Uit het voorafgaande blijkt dat zich in de zomer van '44 in de '
Joodse' kampgedeelten van Bergen-Belsen bij elkaar bijna zevenduizend Joden bevonden. Zij namen in zoverre al een aparte positie in dat zij geen kampkleding droegen en dat contact mogelijk was tussen de gezinsleden. Niettemin zou ook voor hen de periode tot aan Duitslands ineenstorting, gegeven de volmaakte onverschilligheid die ook de SS-leiding van Bergen-Belsen kenmerkte, onder alle omstandigheden er een zijn geworden van toenemende moeilijkheden - zij ging evenwel een katastrofaal karakter aannemen doordat het Bergen-Belsen-complex als geheel in de laatste oorlogsfase, gelijk reeds opgemerkt, een gigantische afvalbak werd: van zieke mannelijke gevangenen (het Häfilingslager) en van vrouwelijke gevangenen voor wie er geen werk was en voor wier lot er dus