Bij elk kamp bevond zich een staf van SS'ers (de 'kamp-SS'
) en bevonden zich bewakingseenheden (de 'bewakings-SS'
); die bewakers hadden oorspronkelijk allen behoord tot de SS- Totenkopf-Standarten, die sinds '40 evenwel geheel in de Waffen-SS waren opgegaan. De Wach sturmbanne die sindsdien de bewaking hadden overgenomen (sinds april '41 waren zij formeel een onderdeel van de Waffen-SS, evenals de 'kamp-SS'
trouwens), hadden sinds '40-'
41 een veel gemengder karakter aangenomen; men trofin deze eenheden, behalve Waffen-SS'ers die niet meer tot frontdienst in staat waren, ook oudere leden aan van de Allge meine SS2, van de SA en van de Ordnungspolizei, dan oudstrijders uit de Eerste Wereldoorlog en afgekeurde militairen van de Wehrmacht en verder nog Volksduitsers", Litauers en Oekraïners, in Nederland (en in enkele kampen buiten Nederland) ook Nederlanders. In totaal waren er eind '44 ca. vijf-en-dertigduizend bewakings-SS'ers. Het aantal kamp SS'ers was veel kleiner: eind '44 niet veel meer dan vijfduizend. Dat alles betekende dat er toen gemiddeld zeven bewakings-SS'ers en één kamp SS'er waren op elke honderdvijftig gevangenen.