar welke?
Eind januari kwam vast te staan dat Churchill en Roosevelt, door hun stafchefs vergezeld, begin februari Stalin en zijn naaste militaire medewerkers op de Krim in ]alta zouden ontmoeten - wenselijk was het dat Engelsen en Amerikanen het dan tevoren eens waren geworden over de militaire operaties die zij hunnerzijds wilden ondernemen. Daartoe ontmoetten de Engelse Chiefs of Staff hun Amerikaanse collega's eind januari
Van belang bij dit alles was dat de Geallieerden in die fase van de Tweede Wereldoorlog de laatste divisies die uitgerust en geoefend waren, in de strijd zouden werpen. Engeland had geen reserves meer en wat de Verenigde Staten betrof, had het Ardennen-offensief er toe geleid dat zeven divisies die volgens de plannen pas in februari-maart naar Europa scheep zouden gaan, eind januari daarheen werden gezonden en dat twee die bestemd waren voor de oorlog tegen Japan, aan Eisenhower ter beschikking werden gesteld. Met die twee zouden uit Amerika de laatste vertrekken die beschikbaar waren. Natuurlijk, de Amerikaanse reserves aan mankracht waren groot genoeg om, mocht dat nodig zijn, nieuwe divisies te formeren, maar dat zou vele maanden in beslag nemen. Men kon slechts hopen dat wat nu aan strijdkrachten in Frankrijk, België en Zuid-Nederland werd geconcentreerd (de Amerikanen zouden daarmee meer dan twee-derde van hun land- en bijna drie-kwart van hun luchtstrijdkrachten tegen Duitsland hebben ingezet), voldoende zou blijken om de Rijn in de buurt van het Ruhrgebied en bij Frankfort te overschrijden en diep in Duitsland door te dringen. Hoeveel tijd dat nog zou vergen, wist niemand; duidelijk was slechts dat het einde van de oorlog in Europa naderde.
Dit was een van de belangrijkste punten waarop in Jalta (de besprekingen begonnen er op 4 februari en eindigden op de rode) beslissingen moesten worden genomen. Wat Duitsland aanging, waren die voorbereid door de Europese Adviescommissie, tot welker oprichting (gelijk al vermeld) in oktober '43 was besloten. De commissie die in januari '44 voor het eerst in Londen was bijeengekomen, had met veel moeite overeenstemming bereikt over de aan Duitsland op te leggen wapenstilstandsovereenkomst, over de verdeling van het land in drie bezettingszones (Berlijn zou in drie sectoren worden verdeeld) en over de oprichting van een in Berlijn zetelende Controle-Raad, bestaande uit de drie bevelhebbers - zij was het niet eens geworden over de vraag, welke politiek ten aanzien van Duitsland moest worden gevolgd, behoudens dan dat de nationaal-socialistische partij met al haar nevenorganisaties en -instellingen radicaal diende te verdwijnen. In de zomer van '44 had Henry Morgenthau Jr., de Amerikaanse minister van financiën, een plan opgesteld om van Duitsland een landbouwstaat te maken - dat plan, hoewel in september geparafeerd door Roosevelt en Churchill, was later in '44 '44 onder tafel verdwenen. Over andere plannen, strekkende tot de verdeling van Duitsland in aparte staten, werd men het in Jalta niet eens; wèl werd daar aan de wapenstilstandsovereenkomst de bepaling toegevoegd dat de drie overwinnende grote mogendheden de bevoegdheid hadden, Duitsland in stukken te delen (in maart kwam vast te staan dat de Sowjet-Unie en Engeland er niets voor voelden, van die bevoegdheid gebruik te maken). Overigens bleek in Jalta dat de Sowjet-Unie wenste dat de Duitse wapenindustrie volledig zou verdwijnen (en de rest van de industrie binnen twee jaar tot een vijfde zou worden gereduceerd) en dat aan Duitsland het betalen van schadevergoeding zou worden opgelegd tot een totaal van 20 miljard dollar, waarvan de helft voor de Sowjet-Unie zou zijn bestemd; Roosevelt ging hier in beginsel accoord mee - de zaak werd gedelegeerd aan een Commissie voor de Herstelbetalingen die haar zetel zou krijgen in Moskou.
Van groot belang was nog dat in Jalta op aandrang van Churchill en vooral van Eden voor het eerst rekening werd gehouden met de positie van Frankrij k.
Nadat de Gaulle begin oktober had bekendgemaakt dat een Raadgevende Vergadering zou worden gevormd die tweehonderdacht-en-veertig leden zou tellen (allen benoemd en voor twee-derde afkomstig uit de illegaliteit), hadden de Verenigde Staten, Engeland en de Sowjet-Unie later in oktober de Gaulle's Voorlopige Franse regering officieel erkend
Bij de plannen voor de nieuwe internationale organisatie die de Volkenbond zou opvolgen: de organisatie der Verenigde Naties, was Frankrijk inmiddels in de groep der grote mogendheden opgenomen. Op een conferentie namelijk die van eind augustus tot begin oktober '44 had plaatsgevonden op het landgoed '
Durnbarton Oaks' bij Washington, waren afgevaardigden van de Verenigde Staten, Engeland en de SowjetUnie het er over eens geworden dat de Verenigde Naties een Algemene Vergadering zouden krijgen waarin elk van de tot de organisatie toegelaten staten één stem zou uitbrengen, en een 'dagelijks bestuur'
: de Veiligheidsraad, met elf leden: zes vertegenwoordigers van kleinere mogendheden die voor een beperkte tijd zouden worden gekozen, en vijf permanente leden: de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk, de Sowjet-Unie en China, die in beginsel een vetorecht zouden krijgen. De Russen hadden zich overigens met kracht tegen die permanente zetel voor China verzet - er van uitgaande dat zij en hun satellietstaten in de Verenigde Naties slechts een kleine minderheid zouden vormen (te voorzien viel dat de Britse Dominions steeds met Engeland zouden meestemmen en de op economisch gebied van de Amerikanen afhankelijke Latijns-Amerikaanse republieken steeds met de Verenigde Staten), hadden zij er voorts op aangedrongen dat de zestien republieken die samen de Sowjet-Unie vormden, elk een eigen vertegenwoordiger zouden krijgen in de Algemene Vergadering. Op dat punt was in 'Dumbarton Oaks'
geen overeenstemming bereikt; evenmin over een tweede punt
van kardinale betekenis: hoe ver het vetorecht van de Grote Vijf in de Veiligheidsraad zich zou uitstrekken,
In Jalta werd een compromis getroffen: de Sowjet-Unie zou in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties drie stemmen kunnen uitbrengen (de Verenigde Staten en Engeland aanvaardden n1. de fictie dat Wit-Rusland en de Oekraïne onafhankelijke republieken waren) en ten aanzien van het vetorecht werd afgesproken dat dit slechts van toepassing zou zijn op besluiten van de Veiligheidsraad om tot actie over
Ook aan de ontwikkelingen in Polen werd op de conferentie van Jalta aandacht besteed.
Na de besprekingen die premier Mikolajczyk begin oktober '44 in Moskou had gevoerd (hij had zich toen, gelijk vermeld, met kracht verzet tegen de pretenties van het Poolse Comité voor de Nationale Bevrijding maar wel toegezegd dat hij zich in Londen moeite zou geven dat het Poolse kabinet in het verlies van de oostelijke helft van Polen zou berusten), waren de tegenstellingen verscherpt. Mikolajczyk had bij zijn ambtgenoten niets bereikt - hij was afgetreden en er was vervolgens een nieuw, nog feller anti-communistisch kabinet gevormd door de socialistische leider Arciszewski die door de Poolse regering geholpen was uit Polen te ontsnappen. Anderzijds kwamen uit het door de Russen veroverde deel van Polen meer en meer berichten dat officieren en manschappen van het Poolse Ondergrondse Leger al of niet gewelddadig werden uitgeschakeld en dat geen enkele groepering die niet cornmunistisch was, nog de mogelijkheid kreeg, actie te voeren. Sterker nog: de Sowjet-Unie stelde de Verenigde Staten en Engeland voor een voldongen feit door op Oudejaarsdag het Poolse Comité voor de Nationale Bevrijding te erkennen als de Voorlopige Poolse regering - een van de eerste besluiten van die regering hield in dat alle Poolse grootgrondbezitters zonder schadeloosstelling werden onteigend en dat hun landerijen werden verdeeld onder hun vroegere pachters.
Wat Polens grondgebied betrof, stelde Stalin in Jalta voor dat Polens westgrens slechts gedeeltelijk met de Oder zou samenvallen maar dat Polen in het zuiden (zie kaart V) nog méér Duits grondgebied zou krijgen
'de vredesconferentie'
. Ten aanzien van de Voorlopige Poolse regering werd na lange en moeilijke discussies afgesproken dat zij zou worden uitgebreid met 'democratische leiders'
uit Polen en uit het Poolse milieu in Engeland en dat een commissie, bestaande uit Molotow en de ambassadeurs in Moskou van de Verenigde Staten en Engeland, die uitbreiding zou gaan voorbereiden; ook deed Stalin de toezegging dat in Polen vrije en geheime verkiezingen zouden worden gehouden. Een pover resultaat! Want hoe die begrippen 'democratisch'
, 'vrij'
en 'geheim'
zouden worden geïnterpreteerd, werd in feite aan Stalin overgelaten en hij had die begrippen steeds volledig van toepassing verklaard op de schijnvertoningen die in de Sowjet-Unie voor verkiezingen plachten door te gaan.
De discussies inzake Polen en de onbevredigende gang van zaken in Hongarije, Roemenië en Bulgarije waar de Engelse en Amerikaanse leden van de wapenstilstandscommissies niet eens vrijheid van beweging hadden, vervulden vooral Churchill met bange voorgevoelens: een groot deel van Europa dreigde onherroepelijk in handen te vallen van aan Moskou horige communisten, Polen in de eerste plaats - notabene het land, ter bescherming van welks grondgebied Engeland op 3 september '39 Duitsland de oorlog had verklaard. Bij Roosevelt leefde die bezorgdheid in veel geringer mate: in het perspectief van Washington lagen Polen en de overige delen van Europa ver weg, Roosevelt was huiverig voor naoorlogse verplichtingen, hij koesterde een zeker wantrouwen jegens Churchill die hem als voorvechter van het Empire en van koloniale stelsels in die opzichten ietwat vreemd, om niet te zeggen onsympathiek, was, hij hoopte Stalin op den duur te kunnen bewegen tot een meer gematigde politiek - en hij meende Stalin nodig te hebben.
Nodig voor de oorlog met Japan.
Gelijk vermeld, had Molotow in oktober '43 in Moskou aan Eden en Hull meegedeeld dat de Sowjet-Unie te gelegener tijd zou gaan deelnemen aan de oorlog met Japan. Die mededeling was Roosevelt hoogst welkom geweest en zij was dat nog ten tijde van de Jalta-conferentie. De verwachting van de Combined Chiefs oj Staff was dat het na het einde van de oorlog met Duitsland anderhalf jaar zou duren voor Japan geheel zou zijn bedwongen' - gegeven het fanatisme dat de Japanners aan de
, Begin '45 namen de Combined Chiefs of Staff aan dat de eerste twee atoombommen,
Veel van Roosevelts concessies aan Stalin raakten Chinese belangen. Die concessies waren gedaan zonder enig overleg met de Chinese dictator Tsjiang Kai-sjek; Roosevelt nam op zich, diens accoord te verwerven.
De overeenstemming die in Jalta op veel punten was bereikt, leidde tot een bij uitstek positief klinkend slotcommuniqué (aangezien tussen de Sowjet-Unie en Japan nog een toestand van neutraliteit heerste, werden in dat communiqué alle besluiten die op het Verre Oosten betrekking hadden, verzwegen) - Churchill evenwel, ietwat in de verdrukking geraakt tussen de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie, keerde naar Londen terug, van bezorgdheid vervuld wat Europa's naoorlogse toekomst betrof. Hem was duidelijk dat Stalin zijn eigen spel speelde en
Het gehele gebied tussen de Oder en de linie die het Rode Leger in zijn zomeroffensiefhad bereikt (zie kaart VI op pag. 819), was door de Duitsers in de tweede helft van '44 in staat van verdediging gebracht: Duitse burgers en Poolse en andere dwangarbeiders hadden er van oost naar west zeven linies aangelegd bij welker verdediging de Wehrmacht veel tijd hoopte te winnen, maar toen de Russen op 12 januari, o.m. van hun grote bruggehoofd over de Weichsel uit, in het offensief gingen, was er spoedig geen houden meer aan. Aan de sectoren die zij voor het forceren van doorbraken hadden uitgekozen (alle concentratiemarsen daarheen hadden's nachts plaatsgevonden), hadden zij o.m. negenmaal zoveel troepen en tienmaal zoveel tanks en stukken geschut staan als de Duitsers. Al op de eerste dag van het offensief werden de Duitse linies plaatselijk over breedten van 15 tot 20 kilometer doorbroken, talrijke Duitse eenheden werden volledig uit elkaar geslagen. Na zes dagen strijd had het grootste gat dat in het Duitse front was geslagen, een breedte van ca. 250 kilometer. Door dat gat en door andere gaten snelden de Russische divisies voorwaarts. Uit Warschau (een paar honderd inwoners hadden zich in de vrijwel verwoeste stad in kelders en riolen verstopt) trokken de laatste Duitsers op 17 januari weg, uit Lodz en Krakau op de rede. Tijd om de Oppersilezische industrie te vernielen hadden de Duitsers niet - al op de z rste stond een voorhoede van het Rode Leger in de buurt van Breslau aan de Oder.
Precies zoals zij zes maanden eerder bij de Weichsel hadden gedaan,
Berlijn .---'j OOSTZÊE Bornholm (Deens )' Koningsbergen ___ .....-yL. • -, i ,~.) Lodz • ........... 0"", •• '-'
\ 0 ·.._,r·\... \., 1 ''
'__'-.. Breslau • Ohlau '"
', \ F\,-. •••• (., \,_.--._ C. ) -, .) '-'
\_ Krakau .>: -).. ,Ratibor "-. \;: \"\ •• <....:.:.1'-----'" ~,/v-/', \ •• ••
•• Praag
TS]ECHOSLOWAKl]E VI. Het Russische winteroffensief in januari 1945 Rode lijn: de posities van het Rode Leger bij de inzet van het offensief op 12 januari, De rode stippellijn geeft de posities aan die eind januari u/aren bereikt. Infebruari werd, met uitzondering van Breslau en omgeving, het gebied tussen de Oder en de Neisse veroverd. 81
Minder succes hadden zij in de richting van Koningsbergen en Dantzig. Ook aan dit gedeelte van het front waren de Russen numeriek (met driemaal zoveel infanterie) en materieel (met viermaal zoveel geschut, vijfmaal zoveel tanks en bijna zesmaal zoveel vliegtuigen) verre in de meerderheid, maar anders dan in het Genera/gouvernement werd nu op Duits grondgebied gevochten dat door de Wehrmacht met grote hardnekkigheid werd verdedigd. Het Rode Leger dat hier op 13 januari tot de aanval was overgegaan (één dag dus na de inzet van het grote offensief over de Weichsel), kwam slechts langzaam voorwaarts. Met dat al wist het toch op 26 januari, bijna twee weken na het begin van het offensief, het Prische Haff te bereiken waarna de Duitsers in Oost-Pruisen alleen nog maar over de Frische Nehrung, zolang die over het ijs te bereiken was, een landverbinding hadden met het westen. Eind januari werd van het gebied bij Dantzig uit door de Duitsers een krachtige poging ondernomen om de Russen weer van het Frische Haff te verjagen - zij mislukte. Bij die gevechten in Oost-Pruisen leden niet alleen de Duitsers maar ook de Russen zware verliezen.
Iets op ons relaas vooruitlopend, willen wij hier vermelden dat het begin april werd voor de Russen tot de bestorming van Koningsbergen konden overgaan; het Duitse garnizoen gaf zich toen na drie dagen over. Ook in de richting van Dantzig was zware strijd geleverd; het laatste daar geboden verzet werd eind maart door het Rode Leger gebroken, maar in de delta van de Weichsel en op het schiereiland Hela alsook op de Prische Nehrung hield de Wehrmacht haar verzet vol tot op de dag van de algemene Duitse capitulatie; die capitulatie betekende dat wat nog van de afgesneden vroegere Heeresgruppe Nord over was, zich ook moest overgeven.
Vergelijkt men het verloop van de strijd met de in het voorafgaande gegeven cijfers over de grote overmacht van het Rode Leger in mankracht en bewapening, dan is duidelijk dat de Wehrmacht in Oost-Pruisen, bij de Oder en in een deel van Silezië fel verzet heeft geboden, zulks geheel overeenkomstig de directieven van Hitler en de parolen van Goebbels' . propaganda. In die propaganda waren verhalen over misdragingen van Russische militairen een steeds grotere rol gaan spelen. De officiële Russische oorlogsgeschiedenis heeft die misdragingen schoorvoetend erkend in één zin: ' Während der ersten Kampjtage gab es in Ostpreussen einige Verstösse gegen die Verhaltungsnormen' I in werkelijkheid werd er op grote schaal geroofd wat los en vast was", werden er tienduizenden burgers doodgeschoten' en werd een niet te schatten, maar in elk geval excessief hoog aantal vrouwen en meisjes verkracht. Die losgeslagenheid behoeft niet te verbazen. De geest van de Russische militairen die Duits grondgebied betraden, was vervuld van een immense haat tegen alles wat Duits was: zich voorwaarts vechtend van Leningrad, Moskou en Stalingrad waren zij door Russische streken gekomen waar door de Wehrmacht en de Einsatz gruppen van de Sicherheitspolizei und SD op barbaarse wijze was _huis
I Geschichte des Grossen Vater/ändischen Krieges der Sowjet-Union, dl. V, p. 134. 2 Wij herinneren er aan dat, zoals uit ons vorige deel bleek, in het bevrijde Zuiden van N ederland menigvuldig werd geklaagd over plunderingen door Geallieerde militairen en dat, toen het westelijk deel van het Rijnland door de Geallieerden was veroverd, daar strooptochten werden ondernomen door Nederlandse BS'ers; op deze twee thema's komen wij in de hoofdstukken 14 en 15 nog terug. 3 Na de oorlog was de officiële schatting van het Bundesministerium fur Vertriebene van de Bondsrepubliek Duitsland: vijf-en-zeventigtot honderdduizend. (Die Vertreibung der deutschen Bevol kerung aus den Gebleten öst/ich der Oder-Neisse, dl. J, I (z.j.), p. 65 E)'41 en '
42 in Duitse handen waren gevallen, niet meer in leven waren ', en toen het Rode Leger in de zomer van '44 het gebied bij Lublin had bevrijd, was daar het grote eoncentratie- en vernietigingskamp Majdanek (officieel: het Konzentrationslager Lublin) ontdekt waar honderdduizenden gevangenen waren afgebeuld en vele tienduizenden Poolse Joden in primitieve gaskamers vermoord. Een Russische staatscommissie toog onmiddellijk op onderzoek uit - haar rapport werd eind '44 gepubliceerd, gaf een duidelijk beeld van wat zich in Majdanek had afgespeeld en leidde tot een proces waar in Russische bladen en radio-uitzendingen veel aandacht aan werd besteed. Daar kwam nog bij dat eind '44 en begin '
45 in deze media, die van de zomer van '41 af in ongeremde bewoordingen haat tegen Duitsland en de Duitsers hadden gepredikt, o.m. in teksten van de schrijver Ilja Ehrenburg onverholen werd gezegd dat de Russische militairen zich op Duits grondgebied alles konden veroorloven: plunderen en moorden, zoveel als zij wilden; ook was ,nog van belang dat van de in Azië gemobiliseerde Russische militairen velen uit een samenleving kwamen waar het traditie was dat wat en wie zich op het veroverde grondgebied van een vijand bevond, eigendom was van de veroveraar."
Het spreekt vanzelf dat de berichten omtrent de wandaden aan Russische kant (er waren overeenkomstige wandaden van de eerste Poolse eenheden die de gebieden gingen bezetten welke aan het nieuwe Polen waren toegewezen) Goebbels en de zijnen welkom waren: er werd
I Men schat dat van de vijf-en-een-half miljoen Russische krijgsgevangenen een miljoen door de Einsatzgruppen van de SD in het oosten is geliquideerd dan wel in de concentratiekampen doodgeschoten of vergast en dat voorts in de kampen van de Wehrmacht en in de concentratiekampen (hoofdzakelijk in de kampen van de Wehy macht'ï bijna twee miljoen driehonderdduizend zijn bezweken; die cijfers waren natuurlijk eind '44-begin '
45 nog niet bekend. 2 Van maart af werden de Russische militairen weer systematisch aangespoord, zich gedisciplineerd te gedragen. In de officiële publikatie van het Bundesministerium JÜY Vertriebene wordt overigens ook vermeld dat' eine beträchtliche Anzahl' dier militairen misdragingen is tegengegaan. (Die Vertreibung dey deutschen Bevolleeruno aus den Cebieten ostlich. der Oder-Neisse, dl. I, I, p. 62 E)
De vlucht van zoveel miljoenen, zulks in weken waarin het bitter koud was, ging met grote ontberingen gepaard - er zijn tallozen door het ijs gezakt, anderen zijn verdronken doordat evacuatie-schepen tot zinken werden gebracht; vermoedelijk zijn van de vijf miljoen vluchtelingen vele honderdduizenden omgekomen.
De vlucht derwas een menselijke tragedie die, historisch beschouwd, het Duitse volk aan zichzelf te wijten had. Wij achten het gepast er daarbij op te wijzen dat de situatie van de concentratiekampgevangenen die door de SS uit het gehele gebied dat door het Rode Leger veroverd dreigde te worden, westwaarts werden gedreven, heel veel ongunstiger was dan die van de vluchtelingen. De vluchtelingen waren
De concentratiekamp-gevangenen evenwel waren half-verhongerd, hadden niet meer dan de dunne concentratiekamp-kleding om het lijf, bezaten geen goede schoenen en evenmin dekens, werden opgejaagd door SS'ers die allen die van uitputting neerzegen, doodschoten, en werden, ergens op een station aangekomen, in open goederenwagons geladen die westwaarts reden zonder dat aan de meeste gevangenen ook maar een stuk brood te eten of een teug water te drinken werd gegeven.
Zo was het, in januari' 45, bij de evacuatie van het immense complex Auschwitz-Birkenau; zo was het al eerder toegegaan bij de evacuatie van andere kampen, Majdanek bijvoorbeeld; zo zou het ook in de allerlaatste maanden, ja allerlaatste dagen van de oorlog toegaan bij de evacuatie, d.w.z. bij het voor de naderende bevrijders uitdrijven, van de gevangenen uit talrijke kampen in andere delen van Duitsland.
Wij hebben in hoofdstuk I van ons deel 8 (Gevangenen en gedeporteer den) in de geschiedenis van de Duitse concentratiekampen in de tweede wereldoorlog drie fasen onderscheiden: de eerste fase was die van de 'Vernichtung durch Arbeit' (woorden waarmee Reichsjustizminister Thierack in september '42 de functie der concentratiekampen had aangegeven), de tweede fase, eind '42-begin '
43 aanvangend, die waarin ter wille van de inschakeling der gevangenen in de oorlogsindustrie bepaalde verzachtingen in het regime werden aangebracht (aan de gevangenen, behalve aan de Joden en Russen, mochten bijvoorbeeld voedselpakketten worden toegezonden) en de derde fase was die van de evacuatietransporten en van de overvolte in de resterende kampen waar verwoestende epidemieën uitbraken. Een door ons in deel 8 weergegeven, betrouwbare schatting hield in dat tot eind '44 in alle 'officiële'
, d.w.z. door de SS geleide concentratiekampen bij elkaar bijna achthonderdduizend
Van hen zijn in de periode van eind december '44 tot begin mei '45, in niet veel meer dan vier maanden dus, naar schatting nog minstens driehonderdduizend