In november '40 had zijn minister van buitenlandse zaken, Molotow, tijdens besprekingen in Berlijn met Hitler en von Ribbentrop, de Duitse minister van buitenlandse zaken, duidelijk gemaakt dat Finland en Bulgarije geheel in de Russische belangensfeer moesten komen te liggen, dat de Sowjet-Unie bases moest krijgen aan de Dardanellen en dat Zweden en Denemarken voortaan als een soort Russisch 'voorterrein'
beschouwd moesten worden. Enkele maanden later, begin '41, zei Molotows onderminister, Wisjinski, tegen de joegoslavische gezant in Moskou dat het Rode Leger na afloop van de oorlog onder alle omstandigheden Roemeniƫ en Hongarije zou bezetten. Een duidelijk patroon bleek uit die uitlatingen nog niet; dat kon eind '40 en begin '
41 ook nauwelijks worden aangegeven: het was in het perspectief van Moskou volmaakt onzeker hoe de Tweede Wereldoorlog zou aflopen.