In het Altersghetto werd op 3 februari tot aller stomme verbazing bekendgemaakt dat twaalfhonderd Joden twee dagen later per trein naar Zwitserland zouden kunnen vertrekken. Lang niet iedereen was bereid, zich voor dat transport op te geven (welke zekerheid had men dat het niet een nieuwe list was van de SS?) lang niet iedereen mocht zich opgeven: de Lagerkommandant deed weten dat diegenen van wie enkele maanden tevoren naaste familieleden naar Auschwitz waren verdwenen, niet mee mochten; voorts werden tot het transport ook geen intellectuelen, personen die hoge posities hadden bekleed, geesteszieken, andere zieken en personen die bij de bouw van barakken waren ingeschakeld, toegelaten. Alle scepsis ten spijt, verscheen op 5 februari in Theresienstadt een trein die uit Pullman-wagons bestond - twaalfhonderd personen (onder hen, gelijk reeds gezegd, vierhonderdzeven-en-dertig Nederlanders) konden instappen. Zij kregen voldoende levensmiddelen mee. Voor de Zwitserse grens was bereikt, moesten alle inzittenden hun Jodensterren verwijderen. Op 6 februari reed de trein Zwitserland binnen. De bevrijde gedeporteerden werden daar opgenomen in verblijfskampen en de Zwitserse pers, door Musy ingelicht, berichtte dat de aankomst van deze groep gedeporteerden aan Musy te danken was.