In de Contact-Commissie kreeg Meijer op 7 november naar aanleiding van het door de linkersectie uitgegeven persbericht de wind van voren. Drees noemde, aldus de notulen, 'het partieel en niet volledig publiceren der telegrammen volkomen onjuist'
, Bruins Slot vond de publikatie 'onbehoorlijk, speciaal tegenover de overige groepen die daardoor in een zekere dwangpositie komen te staan', Neher achtte 'de wijze waarop een en ander is geschied ... buitengewoon kwetsend; de naam van Hare Majesteit is hierdoor geschaad en het beleid van de Contact-Commissie aangetast.'
Meijer gaf geen krimp: de linkersectie had gemeend, 'dat de telegrammen het geestelijk eigendom van de gehele illegaliteit waren, geabstraheerd van de GAC', maar de linkersectie had, dat erkende hij, 'door de overige leden der Contact-Commissie als het ware voor eenfait accompli te stellen, een rem willen opleggen aan de tendens om de wensen en gezindheid der regering 'onder de tafel te werken'
.' Waarop Bruins Slot nog opmerkte. 'dat bij de illegaliteit de mening gaat postvatten dat een deel der illegale pers'
(de bladen van de linkersectie) 'de illegale meningsuiting tot zich wil trekken. Deze gang van zaken kan door de andere groepen niet geaccepteerd worden."