Zoals uit de voorafgaande paragraaf bleek, was het de uitnodiging van de koningin om een delegatie naar haar toe te zenden die de toppen van de illegaliteit eind september '44 confronteerde met de vraag of het wenselijk was dat de illegaliteit als zodanig politieke adviezen zou uitbrengen, speciaalook (daarop was door de koningin impliciet aangedrongen in haar tweede telegram dat de Contact-Commissie midden oktober bereikte) met het oog op de formatie van het eerste naoorlogse kabinet. Die verzoeken wierpen veel algemener vragen op: hàd de illegaliteit wel een rol te spelen in het naoorlogs bestel, en zo ja, welke?
Zoals dan voorts in de vorige paragraaf werd aangetoond liepen de meningen uiteen en stond de linkersectie die voorstandster was van een belangrijke rol, tegenover de middensectie, de rechtersectie en het Vaderlands Comité.
In november en december werden door enkele groepen plannen op schrift gesteld waarin die mogelijke rol der illegaliteit in bijzonderheden werd aangegeven."
De groep van De Waarheid wenste dat een 'Raad der Illegaliteit'
zou worden gevormd waarin alle groepen die in het gehele land, althans in verschillende provincies, werkzaam waren geweest, één vertegenwoordiger zouden krijgen, welke Raad, zolang er geen gekozen parlement was, de regering zou dienen te adviseren 'omtrent alle zaken van staatkundig beleid in de ruimste zin des woords'
en omtrent 'alle vraagstukken die de verzetsactie, haar arbeid en haar gevolgen raken, over morele en materiële herstelmaatregelen, zuiveringsacties, belangrijke benoemingen
1 CC: 'Notulen'
, 20 febr. 1945. 2 Een overzicht van de plannen vindt men in het Witboek CAe, p. 44-49, de plannen'het adviseren van de regering omtrent de verkiezing c.q. benoeming ener voorlopige volksvertegenwoordiging.'
Het plan van de Raad van Verzet ging in zoverre nog verder dan dat van De Waarheid dat daarin de Raad der Illegaliteit als een permanent college werd gezien, ook al met een brede adviserende taak op staatkundig gebied.
De groep van De Vrije Kunstenaar achtte die brede adviserende taak, wanneer er eenmaal een gekozen parlement zou zijn, overbodig maar zag wel graag dat de Raad der Illegaliteit een eigen taak zou behouden 'op het gebied van zuivering, maatregelen voor nabestaanden van slachtoffers van het verzet, en in het algemeen van zaken die rechtstreeks de illegaliteit betreffen.'
Neher (zijn plan was het eerste dat werd rondgezonden) stelde namens het Nationaal Comité voor dat een Raad der Illegaliteit zou worden gevormd die zich buiten de politiek zou houden maar wèl een commissie van zeven of negen personen zou kiezen, 'die geacht mogen worden, op de geestelijke ondergrond der illegale activiteitsdrang volledig te zijn ingesteld'; die commissie zou 'de Kroon in die geest kunnen adviseren in zaken van staatkundig beleid. De leden dier commissie zouden onafhankelijk zijn en niet gebonden zijn aan het houden van ruggespraak met de Raad of de groepen'; in een bespreking die midden november in de Kern werd gehouden, noemde Bruins Slot namens de Trouw-groep dat een 'hinken op twee gedachten'
, hij was er fel tegen dat de illegaliteit zich met politieke aangelegenheden zou bezig houden ('omdat de illegaliteit niet heel het volk vertegenwoordigde maar slechts 10 %').'
De groep van Trouw legde vervolgens aan de andere groepen een nota voor, waaruit de eerste drie punten aldus luidden:
'1. Het Nederlandse nationale belang vordert dat er na de bevrijding als politieke advies-instantie ten behoeve van de regering aanwezig is een Nationale Adviescommissie die representatief is voor alle goede vaderlanders, zowel voor hen die behoren tot de georganiseerde illegaliteit als voor de anderen.
2. Zelfstandig optreden van een politieke adviescommissie uit de illegaliteit,99'illegale'
en andere vaderlanders, die de nationale eendracht benadeelt en aan de illegaliteit een rol toekent, waarvoor zij uit hoofde van haar doeleinden en samenstelling niet berekend is.
3. De illegaliteit werke door middel van overleg der in [de] C[ontact]C[ommissie] vertegenwoordigde groepen thans mede aan het tot stand komen, voor haar deel, van de onder I bedoelde advies-instantie. Zij zoeke daartoe contact met het V[aderlands] C[omité] teneinde gezamenlijk zulk een instantie voor de bevrijding tot stand te brengen. Deze commissie zou zeven-en-twintig leden moeten omvatten, waarvan twee-derde door het V[aderlands] C[omité] en één derde door de gezamenlijke illegaliteit zou moeten worden aangewezen ... De illegaliteit als zodanig heeft na de aanwijzing der leden geen verdere bemoeienis met de Nationale Adviescommissie, noch met vragen van staatsbeleid.'
Had die illegaliteit dus geen 'eigen taak'
? Zeker, deze, 'te vervullen via een Grote Adviescommissie der Illegaliteit'
, zou, aldus de Trouw groep, zijn gelegen in
'a. de liquidatie van het ondergrondse werk,
b. medewerking aan onmiddellijk noodzakelijk relief-werk,
c. het verschaffen van zakelijke inlichtingen aan de regering over personen en feiten,
d. de verzorging van slachtoffers van het ondergrondse werk en van nagelaten betrekkingen van ondergrondse werkers.'
Dit voorstel van de Trouw-groep dat, wat de beperkte politieke taak der illegaliteit betrof, aansloot bij denkbeelden die eerder door het Vaderlands Comité waren uitgedrukt ('voor de staatkundige vraagstukken zal'
, aldus de desbetreffende nota van het comité, 'de regering een adviesli'
èhaam dienen te scheppen waarin de politiek georiënteerde illegale groepen een rechtmatige plaats dienen te krijgen'), vond in beginsel steun bij verscheidene andere groepen; die van Je Maintiendrai evenwel was van oordeel dat de uitschakeling van de illegaliteit na de vorming van de Nationale Adviescommissie moest worden afgewezen en dat de voorgestelde verhouding: twee-derde te benoemen door het Vaderlands Comité, één derde door de gezamenlijke illegaliteit, 'in geen enkel opzicht een juist beeld (gaf) van de positie en de wensen van de grote meerderheid der illegaliteit' - het voorstel van de Trouw-groep werd door die van Je Maintiendrai
'volstrekt onaanvaardbaar'
geacht.
Voorzover de tot nu toe weergegeven plannen en voorstellen betrekking hadden op de vorming van een Nationale Adviescommissie, was daarbij het uitgangspunt dat een onmiddellijke terugkeer van de Staten99'gezuiverd'
worden. Dat zou leiden tot open plaatsen, trouwens: er zouden ook open plaatsen zijn doordat Kamerleden tijdens de bezetting waren overleden. Wie zouden dan een aanbeveling moeten doen voor de benoeming van nieuwe leden? Dat zou een natuurlijke taak kunnen zijn voor de door Trouw genoemde Nationale Adviescommissie: zij zou dus in de eerste plaats fungeren als noodparlement zolang de zuivering van de Staten-Generaal gaande was, ontbonden kunnen worden wanneer er (aangevulde) Staten-Generaal zouden zijn en in die (aangevulde) Staten-Generaal zou de invloed van de Nationale Adviescommissie kunnen doorwerken doordat zij het zou zijn geweest die in feite voor de aanvulling had gezorgd. Een en ander zou betekenen dat de illegale groepen, conform de inzichten en wensen van de midden- en de rechtersectie, vrij spoedig uit het gehele politieke bedrijf zouden worden uitgeschakeld - dat stimuleerde alleen maar de groepen van de linkersectie om althans in de overgangsfase een zo sterk mogelijke invloed te kunnen uitoefenen. Die invloed werd nagestreefd op wat het kardinale punt leek: de samenstelling van de commissie die op haar beurt de leden van de Nationale Adviescommissie voor benoeming zou voordragen: een benoeming die door de Grote Adviescommissie en het Vaderlands Comité gemeenschappelijk zou geschieden. Voor de Nationale Adviescommissie werd aanvankelijk gedacht aan zes-en-dertig, later (d.w.z. in april '45) aan een-en-vijftig leden - beide cijfers waren door drie deelbaar, hetgeen nodig was met het oog op het feit dat (dit element uit het plan van de TrOl/tv-groep was aanvaard) één-derde van de leden afkomstig zou zijn uit de sfeer van de illegaliteit, twee-derde uit die van het Vaderlands Comité en van de politieke en maatschappelijke kaders met welke dat comité in verbinding stond.
Voor de commissie die de voordracht voor de Nationale Adviescommissie zou opmaken, werd aanvankelijk gedacht aan een college met vijf leden van wie drie de secties, twee het Vaderlands Comité zouden vertegenwoordigen. Over die opzet werd men het evenwel niet eens. In de Contact-Commissie betoogde Jan Meijer keer op keer namens de groepen van de linkersectie dat, als de voordrachtcommissie uit vijfleden bleef bestaan, van hen slechts één uit het Vaderlands Comité afkomstig mocht zijn en de linkersectie twee vertegenwoordigers moest krijgen 99'het wordt niet juist geacht'
, aldus de notulen, 'dat door welke groep dan ook een preferentierecht zou worden opgeëist"
), drong hij er in de daarop volgende vergadering, 28 maart, op aan dat de voordrachtcommissie zes leden zou tellen: twee namens het Vaderlands Comité, één namens de rechter-, één namens de middensectie, twee namens de linkersectie. Ook dat voorstel werd verworpen.
In februari werden aan de toppen van de illegaliteit de eerste namen (d.w.z. de illegale schuilnamen) genoemd van diegenen die namens de secties in de voordrachtcommissie zouden kunnen komen: Frans Goedhart, Gerben Wagenaar, Bruins Slot en mej. Tellegen of Jan Drion. Begin april werd voorts bekend, aan wie door het Vaderlands Comité werd gedacht als vertegenwoordigers van de politieke en maatschappelijke kaders. Volgens de opzet moesten die vertegenwoordigers voor de illegaliteit aanvaardbaar zijn (de benoemingen voor de Nationale Adviescommissie zouden immers geschieden door de illegaliteit en het Vaderlands Comité tezamen) - nu, er waren onder diegenen die door het Vaderlands Comité naar voren werden geschoven, verscheidenen die naar het oordeel van een of meer der secties niet voor een benoeming in aanmerking kwamen. Midden april deelde Jan Drion namens de middensectie mee dat deze mr. Donner, Kupers, Stikker en van der Mandele die allen door het Vaderlands Comité waren genoemd (Donner en van der Mandele waren er lid van) 'niet aanvaardbaar'
achtte, 'de eerste niet'
, aldus de notulen,
'omdat hij te lang bleef zitten in de Hoge Raad en daarmee de zo bekritiseerde gestie van dit college dekte, de tweede niet omdat hij ook in eigen kring een te omstreden figuur is in verband met zijn gebrek aan activiteit in de eerste bezettingsjaren, de derde niet op grond van zijn onjuiste houding in de strijd tegen de Ausu/eise+, de vierde niet omdat hij een belangrijke positie bekleedde in een commissie wier werkzaamheden de 'gelijkschakeling'
van het gehele Nederlandse bedrijfsleven tengevolge hebben gehad."CC: Notulen,maartBedoeld werden dedie in het kader van
Voorts werd door de middensectie getwijfeld aan de aanvaardbaarheid van A. Stapelkamp (de ook door het Vaderlands Comité genoemde gewezen voorzitter van het CNV) 'in verband met een reis welke hij tezamen met anderen op uitnodiging van de vijand gedurende de bezetting heeft gemaakt.'
1 Drees betoogde toen dat hij, het toetsingsrecht van de illegaliteit erkennend, van mening was (aldus de notulen),
'dat men hierbij de houding van de voorgedragen personen gedurende de gehele bezettingstijd in acht moet nemen en niet iemand moet wraken op grond van één enkele minder juiste gedraging, zeker niet als door het schrappen van een persoon een gehele groep zich niet meer vertegenwoordigd zou achten. Dit laatste geldt voor D[ onner], K[upers], Sti[kker], Sta[pelkamp] en de Br[uijn]", die nl. ook de gewraakte reis meemaakte.'
Bruins Slot sloot zich onmiddellijk bij Drees aan, wijzend op de mogelijkheid, 'dat bij het schrappen van D[ onner] de gehele AntiRevolutionaire Partij medewerking zou weigeren.' Voorts beschouwde hij het als '
inconsequent' dat de middensectie '
de communisten blijkbaar wèl acceptabel vindt, ondanks hun houding vóór juni '41.'
Jan Meijer, wiens sectie toen nog geen beraad had gepleegd, achtte persoonlijk Donner aanvaardbaar maar twijfelde ten aanzien van Stikker en van der MandeIe. Replicerend zei toen Drion nog o.m. 'dat allen het eens zijn dat om tactische redenen de communisten in de Nationale Adviescommissie zitting moeten hebben, ook al zouden zij in beginsel gewraakt moeten worden op grond van hun houding in het eerste oorlogsjaar."
Beslissingen werden niet genomen en zo stond, toen enkele weken later het gehele land was bevrijd, de regeling voor de vorming van de Nationale Adviescommissie nog niet definitief vast - evenmin stond vast wie als leden van dat college aan de regering zouden worden voorgedragen; zij zou de benoemingen moeten doen.
Eind september '44 had de regering in twee lange telegrammen I '
de gehele ondergrondse pers' verzocht, een campagne in te zetten ten gunste van vrijwillige dienstneming met het oog op 'bevrijding Indië, opdat later niet gezegd wordt dat dit gebiedsdeel uitsluitend bevrijd is door grote bondgenoten stop betreffende de toekomstige verhouding Nederland-Indië ware rede koningin van 8 december 1942 als leidraad te nemen' - bedoeld werd de door de koningin op zondagavond 6 december '
42 (in Indië was het toen maandag de 7de) in Londen uitgesproken radiorede. Daarin had zij o.m. uitdrukking gegeven aan 'de overtuiging dat het koninkrijk na de oorlog'
, na een daartoe te houden 'rijksconferentie'
, 'zal worden gebouwd op een grondslag van volledige deelgenootschap'
, en had zij voorts gezegd: 'Ik heb daarbij een vorm voor ogen waardoor Nederland, Indonesië, Suriname en Curaçao deel zullen hebben in het bestuur van het geheel, terwijl zij ieder op zichzelf de eigen, inwendige aangelegenheden in zelfstandigheid en steunend op eigen kracht, doch met de wil elkander bij te staan, zullen behartigen' - men zou kunnen zeggen dat '
Indonesië' (het gebruik van die term in staatsstukken was nog in '4I door het Nederlands-Indische gouvernement afgewezen) binnen het geheel van een nieuw-gestructureerd koninkrijk zelfstandig zou worden, niet onafhankelijk. Van enig recht op onafhankelijkheid werd in de 7 december-toespraak niet gerept.
Sommigen in Nederland vonden dat reeds die zelfstandigheid te ver zou gaan. Trouw had in december '43 een geheel nummer aan Indië gewijd. 'Een kind dat graag groot wil zijn'
, zo had daarin gestaan, 'heeft daarmee nog niet het vermogen van de man'
, 'de koloniale taak'
was in Nederland 'verstaan als een '
heilige roeping", Indië was niet meer dan 'een groep landen, bijeengebracht en bijeengehouden door het Nederlandse gezag.'
2 De Waarheid daarentegen had in die tijd geschreven, 'dat Indonesië recht heeft op volledige onafhankelijkheid."
Hoe nu een 'campagne'
in te zetten waaraan zowel gereformeerden als communisten zouden kunnen deelnemen? Na ontvangst van de
De commissie beperkte zich er toe, een verklaring op te stellen die namens de illegaliteit in alle grote illegale opiniebladen zou worden opgenomen. 'De gedachten, door HM. de Koningin uitgesproken in haar rede van 7 december I942, zullen', zo heette het in het politiek belangrijkste deel van het concept,
'voor de bevrijdingslegers de zin van hun strijd moeten bepalen ... Ons verbindt het vertrouwen dat bij de beslissing over de toekomstige structuur van het koninkrijk (een beslissing die zal worden genomen naar aanleiding van de resultaten ener conferentie waaraan vertegenwoordigers van alle delen van het koninkrijk deelnemen) de Indonesische volkeren in een toenemende vrijwillige samenwerking en in een volledig deelgenootschap tussen het Nederlandse volk en hen, de beste waarborgen zullen zien voor het herstel van hun vrede en voor de toename van hun voorspoed. Indien wij hierbij de nadruk leggen op de vrijwilligheid van het samengaan van Indonesië met Nederland, dan doen wij dat in het vertrouwen dat elke gedachte aan willekeur van de zijde van geheel Indonesië of van een toonaangevende groep van haar bevolking'
hier werd door de Contact-Commissie de tekst gewijzigd tot: 'elke gedachte aan willekeur, zowel van de zijde van Nederland als van geheel Indonesië of van een toonaangevende groep van haar bevolking'
'uitgesloten kan worden geacht ... (Wij) vertrouwen er op dat de band tussen Nederland en Indonesië in een vernieuwd Gemenebest zowel in de lijn (der)
De definitieve verklaring werd in de laatste weken voor de bevrijding in de illegale opiniebladen opgenomen. Over de ondertekening was veel te doen geweest, doordat Drees er op had aangedrongen dat ook de sociaal-democratische illegale bladen Paraat en De Baanbreker zouden worden uitgenodigd, haar te ondertekenen - de meerderheid van de Contact-Commissie, constaterend dat beide bladen pas laat in de bezettingstijd waren begonnen te verschijnen, wees dat denkbeeld af en de voor de ondertekening vastgestelde formule luidde tenslotte: 'De commissie, samengesteld uit De Bevrijding' (het illegale blad der Indonesische studenten), 'De Geus, Je Maintiendrai, Trouw, Vrij' Nederland en De Waar heid, in opdracht van de gezamenlijke verzetsbewegingen in Nederland.' Was het toeval of opzet dat de volgorde waarin die zes bladen werden genoemd, in Trouw werd omgedraaid? Wij weten het niet; in elk geval stond daarin De Waarheid voorop. Het zou kunnen zijn dat de redactie van Trouwaldus had willen onderstrepen dat ook het communistische illegale blad een verklaring had ondertekend waarin niet werd aangedrongen op de onafhankelijkheid van Indonesië.