Wanneer men de verklaringen leest die na de bevrijding werden afgelegd door naar Auschwitz gedeporteerden die vandaar in de laatste maanden van '44 naar elders werden getransporteerd, dan is het opvallend hoe verschillend de omstandigheden waren waarin de een dan wel de ander terechtkwam. Ook binnen het Auschwitz-complex zelf waren trouwens de verschillen groot. Zo werden eind oktober ca. vijf-entwintig mannelijke gedeporteerden uit Nederland ingedeeld bij een transport van honderdvijftig gevangenen die in een groot metaalbedrijf te Gleiwitz tewerk werden gesteld van een Aussenkommando uit dat Gleiwitz III heette en waar zich in totaal ca. zeshonderd gevangenen bevonden. Wel was er de behandeling, aldus een der Nederlanders, 'gemeen'
, maar daar stond tegenover dat het onderdak 'buitengewoon goed'
was." 'De eerste avond'
, aldus een tweede gedeporteerde,