Het sprak vanzelf dat, naarmate de bevrijding naderbij kwam, de vraagstukken van het naoorlogs bestel meer aandacht gingen vragen. Veel van die vraagstukken vormden ook een onderwerp van gedachtenwisseling binnen de illegaliteit, die overigens (zulks zal uit dit hoofdstuk duidelijk blijken) in dat opzicht allerminst een eenheid was. Ten eerste waren er illegale groepen die elke bemoeienis van de illegaliteit met de politieke vraagstukken die in de naoorlogstijd aan de orde zouden komen, principieel verwierpen, ten tweede tekenden zich tussen de groepen die die bemoeienis niet uit de weg gingen of er zelfs hoge prijs op stelden, allerlei tegenstellingen af; daarbij stond de vraag of na de bevrijding een 'vernieuwd'
Nederland diende te ontstaan, centraal.
Ten aanzien van het principieel verwerpen van bemoeienis door de illegaliteit met naoorlogse politieke vraagstukken willen wij er om te beginnen op wijzen dat in lang niet alle groepen wereld- of levensbeschouwelijke opvattingen een rol hadden gespeeld. Veel illegale werkers beperkten zich er toe, te doen wat hun hand te doen vond: zij bedreven spionage, zij saboteerden, zij hielpen onderduikers, zij gaven illegale bladen uit, zij zorgden voor clandestiene verbindingen, zij zamelden geld in voor illegale doeleinden, en zij keken bij dat alles niet verder dan de bevrijding. Hun was het besef voldoende dat zij de vijand bestreden en de bondgenoten hielpen - dat zagen zij als hun eigen, door vaderlandsliefde bepaalde, strikt persoonlijke opdracht die uit de bezetting was voortgevloeid en die ten tijde van de bevrijding als voltooid zou mogen worden beschouwd. Zeker, individueel hadden ook deze illegale werkers wel bepaalde wensen met betrekking tot het naoorlogs bestel maar de verwezenlijking daarvan zagen zij als een taak die hun als staatsburgers aanging, niet als een die was weggelegd voor de illegale groepen waarvan zij deel hadden uitgemaakt.
Anderen waren er die hun illegale werk beleefden, althans mede beleefden, als een door duidelijke concepties ingegeven streven naar een betere samenleving - een streven dat uiteraard bij het einde van de bezetting niet moest worden opgegeven maar dan eerder met verdubbelde kracht voortgezet. Zo werd het vooral gezien in linkse en j engeren'vernieuwd'
Nederland moest ontstaan; de samenstellers van beide bladen meenden óók dat hun overtuiging werd gedeeld door een groot deel, misschien wel het grootste deel, van de publieke opinie.
Was dat zo?
Die vraag viel niet te beantwoorden; de publieke opinie kon zich niet uiten. Wie vóór de bezetting bepaalde staatkundige denkbeelden had aangehangen, zag die door sommigen aanvaard en door anderen bestreden en kon er zich, de reacties in de pers en in laatste instantie de uitslagen van de algemene verkiezingen nagaand, een denkbeeld van vormen hoe groot het deel van het volk was dat zijn denkbeelden deelde. Tijdens de bezetting was de pers gelijkgeschakeld en het parlementair bestel opgeheven. Dat droeg er toe bij dat redacties van bladen als Vrij"Nederland en Het Parool de mate waarin hun opvattingen weerklank hadden gevonden, verre konden overschatten. Van belang was bij dat alles óók dat er onder de vooroorlogse politieke partijen van enige betekenis slechts één was geweest, de Communistische Partij Nederland, die als zodanig in de illegaliteit was gegaan en van eind '40 af een eigen illegaal blad had uitgegeven: De Waarheid een overeenkomstige actie was door de Rooms-Katholieke Staatspartij, de Anti-Revolutionaire Partij, de Christelijk-Historische Unie, de Liberale Staatspartij, de Vrijzinnig-Democratische Bond en de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij niet ontplooid. Zeker, van drie van die partijen: de ARP, de liberale partij en de SDAP, waren duidelijke verzetsimpulsen uitgegaan (verzet vooral tegen SeyssInquarts gelijkschakelingspolitiek) maar zij hadden niet door middel van het uitgeven van eigen illegale bladen getracht, hun aanhang vast te houden en eventueel uit te breiden. Dat vasthouden was wel met andere middelen nagestreefd: voormannen van die drie, maar ook van de andere partijen (zulks met uitzondering van de RKSP') waren in het land gaanwas dat op kritieke momenten aan de gelovigen deed weten welke houding zij jegens de bezetter en zijn instellingen dienden
Van belang lijkt ons bij dit alles ook, te onderstrepen dat er bij de voormannen van de genoemde zes democratische partijen geen sprake was van enige behoefte om te abdiceren. In tegenstelling tot het Driemanschap van de Nederlandse Unie hadden zij in de zomer van '40 geweigerd, publiekelijk naar voren te treden toen de bezetter daaraan de eis had verbonden dat zij geen gewag zouden maken van de begrippen 'Oranje'
en 'onafhankelijkheid'
- nadien waren zij elandestien blijven samenwerken in het Politiek Convent, in het breder samengesteld Grootburgercomité en het daaruit afgeleide Nationaal Comité. I Dat Nationaal Comité had er zich in '42 en in de eerste maanden van '
43 op voorbereid om, mede teneinde aan de OD en de CPN de pas af te snijden, namens de regering in de overgangstijd het gezag uit te oefenen maar de leden ervan waren, met talrijke medewerkers, in de eerste dagen van april '43 als uitvloeisel van het Englandspiel gearresteerd. Nadien had vooral Drees, de vroegere fractievoorzitter van de SDAP in de Tweede Kamer, zijn best gedaan om de in het Politiek Convent en het Grootburgercomité tot stand gekomen samenwerking voort te zetten. Het Politiek Convent dat voordien bestaan had uit zes partijvoorzitters en zes fractievoorzitters, beperkte hij tot zes leden: mr. H. A. M. T. Kolfschoten voor de RKSP, dr. A. A. L. Rutgers voor de ARP, mr. G. E. van Walsum voor de CHU, mr. M. H. de Boer voor de Liberale Staatspartij en J. Schilthuis voor de Vrijzinnig-Democratische Bond - zelfbleefhij de SDAP vertegenwoordigen. Daarnaast zette hij het Nationaal Comité, waarin ook twee personen hadden gezeten die niet bepaalde partijen vertegenwoordigden (mr. E. E. Menten en ir. J. A. Ringers), voort in de vorm van het Vaderlands Comité dat, behalve uit hemzelf, uiteindelijk kwam te bestaan uit Kolfschoten, de anti-revolutionair mr. J. Donner en opnieuw twee 'partijlozen'
: mr. K. P. van der Mandele en mr. H. J. Reinink; van der
I Wèl te onderscheiden van het begin '43 opgerichte Nationaal Comité van Verzet, hetwelk meestal als 'het NC'
werd aangeduid.'vernieuwing'
van de samenleving te verwachten was.
Uit wat nu volgt, zal blijken dat in de strijd die zich van de zomer van '44 af binnen de illegaliteit ging voordoen (wel te verstaan: aan de toppen - tot lagere regionen drong die strijd slechts door voorzover er iets over werd gepubliceerd), de twee vragen centraal stonden die wij al noemden: had de illegaliteit als zodanig een eigen politieke taak in de overgangstijd en in het gehele naoorlogse bestel, en was het wenselijk daarbij te streven naar een radicale 'vernieuwing'
?
Er was nog een derde vraag: kon men de CPN beschouwen als een groepering die in beginsel te vertrouwen was of moest men er van uitgaan dat de communisten in wezen vroeg of laat een gewelddadige omwenteling zouden gaan nastreven?
In hoofdstuk 7 ('Koot, Thijssen en van Bijnen') deden wij reeds uitkomen dat er in kringen van de KP en de LO bepaald sprake was van wantrouwen jegens de communisten - een wantrouwen, meer in het algemeen tegen 'links'
gericht, dat, met de herinnering aan Troelstra's 94'42 af een bepalend element was geweest in het denken van vele vooraanstaande OD'
ers. Wij wezen er ook al op dat die KP'ers en LO'
ers, alsook verscheidene OD'ers, vooral gevaren duchtten van de zijde van de RVV waarin communisten vooraanstaande posities waren gaan bekleden en waartoe groepen behoorden die, zo werd gemeend, goeddeels uit communisten bestonden. Die al in de herfst van '44 bestaande beduchtheid voor wat communisten ten tijde van of na de bevrijding zouden kunnen ondernemen, werd in november aangewakkerd door de troebelen in België en in december door die in Griekenland - wij komen op die beduchtheid nog terug maar voordat wij dat doen, lijkt het ons wenselijk, een beeld te geven van de activiteit van de illegale CPN in de hongerwinter en van de denkbeelden die door haar werden verkondigd.
Schrijven wij over de activiteit van de illegale CPN, dan willen wij vooropstellen dat er met name in de hongerwinter talrijke communisten zijn geweest die een deel van hun illegale activiteit of zelfs die gehele activiteit ontplooiden in het verband van een andere organisatie: de RVV of de BS. Impliciet hebben wij dan ook, toen wij in hoofdstuk 7 de RVV-groepen en in hoofdstuk 8 de Binnenlandse Strijdkrachten behandelden, al veel geschreven over door communisten bedreven illegaal werk. In deze paragraaf gaat het over iets anders, n1. over de illegale activiteit van de CPN als zodanig.
Die activiteit was begonnen (wij herhalen nu eerst enkele gegevens uit vorige delen) in de zomer van '40. Het Driemanschap waaraan de leiding was toevertrouwd (Paul de Groot, Lou Jansen, Jan Dieters), had toen eerst, tegen de achtergrond van het Duits-Russisch bondgenootschap, een poging ondernomen om een deel van de legale activiteit voort te zetten, o.m. door het opnieuw doen verschijnen van het dagblad van de partij, het Volksdagblad, en van het theoretisch maandblad, Politiek en Cultuur; in dat maandblad was een (vermoedelijk door de Groot geschreven) artikelopgenomen waarin het wenselijk was genoemd dat 'geen enkel gezag van de weggelopen regering'
meer zou worden erkend, dat die regering 'tegenover Duitsland een waarlijke neutraliteit'
zou betrachten en dat 'het Nederlandse werkende volk tegenover de Duitse bezetting ... een correcte houding (zou) aannemen'. Deze uitlatingen 94
Die aanvallen op Engeland en het Oranjehuis, welke het al vóór de bezetting bestaande isolement van de CPN hadden versterkt, werden na het begin van de Duitse invasie van de Sowjet-Unie (22 juni '41) prompt gestaakt. Bij tegenstanders van de CPN versterkte dat de overtuiging dat de partij haar beleid volledig liet bepalen door wat zij voor de belangen van de Sowjet-Unie hield of door wat haar wellicht zelfs aan directieven was overgebracht. Wat die directieven dan precies inhielden, weten wij niet - wèl dat de Groot (sterkste figuur in het Driemanschap) door de man die voor en na mei '40 de geheime radioverbindingen met Moskou onder zijn beheer had, Daniël Goulooze, beschouwd werd als een bekrompen fanaticus die alle gevoel miste voor wat de brede massa in N ederland bewoog.
Begin april '43 werden Jansen en Dieters door de SD gearresteerd; de Groot bleef op vrije voeten maar dook zo diep onder dat hij nadien geen deel meer had aan het illegale werk van de partij. Goulooze ontving toen uit Moskou het advies, een vertrouwde partijgenoot met de vorming van een nieuwe leiding te belasten. Hij koos hiervoor Jan Postma uit die sinds enkele maanden in Amsterdam districtsleider van de CPN was, en deze liet zich terzijde staan door de twee communisren met wie hij het nauwst had samengewerkt: W. F. Puister en F. Reuter.
Postma dacht ruimer dan de Groot en hij was in dat opzicht binnen de illegale CPN niet de enige gebleven; hij zocht meer aansluiting bij andersdenkenden. Dat laatste was trouwens in overeenstemming met wat Moskou wenste: de Russische partijleiding ging er in die tijd op aandringen dat de communistische partijen van bezet Europa zouden trachten, de dominerende factor te worden in nieuwe 'nationale fronten'
- wat Nederland betrof, vergde zulks dat de CPN zich breder opstelde. Inderdaad, van Postma's hand verscheen in de herfst van '
43 een bijdrage in een illegale brochure, Om Neêrlands toekomst, waarin hij o.m. opkwam voor 'het herstel van het rijk der Nederlanden in zijn volle omvang'
94'met al zijn staatsinstellingen, zijn democratische grondwet, zijn gewetensvrijheid en al de rechten en vrijheden van zijn burgers.'
In dat nieuwe Nederland moesten, betoogde hij, de arbeiders zich in één vakbeweging en één politieke partij veremgen.
Met die tactiekwijziging van de CPN hing samen dat de nieuwe partijleiding de sabotagegroepen, die tevoren actief waren geweest in een eigen organisatie: het Militair Contact, uit dat verband losmaakte en besloot dat wat nog van de groepen over was (onbarmhartig vervolgd door de SD, hadden zij, evenals trouwens de illegale CPN in het algemeen, zware verliezen geleden), in de RVV zou worden ingebracht door Gerben Wagenaar, die in de leiding van het Militair Contact had gezeten; Wagenaar werd zelf lid van de Raad van Verzet. Hij was in dat college de enige communist. Het feit evenwel dat De Waarheid alle van de Raad uitgaande oproepen overnam en regelmatig berichten publiceerde omtrent de activiteit van RVV-groepen, gaf menige buitenstaander de indruk dat de RVV bezig was, zich tot een communistische mantelorganisatie te ontwikkelen.
In november '43 werden Goulooze en Postma door de SD gearresteerd. Het was toen Jaap Brandenburg, districtsleider van de CPN te Amsterdam ten tijde van de Februaristaking, die de leiding van de partij overnam, niet als eenling overigens. Hij nam in die leiding behalve Puister en Reuter ook A. J. Koejemans, F. Baruch, B. Gillieron en Wagenaar op. Koejemans werd hoofdredacteur van De Waarheid en liet zich daarbij door Baruch bijstaan, Puister en Reuter namen het organisatorische werk voor hun rekening, Gillieron zette de leiding van het Solidariteitsfonds, het onderlinge steunfonds van de partij, voort (en ging haar, gelijk in hoofdstuk 6 vermeld, in de herfst van '44 vertegenwoordigen in het bestuur van de Stichting I940-I945) en Wagenaar bleef lid van de Raad van Verzet. De nieuwe partijleiding kwam eens per week voor een nachtelijke vergadering bijeen - wij nemen aan dat daar wel aantekeningen zijn gemaakt althans van de genomen besluiten maar of die bewaard gebleven zijn, weten wij niet; zij zijn ons in elk gevalonbekend.
Om te beginnen willen wij er nu op wijzen dat die derde partijleiding, in tegenstelling tot de eerste (de Groot) en de tweede (Postma), geen directe verbinding had met Moskou. Wel te verstaan: in oktober' 44 werd, geheel buiten de Nederlandse regering om, met medewerking van de Britse geheime dienst een Russische geheime agent in bezet Nederland gedropt. Reuter geeft in zijn in '78 verschenen De Communistische Partij
Wij nemen aan (Reuter schrijft er niet over) dat Blumer een mondelinge boodschap uit Moskou heeft overgebracht; wat die inhield, weten wij niet, maar in elk geval konden Brandenburg en de zijnen uit de uitzendingen van Radio Moskou, die zij nauwlettend volgden, afleiden welke algemene koers door de Russische partijleiding wenselijk werd geacht. Inderdaad werd er in die uitzendingen impliciet nog steeds op aangedrongen dat de communistische partijen in elk bezet land moesten trachten een overheersende positie te krijgen in het geheel van de verzetsbeweging en dat zij er met name ook in de naoorlogstijd naar moesten streven dat er uiteindelijk in elk land slechts één arbeiderspartij kwam. De oprichting van die ene partij werd door Brandenburg en de zijnen in De Waarheid herhaaldelijk bepleit en daarbij stelden zij zich op het standpunt dat het onjuist zou zijn, onmiddellijk na de bevrijding tot de formele heroprichting van de CPN over te gaan - het denkbeeld evenwel, die formele heroprichting uit te stellen stuitte bij menige CPN' er op weerstanden; vooral in Amsterdam en in de Zaanstreek waren die sterk.
Hoe kon men nu, als de CPN niet onmiddellijk werd heropgericht, diegenen bijeenhouden die communistisch dachten? Gemeend werd dat dit het beste kon geschieden door hen allen te groeperen rond De Waarheid. Dat betekende dat dit illegale blad legaal moest worden voortgezet. De eerste voorbereidingen daartoe waren al in de zomer van '43 gemaakt - Puister was het toen geweest die, aldus Reuter, 'met het lumineuze idee (kwam) om de naam van De Waarheid, die zo'n vertrouwde klank had gekregen, na de oorlog te handhaven, met de vooroorlogse naam: Volksdagblad voor Nederland, als ondertitel.'! Die ondertitel, ietwat uitgebreid: Volksdagblad voor bevrijd Nederland (daar was De Waarheid legaal gaan verschijnen), u/eekblad voor bezet gebied, werd van midden november '44 af aan de hoofdtitel van de illegale Waarheid toegevoegd en in die tijd kwam, zoals in hoofdstuk 6 vermeld, ook vast te staan dat
1 F. Reuter: De Communistische Partij van Nederland in oorlogstijd, p. 110.
Dan was er de vakbeweging. In zijn bijdrage in Om Neêrlands toekomst had Postma bepleit dat de communisten de oprichting van één vakbeweging zouden gaan nastreven. Wagenaar vertelde ons in ' 58 dat hij en Reuter daar tegenstander van waren geweest; zij beiden hadden gemeend dat communisten meer zouden kunnen bereiken als zij na de bevrijding zouden trachten, zich van de grootste vakcentrale: het NVV, meester te maken, maar dat denkbeeld was door Brandenburg, Baruch, Gillieron, Koejemans en Puister verworpen.' Inderdaad, het partijbestuur zette een stevige actie op touw om aanhangers te winnen voor het denkbeeld dat er na de bevrijding slechts één vakbeweging, de Eenheidsvakbeweging, zou zijn." De voorbereidingen daarvan werden aan drie communisten: Bertus Brandsen, Dries Kieburg en Berend Blokzijl, toevertrouwd. Zij begonnen in oktober '44 een illegale vakbondskrant uit te geven, Werkend Nederland, richtten, toen het denkbeeld bleek aan te slaan en er tal van plaatselijke EVB-comité's ontstonden (wij herinneren er aan dat er ook in het bevrijde Zuiden aanvankelijk veel steun was voor de daar opgerichte Eenheidsvakbeweging), een Voorlopig Landelijk EVB-comité op en kwamen in maart '45 met een '
Beginselverklaring' naar voren waaraan een uitgebreid '
Program van Aktie' was toegevoegd." 'Zou het zo zijn'
, zo heette het in de Beginselverklaring,
'Wij stellen ons voor'
, stond ook nog in de Beginselverklaring, 'dat de eenheidsvakbeweging op politiek-neutrale grondslag zal worden georganiseerd.' In werkelijkheid was van politieke neutraliteit geen sprake: de Eenheidsvakbeweging was door communisten voorbereid en de Beginselverklaring door Koejemans, hoofdredacteur van De Waarheid, geschreven.
Niet minder bedriegelijk was het dat, in opdracht van het partijbestuur, door communisten de oprichting van een organisatie voor de jeugd werd voorbereid die zich, schijnbaar even 'neutraal'
, 'Algemeen Nederlands Jeugdverbond'
zou gaan noemen.
De hoopvolle visie van waaruit de partijleiding bij dat alles handelde, is door het toenmalig bestuurslid Reuter duidelijk uiteengezet. 'Ook al was'
, schrijft hij,
'de CPN als zodanig blijven bestaan, en al hadden we het verschijnsel niet gestimuleerd, er was bij ons zoiets als een Waarheid-beweging gegroeid, die beslist niet samenviel met de vooroorlogse partij. We waren een massabeweging geworden, verankerd in alle lagen van de bevolking. Onze hechte banden met de arbeiders kwamen tot uitdrukking in ons werk voor een nieuwe vakbeweging. De contacten met kunstenaars en intellectuelen waren stevig gefundeerd op de banden met De Vrije Kunstenaar en De Vrije Katheder. We steunden elkaars werk en het wederzijds respect en vertrouwen was volledig. Maar ook bij middenstanders en kleine fabrikanten was ons aanzien sterk gestegen. Menigmaal hebben we uit die kringen hulp en ondersteuning gekregen.
Tegen deze toch wel gecompliceerde achtergrond was het niet eenvoudig om te bepalen in welke richting we moesten denken en werken. Het zijn vooral Brandenburg, Koejemans en Baruch geweest die het leeuwendeel verrichtten om tot een duidelijke formulering te komen van de positie van de partij, overigens zonder de opvattingen van anderen te negéren. We gingen ervan uit dat onze nieuw verworven aanhang voornamelijk bestond uit vroegere sociaal-democraten, politiek ongeïnteresseerden en vooral jongeren - groepen met weinig of geen theoretische scholing en ideologisch inzicht. Als we ten aanzien van hen de vooroorlogse maatstaven zouden aanleggen, zoals op het gebied van discipline, zouden er alleen maar schrikreacties volgen. We waren van mening dat we deze groepen soepel moesten opvangen, maar wel met ideologische scholing moesten beginnen .... In onze diepgaande discussies over deze problematiek kwamen we
Uit deze gedachtengangen vloeide voort dat de illegale CPN binnen de illegaliteit zo nauw mogelijk met (in sommige opzichten) gelijkgezinde groeperingen moest samenwerken (binnen de Grote Adviescommissie der Illegaliteit dus met de overige leden van de linkersectie), dat zij in het algemeen zo weinig mogelijk aanstoot moest wekken" maar dat zij tegelijkertijd in haar eigen zelfstandige actie aansluiting moest zoeken bij wat, naar zij meende, in grote bevolkingsgroepen leefde. In dat kader trachtte zij in de hongerwinter de vrouwen in de arme stadswijken in beweging te krijgen: dezen werden opgeroepen om samen met hun kinderen 'hongeroptochten'
te houden naar de gemeentehuizen waar aangedrongen zou worden op hogere rantsoenen. In Schiedam vonden twee van zulke door communisten georganiseerde hongeroptochten begin januari plaats, in Amsterdam waren er optochten in februari, in Zaandam werd in die tijd, toen De Waarheid tot een hongeroptocht had opgeroepen, door alle andere illegale bladen daartegen gewaarschuwd: de gemeentebesturen hadden immers niets te zeggen over de hoogte der rantsoenen.
Wij keren nog even terug naar de geciteerde passage uit Reuters herinneringen. De na de bevrijding te volgen tactiek werd daarin ons inziens het duidelijkst aangegeven in de formulering dat de Waarheid-beweging 'moest blijven bestaan, en daarbinnen zou de partij kunnen opereren' - met andere woorden: in de actie naar buiten moest het ex-illegale blad dat veellezers had gevonden buiten de rijen der communisten (en ook wel door niet-communisten werd verspreid), centraal staan maar binnen 'de Waarheid-beweging' (beweging van communisten en, zo werd gehoopt, 'vroegere sociaal-democraten, politiek ongeïnteresseerden en vooral jongeren') diende de CPN de politieke richting en de daaruit voortvloeiende parolen aan te geven. 'We waren van mening'
, aldus Reuter, 'dat we deze groepen soepel moesten opvangen maar wel met ideologische scholing moesten beginnen.'
Die scholing ving aan met een illegaal blad, Scholing en Strijd, waarvan onder redactie van Baruch drie nummers werden uitgegeven: twee in maart, één in april '45. Die nummers stonden op grondslag van het Marxisme in de vorm waarin het door Lenin en 'op onnavolgbare wijze'
(aldus no. I) door Stalin was ontwikkeld I: er moest gestreefd worden naar een klassenloze maatschappij, de strijd daarvoor was zaak van de arbeidersklasse en haar voorhoede, de Communistische Partij, en die strijd zou 'noodzakelijkerwijze'
(aldus een citaat uit Marx) leiden tot 'de dictatuur van het proletariaat'
.2 Vóór de vestiging van die dictatuur diende gebruik te worden gemaakt van de kansen welke de 'burgerlijke democratie'
bood,
'de mogelijkheid is verder niet uitgesloten dat de overgang naar het socialisme een meer geleidelijk karakter zal aannemen. Immers, met de uitbreiding en verdieping van de staatkundige demoeratie zullen ook de staatsinstellingen zelf (politie, leger, de regeringsbureaucratie, enz.) een meer democratisch karakter aannemen en tot belangrijke instrumenten bij het terugdringen van de invloed der reactie kunnen worden. Met behulp van de staat zouden aan de monopolisten stap voor stap hun posities ontrukt kunnen worden. Door de geschiedenis zou daarmee aan de burgerlijke demoeratie een geheel nieuwe taak worden toegewezen"
van principiële aanvaarding van de parlementaire demoeratie was in dat
1 Scholing en Strijd, I, p. 5. 2 A.v., 3, p. 7. 'A.v.,' '
Ook in andere opzichten werd de Sowjet-Unie geprezen: zij had de oorlog 'een ander gezicht, een ander karakter gegeven', toen zij, 'anti-imperialistisch als zij is, in het strijdperk tegen Hitler trad."
Geheel in de lijn van de beschouwingswijze waarbij de Tweede Wereldoorlog tot 22 juni' 41 louter een '
imperialistische oorlog' zou zijn geweest, werden het beleid dat de Groot, Jansen en Dieters in de eerste maanden van de bezetting hadden gevoerd, en met name ook het 'veel besproken artikel in het tijdschrift Politiek en Cultuur' krachtig verdedigd: 'Het belang van het Nederlandse volk (eiste)', aldus Scholing en Strijd over de situatie in de zomer van '40,
'dat voor wat Nederland betreft, de vrede zo snel mogelijk hersteld werd. Erkenning van de naar Londen geëmigreèrde regering was dan ook op dat ogenblik niet mogelijk, daar deze (objectief gesproken) de Engels-Nederlandse imperialistische belangen verdedigde en van geen vrede weten wilde ... Snelle beëindiging van de oorlog - dat was het belang van het volk. Desnoods zou men een afzonderlijke vrede hebben moeten sluiten"
waarmee, curieus genoeg, de redactie van het scholingstijdschrift van de illegale CPN zich begin '45, in een terugblik op wat in de zomer van '40 was geschied, op het kwalijke, van alle begrip voor het nationaal-socialisme gespeende standpunt plaatste dat de defaitistische minister-president de Geer in juli-augustus '40 in Londen had ingenomen.
In het kader van de bewapening van de BS waren wapens in handen gekomen van communisten. In hoofdstuk 7 wezen wij er al op dat dat feit hier en daar tot bezorgdheid had geleid. Wij gaven daar enkele voorbeelden van. De Haarlemse substituut-officier van justitie, mr. N. J. G. Sikkel (hij werd eind november benoemd tot commandant van
'lieden'
bevonden 'die slechts beogen, na de bevrijding en na het vertrek der Geallieerde strijdkrachten de communistische eisen kracht bij te zetten door stemmen-aantal en, misschien, door wapengeweld'; Rombout, voorzitter van de Top van de Landelijke Knokploegen, sprak zich begin november in een brief aan van Bijnen tegen diens samengaan met de RVV uit, 'de leiding van de RVV is'
, schreef Rombout, 'in handen van overtuigde communisten die, zeker, in volle overtuiging de oorlog hebben verklaard aan het nationaal-socialisme doch slechts om ons daarvoor in de plaats te geven een minstens even gevaarlijke vorm van dictatuur', en het Centraal Bureau van de LO berichtte op 10 november aan de leden van de Top, 'dat de CPN grote gewapende groepen heeft.'
Men kan zich indenken dat personen die er zo over dachten, bepaald gealarmeerd werden door het feit dat namens de twee communisten die voor de RVVaanwezig waren in de vergadering van de Delta-Amsterdam welke op 17 november plaatsvond, door één hunner werd verklaard dat hij het er 'zonder meer niet mee eens (was) dat de wapens na uur U' (d.w.z. na de bevrijding) 'onmiddellijk zouden moeten worden ingeleverd wanneer de wettelijke regering hiertoe order gaf.'
Het zijn wellicht deze verklaring, wellicht ook andere mededelingen van dien aard, misschien tevens een in november verschenen beschouwing in De Waarheid geweest waarin geprotesteerd werd tegen de Gaulle's eis dat de Franse illegale groepen hun wapens zouden inleveren 1, die het College van Vertrouwensmannen deden besluiten, via de Contact-Commissie aan alle illegale groepen de vraag voor te leggen of zij wilden verklaren dat zij, als de regering daar na de bevrijding bevel toe zou geven, onmiddellijk hun wapens zouden inleveren. Stellig dachten de Vertrouwensmannen daarbij ook aan wat in november in België was gebeurd waar een overeenkomstig bevel tot ernstige troebelen had geleid.95'omdat men dat'
, aldus later van Randwijk,
'eenvoudig buiten de orde vond. Men stond op het standpunt: wij vechten niet voor ons plezier en dat inleveren komt later wel. Wij hadden natuurlijk niet de bedoeling die wapens te houden, maar er werd geen antwoord gegeven.'
1
Het uitblijven van dat antwoord versterkte de beduchtheid voor wat de CPN rechtstreeks, eventueel via groepen van de RVV, van plan was. Door de bezetter werd die beduchtheid aangewakkerd: met uitzendingen van een 'zwarte zender'
die communistische parolen verkondigde, met Z.g. illegale pamfletten waarin diezelfde parolen voorkwamen, en met reclameploegen die's nachts in de grote steden in het westen des lands met rode verf het hamer- en sikkel-symbool op muren aanbrachten.
Wij herinneren er aan dat de genoemde beduchtheid ook bij prins Bernhard bestond: midden februari had hij in een door hem geschreven concept voor een telegram aan kolonel Koot de zin opgenomen: 'Ben uitermate verontrust omtrent berichten bewapening CPN met door ons afgeworpen materiaal'
- Koot had geantwoord, dat hij die beduchtheid niet deelde.
In Londen werd op grond van verscheidene binnengekomen berichten en mededelingen van Engelandvaarders al vóór september '44 door menigeen verondersteld dat het communisme na de bevrijding een belangrijk grotere aanhang zou blijken te bezitten dan vóór de bezetting (in '37, bij de laatste algemene verkiezingen, had de CPN 3112 % van alle stemmen verworven). Na september '44 werd gemeend dat die aanhang in het bevrijde Zuiden inderdaad veel groter was geworden - de communisten-zelf hadden, schreef Meyer Sluijser in februari '45 uit Eindhoven"
in een nota.', tegen de officier van het Militair Gezag die de papiertoewijzingen voor De Waarheid regelde, gezegd, 'dat als zij vandaag verkiezingen konden houden, zij met 30 % uit de bus zouden komen. Dat lijkt me', had Sluijser toegevoegd, 'nogaloverdreven maar het geeft wel een beeld van hun groei."
J.
Verschillende berichten omtrent die groei hadden ook koningin Wilhelmina verontrust. Op I maart '45 noteerde zij in haar dagaantekeningen als punt dat zij met een der ministers, vermoedelijk de minister van oorlog (dat was toen J. M. de Booy ad interim), wilde bespreken:
'Welke afspraken wij moeten maken om in ieder geval baas in eigen huis te zijn en blijven, dus een toestand als in Griekenland te voorkomen. Weten wij genoeg af van de afspraken in dezen van de 3 groten?
Wanneer komt de rode uitbarsting, wat gaan wij daartegen doen, welke reacties zijn te verwachten bij het wèldenkende deel?"
de koningin hield er blijkbaar rekening mee dat het tot een tweede, wellicht gevaarlijker 'november '
18' zou komen. Zij was daar natuurlijk niet zeker van. Voor een onderhoud met Neher die in verband met de wapenstilstandsbesprekingen naar Londen was gekomen, noteerde zij eind april als vraag: 'Zijn com[munisten] van plan te grijpen n[aar] de macht en hun wapenen niet anders in te leveren dan na voldoening aan hun eisen ?'2
Er is een enkele aanwijzing dat de koningin (naar wij vermoeden: in de hoop, aldus de CPN ietwat in het gareel te krijgen) in die tijd overwoog, te bevorderen dat de partij vertegenwoordigd zou worden in het eerste na de bevrijding te vormen kabinet. Van der Gaag, die haar in januari '45 bezocht als afgezant van het College van Vertrouwensmannen (meer hierover in het volgende hoofdstuk)" stelde haar, zo deelde zij ons in '56 mee, de vraag of zij bereid was, communisten in het bedoelde95'Die meneer vertrouwde ik niet'
, voegde zij er toen aan toe. 'Hij was een communist'
(dat was van der Gaag bepaald niet)
'en ik vond zijn vraag niet behoorlijk. Hiermee kwam hij op een terrein dat bij uitstek mijn eigen domein was. Hij wilde me eigenlijk forceren. Ik zei dat ik op zijn vraag natuurlijk geen antwoord kon geven want dat zou betekenen dat ik vooruitliep op de toekomst, in het bijzonder op de adviezen die ik nog moest ontvangen."
Is die vraag inderdaad door van der Gaag gesteld? Hij heeft het in '8 I ontkend."
Hoe dat zij, het punt of communisten in de regering moesten worden opgenomen, bleef de koningin bezighouden. Voor een bespreking met de minister van handel, nijverheid en landbouw in het derde kabinet-Gerbrandy, drs. J. H. Gispen, noteerde zij op 9 april: 'bespreking met team, hoe denkt dit over Communist aan j ust[itie 1 ?'3 - wij vermoeden dat het de bedoeling van de koningin was dat Gispen dit denkbeeld aan zijn ambtgenoten zou voorleggen. Nadere gegevens terzake ontbreken.
Hetzelfde geldt voor een door Reuter vermeld gebeuren: dat nl. het bestuur van de illegale CPN, na een voorafgaand gesprek van Koejemans en Reuter met Drees (meer hierover in het volgende hoofdstuk), 'een uitnodiging (ontving) om een communistische afvaardiging voor consultatie met de koningin naar Engeland te sturen' - een uitnodiging die, als het relaas juist is, slechts van de koningin afkomstig kan zijn geweest. Brandenburg en Koejemans werden als afgevaardigden aangewezen en nadat de Vertrouwensmannen zich bereid hadden verklaard, hun overtocht te organiseren, begaven de voorzitter van de illegale CPN en de hoofdredacteur van De Waarheid zich per .fiets naar de Biesbos. 'Ze hebben daar'
, aldus Reuter,
'enkele nachten lang op het seintje gewacht, maar steeds was het weer iets andersJ.
Reuter dacht daarbij aan 'de reactionaire kringen van de OD'
, ook aan 'anderen die geen enkele verzetsactiviteit hadden ontwikkeld maar nu op de stoep van Londen stonden te dringen'
, tenslotte aan 'de vertegenwoordigers van grote ondernemingen"
- wij achten het, aangenomen dat Reuters mededelingen juist zijn, niet uitgesloten dat het de organisatoren van de crossings zijn geweest die er niet voor gevoeld hebben, twee vooraanstaande communisten als passagiers mee te nemen: zij voelden zich nauw verbonden met de hoofdzakelijk uit gereformeerden bestaande groep-'Albrecht'
en met de Knokploegen. Geen van beide groeperingen had enige behoefte, in het politieke vlak bijstand te verlenen aan communisten en vooral de Knokploegen stelden zich er in de eerste maanden van '45 op in dat zij, mocht dat nodig zijn, na de bevrijding aan de CPN de pas zouden afsnijden. In hun kringen was in de hongerwinter bepaald grote beduchtheid gegroeid voor hetgeen communisten rechtstreeks en via de RVV konden gaan ondernemen.
Die beduchtheid nu was een van de factoren geworden die de in de illegaliteit bereikte samenwerking van eind september '44 af zwaar op de proef stelden.
Over de oprichting, in juli '44, van de Grote Adviescommissie der Illegaliteit en de Contact-Commissieschreven wij al in de delen 7 en 9 van dit werk. Wij herhalen daaruit dat de impuls om tot deze vorm van bundeling van illegale groepen over te gaan, uit Londen kwam en dat hij uitging van koningin Wilhelmina. Zij zag de illegaliteit als de kracht die samen met haar een 'vernieuwd'
Nederland moest doen ontstaan en zij rekende er op dat die illegaliteit dus bereid zou zijn, haar
'Namens koningin en minister-president, met referte dezerzijds aan in maart bekend gemaakte richtlijnen van Hare Majesteit wordt thans meegedeeld dat de koningin het als noodzakelijk ziet, dat een coördinatie tot stand komt van alle ondergronds werkende groepen. De samenstelling van de hieruit te vormen groep van voormannen dient op zo breed mogelijke basis te geschieden. Deze groep, zodra gevormd, zal bij een eventueel vacuüm opdracht krijgen, één of meer personen aan te wijzen om op te treden als tijdelijke vertegenwoordiger(s) der regering ... tot de aankomst van de vooruit te zenden ministers, die als kwartiermakers zijn te beschouwen, en van het Militair Gezag. De organisatie en technische uitvoering der ordehandhaving blijft echter opgedragen aan de daarvoor dezerzij ds reeds aangewezen dienst. 3 In de eerste tijd na de bevrijding zal bedoelde groep door de Kroon verzocht worden, Haar van advies te dienen. De koningin heeft de overtuiging dat de coördinatie op deze basis naast andere een goed middel vormt om wensen en strevingen van het Nederlandse volk tot uiting te brengen in de tijd dat nog geen noodvolksvertegenwoordiging werkt. Hoe kort deze tijd ook dure, het is niettemin zaak een dergelijke gelegenheid te scheppen. Slechts door eenheid kan in de eerste kritische ogenblikken na de bevrijding de basis gelegd worden voor de gemeenschappelijke oplossing der toekomstige problemen.'
Dit klemmende beroep dat de koningin op 'alle ondergronds werkende groepen'
deed, leidde er toe dat, in aanwezigheid van Ausems, op 3 juli '44 onder voorzitterschap van Neher in Amsterdam een vergadering plaatsvond waarin (op grond van de overweging dat frequente illegale samenkomsten van grote omvang uit veiligheidsoverwegingen moesten worden vermeden) na lange discussies werd besloten, een Contact
Voor elk van die drie secties moest ter vergadering een lid van de Contact-Commissie worden aangewezen. Dat werd voor de linkersectie Jan Meijer uit de groep van Het Parool, voor de middensectie de enige vertegenwoordiger die er was: Neher, voor de rechtersectie Bruins Slot, hoofdredacteur van Trouw; diens aanwijzing ging van de zijde van de ter vergadering aanwezige vertegenwoordiger van de LO: Pruys, voorzitter van de Top der LO, met grote aarzeling gepaard. De LO was de veruit grootste illegale organisatie in den lande - eigenlijk had zij er recht op, een lid voor de Contact-Commissie te leveren, maar Neher, terdege beseffend dat de commissie een in politiek opzicht uiterst belangrijk orgaan zou worden, wilde als vertegenwoordiger van de middensectie niet plaatsrnaken voor Pruys en in de rechtersectie stond Pruys als eenling tegenover Bruins Slot en de vertegenwoordiger van de LKP, Johannes Post, die bepaald wenste dat Bruins Slot, gereformeerd en antirevolutionair, de rechtersectie zou gaan vertegenwoordigen - Pruys had tenslotte de LO in de door Bruins Slot te vertegenwoordigen rechtersectie ondergebracht onder het voorbehoud dat zulks door de Top van de LO zou worden goedgekeurd (hetgeen geschiedde).
Mag men de tot stand gekomen bundeling als een bundeling van de illegaliteit aanduiden? In deel 7 wezen wij er op dat dat te ver zou gaan. Van de landelijke illegale opiniebladen ontbraken o.m. Ons Vrije Neder
I Dit illegale blad is spoedig tot de middensectie toegetreden.'pilotenhulp'
, de plaatselijke illegale nieuwsbladen en de illegale bellettrie waren niet vertegenwoordigd en wat de hulp aan onderduikers betrof, niet de Vrije Groepen en de TD-groep. Naar de stand van zomer '44 was in de gerealiseerde bundeling misschien tweederde tot driekwart vertegenwoordigd van allen die in die tijd in vaste georganiseerde verbanden illegaal actief waren en van die vertegenwoordigde illegale werkers behoorden er evenveel tot de organisaties van de rechtersectie als tot die van de linker- en de middensectie samen.
'Dat begrip '
vertegenwoordigd' moet men overigens'
, schreven wij in deel 7, 'met een korrel zout nemen: het bestaan van de Contact-Commissie was slechts aan de toppen van de illegale organisaties bekend en wanneer door die commissie een bepaalde beslissing moest worden genomen, dan werd slechts door zeer weinigen bepaald wat de betrokken organisatie aan haar sectievertegenwoordiger als 'haar'
standpunt zou meedelen. Al die 'stemmen'
telden even zwaar: de stem van de LO die dertienduizend illegale werkers omvatte, had hetzelfde gewicht als die van het Hooglerarencontact waarin enkele tientallen universitaire docenten samenwerkten, en als die van de groep van Katholiek Kompas die de uitgave van haar illegaal blad gestaakt had' (en dus eigenlijk ten onrechte vertegenwoordigd was geweest op de vergadering van 3 juli). Intussen, zo schreven wij verder: 'de onvolkomenheden en onevenwichtigheden die (ons inziens: onvermijdelijk) in de totstandgekomen bundeling van de illegaliteit voorkwamen, maakten het feit niet ongedaan dat de bundeling op zichzelf van grote betekenis was. Ten eerste werd de illegaliteit als potentiële politieke factor geconstitueerd; ten tweede mocht men aannemen dat het regelmatige onderlinge contact, veel breder dan in de Kern het geval was, het illegale werk ten goede zou komen; ten derde leek de OD na een politieke worsteling die bijna drie jaar geduurd had, vast in een groter geheel ingevoegd, en ten vierde had de illegaliteit een hechte verbinding gekregen met het meer traditionele, politiek ervaren Nederland waaruit het Vaderlands Comité voortgekomen was.'
Met dat al leidde het op 3 juli in Amsterdam bereikte resultaat toch'vernieuwd'
Nederland gingen. Die visie bepaalde de tactiek die de linkersectie ging volgen: systematisch zou worden getracht, te voorkomen dat de Contact-Commissie zèlf bepaalde standpunten zou innemen.
Dat leidde al onmiddellijk tot een scherp conflict.
Op 7 juli kwam de commissie voor de eerste maal bijeen - Ausems die op 3 juli had gezegd dat hij voortaan graag de vergaderingen zou bijwonen, was er niet voor uitgenodigd en werd ook verder geweerd: men had geen enkele behoefte aan zijn aanwezigheid, hetgeen Ausems bitter teleurstelde. Op 7 juli werd afgesproken dat Drees als voorzitter zou optreden en werd voorts van gedachten gewisseld over de eerste reactie die naar Londen zou uitgaan in antwoord op het telegram van 8 juni. Daarbij bleek dat Jan Meijer de enige was die, beseffend dat zulks de illegaliteit een taak van kardinale betekenis zou geven, er zich mee kon verenigen dat de door de koningin gewenste 'groep van voormannen'
bij een eventueel 'vacuüm'
één of meer tijdelijke regeringsvertegenwoordigers zou aanwijzen (hij dacht daarbij speciaal aan de in '4I afgezette commissaris der koningin in de provincie Utrecht, L. H. N. Bosch ridder van Rosenthal, die nauwe banden had met Het Parool en zich in februari-maart '44 veel moeite had gegeven, een coördinatie van de illegaliteit tot stand te brengen) - voorzitter Drees, Bruins Slot, Caljé en Neher meenden daarentegen dat het aanwijzen van één of meer tijdelijke regeringsvertegenwoordigers wezenlijk zaak was van de regering. In de tweede vergadering, I4 juli, zei Jan Meijer dat zijn inzicht gedeeld werd door alle groepen van de linkersectie; de commissie werd het wéér niet eens. Ondanks Meijers protest nu werd besloten het volgende antwoordtelegram naar Londen te doen uitgaan 1 :
'Ondergrondse groeperingen op zeer brede basis hebben, erkentelijk voor
1 Tekst in Witboek CAe, p.
Na overleg met ondergrondse groeperingen zou meerderheid CC eerbiedig in overweging willen geven aanwijzing .door de Kroon van één regeringsvertegenwoordiger en één of meer plaatsvervangers voor geval van ontstentenis. Mocht evenwel de Kroon voorkeur blijven geven aan aanwijzing in Nederland, dan zal Contact-Commissie na bekomen opdracht tot aanwijzing van één of meer regeringsvertegenwoordigers overgaan, evenzo, indien de nood dringt en nog geen beslissing van de Kroon is ontvangen.'
Meijer had op dit telegram tegen dat de Contact-Commissie als zodanig in de eerste belangrijke aangelegenheid waarmee zij zich bezighield, met meerderheid van stemmen een eigen standpunt had bepaald en dat zij, dat standpunt naar Londen seinend, geen woord aan het minderheidsstandpunt had gewijd. 'Hierdoor heeft'
, zo waarschuwden hij en van Randwijk minister van Heuven Goedhart (zulks in een brief d.d. 15 juli die via de Zwitserse Weg naar Londen werd gezonden) 'de commissie niet voldaan aan haar eigenlijke taak: een antwoord op te stellen dat een getrouw beeld biedt van de opvattingen der illegale groepen ... Zoals de zaken nu staan, overweegt de gehele linkergroep haar vertegenwoordiging uit de Contact-Commissie terug te trekken."
In een aparte brief aan van Heuven Goedhart d.d. 16 juli deed van Randwijk uitkomen dat hij de linkersectie in politiek opzicht aanzienlijk belangrijker vond dan de beide andere en dat de Contact-Commissie een 'reactionaire'
meerderheid had. 'Trouw' (d.w.z. Bruins Slot), schreef hij,
'vertegenwoordigt KP, LO en min of meer Onderwijsverzet, maar wat is dat in vergelijking met de groepen V[rij] N[ederland], Parool, Waarheid (CPN), J[e] [M]aintiendrai, Christofoor en Katholiek Kompas (die de representatie zijn van alle vooruitstrevende katholieken, zoals dit in ander verband toch ook met VN, Parool enJMhet geval is)? Voorts dan nog de RVV, Vrije Kunstenaar et: De Vrije Katheder. Het is de vraag of, wanneer men op de organisaties let, deze groepen tezamen een minderheid vormen en voorts is in ieder geval zeker dat in deze groepen op zijn duidelijkst politieke wilsvorming heeft plaatsgevonden, veel meer dan bijv. in LO, NC, NSF e.d. het geval is. Die zijn immers zeer heterogeen samengesteld en feitelijk niet bij machte en ook niet gerechtigd om op de wijze als wij dat kunnen, een politieke mening van hun groep te vertegenwoordigen.
De Overleg-Commissie, naar de persOIutl genomen, bestaat uit drie reactienairen (Trouw, OD en NC), terwijlook de voorzitter van VC tot op zekere hoogte als zodanig kan gelden, tenminste wat zijn scepsis aangaat ten aanzien van het nieuwe wat in bezettingstijd is opgekomen."
Het telegram van de meerderheid van de Contact-Commissie werd op 18 juli verzonden. Diezelfde dag richtten alle organisaties van de linkersectie (behalve de RVV en De Vrije Katheder die men niet tijdig had kunnen raadplegen) een scherp protest tot de commissie? waarin zij er op wezen dat zij haar in haar 'huidige samenstelling'
slechts hadden aanvaard, 'omdat naar hun mening de CC geen enkele representatieve functie te vervullen zou hebben en althans in haar huidige samenstelling nimmer zelfstandig als representante van de Nederlandse illegaliteit zou optreden'
- dat laatste wèl doende was, aldus de linkersectie, de commissie haar bevoegdheden te buiten gegaan, 'de CC, zo stelde de linkersectie, 'heeft ten aanzien van de diverse ondergrondse groepen een louter adviserende taak ... Een formeel gezag als 'top'
of als 'overkoepeling'
heeft de CC ... niet.'
In de derde vergadering van de Contact-Commissie, 21 juli, noemde Drees het, aldus het na de vergadering door Meijer aan de groepen van de linkersectie uitgebracht rapport,
'onaanvaardbaar dat de commissie geen telegram zou mogen ondertekenen Men moet haar speelruimte laten. De commissie bedoelt in alle belangrijke punten de organisaties te kennen, maar er zijn omstandigheden denkbaar, waarin dat niet mogelijk is; men moet dan in belangrijke en dringende zaken zelfstandig kunnen beslissen. Anders kan men niet werken. Demoeratie à l'outrance maakt de demoeratie kapot"
een opvattingwaarmee Caljé, Bruins Slot en Neher zich ten volle konden verenigen; de laatste twee voegden er een bewogen beroep op de linkersectie aan toe, het niet tot een breuk te laten komen.
Het door Drees ingenomen standpunt werd tot uitdrukking gebracht in een brief van de Contact-Commissie aan de groepen van de linkersectie - die groepen legden zich daarbij vervolgens in feite neer. Dat laatste viel hun daarom minder moeilijk dan anders wellicht het geval zou zijn geweest, doordat spoedig aan de top van de illegaliteit bekend
, Brief, 16 juli 1944, van H. M. van Randwijk aan van Heuven Goedhart (a.v. (H I98)). 2 Tekst: Enq., dl. VII b, p. 31. 'J. Meijer: 'Korte samenvatting der CC-discussies van 21 juli 1944'
(RVV, 4 h).'Waarschijnlijk'
, zo schreef van Randwijk aan deze op 17 augustus (de Wehrmacht was in Normandië verslagen en de Duitse terugtocht over de Seine was begonnen), 'werden ook hier Gordiaanse knopen door jou doorgehakt! Excellentie, u verdient het zwaard van Alexander, voor mijn part met het 'eikenloof'
en de 'briljanten'
.' Maar de zaak klaart op! En hopelijk nog op tijd! Want 'het zal zo heel lang niet meer duren!"
2
Het was de verwachting dat de bevrijding spoedig zou komen, die de Contact-Commissie er in de tweede helft van augustus en in de eerste dagen van september toe bracht, aandacht te besteden aan de nieuwsvoorziening na de bevrijding en de positie die de illegale bladen dan zouden innemen. 'De illegale pers'
, zo werd op 22 augustus in afwezigheid van Jan Meijer vastgesteld, 'zal mogen blijven verschijnen doch zal niet de plaats van de algemene pers kunnen overnemen'
3 - de overige leden van de Contact-Commissie meenden dat legale bladen die waren blijven uitkomen, hun verschijning na de bevrijding zouden mogen voortzetten, mits directies en raden van commissarissen hun rechten zouden verliezen en er voor elk blad een betrouwbare hoofdredacteur zou worden benoemd. Jan Meijer was ontzet toen hij hieromtrent in kennis werd gesteld - het werd toen toch nog 9 september (onmiddellijk nadat minister Burger voor Radio Oranje de voorgenomen perszuivering had toegelicht) voordat de Contact-Commissie in haar geheel aan de Vertrouwensmannen de aanbeveling deed, 'aan de illegale bladen die daartoe de wens te kennen geven, een bevoegdheid te verlenen om gebruik te maken van de door hen nodig geachte technische apparatuur der dagbladen."
Dat Londen had moeten spreken voordat de Contact-Commissie als zodanig het recht erkende van illegale bladen als Het Parool, Trouu/ en De Waarheid om te beschikken over de technische installaties van de gediskrediteerde legale pers, gaf de linkersectie opnieuw het gevoel dat de grote meerderheid van de Contact-Commissie
Voor wij verder gaan, lijkt het ons dienstig, iets meer te vertellen van de Contact-Commissie in het algemeen.
Ter vergadering van 3 juli, waar de commissie was gevormd, waren, afgezien van de aD en het Vaderlands Comité, twintig illegale groeperingen vertegenwoordigd geweest, negen door eigen voormannen. 'Een uitgebreider adviescommissie voor tijd na bevrijding wordt'
, aldus het aan de regering op 18 juli geseinde telegram, 'voorbereid.'
Welke organisaties zouden in die uitgebreider commissie, de Grote Adviescommissie der Illegaliteit, vertegenwoordigd zijn? Begin augustus deed de Contact-Commissie aan alle aangesloten groepen een opgave toekomen van de organisaties die daar haars inziens voor in aanmerking kwamen; in die opgave kwamen, wat de linkersectie betrof, Katholiek Kompas en De Vrije Katheder, wat de middensectie aanging, de Zeemanspot en de Persoonsbewijzencentrale niet meer voor; de commissie wilde evenwel aan die middensectie het (door ons al genoemde) Hooglerarencontact toevoegen en de plaats van 'het Studentenverzet'
laten innemen door het illegale blad De Geus. De commissie deed nog twee voorstellen, nl. om de La twee vertegenwoordigers te geven in de Grote Adviescommissie en 'aan een afzonderlijke figuur die zich aan de verzetsbeweging bijzonder gewijd heeft en tevens als representant van het Ambtenarenverzet zou kunnen optreden'
(Bosch van Rosenthal), 'een plaats aan te bieden."
Die laatste twee voorstellen werden beide aanvaard en ook werd het Hooglerarencontact toegelaten (het denkbeeld om De Geus te laten optreden voor het Studentenverzet werd niet overgenomen), maar op andere punten rezen moeilijkheden. Het Parool, Vrij Nederland, Je Main tiendrai en De Waarheid gingen zich er tegen verzetten dat meer recente c.q. in hun ogen minder belangrijke illegale bladen een vertegenwoordiger zouden krijgen (hun bezwaren richtten zich tegen Ons Volk en9'toch nauwelijks als een verzetscollege was te beschouwen"
, anderzijds tegen het weren van Ons Volk, een door studenten geproduceerd illegaal blad dat een grote oplage had: ca. 100000 (groter nog die vanJe Maintiendrai, Het Parool, Trouu/ oî Vrij Nederland). Hoe uit al die meningsverschillen te komen? De Contact-Commissie koos een simpele oplossing: zij bepaalde op 3 I augustus dat alleen die groepen tot de Grote Adviescommissie zouden worden toegelaten, omtrent welker toelating geen verschil van inzicht bestond. Nadien maakten verscheidene groepen aan de Contact-Commissie de wens kenbaar, vertegenwoordiging te krijgen in de Grote Adviescommissie: nog in augustus hadden dat de Zeernanspot, de 'Natura'
-organisatie, het Belastingverzet en Ons Vrije N-ederland gedaan, in september deden. het de Oorlogspleegkinderen-commissie (waarover meer in het volgende hoofdstuk), de Persoonsbewijzencentrale en Ons Volk, in november Christofoor, De Vrije Katheder, de Centrale Inlichtingendienst en een van de Amsterdamse Vrije Groepen: de 'groep-Bakker'
(al deze organisaties werden toegelaten); in maart '45 vroeg nog de organisatie die de naoorlogse hulp aan onderduikers en bezettingsslachtoffers ging voorbereiden, Nederlands Volksherstel, toelating aan en tenslotte deed dat in april het christelijksoeiale Amsterdamse illegale blad Klein maar dapper. Die laatste twee verzoeken werden afgewezen. 2 Wat de samenstelling van de Contact-Commissie betreft: daaruit verdwenen twee leden, nl. Caljé en Neher. Caljé vertrok begin oktober met een informatie-opdracht naar het bevrijde Zuiden en naar Londen. Enige tijd na dat vertrek besloot de commissie, zijn plaats te doen innemen door een 'informateur'
van het Delta-Centrum, een lid dus zonder stemrecht. Die 'informateur'
kwam niet opdagen (in het DeltaCentrum konden de OD, de KP en de RVV het er namelijk niet overV[aderlands] C[omité] als werkcomité fungeert.' (telegram, 4 nov. 1944, van Vm aan Gerbrandy,'informateur'
zou zijn). Wat Neher betreft: tegen hem rezen bij verscheidene groepen die tot de middensectie behoorden, toenemende bezwaren. Men ging hem verwijten dat hij de groepen van zijn sectie onvoldoende inlichtte, dat hij in de Contact-Commissie standpunten innam waarmee de meeste van die groepen het niet eens waren, dat hij meer en meer mede een feitelijk vertegenwoordiger werd van de OD en dat hij met zijn gehele beleid dichter stond bij figuren als Hirschfeld dan bij de illegaliteit - hij werd tenslotte eind maart '45 vervangen door mr. Jan Drion, een van de twee redacteuren van De Geus.
Blijkens de bewaardgebleven, zeer beknopte verslagen van de vergaderingen I kwam de Contact-Commissie in juli en in augustus '44 telkens viermaal bijeen, in september dertienmaal, in oktober zesmaal, in november en december telkens driemaal, in januari eenmaal, in februari tweemaal, in maart viermaal, in april driemaal en in mei eenmaal, nl. op I mei. Die vergaderingen vonden plaats in het gebouw van een levensverzekeringsmaatschappij in het centrum van Amsterdam; als secretaris fungeerde van de aanvang af een medewerker van het Nationaal Comité, Frits Nieuwenhuis - hij werd evenwel, gelijk in hoofdstuk 6 vermeld, eind januari gearresteerd; nadien maakte Neher (en na deze Drion) een kort verslag van het besprokene.
Uit eerdere hoofdstukken bleek reeds dat de Contact-Commissie in bepaalde gevallen richtlijnen gaf, waaraan, zo werd gehoopt, de aangesloten organisaties zich zouden houden. Die betroffen o.m. in oktober de Z.g. aardappelrooi-actie die wij in hoofdstuk I, en in december de Liese-Aktion die wij in hoofdstuk 2 behandelden. Speciaal met het oog op het tegengaan van de Duitse razzia's riep de commissie in november een Landelijk Werk-Comité in het leven dat de ambtenaren voorzover dezen tot medewerking aan de Duitse maatregelen werden verplicht, en de mannen die in Duitse handen dreigden te vallen, tot onderduiken aanspoorde; voordien al, nl. in september, had zij een Amsterdams Werk-Comité gevormd dat zich als algemene taak stelde, 'de verzetskracht van Amsterdam te verhogen."
De commissie trachtte voorts te
I Alle te vinden in GAC, I A. 2 Amsterdams Werk-Comité: Notulen, 10 mei 1945 (Collectie-prof. dr. J. G. G. Borst, 3 f'buitrecht'
wordt', aldus het verslag van de vergadering van 20 maart, 'als uiting van verwildering gezien en afgekeurd'
!) en drong, wat de liquidaties aanging, op zorgvuldig onderzoek aan en op uitspraken door instanties waarvan juristen deel zouden uitmaken. Zij liet verder, zoals eerder bleek, een wakend oog gaan over de Binnenlandse Strijdkrachten (voor welker commandant, kolonel Koot, zij veel waardering had). Dit alles vormde evenwel niet de hoofdtaak der commissie - die hoofdtaak had eerder betrekking op wat onmiddellijk na de bevrijding moest geschieden en was al min of meer aangegeven in het telegram van de koningin van 8 juni '44 waarin was aangedrongen op de vorming van een '
groep van voormannen' aan welke '
door de Kroon verzocht (zou) worden, Haar van advies te dienen'.
In augustus mochten de illegale groepen menen dat die groep tot stand was gekomen in de vorm van het College van Vertrouwensmannen maar eind september (Montgomery's sprong over de rivieren was inmiddels mislukt) kwam bij de Contact-Commissie een telegram van de koningin binnen waaruit bleek dat men dat verkeerd had gezien - het was dit telegram dat er toe leidde dat de verschillen van inzicht ten aanzien van een eventuele naoorlogse politieke rol der illegaliteit zich toespitsten tot een scherp en nauwelijks oplosbaar conflict.
In haar streven om steun te vinden tegen de sterke aandrang van het kabinet, in Londen een regeling te treffen voor het bijeenkomen van een noodparlement na de bevrijding, zond koningin Wilhelmina, zoals wij in deel IO a vermeldden, op 24 september een telegram aan de zich in Eindhoven bevindende majoor mr. Ch. H. J. F. van Houten (voordien haar verbindingsofficier met het Bureau Inlichtingen) waarin zij verzocht,
I Begin april deed vervolgens kolonel Koot een instructie in die geest uitgaan naar de Binnenlandse
'Ik ben besloten een deputatie van vertegenwoordigers van de Grote Raad van Illegaliteit zo spoedig dit mogelijk is, uit te nodigen hierheen te komen om mij een overzicht te geven van de toestand, het aantal zowel als de personen aan de Raad overlatende. Wilt u, zodra contact zonder ongelukken mogelijk is, onverwijld dit aan de Raad Illegaliteit meedelen met verzoek, reeds dadelijk gedachten te laten gaan over wie in aanmerking komt, opdat te zijner tijd snel gevolg kan worden gegeven aan uitnodiging. Indien dit plan onverhoopt niet te verwezenlijken, verzoek ik mededeling.'
Van Houten begaf zich met deze tekst ('een soort voorbericht voor een definitieve uitnodiging'
, schreven wij in deel 10 a) naar Somer, hoofd van het Bureau Inlichtingen te Eindhoven en deze zond toen een telegram naar bezet gebied dat in enkele opzichten niet onbelangrijk afweek van wat de koningin had gevraagd: het werd een definitieve uitnodiging, een uitnodiging voorts, niet om 'overzicht te geven van de toestand'
maar om 'advies aan Hare Majesteit uit te brengen'
(een bij uitstek politieke formulering) en een uitnodiging tenslotte welke Somer uit veiligheidsoverwegingen beperkte tot 'hoogstens vijf personen'
. De tekst die op 27 september uitging naar 'Grote Raad Illegaliteit'
, luidde aldus:
'U wordt verzocht, een deputatie uit Grote Raad hoogstens vijf personen te zenden naar Eindhoven ... Doel deputatie: uitbrengen advies aan Hare Majesteit zodra daarvoor gelegenheid. Keuze deputatie aan u overgelaten.'
Somer had dit telegram aan twee geheime agenten toegezonden: aan Ausems die zich bij Jan Thijssen en aan Biallosterski die zich bij het hoofdkwartier van kolonel Koot bevond - het was het aan Biallosterski gerichte telegram dat op 29 september in de Contact-Commissie ter discussie werd gesteld. De commissie voorzag dat zich over de vraag aan welke personen de belangrijke taak te beurt zou vallen, advies uit te mogen brengen aan de koningin, een hevig touwtrekken zou ontwikkelen tussen de aangesloten organisaties en haar eerste reactie was, de zaak geheel in eigen hand te houden en de volgende dag reeds te beslissen hoe de delegatie zou worden samengesteld. Op 30 september bijeenkomend constateerde de commissie evenwel dat die opzet (Jan Meijer had er zich krachtig tegen verzet) niet kon worden gevolgd. 'Het telegram'
, aldus de notulen, 'is in bredere kring bekend geworden. Dit ontneemt aan de CC de mogelijkheid
a. Acht men een representatieve commissie van vijf personen gewenst of is het verkieslijker, één of twee min of meer neutrale informateurs te zenden?
b. Welke groepen wensen eventueel voor deelneming aan de delegatie in aanmerking te komen?
Uit de op te geven candida ten zal een vij ftal gekozen dienen te worden, waarbij de CC zich op het standpunt stelt dat de representatie in hoofdzaak gebaseerd moet zijn op de samenstellingswijze van de Cc. Aangezien de mening geuit is, dat de door Hare Majesteit te vragen adviezen zich O.a.zullen bewegen op het terrein van de toekomstige bestuursvorm van ons land, acht de CC het juist dat aan de deputatie wordt aanbevolen, in haar advies met nadruk te verzoeken, met de beslissing over belangrijke zaken zoveel mogelijk te wachten tot de regering weer in het land is en in staat zal zijn, hier een meer veelzijdig advies in te winnen."
Diezelfde joste september seinde het College van Vertrouwensmannen (daar waren Drees en Neher, voorzitter en lid van de ContactCommissie, beiden lid van) aan Londen": 'Raad van Verzet biedt aan organisatie van landing vliegtuig hier te lande voor overbrenging naar Engeland van vertegenwoordigers illegaliteit waarom door regering verzocht is'
(niet door de regering overigens maar door de koningin en zulks buiten medeweten van de minister-president) 'ter voorlichting Kroon. Omgaand antwoord wordt verzocht; inmiddels worden personen uitgezocht" - dat telegram zal wel op de zoste zijn opgesteld, toen de Contact-Commissie nog vertrouwde dat de delegatie spoedig zou kunnen vertrekken. Toen de commissie evenwel op 3 oktober opnieuwgezonden - het is althans de illegale groepen in bezet gebied onbekend gebleven dat
Jan Meijer rapporteerde dat de groepen van de linkersectie wèl unaniem van mening waren dat er vijf delegatieleden moesten worden aangewezen maar zij wezen het denkbeeld af dat die delegatie in haar samenstelling gelijk zou zijn aan die welke in de Contact-Commissie bestond (één vertegenwoordiger van het Vaderlands Comité, één van de OD en drie van de overige illegale groepen), 'in het bijzonder acht men vertegenwoordiging van OD en VC onjuist'
- de linkersectie wenste de vijf leden aldus te zien aangewezen: twee uit de Trouw-groep, twee uit de Parool-groep, één uit het Ne.
Bruins Slot deelde mee dat, behalve de LO, alle door hem vertegenwoordigde groepen van mening waren dat het onjuist was, de delegatie uitsluitend te doen bestaan uit vertegenwoordigers van de illegaliteit, 'derhalve zijn zij tegen het zenden van een deputatie als in het telegram gevraagd.'
Neher verklaarde dat alle groepen van de middensectie op het standpunt stonden, 'dat het onmogelijk is, een deputatie uit de illegaliteit te zenden die de verantwoordelijkheid betreffende de eventueel te geven adviezen zou kunnen dragen.'
De Contact-Commissie concludeerde dat de meeste groepen er niet voor voelden de wens van de koningin in te-willigen. Oók evenwel, dat men eigenlijk niet wist, op welk terrein de adviezen lagen die zij graag zou vernemen. Er werd een telegram opgesteld dat vermeldde welke organisaties vóór het zenden van de delegatie waren, welke tegen. 'Bij beide groepen'
, aldus de verdere tekst',
'rijst de vraag op welk terrein adviezen gewenst worden. In de illegaliteit heerst ook meningsverschil, in hoeverre zij als totaliteit geroepen is, adviezen uit te brengen over belangrijke beleidsvragen voor de toekomst. Blijft regering delegatie wensen, dan zal daaraan, indien technisch mogelijk, gevolg worden gegeven. Kan zo nodig vliegtuig gezonden worden?'
Dit telegram, naar Londen geseind, werd gevolgd door een tweede, op eigen gezag verzonden door Neher, waarin deze verzocht, het eerste telegram niet te decoderen - Neher voorzag namelijk dat, als Londen de uitnodiging introk (hetgeen bij zoveel verdeeldheid alleszins denkbaar was), alle groepen van de linkersectie de in de vorm van de Con
1 Vermeld in CC: Notulen, 3 okt.
De Contact-Commissie, op 6 oktober opnieuw bijeenkomend, keurde N ehers handelwijze goed: beter leek het, het overleg voort te zetten voordat er bericht naar Londen ging. In dat overleg bracht Meijer nu naar voren dat hij er niet tegen was, van verdeeldheid te doen blijken - hij achtte in elk geval 'een meer politieke uitspraak van de groepen, vertegenwoordigd in de GAC, ... nodig'.
Daarmee bleef hij alleen staan: Drees, Bruins Slot en Neher (deze laatste sprak ook namens de OD) waren van mening, 'dat het prematuur en onjuist zou zijn, in de GAC een instituut met politieke betekenis te zien'.
Na verder beraad werd besloten, het verzonden (eerste) antwoord-telegram te herroepen en een nieuw telegram te verzenden van de volgende inhoud 1:
'In antwoord op uw telegram van 28 september berichten wij, dat aan uw verzoek zodra mogelijk gevolg zal worden gegeven. Zending verantwoorde delegatie door linies technisch bezwaarlijk."
Kan vliegtuig gezonden worden? Vraag rijst op welk terrein adviezen gewenst worden. In de illegaliteit heerst meningsverschil in hoeverre zij als totaliteit geroepen is adviezen uit te brengen over belangrijke beleidsvragen voor de toekomst.'
Nadat men het over deze tekst eens was geworden, stelde Drees voor dat in de te zenden delegatie van vijf Het Parool, Trouw, het NC, 'de Driehoek'
(d.w.z. het Delta-Centrum) en het Vaderlands Comité zouden zijn vertegenwoordigd. Neher ging hiermee accoord, 'mede namens OD'
, en Bruins Slot gaf zijn goedkeuring 'met aantekening dat LO een afwijkende mening is toegedaan'
) - men was het er dus in elk gevalover eens geworden dat een delegatie zou vertrekken. Drees zei vervolgens dat het Vaderlands Comité zelf zijn vertegenwoordiger zou aanwijzen en er werd verder vastgesteld dat voor de vertegenwoordigers van Trouw en het NC de rechter-, resp. de middensectie overleg zouden plegen.' Meij er deed geen toezegging.
I A.v., 6 okt. 1944. 2 Wij herinneren el' aan dat de crossings door de Biesbos pas eind november begonnen. 3 CC: Notulen, 6 okt. 1944. 4 Wat de middensectie betrof, rekende van Velsen, een van de voormannen van het Nationaal Comité, er op dat hij degeen zou worden die naar Londen zou mogen gaan, maar neen, hem bereikte het bericht dat mej. Tellegen die sectie zou representeren - hij reageerde met een brief aan haar waaruit bleek dat hij diep gekwetst was ('het grieft sterk!'
) en dat hij op Neher ('Dekker'
in NC-verband) meer en meer tegen had: 'Ik blijf Dekker vertrouwen, doch het valt mij dagelijks moeilijker.'
(brief, 8 okt. 1944, van A. van Velsen aan M. A. Tellegen (Collectie mr. M. A. Tellegen, 1
Hem was duidelijk geworden dat talrijke illegale groepen de door de linkersectie aangehangen visie volledig verwierpen. Hij deed daarvan mededeling in een vergadering van de sectie en in het daaropvolgend beraad werd toen besloten, tot alle overige groepen een brief te richten waaruit de visie van de linkersectie zou blijken.
Die brieft, een belangrijk en bewogen stuk, werd, zo vermoeden wij, in hoofdzaak opgesteld door van Randwijk. 'Wij zijn'
, zo heette het er in, 'mèt onze regering in Londen van mening dat het wel degelijk zin heeft, de illegaliteit stem in het kapittel te geven bij de voorbereiding van allerlei regelingen die voor de toekomst van ons volk van het grootste belang zijn en dat het aan de regering moet worden overgelaten wie zij als adviseurs zal kiezen. Dat zij niet alleen bij de illegaliteit te rade zal gaan, ligt voor de hand', maar, aldus de linkersectie, de illegaliteit had er recht op, gehoord te worden. Waarom? Er volgde een terugblik:
'Gedurende de bezettingstijd (toen onze regering zich noodgedwongen buitenslands moest begeven en de oude leiders van ons volk voor het grootste deel in gebreke bleven om de strijd in het land aan te voeren) was het de illegaliteit die steeds naar beste kunnen getracht heeft in dit tekort aan leiding te voorzien. Het was de illegaliteit die al haar krachten inspande om het moreel van ons volk hoog te houden. Zij hield in de somberste uren van ons volksbestaan het geloof in de overwinning levend en zij riep het volk bij ontelbare gelegenheden op om geen gevolg te geven aan dubbelzinnige Duitse bevelen die onveranderlijk steeds ten doel hadden het Nederlandse volk op de een of andere slinkse wijze dienstbaar te maken aan de belangen van de Duitse oorlogvoering. De illegaliteit was tijdens de gehele bezettingstijd het zuurdesem in het leven der natie. Zij predikte het geestelijk en pleegde het daadwerkelijk verzet. De illegale werkers hielden ons volk voortdurend de hoge standaard voor van onverzoenlijke weigering om aan vijandelijke maatregelen mede te werken; zij trachtten door hun zelfopofferend voorbeeld die standaard hoog te houden. Telkens als er een nieuwe aanslag op ons volksleven werd beraamd, hees de illegaliteit het stormsein. Zij riep op tot verzet en zij zocht naar de wegen om dit verzet mogelijk te maken: zij waarschuwde tegen medewerking aan de registratie van werkkrachten of krijgsgevangenen, zij verzorgde tevens de grote groepen onderduikers, door hun geld en valse papieren te verschaffen, door distributiekantoren te overvallen teneinde hen aan bonkaarten te helpen. Aldus werden bijna 200000 Nederlandse werkkrachten aan deportatie naar Duitsland en daardoor aan de oorlogsproductie van het Derde Rijk onttrokken. Zij redigeerde, drukte en verspreidde een groot aantal illegale bladen, waarin aan de nationaal-socialistische propaganda tegengif geboden werd, maar waarin tevens de belangstelling en het verantwoordelijk97
Wij schrijven dit niet om de Nederlandse illegaliteit tot voorwerp van blinde verheerlijking te maken - er zijn ook in haar kringen vele, soms tragische fouten gemaakt. Maar het is nuttig en gerechtvaardigd om vast te stellen dat het beleid der verzetsbeweging in het algemeen juist is geweest. Zou men dan nu willen beweren dat diezelfde illegaliteit, nu het niet om nationale levensvragen van het heden maar om dringende toekomstvraagstukken gaat, niet in staat ZOLl zijn om een oordeel uit te spreken en aandeel te nemen in de geestelijke leiding van 's lands zaken? Wij wijzen een dergelijke bewering met klem van de hand. Voor ons kan er geen twijfel aan bestaan, dat de gehele illegaliteit het recht heeft haar stem ter officiële plaatse te laten horen. Niet alleen waar het verzetsaangelegenheden betreft - ook bij levensvragen voor de toekomst van ons volk waarvan de behandeling geen uitstel gedoogt.
Om van dit recht gebruik te kunnen maken, is het uit de aard van de zaak een voorwaarde dat alle illegale organisaties zich ook over deze politieke vraagstukken uitgesproken hebben.'
In de brief werd vervolgens de achtergrond geschetst van waaruit de groepen van de linkersectie hadden gehandeld:
'De katastrofe die deze oorlog over ons gebracht heeft, was niet alleen een gevolg van de Duitse heerszucht en de nationaal-socialistische willekeur, maar zij kwam tevens voort uit het falen van de vooroorlogse Westeuropese democratie. Wij hebben de illegale strijd tegen het Duitse militarisme en tegen de nationaal-socialistische dictatuur aangebonden omdat wij de beginselen en de methoden van dit stelsel als verderfelijk voor ons volk en voor de wereld verwierpen. De illegale strijders gingen daarbij, in sommige gevallen zonder zulks uit te spreken, uit van beginselen die een betere wereld dan die van het nationaal-socialisme beloofden. Zij wilden echter evenzeer een betere wereld dan de ons bekende van 1940, want de wanverhoudingen in die vooroorlogse wereld waren de kiemen voor nationaal-socialisme en oorlog. De verschrikkingen daarvan willen wij ook het nageslacht besparen.
Deze principieel-politieke zijde van het verzet is bij verschillende groeperingen tijdens de illegale strijd zelf niet altijd naar voren gekomen. Voor de effectiviteit van het verzet was dat vaak ook nauwelijks vereist. Thans echter, nu de tegenstander van vier jaar strijd bijna verslagen is en wij staan aan de vooravond van de herbouwonzer Nederlandse samenleving, hebben wij de plicht, op grond van dezelfde hoge beginselen die ons tot het verzet hebben aangespoord, ons een mening te vormen over allerlei politieke vraagstukken welke met die herbouw samengaan. De illegaliteit heeft dan tevens de plicht, haar mening over die vraagstukken uit te spreken.
De groepen die deze brief ondertekenen, hebben zich beraden op onze toekomst en ofschoon er grote verscheidenheid bestaat tussen hun onderlinge 97
Wat die 'vernieuwing'
diende in te houden, werd met zekere uitgebreidheid weergegeven:
'Die vernieuwing dient te omvatten een zodanige ordening en beheersing van het economisch leven door de organen van de democratische staat dat aan massawerkloosheid en aan grote welvaartsverschillen tussen de bevolkingsgroepen een einde wordt gemaakt. Een vèrgaande politiek van sociale rechtvaardigheid zal de massa der werkende mensen de verzekering van een behoorlijk welvaartspeil moeten brengen, door erkenning van ieders recht op arbeid en van het hoger recht op het inkomen uit arbeid verkregen boven dat op het arbeidsloos inkomen. Voorts dient de voorheen geldende koloniale verhouding tussen Nederland, Indonesië en West-Indië plaats te maken voor een samengaan op de grondslag van gelijkgerechtigdheid. In de internationale samenleving zullen de afzonderlijke staten zich moeten schikken in de beperking hunner souvereiniteitsrechten ten behoeve van het belang der statengemeenschap als geheel. In ons culturele leven zal de vernieuwing zich uiten in gewijzigde vormen van kunst, opvoeding en volksvoorlichting, ten einde de vorming van de mens tot verantwoordelijkheid dragende persoonlijkheid te bevorderen en aldus de duurzame garantie te scheppen voor het functioneren der democratie. Wij weten dat wij hiermede politieke verlangens formuleren die in een groot deel van ons volk leven.
Wij zijn ons er bij dit alles zeer wel van bewust dat het onmogelijk is de gehele Nederlandse illegaliteit op een gemeenschappelijk politiek platform te verenigen. Een poging daartoe kan men niet van ons verwachten. Dit ontslaat anders geörienteerde groepen in de illegaliteit evenwel niet van de verplichting, zich eveneens politiek uit te spreken. De Nederlandse illegaliteit is in deze bezettingsjaren de voorhoede van het Nederlandse volk geworden. Zij zou, als de oorlog ten einde is, in haar taak tekort schieten, indien zij zich onthield van mede te werken aan de bouw van nieuwe verhoudingen, een bouw, welke voor ons volk van niet minder gewicht zal zijn dan de strijd tegen de Duitse bezetter in de afgelopen jaren is geweest.'
De brief van de linkersectie, ondertekend door (in alfabetische volgorde) Christofoor, Je Maintiendrai, Het Parool, de Raad van Verzet, Vrij Nederland, De Vrije Katheder, De Vrije Kunstenaar en De Waarheid, eindigde met er op aan te dringen dat de door Londen gevraagde delegatie zo spoedig mogelijk zou vertrekken. 97
Voorshands geschiedde niet méér dan dat de discussie in de ContactCommissie werd voortgezet. Daar zei Meijer op de r j de oktober dat de linkersectie 'twee gedelegeerden uit haar midden als minimum-eis'
stelde. Die eis werd door Drees, Bruins Slot en Neher afgewezen en nadat dezen het er opnieuwover eens waren geworden dat de delegatie zou bestaan uit telkens één vertegenwoordiger van de drie secties, van het Vaderlands Comité en van het Delta-Centrum, zei Meijer dat de linkersectie ten teken van protest geen vertegenwoordiger zou kiezen, maar er, 'om het zenden ener deputatie niet onmogelijk te maken'
, accoord mee ging indien de overige leden van de Contact-Commissie de vertegenwoordiger van de linkersectie zouden aanwijzen. Drees en Neher wezen toen Meijer aan - een aanwijzing waaraan Bruins Slot geen enkele medewerking wilde verlenen; deze zei trouwens opnieuw, 'dat het zenden ener deputatie geheel achterwege diende te blijven."
Toen de Contact-Commissie vijf dagen later, 18 oktober, opnieuw bijeenkwam, kregen de leden de teleurstellende mededeling dat men het er in het Delta-Centrum niet over eens was geworden wie dat college in de delegatie zou vertegenwoordigen. Voorts lag een nieuw telegram van de koningin ter tafel (het was op 5 oktober uit Eindhoven aan Jan Thijssen toegezonden) waarin zij deed weten dat bij de bevrijding 'onverwijld'
een nieuw kabinet aanwezig diende te zijn en dat zij vertrouwde, 'dat de te zijner tijd aan te wijzen formateur op alle hulp en medewerking (zou) mogen rekenen' - nu, die tekst versterkte alleen maar de weerstanden van diegenen die vonden dat er voor de illegaliteit als zodanig na de bevrijding geen enkele algemeen-politieke taak was weggelegd.
Hoe nu verder te komen?
Besloten werd dat 'een speciale bijeenkomst der GAC'
zou worden gehouden: een bijeenkomst dus, ,waar, zoals op 3 juli het geval was geweest, zoveel mogelijk illegale groepen een eigen vertegenwoordiger zouden hebben. Tegen dat denkbeeld werden van de zijde van verschillende groepen onmiddellijk bezwaren geuit: zou zulk een bijeenkomst niet een veel te groot risico inhouden? Die bezwaren werden, zo veronderstellen wij, nog sterker naar voren gebracht toen de SD in Amsterdam op 25 oktober na de aanslag op Oehlschlägel openlijk en op groter schaal dan ooit tevoren tot represailles was overgegaan. Gevolg van dit alles was dat de Contact-Commissie op de 3r ste besloot, uitdrukkelijk aan alle groepen van de drie secties te vragen of zij zich met een
, CC: Notulen, 13 okt. 1944·
'Gezien de door de regering geuite verwachting o.a. van 'politieke'
adviezen van de zijde der GAC als geheel, achten vele groepen het ongewenst dat een deputatie met een dergelijke opdracht gezonden wordt, aangezien zij zich als groep niet politiek representerend achten.'!
Over al deze verdeeldheid was in de illegale pers niets geschreven. Dat zwijgen nu werd door Bruins Slot doorbroken: het nummer van Trouw dat eind oktober verscheen, bevatte een artikel van zijn hand (uiteraard anoniem)" waarin hij onder de tite! 'Illegaliteit en Politiek'
duidelijk maakte dat zijns inziens de illegaliteit als zodanig niet tot uitspraken over naoorlogse politieke kwesties gerechtigd en in staat was. 'Gedurende het laatste half jaar is'
, zo las men,
'in toenemende mate bij een deel der ondergrondse groepen het streven geopenbaard om de illegaliteit als geheel (derhalve alle illegale bewegingen gezamenlijk) te maken tot een politieke factor na de oorlog. Men wil dan als het ware de illegaliteit naar voren schuiven als, zo niet de representante, dan toch een der allervoornaamste representanren van de gezamenlijke politieke meningen in Nederland na de oorlog.
Dit streven wordt gesteund door het feit dat er in regeringskringen te Londen op het ogenblik blijkbaar denkbeelden leven die ook tot Nederland doordringen, die van dezelfde opvatting uitgaan.
Men meent in Londen blijkbaar dat men uit de illegaliteit een getrouw beeld kan krijgen van ons volk zoals het nu denkt en zoals het tegenover de grote vraagstukken van onze tijd staat.
Er zijn twee redenen waarom naar onze mening deze opvatting van de illegaliteit onjuist is en de illegaliteit als geheel zich moet onthouden van de problemen der naoorlogse politiek.
De eerste reden is gelegen in de aard en de wijze van samenstelling van onderscheidene illegale groepen die met politieke bemoeienis onverenigbaar zijn. Hier gaat het dus om een verkeerde visie op de aard der illegaliteit zelve.
De andere reden is gelegen in het feit dat de politieke meningsvorming ten aanzien van naoorlogse vraagstukken in Nederland maar zeer ten dele door de illegaliteit wordt tot stand gebracht. Hier gaat het dus om een verkeerde visie op ons nationaal-politieke geheel.
Wat het eerste betreft. Van het gezichtspunt der politiek uit bevat de illegaliteit twee soorten van groepen. De eerste soort bestaat uit bladen en andere illegale
· .. De tweede soort bestaat uit organisaties en bewegingen die zich verenigd hebben ter behartiging van een concreet vaderlands doel, bijv. de verzorging van het onderduikwerk, de steunverlening, het binnenlands gewapend verzet. Deze organisaties bestaan uit rnannen en vrouwen van verschillende politieke gezindte maar zij werden verenigd door het ene vaderlandse doel. Het kan zijn dat de leden individueel tot het najagen van dat doel gestimuleerd werden door hun politieke beginselen, als organisatie is men on-politiek.
· .. Waar de zaken zo staan, is het onmogelijk om van de illegaliteit als geheel te vragen dat zij zich over het naoorlogs beleid zou gaan beraden. Dat is - om het zo te zeggen - haar vak niet.
De tweede reden waarom wij het eenzijdig op de voorgrond stellen van de illegaliteit als politieke factor betreuren, is deze dat hierdoor de voorstelling gewekt wordt alsof het beraad en de discussie over de grote vraagstukken van deze tijd in hoofdzaak zich zou voltrekken binnen de zogenaamde illegaliteit. Dit is echter niet juist. Het is een feit dat een groot deel van ons volk zich nog steeds gebonden voelt aan politieke partijen van voor '40.
· .. Men dient wel te beseffen dat wij voor de wederopbouw van ons nationaal bestaan heel wat meer bekwame mensen nodig hebben dan de illegaliteit kan opleveren.
Uit het vorenstaande volgt dat wij verklaarde tegenstanders zijn van het spelen van een politieke rol door de illegaliteit als geheel na de oorlog. We zijn hier niet in Frank.rij k.' I
In dat artikel had, gelijk men ziet, Bruins Slot geen melding gemaakt van het verzoek van de koningin, een delegatie uit de illegaliteit te doen overkomen - hij was niet verder gegaan dan, na vermeld te hebben dat 'een deel der ondergrondse groepen ... de illegaliteit als geheel' wilde maken '
tot een politieke factor na de oorlog', te schrijven, dat dit streven gesteund werd door 'het feit dat er in regeringskringen te Londen op het ogenblik blijkbaar denkbeelden leven, die ook tot Nederland doordringen, die van dezelfde opvatting uitgaan.' Niet '
in regeringskringen' evenwel leefden die denkbeelden, maar bij de door vrijwel het gehele volk om haar moedige houding vereerde koningin! Deze onvolledigheid in het betoog van Bruins Slot droeg er toe bij dat de groepen van de
'H.M. de Koningin en de Nederlandse regering te Londen I hebben aan de gezamenlijke illegale bewegingen meegedeeld dat het in beider bedoeling ligt, zo spoedig mogelijk een getrouw beeld te krijgen van ons volk, zoals het thans denkt en tegenover de grote vraagstukken van onze tijd staat. De koningin hoopt, zodra de overkomst naar Nederland voor haar mogelijk is, voorgelicht te worden omtrent de toestand, de wensen en gedachten, op dat ogenblik levende bij het Nederlandse volk en zal daarover onder andere het advies inwinnen van een Raad der Illegaliteit, in het bijzonder bij de vorming van een nieuw kabinet. H.M. de Koningin deelt zulks thans reeds mede, opdat straks het overleg zo vruchtbaar mogelijk zij.'
Een vooraankondiging van dit bericht deed Meijer op I november toekomen aan Drees, Bruins Slot en Neher - onder de titel 'Boodschap van de koningin'
verscheen het bericht in het nummer van Het Parool waarvan de eerste exemplaren op 3 november werden verspreid. 'De stoffige binnenkamers onzer vooroorlogse democratie'
, aldus een commentaar dat Frans Goedhart had toegevoegd,
'worden geopend zodat er een frisse wind door heen kan blazen. Het geeft de grote massa van ons volk, die van de naaste toekomst belangrijke vernieuwingen verwacht, grote voldoening dat Koningin en Regering hieraan zo energiek willen medewerken."
'De Boodschap'
(met een hoofdletter!) 'brengt'
, vond De Vrije Kunste naar,
'de politieke ridderslag voor de illegaliteit!"
Ook De Waarheid uitte vreugde ('wij verheugen ons'
), waarbij het blad evenwel opmerkte, 'dat de illegale organisaties, en in het bijzonder die van de arbeidersklasse,
'illegaliteit'
zo spoedig mogelijk uit te schakelen teneinde hun oude, bevoorrechte posities weer te kunnen innemen."
In de Contact-Commissie kreeg Meijer op 7 november naar aanleiding van het door de linkersectie uitgegeven persbericht de wind van voren. Drees noemde, aldus de notulen, 'het partieel en niet volledig publiceren der telegrammen volkomen onjuist'
, Bruins Slot vond de publikatie 'onbehoorlijk, speciaal tegenover de overige groepen die daardoor in een zekere dwangpositie komen te staan', Neher achtte 'de wijze waarop een en ander is geschied ... buitengewoon kwetsend; de naam van Hare Majesteit is hierdoor geschaad en het beleid van de Contact-Commissie aangetast.'
Meijer gaf geen krimp: de linkersectie had gemeend, 'dat de telegrammen het geestelijk eigendom van de gehele illegaliteit waren, geabstraheerd van de GAC', maar de linkersectie had, dat erkende hij, 'door de overige leden der Contact-Commissie als het ware voor eenfait accompli te stellen, een rem willen opleggen aan de tendens om de wensen en gezindheid der regering 'onder de tafel te werken'
.' Waarop Bruins Slot nog opmerkte. 'dat bij de illegaliteit de mening gaat postvatten dat een deel der illegale pers'
(de bladen van de linkersectie) 'de illegale meningsuiting tot zich wil trekken. Deze gang van zaken kan door de andere groepen niet geaccepteerd worden."
Wat de eventuele 'speciale bijeenkomst der GAC'
betrof, rapporteerden Bruins Slot, Meijer en Neher in diezelfde vergadering van 7 november dat geen van de secties daarvoor voelde, Bruins Slot evenwel deed 'een tussenvoorstel'
dat werd aanvaard: de Contact-Commissie zou één keer samenkomen niet met driemaal één, maar met driemaal twee sectievertegenwoordigers.'
Bruins Slot had de leidende figuren van de rechtersectie, met name ook de toppen van de LO en de LKP, nauwkeurig op de hoogte gehouden van de discussies in de Contact-Commissie. 'De linkse groep'
, zo lichtte op IQ november het Centraal Bureau van de LO de leden van de Top in,
'verwacht evenals de regering (en dat is dan in dit opzicht met name min. v.H. Goedhardt) een invloed der illegaliteit, zoals er in Frankrijk tot uitdrukking kwam. Zij daagt de illegaliteit uit tot een politiek steekspel en hoopt daaruit te voorschijn te komen als de vertegenwoordigster der illegaliteit, die in politieke zin v.H.G. het milieu moet bieden voor zijn plannen De middengroep is
Op I4 november, vier dagen na de verzending van dit stuk, werd de vergadering van de 'dubbele'
Contact-Commissie gehouden; voor de linkersectie kwam van Randwijk mee met Meijer, voor de middensectie Drion (een principieel tegenstander van het toewijzen van een algemene naoorlogse politieke rol aan de illegaliteit) mee met Neher, voor de rechtersectie de nieuwe voorzitter van het Centraal Bureau der LO, van Riessen (de opvolger dus van Pruys), mee met Bruins Slot.
Drees opende de vergadering met een overzicht van de besprekingen die sinds eind september waren gevoerd. Vervolgens werd het woord gevoerd namens de secties. Meijer herhaalde dat de delegatie moest bestaan uit twee vertegenwoordigers van de Iinker-, twee van de rechteren één van de middensectie, Neher sprak zich tegen het vertrek van elke delegatie uit, Bruins Slot kon met dat vertrek accoord gaan, mits de delegatie duidelijk zou maken dat de illegaliteit op politiek gebied geen gezaghebbende uitspraken kon doen. Vervolgens gaven van Randwijk, Drion en van Riessen hun mening. Drees èonstateerde dat een meerderheid er voorstander van was dat er een delegatie zou vertrekken. Hoe moest die dan zijn samengesteld? Fel sprak hij zich er tegen uit dat zijn Vaderlands Comité daarin niet zou zijn vertegenwoordigd; hij had een nieuw voorstel: nu vaststond dat het Delta-Centrum geen vertegenwoordiger kon leveren, was er in de groep van vijf één plaats open - kon één van de groepen een vertegenwoordiger extra krijgen of wilde men dat die plaats openbleef? Bruins Slot en van Riessen zeiden op die laatste vraag 'ja'
, de vijf overige aanwezigen 'nee'
. Aan welke organisatie moest die vijfde plaats dan worden toegewezen? Van Randwijk hield een zo vurig betoog dat de communisten daar recht op hadden, dat van Riessen die van Randwijk voor het eerst ontmoette, van mening was dat hij een
I CB-LO: 'Mededelingen Topleden'
(10 nov. 1944), p. 1-2 (LO/LKP, I'Wanneer men bedenkt'
, aldus het Centraal Bureau van de LO aan de Top,
'dat de linkse sectie, die aan illegale werkers het kleinst is, hierdoor twee afgevaardigden krijgt, en wanneer men bedenkt dat één daarvan uit het kleine communistische blad De Waarheid zal komen, dan kan men begrijpen, hoe verbaasd wij waren dat zowel ve' als Ne'
hier vóór waren. Er wordt de communisten wel veel toegegeven om ze zoet te houden Wel kregen de drie tegenstemmers er door dat een geleidebrief mee zou gaan waarin beperkingen aan het mandaat van de delegatie zullen worden opgelegd, terwijl er tevens in vastgesteld wordt, dat de deputatie wel aangewezen is door de GAe, maar de illegaliteit niet vertegenwoordigt."
In die delegatie van vijf zou de linkersectie behalve door De Waarheid, niet vertegenwoordigd worden door Het Parool, maar, teneinde het spectrum breder te maken, door Je Maintiendrai, en Drees had gezegd dat voor het Vaderlands Comité een katholiek lid (Kolfschoten) naar Londen zou gaan. Nummer vier zou het Na.tionaal Comité vertegenwoordigen, nummer vijf Trouw.
Eind november of begin december kwamen de vijf leden van de delegatie voor het eerst bijeen, 'doch men heeft'
, aldus de notulen van de vergadering van de Contact-Commissie die op 5 december plaatsvond, 'nog geen reisweg kunnen bepalen.'
Een week later, I2 december, toen opnieuween 'dubbele'
vergadering van de commissie werd gehouden, bleek er een kink in de kabel te zijn gekomen: in de voorafgaande weken was er in de Contact-Commissie uitvoerig over van gedachten gewisseld of er na de bevrijding een al of niet permanente 'Raad der Illegaliteit'
J.'dubbele'
vergadering van I2 december) - de delegatie vond dat zij niet naar Londen kon vertrekken voordat die gedachtenwisselingen tot een duidelijk resultaat hadden geleid. Dat te bereiken zou stellig niet eenvoudig zijn: kort tevoren hadden namelijk de groep van Trouw, de LO, de LKP en het Schoolverzet in Trouween, de tegenstellingen verduidelijkende maar daardoor ook verscherpende, politieke verklaring gepubliceerd waarin zij zich anti-communistisch hadden uitgesproken en 'het behoud en de versterking van de Christelijke grondslagen van ons volksleven'
'onmisbare voorwaarden voor een Nederlandse rechtsstaat'
hadden genoemd.
Hoe was het tot die verklaring gekomen?
Uit het voorafgaande bleek dat in de besprekingen die van begin juli af in de top van de illegaliteit werden gevoerd, de LO in de persoon van voorzitter Pruys enkele malen een standpunt innam dat afweek van dat van Trouwen de KP maar dat het daarmee uit was toen Pruys als voorzitter was vervangen door van Riessen. Inderdaad, er had zich begin november in de Top van de LO een belangrijke wijziging voltrokken.
Zoals wij in deel v vermeldden, werd de LO in de lente van '44 geleid door een Top die uit vijf personen bestond (vijf provinciale leiders) maar was, terwille van de veiligheid, eind juli de centrale leiding geheel losgemaakt van het werk in de provincies en de districten. Er was toen uit de Top een Centraal Bureau gevormd, bestaande uit Pruys (voorzitter), van Vliet en van Riessen. Pruys en van Vliet waren beiden in Hilversum ondergedoken - daar werd het Centraal Bureau dus gevestigd. Wel te verstaan: de Top werd niet opgeheven; hij werd zelfs uitgebreid: er werd namelijk afgesproken dat alle provinciale leiders er deel van zouden uitmaken en de bedoeling was dat dit uitgebreidere college periodiek zou bijeenkomen.
Pruys was er eigenlijk tegenstander van dat de LO als zodanig een duidelijke politieke positie zou innemen - hij was verre van gelukkig geweest toen hij op de belangrijke vergadering van 3 juli in Amsterdam had moeten kiezen tussen de middenen de rechtersectie. De Top die kort na de j de juli bijeenkwam, keurde goed dat de LO zich in die sectie had geschaard (de verwantschap met de Knokploegen en met Trouw was'dat men in de nieuwe situatie alles in het werk zou stellen om de politiek buiten het verzet te houden'
.' Een begrijpelijk streven voor de bij uitstek gemengd samengestelde LO, maar het liep stuk op de werkelijkheid: de gehele discussie omtrent de naar Londen te sturen delegatie lag in het politieke vlak.
Begin oktober werd een vergadering van de Top gehouden waaraan (als gevolg van de Spoorwegstaking) slechts een beperkt aantal van de provinciale LO-leiders kon deelnemen; voorts was daar voor de Centrale Inlichtingendienst Sanders aanwezig, voor de Knokploegen waren dat Scheepstra en Kloots (Kloots vertegenwoordigde samen met Pruys de Knokploegen in het Delta-Centrum). 'De LO, de KP en de CID met haar brede nationale taak hebben zich', aldus een bericht dat op I loktober van het Centraal Bureau uitging",
'nooit of te nimmer bewogen op het politieke terrein. Daarvoor was er geen tijd, bovendien strookte dat niet met onze taak.
We staan in de huidige toestand voor het feit dat de politieke toestand zich steeds meer toespitst. Dit is logisch, want de bevrijding brengt met zich mee de herleving van het politieke leven. Als grote organisatie dienen wij t.a.v. deze vraagstukken een besliste houding aan te nemen.
In de eerste plaats zien wij tweeërlei stroming.
a. Enkele persorganen die de illegale beweging als politieke partij willen doen voortbestaan.
b. Een andere stroming in de pers, die de illegaliteit volkomen wil uitvegen uit het staatkundig leven.
Daarnaast doet men van de zijde van het ancien yégime ernstige pogingen, de illegaliteit voor haar karretje te spannen en de verhoudingen van 1940 te doen terugkeren.
Geen dey standpunten zijn de onze .
. . . We wensen in onze eigen politieke partijen de illegale beginselen van samenwerking en nationaal denken te doen doordringen, opdat we er toe kunnen bijdragen dat het enge verpolitiekte denken van 1940 plaats moge maken voor een gezond politiek leven in nationale zin.'
Dergelijke algemene formuleringen boden geen oplossing toen de rechtersectie zich er medio oktober over moest beraden wie namens haar tot de door Londen gevraagde delegatie zou toetreden. Pruys had daar
1 H. B. S. Holla en H. van Riessen in Het Grote Gebod, dl. II, p. 5 I I. 2 Exemplaar in VGA, I
'dat wij het buitengewoon op prijs moesten stellen dat prof. Oranje toegestemd had, die vertegenwoordiging op zich te nemen en naar het Zuiden te gaan. Dat leek mij een gekke manier van doen, want wij kwamen juist op die vergadering om hierover te stemmen ... Toen heb ik gemeend te moeten protesteren. Ik heb gezegd: 'Dit lijkt mij niet de opvatting van de regering en van de koningin dat er politieke mensen naar voren worden gebracht ... Ik heb bovendien nog een bezwaar: prof. Oranje is een Vertrouwensman en het lijkt mij toch dat hij geen twee functies tegelijk kan waarnemen.'
Hierop kreeg ik ten antwoord dat ik hier niets mee te maken had, dat dit waanzin was wat ik verkondigde en het moest zo zijn als zij zeiden. Bob' heeft mij dit alles erg kwalijk genomen. Die heeft gezegd, hoe ik dat durfde op te nemen tegen mannen als prof. Oranje en Bruins Slot. 'Nu'
, zei ik, 'dat is eenvoudig: omdat ik er zo over denk.' '
Ja', zeiden ze toen, 'je wilt het zeker zelf doen.'
... Bob is weggegaan, zeggende: 'Het is treurig, hoe durf je daar tegen in te gaan!'
Daarop antwoordde ik: 'Omdat ik er zo over denk, afgelopen!'
Toen bleef ik nog even en dacht: ... er is nog geen secundus aangewezen die eventueel zou moeten gaan. 'Heren'
, zei ik, 'we zijn niet klaar, er is de mogelijkheid dat prof. Oranje niet mag gaan 2 en wie moet het dan doen 2' '
0', zei prof. Oranje toen meteen, 'daar hoeven wij niet over te praten. Als ik niet mag gaan, ga jij, Bruins Slot.'
Het was dus al volledig in kannen en kruiken, voordat wij op de vergadering kwamen.
Toen ben ik maar weggegaan."
Op dit conflict volgde onderling beraad van van Riessen, van Vliet en Scheepstra. Zij waren het er over eens dat Pruys in zijn contacten met andere organisaties te veel een eigen weg had gevolgd en te weinig voor de christelijke beginselen van het LO/LKP-werk was opgekomen - besloten werd, hem als voorzitter van de LO af te zetten en te vervangen door van Riessen, het Centraal Bureau uit te breiden met de districtsleider van de LO in Amsterdam, de katholiek H. A. Douqué, en Pruys ook te schrappen als een van de twee vertegenwoordigers van de Knokploegen in het Delta-Centrum (daar zou Scheepstra zijn plaats innemen). 'Men stelde mij voor'
, aldus later Pruys, 'mij voorlopig in Hilversum terug te
'Scheepstra. 2 Door bezwaren van de zijde van de andere Vertrouwensmannen. ' Ad Goede: 'Verslag gesprek met G. Pruys', 15 okt. 1946, p. ro-r r (LO;LKP,
Omtrent de uitschakeling van Pruys werd de Top van de LO ingelicht.' Het gebeurde werd in de '
Mededelingen' die op 10 november door koeriersters aan de leden van de Top werden overgebracht, 'een van de pijnlijkste kwesties'
genoemd, 'die de LO heeft beleefd.' '
In normale tijden' had een Top-vergadering dienen te beslissen maar dat was onmogelijk geweest; de verhouding tussen Pruys en de KP-leiding was 'hoe langer hoe slechter'
geworden, Pruys had ook 'in de sectie van de GAC'
(de rechtersectie) 'grote deining'
veroorzaakt - 'Hugo en Henk? hadden hem toen 'openlijk gezegd, dat hij niet het vertrouwen bezat dat nodig was in de moeilijke omstandigheden waarin de illegaliteit zich bevond."
Inderdaad, in zijn nieuwe samenstelling (van Riessen, van Vliet, Douqué) ging het Centraal Bureau van de LO een koers volgen die nauwer bij die van de LKP en Trouwaansloot en waarin, zoals eerder bleek, beduchtheid voor wat de communisten rechtstreeks of via de RVV in het schild voerden, een grote rol speelde.
Toen nu de linkersectie in de eerste helft van november met haar apart persbericht had onthuld dat de koningin adviezen wilde gaan inwinnen bij de illegaliteit, 'in het bijzonder bij de vorming van een nieuw kabinet'
, meenden de groepen van de rechtersectie dat het op hun weg lag, publiekelijk duidelijk te maken wat zij voor het naoorlogse Nederland voor wenselijk hielden. Besloten werd, een gemeenschappelijke beginselverklaring te publiceren. Het denkbeeld daartoe ging van Rombout uit, de voorzitter van de Top van de LKP, die, zoals uit hoofdstuk 7 bleek, begin november van Bijnen, de Landelijke Sabotage-Commandant van de Knokploegen, scherp had verweten dat hij de beginselen van het LO/LKP-verzet uit het oog had verloren doordat hij nauw was gaan samenwerken met de RVV. Het eerste concept voor de bedoelde beginselverklaring werd door van Bijnen opgesteld. De definitieve tekst die eind november (van Bijnen was toen bij Apeldoorn gesneuveld) gereed kwam, luidde:
'De ondergetekende organisaties'
(dit waren de LO, de LKP, 'het Protestants-Christelijk Schoolverzet'
en Trouw)
aanvaardde Pruys de leiding van het Bureau Noodhulp (de voedselvoorziening der illegaliteit)
Zij zien hun ondergrondse activiteit als een uiting van een positief-Christelijke levensovertuiging. Dientengevolge moet hun activiteit worden beschouwd als een bijdrage (ieder voor haar deel) tot de strijd om het behoud en de versterking van de Christelijke grondslagen van ons volksleven, als onmisbare voorwaarden voor een Nederlandse rechtsstaat. Dit houdt in dat zij afwijzen elk streven naar een orde van zaken, waarbij door verabsolutering van de staatsgedachte het typisch-Nederlandse cultuurbezit van de geestelijke vrijheid en de zelfstandige waarde van de menselijke persoonlijkheid in het gedrang komt.
Vanuit dit gezichtspunt wordt thans de strijd tegen het nationaal-socialisme gevoerd en zal tevens het communisme worden afgewezen.'
Op I december deed het Centraal Bureau van de LO deze verklaring aan het kader toekomen in een rondschrijven waarin werd betreurd dat de sfeer in de illegaliteit niet meer de oude was: 'er wordt gekonkeld, er wordt geageerd, er worden verdachtmakingen geuit op een wijze die alle beschrijvingen te boven gaat. Men werkt aan eigen standje, men werkt voor een eigen eer en - baantje!' '
Men trek!', zo heette het verder,
'met alle geweld de principiële politiek in ons illegale kamp. Men wil de indruk vestigen dat het verzet een links-radicaal karakter droeg. Men wil door een aldus geformuleerde illegaliteit richting geven aan ons staatsbestuur en aan onze nationale ontwikkeling. Deze stand van zaken kan door ons niet geaccepteerd worden. Temeer kunnen wij dit niet, als men de indruk wil vestigen alsof de La zoiets als een fabriek zou zijn, waarin werkers van allerlei politieke richtingen aanwezig zijn. Zo staan de zaken nu eenmaal niet ... Onze doelstelling was geen principieel politieke, ons fundament is wel principieel."
In het nummer van Trouw dat begin december in verspreiding kwam, werd de beginselverklaring van de groepen der rechtersectie gepubliceerd met een door Bruins Slot geschreven commentaar dat, in het negatieve, belangrijk verder ging dan het afwijzen van het comrnunisme: onder de titel 'De Christelijk-Nationale gedachte'
keerde dat commentaar zich namelijk tegen 'een links gerichte politiek'
en alle 'sociaal-radicalisme.' '
De overgrote meerderheid der ondergrondse organisaties en zeker ook de overgrote meerderheid der deelnemers aan het verzetswerk zijn', aldus Trouiu,
1 CB-LO: 'Mededelingen'
, 23 (I dec.
... De bedoeling is ... , duidelijk te maken dat de principiële doelstellingen van dit deel der illegaliteit het ten enen male verhinderen dat de illegaliteit als geheel zou kunnen dienen als dekmantel voor het streven om Nederland na de oorlog een bepaalde links-radicale richting uit te sturen."
Talrijke leden van het LO-kader (en verscheidene KP'ers) namen met verbazing kennis van de beginselverklaring en, meer nog, van het commentaar in Trouw. De kaderleden van de LO werden er door het Centraal Bureau aan herinnerd, 'dat iedere LO-medewerker wist in welk gezelschap hij terechtkwam: dat de LO op een positief-Christelijk fundament staat. Noch in vergaderingen, noch in mededelingen werd hierover gezwegen? - de leden van de Top kregen informatie over de eerste reacties in de andere secties:
'De linkersectie waardeert de verklaring omdat ze meent er uit te kunnen putten dat de LO aan politiek zal gaan doen. In de middensectie zijn het het Ne en het NSF die niet erg te spreken zijn over de verklaring, omdat er uit zou blijken dat de LO zich als een politiek en met name AR-politiek lichaam openbaart.
Beide inzichten zijn onjuist ... De LO wil beslist niet aan politiek gaan doen en loopt evenmin aan de leiband van Trouw."
Deze uiteenzetting bracht de critici niet tot zwijgen. Op verzoek van de provinciale leiding van Zuid-Holland werd begin januari een vergadering gehouden waar, behalve Zuid-Holland, ook Noord-Holland en Utrecht waren vertegenwoordigd. De Utrechters uitten, aldus het Centraal Bureau, 'ernstige bezwaren'
tegen de beginselverklaring, 'maar de nadere toelichting over de inhoud ... en over de reden van ontstaan werden door Utrechts leiders als afdoende beschouwd' - evenwel was '
de vergadering van oordeel dat, meer dan tot nu toe, gewaakt moest worden tegen een 'dictatuur'
van het CB.'4 Aan het LO-kader werd meegedeeld dat met '
positief-Christelijk' alleen bedoeld werd uit te
, Trouw, II, 18 (dec. 1944), p. r. 2 CB-LO: 'Mededelingen'
, 25 (16 dec. 1944). , CB-LO: 'Mededelingen Topleden'
, 18 dec. 1944, p. 4. 4 A.v., 7 jan. 1945, p. I (LOjLKP, I'dat de grondtoon van ons volkskarakter Christelijk'
is - met de term werd 'geen binding aan een religieus standpunt, evenmin binding aan enige politieke partij' aangegeven, de LO bestond immers 'uit vooruitstrevenden van allerlei groepering.'!
Eind februari kwam de gehele Top van de LO in Zeist bijeen. Er werd daar een verklaring opgesteld" waarin het beleid van het Centraal Bureau werd goedgekeurd en waarin voorts werd opgemerkt dat de LO als zodanig zich niet met de politiek bemoeide, zij het dat zij 'sterk gekant (was) tegen revolutionaire spanningen."
Inmiddels had de 'beginselverklaring'
van de groepen van de rechtersectie tot scherpe reacties geleid in tot de linkersectie behorende illegale bladen. 'Wij hebben nooit verwacht'
, schreef van Randwijk in Vrij Nederland,
'dat alle groepen en iedereen het eens zou zijn met datgene wat wij op politiek terrein noodzakelijk en eis der gerechtigheid achtten. Wij erkennen het democratisch recht en zelfs tot op zekere hoogte de nuttige functie van wat conservatisme. Maar wij hoopten vurig dat de tijd voorbij zou zijn dat men een, zeker niet specifiek Calvinistische, maar goeddeels doodgewoon liberale negentiendeeeuwse maatschappijleer voor 'Christelijk'
en een zeer bepaalde 'rechtse'
politiek als een bij uitstek 'nationale'
zou zien.'
Als 'duidelijke positiebepaling'
werd de beginselverklaring van de LO, de LKP, het Schoolverzet en Trouw door van Randwijk gewaardeerd, 'maar de verklaring en het naschrift'
(het commentaar in Trouw)
'is niet hetzelfde. Wij begrijpen niet hoe politiek-gemengde organisaties als LKP, LO en zelfs het Schoolverzet ooit het naschrift voor hun rekening kunnen nemen."
1 A.V.: 'Mededelingen'
, 28 (8 jan. 1945), p. 3 (a.v.). Z Tekst: Het Grote Gebod, dl. I, p. II8-19. 3 Van Riessen viel enkele weken later, midden maart, de SD in handen. 'De Duitsers'
, zo verklaarde hij later aan de Enquêtecommissie, 'wisten benauwend veel. Viebahn wist bijv. meer van prof. Oranje af dan ik er op dat moment vanafwist.'
(getuige H. van Riessen, Enq., dl. VII c, p. 264) Mishandeld werd van Riessen niet; hij kwam tenslotte met de anti-revolutionair Smallenbroek in één cel. 'Dat was een vent'
, schreefvan Riessen ons in '75. 'Ik heb me aan hem opgetrokken. Hij doceerde politiek, ik filosofie. We hadden het best met elkaar.'
(brief, 25 aug. 1975, van H. van Riessen)
In het Centraal Bureau der LO waaruit ook van Vliet was verdwenen (deze was, gelijk in hoofdstuk 6 vermeld, in januari door het verraad van 'van Arkel'
door de SD gearresteerd), werd de plaats van van Riessen ingenomen door mr. A. J. Meyer uit Alphen aan den Rijn, die tot op dat moment de leider was geweest van de LO in de provincie Zuid-Holland. 4'Vertroebeling van de politieke atmosfeer'
:
'En nu, ofschoon de afgelopen vier oorlogsjaren alle politieke verhoudingen . ten onzent nog sterker dan voorheen hebben omgewoeld en talrijke jongeren politiek mondig zijn geworden buiten alle vroegere tegenstellingen om, nu komt plotseling Trouw ... de antithese opnieuw de inzet maken ener politieke constructie Het is feitelijk even onjuist om de termen 'links'
en 'radicaal'
als om die van 'christelijk'
en 'nationaal'
met elkaar te vereenzelvigen. Er zijn in de kringen, welke men vroeger rechts noemde, talrijke radicalen te vinden, terwijl wij alle behoudsgezinden uit het vroegere zogenaamde linkse kamp niet gaarne de kost zouden geven.'!
Op dat laatste wees ook Frans Goedhart in Het Parool? Hij noemde 'de verklaring van Trouw c.s.' (een typerende formulering!) 'in de grond van de zaak een poging om (naar het oude anti-revolutionaire voorbeeld) de afgeleefde antithese, die het land verdeelde in Christenen en heidenen, nieuw leven in te blazen ... Het is', schreef hij ook,
'wel uitermate teleurstellend en bedroevend, dat vier groepen, die zo'n flink aandeel in het verzet tegen de bezetter hadden en hebben, zich thans gereed maken om na verjaging van de Duitsers de vooroorlogse verhoudingen zo snel mogelijk te helpen herstellen."
Dat Trouw, wat de partij-indeling betrof, geen ongewijzigde voortzetting van die vooroorlogse verhoudingen beoogde, bleek in februari "toen het blad zich uitsprak ten gunste van de vorming van 'een positiefchristelijke partij'
waarin de Anti-Revolutionaire Partij en de Christelijk
! Je Maintiendrai, V, 9 (begin jan. 1945), p. 3. 2 Het Parool, 80 (9 jan. 1945), p. 2. Na lezing van deze laatste passage in Het Parool schreef in Kampen de LO' er van der Kamp over hen die een '
vernieuwing' voorstonden in de zin van Het Parool en Vrij Nederland: 'Zich uitgevende voor democraten en voor Nederlanders met het monopolie van nationale zin, zullen ze straks (want dat ze een heel goede gooi doen naar 't roer van het schip van Staat, is voor mij vast, de historische wind hebben ze volstandig mee!) de lijn van Hitler doortrekken, zij het voorshands zonder concentratiekampen. De parallel met de Franse Revolutie ... wordt in dit opzicht met de dag duidelijker Het enige wat ons overblijft te doen is: trouw op onze post blijven. Onze stem te laten horen als roependen in een staatssocialistische woestijn. Onverpoosd te waarschuwen en (0 paradox des geloofs!) blijde te zijn als het zo ver komt dat wij of onze kinderen door komsomols worden doodgeknuppeld.' (A. van Boven: Jan Jansen in bezel gebied,
'Een beschikkingsmacht over de productiemiddelen die enerzijds aan deelgenoten in het productieproces weelde verschaft en anderzijds hele groepen deelgenoten daarin aan armoede prijsgeeft, is in strijd met de eisen van een bijbelse samenleving."
De in Trouwopgenomen beginselverklaring van de rechtersectie droeg er niet toe bij dat de vijf vertegenwoordigers van de illegaliteit die na lang touwtrekken waren aangewezen, gingen branden van verlangen om Londen te bereiken: wat hadden zij koningin en kabinet anders te bieden dan een beeld van diepe verdeeldheid? In december werd nog gehoopt dat de overtocht per vliegtuig mogelijk zou zijn - dat mislukte. Er kwam een grotere kink in de kabel toen bleek dat het beleid van Neher door de meeste in de middensectie vertegenwoordigde groeperingen werd afgekeurd, zodat die sectie zich opeens op het standpunt plaatste dat zij zich in het geheel niet met vraagstukken van naoorlogse politiek wilde inlaten. 'In de tijd dat wij gevochten hebben tegen de penetratie van de politiek in de illegaliteit, vochten we', zo lichtte het Centraal Bureau van de LO de leden van de Top in,
'tegen de linkse sectie en de halfbakken houding der middensectie. Op alle punten werden we geslagen door de capitulatie der middensectie voor de linkse ... Nu komt de middensectie met een standpunt, plus royaliste que le roi. Hiermee haalt deze sectie een streep door de historische ontwikkeling, wat altijd absurd is."
In een groot deel van januari en in de eerste helft van februari kon de Contact-Commissie als gevolg van de vele arrestaties die waren voortgevloeid uit het verraad van 'van Arke!'
, niet bijeenkomen - toen er op 20 februari weer een vergadering plaatsvond, werd genotuleerd: 'Gepoogd zal worden, de leden der delegatie bijeen te doen komen om hun
I Trouw, III, 2 (febr. I945), p. 2. 2 A.V., III, 4 (eind maart I945), p. 2. 'CB-LO: 'Mededelingen Topleden'
, 23 dec. I944, p.
Inderdaad, er wèrd nog langer geaarzeld en het vertrek ging niet door, zelfs niet toen men het althans in hoofdlijnen eens was geworden over een punt dat men graag vóór dat vertrek geregeld zag: de rol die de georganiseerde illegaliteit (zeg: de Grote Adviescommissie der Illegaliteit) na de bevrijding zou spelen.
Zoals uit de voorafgaande paragraaf bleek, was het de uitnodiging van de koningin om een delegatie naar haar toe te zenden die de toppen van de illegaliteit eind september '44 confronteerde met de vraag of het wenselijk was dat de illegaliteit als zodanig politieke adviezen zou uitbrengen, speciaalook (daarop was door de koningin impliciet aangedrongen in haar tweede telegram dat de Contact-Commissie midden oktober bereikte) met het oog op de formatie van het eerste naoorlogse kabinet. Die verzoeken wierpen veel algemener vragen op: hàd de illegaliteit wel een rol te spelen in het naoorlogs bestel, en zo ja, welke?
Zoals dan voorts in de vorige paragraaf werd aangetoond liepen de meningen uiteen en stond de linkersectie die voorstandster was van een belangrijke rol, tegenover de middensectie, de rechtersectie en het Vaderlands Comité.
In november en december werden door enkele groepen plannen op schrift gesteld waarin die mogelijke rol der illegaliteit in bijzonderheden werd aangegeven."
De groep van De Waarheid wenste dat een 'Raad der Illegaliteit'
zou worden gevormd waarin alle groepen die in het gehele land, althans in verschillende provincies, werkzaam waren geweest, één vertegenwoordiger zouden krijgen, welke Raad, zolang er geen gekozen parlement was, de regering zou dienen te adviseren 'omtrent alle zaken van staatkundig beleid in de ruimste zin des woords'
en omtrent 'alle vraagstukken die de verzetsactie, haar arbeid en haar gevolgen raken, over morele en materiële herstelmaatregelen, zuiveringsacties, belangrijke benoemingen
1 CC: 'Notulen'
, 20 febr. 1945. 2 Een overzicht van de plannen vindt men in het Witboek CAe, p. 44-49, de plannen'het adviseren van de regering omtrent de verkiezing c.q. benoeming ener voorlopige volksvertegenwoordiging.'
Het plan van de Raad van Verzet ging in zoverre nog verder dan dat van De Waarheid dat daarin de Raad der Illegaliteit als een permanent college werd gezien, ook al met een brede adviserende taak op staatkundig gebied.
De groep van De Vrije Kunstenaar achtte die brede adviserende taak, wanneer er eenmaal een gekozen parlement zou zijn, overbodig maar zag wel graag dat de Raad der Illegaliteit een eigen taak zou behouden 'op het gebied van zuivering, maatregelen voor nabestaanden van slachtoffers van het verzet, en in het algemeen van zaken die rechtstreeks de illegaliteit betreffen.'
Neher (zijn plan was het eerste dat werd rondgezonden) stelde namens het Nationaal Comité voor dat een Raad der Illegaliteit zou worden gevormd die zich buiten de politiek zou houden maar wèl een commissie van zeven of negen personen zou kiezen, 'die geacht mogen worden, op de geestelijke ondergrond der illegale activiteitsdrang volledig te zijn ingesteld'; die commissie zou 'de Kroon in die geest kunnen adviseren in zaken van staatkundig beleid. De leden dier commissie zouden onafhankelijk zijn en niet gebonden zijn aan het houden van ruggespraak met de Raad of de groepen'; in een bespreking die midden november in de Kern werd gehouden, noemde Bruins Slot namens de Trouw-groep dat een 'hinken op twee gedachten'
, hij was er fel tegen dat de illegaliteit zich met politieke aangelegenheden zou bezig houden ('omdat de illegaliteit niet heel het volk vertegenwoordigde maar slechts 10 %').'
De groep van Trouw legde vervolgens aan de andere groepen een nota voor, waaruit de eerste drie punten aldus luidden:
'1. Het Nederlandse nationale belang vordert dat er na de bevrijding als politieke advies-instantie ten behoeve van de regering aanwezig is een Nationale Adviescommissie die representatief is voor alle goede vaderlanders, zowel voor hen die behoren tot de georganiseerde illegaliteit als voor de anderen.
2. Zelfstandig optreden van een politieke adviescommissie uit de illegaliteit,99'illegale'
en andere vaderlanders, die de nationale eendracht benadeelt en aan de illegaliteit een rol toekent, waarvoor zij uit hoofde van haar doeleinden en samenstelling niet berekend is.
3. De illegaliteit werke door middel van overleg der in [de] C[ontact]C[ommissie] vertegenwoordigde groepen thans mede aan het tot stand komen, voor haar deel, van de onder I bedoelde advies-instantie. Zij zoeke daartoe contact met het V[aderlands] C[omité] teneinde gezamenlijk zulk een instantie voor de bevrijding tot stand te brengen. Deze commissie zou zeven-en-twintig leden moeten omvatten, waarvan twee-derde door het V[aderlands] C[omité] en één derde door de gezamenlijke illegaliteit zou moeten worden aangewezen ... De illegaliteit als zodanig heeft na de aanwijzing der leden geen verdere bemoeienis met de Nationale Adviescommissie, noch met vragen van staatsbeleid.'
Had die illegaliteit dus geen 'eigen taak'
? Zeker, deze, 'te vervullen via een Grote Adviescommissie der Illegaliteit'
, zou, aldus de Trouw groep, zijn gelegen in
'a. de liquidatie van het ondergrondse werk,
b. medewerking aan onmiddellijk noodzakelijk relief-werk,
c. het verschaffen van zakelijke inlichtingen aan de regering over personen en feiten,
d. de verzorging van slachtoffers van het ondergrondse werk en van nagelaten betrekkingen van ondergrondse werkers.'
Dit voorstel van de Trouw-groep dat, wat de beperkte politieke taak der illegaliteit betrof, aansloot bij denkbeelden die eerder door het Vaderlands Comité waren uitgedrukt ('voor de staatkundige vraagstukken zal'
, aldus de desbetreffende nota van het comité, 'de regering een adviesli'
èhaam dienen te scheppen waarin de politiek georiënteerde illegale groepen een rechtmatige plaats dienen te krijgen'), vond in beginsel steun bij verscheidene andere groepen; die van Je Maintiendrai evenwel was van oordeel dat de uitschakeling van de illegaliteit na de vorming van de Nationale Adviescommissie moest worden afgewezen en dat de voorgestelde verhouding: twee-derde te benoemen door het Vaderlands Comité, één derde door de gezamenlijke illegaliteit, 'in geen enkel opzicht een juist beeld (gaf) van de positie en de wensen van de grote meerderheid der illegaliteit' - het voorstel van de Trouw-groep werd door die van Je Maintiendrai
'volstrekt onaanvaardbaar'
geacht.
Voorzover de tot nu toe weergegeven plannen en voorstellen betrekking hadden op de vorming van een Nationale Adviescommissie, was daarbij het uitgangspunt dat een onmiddellijke terugkeer van de Staten99'gezuiverd'
worden. Dat zou leiden tot open plaatsen, trouwens: er zouden ook open plaatsen zijn doordat Kamerleden tijdens de bezetting waren overleden. Wie zouden dan een aanbeveling moeten doen voor de benoeming van nieuwe leden? Dat zou een natuurlijke taak kunnen zijn voor de door Trouw genoemde Nationale Adviescommissie: zij zou dus in de eerste plaats fungeren als noodparlement zolang de zuivering van de Staten-Generaal gaande was, ontbonden kunnen worden wanneer er (aangevulde) Staten-Generaal zouden zijn en in die (aangevulde) Staten-Generaal zou de invloed van de Nationale Adviescommissie kunnen doorwerken doordat zij het zou zijn geweest die in feite voor de aanvulling had gezorgd. Een en ander zou betekenen dat de illegale groepen, conform de inzichten en wensen van de midden- en de rechtersectie, vrij spoedig uit het gehele politieke bedrijf zouden worden uitgeschakeld - dat stimuleerde alleen maar de groepen van de linkersectie om althans in de overgangsfase een zo sterk mogelijke invloed te kunnen uitoefenen. Die invloed werd nagestreefd op wat het kardinale punt leek: de samenstelling van de commissie die op haar beurt de leden van de Nationale Adviescommissie voor benoeming zou voordragen: een benoeming die door de Grote Adviescommissie en het Vaderlands Comité gemeenschappelijk zou geschieden. Voor de Nationale Adviescommissie werd aanvankelijk gedacht aan zes-en-dertig, later (d.w.z. in april '45) aan een-en-vijftig leden - beide cijfers waren door drie deelbaar, hetgeen nodig was met het oog op het feit dat (dit element uit het plan van de TrOl/tv-groep was aanvaard) één-derde van de leden afkomstig zou zijn uit de sfeer van de illegaliteit, twee-derde uit die van het Vaderlands Comité en van de politieke en maatschappelijke kaders met welke dat comité in verbinding stond.
Voor de commissie die de voordracht voor de Nationale Adviescommissie zou opmaken, werd aanvankelijk gedacht aan een college met vijf leden van wie drie de secties, twee het Vaderlands Comité zouden vertegenwoordigen. Over die opzet werd men het evenwel niet eens. In de Contact-Commissie betoogde Jan Meijer keer op keer namens de groepen van de linkersectie dat, als de voordrachtcommissie uit vijfleden bleef bestaan, van hen slechts één uit het Vaderlands Comité afkomstig mocht zijn en de linkersectie twee vertegenwoordigers moest krijgen 99'het wordt niet juist geacht'
, aldus de notulen, 'dat door welke groep dan ook een preferentierecht zou worden opgeëist"
), drong hij er in de daarop volgende vergadering, 28 maart, op aan dat de voordrachtcommissie zes leden zou tellen: twee namens het Vaderlands Comité, één namens de rechter-, één namens de middensectie, twee namens de linkersectie. Ook dat voorstel werd verworpen.
In februari werden aan de toppen van de illegaliteit de eerste namen (d.w.z. de illegale schuilnamen) genoemd van diegenen die namens de secties in de voordrachtcommissie zouden kunnen komen: Frans Goedhart, Gerben Wagenaar, Bruins Slot en mej. Tellegen of Jan Drion. Begin april werd voorts bekend, aan wie door het Vaderlands Comité werd gedacht als vertegenwoordigers van de politieke en maatschappelijke kaders. Volgens de opzet moesten die vertegenwoordigers voor de illegaliteit aanvaardbaar zijn (de benoemingen voor de Nationale Adviescommissie zouden immers geschieden door de illegaliteit en het Vaderlands Comité tezamen) - nu, er waren onder diegenen die door het Vaderlands Comité naar voren werden geschoven, verscheidenen die naar het oordeel van een of meer der secties niet voor een benoeming in aanmerking kwamen. Midden april deelde Jan Drion namens de middensectie mee dat deze mr. Donner, Kupers, Stikker en van der Mandele die allen door het Vaderlands Comité waren genoemd (Donner en van der Mandele waren er lid van) 'niet aanvaardbaar'
achtte, 'de eerste niet'
, aldus de notulen,
'omdat hij te lang bleef zitten in de Hoge Raad en daarmee de zo bekritiseerde gestie van dit college dekte, de tweede niet omdat hij ook in eigen kring een te omstreden figuur is in verband met zijn gebrek aan activiteit in de eerste bezettingsjaren, de derde niet op grond van zijn onjuiste houding in de strijd tegen de Ausu/eise+, de vierde niet omdat hij een belangrijke positie bekleedde in een commissie wier werkzaamheden de 'gelijkschakeling'
van het gehele Nederlandse bedrijfsleven tengevolge hebben gehad."CC: Notulen,maartBedoeld werden dedie in het kader van
Voorts werd door de middensectie getwijfeld aan de aanvaardbaarheid van A. Stapelkamp (de ook door het Vaderlands Comité genoemde gewezen voorzitter van het CNV) 'in verband met een reis welke hij tezamen met anderen op uitnodiging van de vijand gedurende de bezetting heeft gemaakt.'
1 Drees betoogde toen dat hij, het toetsingsrecht van de illegaliteit erkennend, van mening was (aldus de notulen),
'dat men hierbij de houding van de voorgedragen personen gedurende de gehele bezettingstijd in acht moet nemen en niet iemand moet wraken op grond van één enkele minder juiste gedraging, zeker niet als door het schrappen van een persoon een gehele groep zich niet meer vertegenwoordigd zou achten. Dit laatste geldt voor D[ onner], K[upers], Sti[kker], Sta[pelkamp] en de Br[uijn]", die nl. ook de gewraakte reis meemaakte.'
Bruins Slot sloot zich onmiddellijk bij Drees aan, wijzend op de mogelijkheid, 'dat bij het schrappen van D[ onner] de gehele AntiRevolutionaire Partij medewerking zou weigeren.' Voorts beschouwde hij het als '
inconsequent' dat de middensectie '
de communisten blijkbaar wèl acceptabel vindt, ondanks hun houding vóór juni '41.'
Jan Meijer, wiens sectie toen nog geen beraad had gepleegd, achtte persoonlijk Donner aanvaardbaar maar twijfelde ten aanzien van Stikker en van der MandeIe. Replicerend zei toen Drion nog o.m. 'dat allen het eens zijn dat om tactische redenen de communisten in de Nationale Adviescommissie zitting moeten hebben, ook al zouden zij in beginsel gewraakt moeten worden op grond van hun houding in het eerste oorlogsjaar."
Beslissingen werden niet genomen en zo stond, toen enkele weken later het gehele land was bevrijd, de regeling voor de vorming van de Nationale Adviescommissie nog niet definitief vast - evenmin stond vast wie als leden van dat college aan de regering zouden worden voorgedragen; zij zou de benoemingen moeten doen.
Eind september '44 had de regering in twee lange telegrammen I '
de gehele ondergrondse pers' verzocht, een campagne in te zetten ten gunste van vrijwillige dienstneming met het oog op 'bevrijding Indië, opdat later niet gezegd wordt dat dit gebiedsdeel uitsluitend bevrijd is door grote bondgenoten stop betreffende de toekomstige verhouding Nederland-Indië ware rede koningin van 8 december 1942 als leidraad te nemen' - bedoeld werd de door de koningin op zondagavond 6 december '
42 (in Indië was het toen maandag de 7de) in Londen uitgesproken radiorede. Daarin had zij o.m. uitdrukking gegeven aan 'de overtuiging dat het koninkrijk na de oorlog'
, na een daartoe te houden 'rijksconferentie'
, 'zal worden gebouwd op een grondslag van volledige deelgenootschap'
, en had zij voorts gezegd: 'Ik heb daarbij een vorm voor ogen waardoor Nederland, Indonesië, Suriname en Curaçao deel zullen hebben in het bestuur van het geheel, terwijl zij ieder op zichzelf de eigen, inwendige aangelegenheden in zelfstandigheid en steunend op eigen kracht, doch met de wil elkander bij te staan, zullen behartigen' - men zou kunnen zeggen dat '
Indonesië' (het gebruik van die term in staatsstukken was nog in '4I door het Nederlands-Indische gouvernement afgewezen) binnen het geheel van een nieuw-gestructureerd koninkrijk zelfstandig zou worden, niet onafhankelijk. Van enig recht op onafhankelijkheid werd in de 7 december-toespraak niet gerept.
Sommigen in Nederland vonden dat reeds die zelfstandigheid te ver zou gaan. Trouw had in december '43 een geheel nummer aan Indië gewijd. 'Een kind dat graag groot wil zijn'
, zo had daarin gestaan, 'heeft daarmee nog niet het vermogen van de man'
, 'de koloniale taak'
was in Nederland 'verstaan als een '
heilige roeping", Indië was niet meer dan 'een groep landen, bijeengebracht en bijeengehouden door het Nederlandse gezag.'
2 De Waarheid daarentegen had in die tijd geschreven, 'dat Indonesië recht heeft op volledige onafhankelijkheid."
Hoe nu een 'campagne'
in te zetten waaraan zowel gereformeerden als communisten zouden kunnen deelnemen? Na ontvangst van de
De commissie beperkte zich er toe, een verklaring op te stellen die namens de illegaliteit in alle grote illegale opiniebladen zou worden opgenomen. 'De gedachten, door HM. de Koningin uitgesproken in haar rede van 7 december I942, zullen', zo heette het in het politiek belangrijkste deel van het concept,
'voor de bevrijdingslegers de zin van hun strijd moeten bepalen ... Ons verbindt het vertrouwen dat bij de beslissing over de toekomstige structuur van het koninkrijk (een beslissing die zal worden genomen naar aanleiding van de resultaten ener conferentie waaraan vertegenwoordigers van alle delen van het koninkrijk deelnemen) de Indonesische volkeren in een toenemende vrijwillige samenwerking en in een volledig deelgenootschap tussen het Nederlandse volk en hen, de beste waarborgen zullen zien voor het herstel van hun vrede en voor de toename van hun voorspoed. Indien wij hierbij de nadruk leggen op de vrijwilligheid van het samengaan van Indonesië met Nederland, dan doen wij dat in het vertrouwen dat elke gedachte aan willekeur van de zijde van geheel Indonesië of van een toonaangevende groep van haar bevolking'
hier werd door de Contact-Commissie de tekst gewijzigd tot: 'elke gedachte aan willekeur, zowel van de zijde van Nederland als van geheel Indonesië of van een toonaangevende groep van haar bevolking'
'uitgesloten kan worden geacht ... (Wij) vertrouwen er op dat de band tussen Nederland en Indonesië in een vernieuwd Gemenebest zowel in de lijn (der)
De definitieve verklaring werd in de laatste weken voor de bevrijding in de illegale opiniebladen opgenomen. Over de ondertekening was veel te doen geweest, doordat Drees er op had aangedrongen dat ook de sociaal-democratische illegale bladen Paraat en De Baanbreker zouden worden uitgenodigd, haar te ondertekenen - de meerderheid van de Contact-Commissie, constaterend dat beide bladen pas laat in de bezettingstijd waren begonnen te verschijnen, wees dat denkbeeld af en de voor de ondertekening vastgestelde formule luidde tenslotte: 'De commissie, samengesteld uit De Bevrijding' (het illegale blad der Indonesische studenten), 'De Geus, Je Maintiendrai, Trouw, Vrij' Nederland en De Waar heid, in opdracht van de gezamenlijke verzetsbewegingen in Nederland.' Was het toeval of opzet dat de volgorde waarin die zes bladen werden genoemd, in Trouw werd omgedraaid? Wij weten het niet; in elk geval stond daarin De Waarheid voorop. Het zou kunnen zijn dat de redactie van Trouwaldus had willen onderstrepen dat ook het communistische illegale blad een verklaring had ondertekend waarin niet werd aangedrongen op de onafhankelijkheid van Indonesië.
Het is, menen wij, een belangrijke politieke worsteling geweest die zich van begin juli '44 tot eind april '
45 aan de toppen van de illegaliteit heeft afgespeeld. Wie die worsteling heeft verloren, is duidelijk: de linkersectie. Er werd namelijk om te beginnen het denkbeeld afgewezen dat de Contact-Commissie, waarin de linkersectie alleen stond, als zodanig geen standpunten zou mogen innemen; vervolgens werd het denkbeeld afgewezen dat de georganiseerde illegaliteit na de bevrijding gedurende geruime tijd rechtstreeks staatkundige invloed zou hebben - uiteindelijk kwam vast te staan dat die invloed slechts zou kunnen worden uitgeoefend zolang er een Nationale Adviescommissie was: direct door de adviezen van die commissie, indirect doordat zij het zou zijn die aanbevelingen zou doen voor de aanvulling van de oude Staten-Generaal. Welnu, de groep van De Waarheid stelde oorspronkelijk voor dat de Nationale Adviescommissie voor drie-kwart uit de illegaliteit, voor één kwart uit de kringen van het Vaderlands Comité zou worden gevormd
Opvallend in de gevoerde worsteling is, dat zowel de linkersectie als de rechtersectie meende dat zij de meeste illegale werkers vertegenwoordigde - bovendien meende de linkersectie dat zij uitdrukking gaf aan een wil tot 'vernieuwing'
die in zeer brede lagen van de bevolking zou leven. Wat het eerste betreft: onze schattingen houden in dat de groepen van de rechtersectie alléén evenveel illegale werkers telden als die van de linker- en de middensectie samen, zulks vooral als gevolg van het feit dat de LO de veruit grootste illegale groep in den lande was. Wat het tweede aangaat: wij menen dat Drees en Bruins Slot (om slechts dezen te noemen) terecht hebben aangevoeld dat, welke wijzigingen er na de bevrijding ook wenselijk zouden zijn, de meeste politiek-bewuste Nederlanders dan weinig zouden voelen voor een grondige 'vernieuwing'
. De visie van Drees en Bruins Slot was reëler dan die van de koningin - er zit, menen wij, een tragisch element in het feit dat juist háár telegrammen waannee zij hoopte te bereiken dat zij in Londen spoedig de steun zou krijgen van een met haar gelijk-op denkende delegatie van de illegaliteit, de in de illegaliteit bestaande politieke tegenstellingen aanscherpten met als gevolg dat de delegatie niet eens aan haar vertrek toekwam.
Men kan de vraag stellen: is, wat zich in die laatste bezettingsfase aan de top van de illegaliteit heeft afgespeeld, in overeenstemming geweest met democratische beginselen? Bruins Slot zei in november '44 in de Kern dat '
de illegaliteit niet heel het volk vertegenwoordigde maar slechts 10 %.' Wat verstond hij onder '
vertegenwoordigde'? Bedoelde hij te zeggen dat 'slechts 10 %' deel uitmaakte van de illegale groepen of daaraan feitelijke steun gaf? Dan was dat percentage te hoog. Of bedoelde hij te zeggen dat 'slechts 10%' zich met de acties van de illegaliteit verbonden voelde en goedkeurde dat er een illegaliteit bestond? Dan was, menen'een staatsgreep van de illegaliteit'
zou kunnen noemen. Integendeel: de bedoeling was dat alle plannen die werden opgesteld, uiteindelijk door de regering zouden worden beoordeeld - naar men vertrouwde: aanvaard, maar formeel zou de regering het recht hebben, er een streep door te halen.
In hun uiteindelijke vorm werden die plannen (gericht als zij toen waren op een van de illegaliteit los staande Nationale Adviescommissie en een zich tot de afwikkeling der illegaliteit beperkende Grote Adviescommissie der Illegaliteit) gekenmerkt door terughoudendheid. Die terughoudendheid is in de eerste plaats gevolg geweest van de opvattingen van het Vaderlands Comité en van de midden- en de rechtersectie: alles wat de linkersectie in de persoon van Jan Meijer trachtte te bereiken in de geest van de brief die de groepen van de linkersectie begin oktober '44 tot de overige illegale groepen richtten (in de geest ook van de telegrammen die van de regering waren ontvangen), stuitte af op het eensgezind verzet van Drees, Neher en Bruins Slot, die er gedrieën van overtuigd waren dat de illegaliteit na de bevrijding slechts een bescheiden rol diende te spelen.
Wat Drees en Neher betrof, was daarbij óók van belang dat zij het waren en niet vertegenwoordigers van illegale groepen als zodanig, die in opdracht van de regering betrokken waren bij het voorbereiden van de maatregelen die ten tijde van de bevrijding in het bestuursvlak noodzakelijk zouden zijn: zij immers waren lid van het door de regering ingestelde College van Vertrouwensmannen.
Op dit college willen wij nu onze aandacht richten.