Anderen waren er die hun illegale werk beleefden, althans mede beleefden, als een door duidelijke concepties ingegeven streven naar een betere samenleving - een streven dat uiteraard bij het einde van de bezetting niet moest worden opgegeven maar dan eerder met verdubbelde kracht voortgezet. Zo werd het vooral gezien in linkse en j engeren
DE ILLEGALITEIT EN HET NAOORLOGS BESTELmilieus, met dien verstande dat daar op een duidelijke, naoorlogse politieke taak van de illegaliteit alleen werd aangedrongen door diegenen die dat streven naar een betere samenleving niet wilden kanaliseren via een vooroorlogse politieke partij. Men kan dan vooral denken aan de groepen van de illegale bladen Vrij"Nederland en Het Paroo/ beide bladen werden gedragen door de overtuiging dat het vooroorlogse politieke bestel verouderd en in te veel van zijn representanten gecompromitteerd was en dat na de bevrijding een radicaal 'vernieuwd'
Nederland moest ontstaan; de samenstellers van beide bladen meenden óók dat hun overtuiging werd gedeeld door een groot deel, misschien wel het grootste deel, van de publieke opinie.