Die ergernis leidde in december '44 tot een crisis. De Joodse Coördinatie-Commissie die toen de namen bezat van bijna zeventienhonderd Joden die in het Sternlager van Bergen-Belsen en van bijna elfhonderd die in Theresienstadt opgesloten zaten, wenste hun allen pakketten, relatief dure (er zou in elk pakket voor meer dan f Ia aan medicijnen zitten), toe te zenden, waarvoor f 40 000 nodig was maar Saly Mayer wilde niet verder gaan dan gelden ter beschikking te stellen voor I 600 pakketten. Waarom die beperking? De reden was dat, hoewel minister van den Tempel zich in augustus bereid had verklaard, de Joodse Coördinatie-Commissie van september af met f 5 000 per maand te steunen (de helft van wat de joint per maand voor de gedeporteerden uit N ederland placht uit te geven), de commissie in december, vier maanden later, nog geen cent uit Londen had ontvangen. Injanuari '45 deed dejointvan Amerika uit aan de Nederlandse regering in Londen weten dat zij de hulpverlening aan Joden die Nederlandse staatsburgers waren, voortaan aan die regering zou overlaten en dat zij haar eigen geld slechts zou besteden aan uit Nederland gedeporteerde statenloze (Duitse en Oostenrijkse) Joden - desondanks financierde Saly Mayer in januari en februari toch weer pakketzendingen aan het Sternlager in Bergen-Belsen; naar de gedeporteerden in Theresienstadt werden evenwel geen pakketten meer gezonden, zulks op advies van het Internationale Rode Kruis (wij nemen aan dat deze organisatie reden had om aan te nemen dat die pakketten niet zouden worden uitgedeeld).