Elk kamp had een gevangenen-hiërarchie met een Lagerältester aan het hoofd. Werkploegen, Kommandos. stonden er onder Kapo's. Elke slaapbarak had een eigen Block-Áltester, elk deel van een slaapbarak (Stube) had een Stube-Altester, Kapo's hadden de leiding van de kamppolitie en de kampbrandweer, van de keukenploeg. in de barak waar de kampkleding werd uitgereikt, in de kampgevangenis (de Bunker), in de ziekenafdeling (het Revier), in de kantoren waar de binnenkomende gevangenen over de verschillende barakken werden verdeeld en bij de verschillende Kommandos ingedeeld, enzovoort. Die gevangenen vormden een bonte mengeling en niet alleen naar nationaliteiten (daarvan telde Dachau er ten tijde van de bevrijding 32). Alle door de Sicherheitspolizei und SD vervolgde groepen waren onder de gevangenen vertegenwoordigd: politieke tegenstanders, Getuigen van Jehova, homosexuelen, asocialen, Joden, en Russische en andere dwangarbeiders; daarnaast waren de kampen al vóór de tweede wereldoorlog gebruikt om er diverse categoriëen Duitse misdadigers, vooralook z.g. Berufsuerbrecher, in op te sluiten - die misdadigers waren het aan wie, soms samen met asocialen, de kamp-SS aanvankelijk het vormen van de kamphiërarchie had opgedragen. Dat betekende dat wie uit de quarantaine-afdeling welke elk kamp kende, in het eigenlijke kamp werd opgenomen, o.m. voor het werk dat hij daar te verrichten kreeg, afhankelijk was van beslissingen, genomen door beroepsmisdadigers en asocialen en ook verder onderworpen bleef aan de nukken en grillen (en vaak ook wreedheden) van deze Kapo's en hun helpers.