'Dat begrip '
vertegenwoordigd' moet men overigens'
, schreven wij in deel 7, 'met een korrel zout nemen: het bestaan van de Contact-Commissie was slechts aan de toppen van de illegale organisaties bekend en wanneer door die commissie een bepaalde beslissing moest worden genomen, dan werd slechts door zeer weinigen bepaald wat de betrokken organisatie aan haar sectievertegenwoordiger als 'haar'
standpunt zou meedelen. Al die 'stemmen'
telden even zwaar: de stem van de LO die dertienduizend illegale werkers omvatte, had hetzelfde gewicht als die van het Hooglerarencontact waarin enkele tientallen universitaire docenten samenwerkten, en als die van de groep van Katholiek Kompas die de uitgave van haar illegaal blad gestaakt had' (en dus eigenlijk ten onrechte vertegenwoordigd was geweest op de vergadering van 3 juli). Intussen, zo schreven wij verder: 'de onvolkomenheden en onevenwichtigheden die (ons inziens: onvermijdelijk) in de totstandgekomen bundeling van de illegaliteit voorkwamen, maakten het feit niet ongedaan dat de bundeling op zichzelf van grote betekenis was. Ten eerste werd de illegaliteit als potentiële politieke factor geconstitueerd; ten tweede mocht men aannemen dat het regelmatige onderlinge contact, veel breder dan in de Kern het geval was, het illegale werk ten goede zou komen; ten derde leek de OD na een politieke worsteling die bijna drie jaar geduurd had, vast in een groter geheel ingevoegd, en ten vierde had de illegaliteit een hechte verbinding gekregen met het meer traditionele, politiek ervaren Nederland waaruit het Vaderlands Comité voortgekomen was.'