Koots verzoek (hij had er in vermeld dat de illegaliteit zich door de SD extra bedreigd voelde) kwam kort voor de z yste oktober in Londen binnen waar het onmiddellijk werd doorgegeven aan prins Bernhard en aan de z.g. Bombardementscommissie der regering die in die tijd bestond uit minister-president Gerbrandyen de ministers van Lidth (oorlog), Furstner (marine) en Michiels van Verduynen (zonder portefeuille) en waaraan kapitein-luitenant ter zee C. Moolenburgh als adviseur was verbonden. De prins stelde zich op het standpunt dat de aanval diende te worden uitgevoerd, maar de commissie, op de z yste bijeenkomend, voelde er niet voor om, zo noteerde van Lidth, 'het Gestapo-hoofdkwar tier dat boze plannen tegen de ondergrondse troepen smeedt', te laten bestoken. 'RAF', zo schreef van Lidth, 'heeft reeds herhaaldelijk gewei