Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog - Deel 10b – Het laatste jaar (2e band)
Alle delen:
IOOO IOI4 I02 3 I059 I065 1264 1268 1276 1298 1302 1304 1313 1319 1332 1344 1352 136 I 1370 1465
Hoofdstuk 13 De regering en de hongerwinter 1076 Hulp uit Zweden en Zwitserland 1080 De voorbereiding van de hulp door de bevrijdingslegers II04 Een apart offensief? I lIS Hoofdstuk 14 Het Oosten en Noorden bevrijd II26 Over de Rijn! II32 De Canadese opmars II34 In bevrijd gebied II47 En het Westen? 1161 Hoofdstuk 15 Duitsland stort ineen 1165 Laatste offensieven II67 Nederlandse dwangarbeiders 1176 Nederlandse krijgsgevangenen II79 N ederlanders in tuchthuizen II 84 Himmlers zig-zag-koers 1193 Concentratiekampen 1217 De Geallieerden en de Sowjet-Unie 1250 Hoofdstuk 16 Redding uit de nood'Maar één wapen: het water'Besprekingen met Seyss-InquartLondenBezet gebied ITexelBezet gebied IIHet protest der illegaliteitEisenhower neemt de zaak overVoedsel uit de luchtAchterveldMussert / Seyss- Inq uart / BlaskowitzSlot
Hoofdstuk 17 - Het Westen bevrijd 1383 Vrijdagavond 4 mei 1384 Zaterdag 5 mei 1397 Zondag 6 mei 1413 7, 8 en 9 mei 14 20 Slot 1438 Datumlij st 145 I Lijst van illustraties 1457 Lijst van kaarten 1460 Lijst van tabellen 1460 Lijst van afkortingen, gebruikt in de voetnoten 1461 Register
XC'Naar de katastrofe' gaven wij als titel mee aan het eerste hoofdstuk van dit deel, en inderdaad: vergeleken met de situatie welke voordien had bestaan, was zich (en dan vooral in het dichtbevolkte westen des lands) van september '44 af een rampzalige toestand gaan aftekenen. De bezetter had een groot deel van de haveninstallaties van Rotterdam en Amsterdam en van de daarbij gelegen grote werven vernield, was overgegaan tot het wegslepen van machines en industriële voorraden en had links en rechts vervoermiddelen in beslag genomen waardoor de moeilijkheden welke al uit het uitbreken van de Spoorwegstaking voortvloeiden, waren vergroot. Hij had nieuwe delen des lands onder water gezet als gevolg waarvan misschien wel tweehonderdduizend Nederlanders van huis en hof waren verdreven. Meer dan honderdvijftigduizend mannen en jongens waren als dwangarbeiders aan het werk gezet, hoofdzakelijk in het oosten des lands bij de aanleg van nieuwe stellingen en voor het overige op tal van plaatsen in Duitsland. Benoorden de grote rivieren zat vrijwel de gehele burgerij eind '44 zonder gas en electriciteit en meer dan de helft van de gezinnen had in het geheel geen brandstof ontvangen - wie zijn voorraadje wèl tijdig had kunnen inslaan, bezat nauwelijks genoeg om in de kille herfst één ruimte in de woning behoorlijk te verwarmen en had vermoedelijk in veel gevallen dat voorraadje al opgestookt toen eind december de vorst inviel. Leed men in het gehele land onder de koude, in het westen leed men bovendien onder de honger: als gevolg van de wraak die de bezetter na de Spoorwegstaking nam (van eind september tot begin november waren alle voedseltransporten naar het westen onmogelijk gemaakt) en als gevolg van het inbeslagnemen van de talloze binnenschepen welke de bezetter ging gebruiken voor het transport van geroofde goederen, daalden de rantsoenen van de ca. drie-en-een-half miljoen stadsbewoners in de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Utrecht tot een peil waarop de dood honderdduizenden leek te bedreigen. Voor het eerst in de bezettingsgeschiedenis was de Nederlandse overheid niet bij machte, de burgerij in het westen des lands datgene te verschaffen wat zij in de eerste plaats nodig had:
talloze geïmproviseerde organisaties zich getroostten, en door de hongertochten welke van de steden in het westen uit werden ondernomen, wel ietwat gelenigd maar niet opgeheven. Daar kwam dan nog de terreur bij die bij sommige gelegenheden door de Wehrmacht en voortdurend door de SD werd uitgeoefend: een terreur die voor elkeen overal zichtbaar was waar illegale werkers, soms ook anderen, aan de openbare weg waren gefusilleerd.
XCWanneer zou het einde van al die verschrikkingen komen?
XCDat was een vraag die de dagelijkse nood dagelijks stelde: aan ondernemers en arbeiders die machteloos de afbraak van hun bedrijf moesten aanschouwen; aan allen wie het gevaar boven het hoofd hing, alsnog bij een razzia te worden gegrepen; aan de spitters die, schamel gekleed en primitief gehuisvest, stellingen voor de gehate vijand moesten opwerpen; aan moeders die met het noodkacheltje moesten worstelen om enig warm voedsel, hoe weinig ook, toe te bereiden en desondanks hun kinderen zagen verkommeren; aan de misschien wel driehonderdvijftigduizend onderduikers (onder hen ca. zestienduizend Joden van wie velen zich allanger dan twee jaar schuilhielden), die voor razzia's extra beducht moesten zijn; aan de illegale werkers ook die, alle moeilijkheden ten spijt, de strijd met de bezetter voortzetten.
XCVan de problemen waaraan zij allen het hoofd moesten bieden, hebben wij in de eerste helft van dit deel een beeld gegeven, daarbij blijvend binnen de grenzen van het bezette gebied. Wat gebeurde daar buiten? Hoe verliep de oorlog? De weinigen die nog een radiotoestel bezaten en dagelijks met gespannen aandacht luisterden naar wat de BBC en Radio Oranje te berichten hadden, en allen die een illegaal nieuwsbulletin in handen kregen, wilden in de eerste plaats weten hoe het er aan de fronten voorstond - misschien waren er daarnaast ook velen die nauwelijks meer de energie opbrachten om zich te interesseren voor wat er buiten de eigen kleine kring geschiedde.
XCIn dit hoofdstuk willen wij het oorlogsverloop schetsen in de herfst vanen de winter vanons daarbij beperkend tot Europa.
'44 '44-'45,
XCWat Italië betreft, is daarbij niet méér op te merken dan dat de
Apennijnen uit door te dringen tot in de Povlakte: bergketen na bergketen werd door de Wehrmacht hardnekkig verdedigd en de Geallieerden bezaten onvoldoende middelen om achter de Duitse linies een grote landing uit te voeren die wellicht het Duitse defensiesysteem aan het wankelen zou hebben gebracht. Over het oorlogsverloop in West-Europa en in Oost-Europa en op de Balkan hebben wij meer te schrijven, zulks ook daarom omdat de opmars van het Rode Leger spanningen deed ontstaan die het bondgenootschap tussen enerzijds de Verenigde Staten en Engeland, anderzijds de SowjetUnie zwaar op de proef stelden. Voordat wij evenwel de operaties aan de fronten te land gaan beschrijven, willen wij stilstaan bij de oorlogshandelingen waarbij Nederland benoorden de grote rivieren oorlogsterrein is geweest.
XCIn deel IQ a hebben wij uitgebreid geschetst, hoeveel moeite het de Geallieerden in de maanden september, oktober en november '44 kostte om de Wehrmacht in Middenen Noord-Limburg terug te dringen tot achter de Maas en in Noord-Brabant achter diezelfde rivier, achter de Bergse Maas (hier behielden de Duitsers even ten oosten van Geertruidenberg een klein bruggehoofd bij het Capelse Veer) en achter het Hollands Diep, en om in de provincie Zeeland, waar Schouwen in Duitse handen bleef, de vaarweg naar Antwerpen te openen. Pas begin december waren al die operaties voltooid. Nadien vormden de grote rivieren een barrière waar de Geallieerden niet overheen kwamen. Het werd eind maart voordat Montgomery's 21St Army Group bij Wesel de Rijn overschreed waarna zijn linkervleugel er snel toe kon overgaan, de Duitsers uit het oosten en noorden van Nederland te verdrijven - in de daaraan voorafgaande periode waren bij de oorlogshandelingen, voorzover deze zich in of boven bezet gebied afspeelden, slechts de wederzijdse luchtstrijdkrachten betrokken; tot die luchtstrijdkrachten rekenen wij aan Duitse kant ook de V-wapens: de V-i'S en de V-2'S.
XCEr werd dan boven bezet gebied in de eerste plaats geopereerd door de jagers, jachtbommenwerpers en raketten afvurende toestellen van de Second Tactical Air Force welke gebruik maakte van vliegvelden in NoordBrabant en de Belgische Kempen. Hun algemene opdracht was, het Duitse vervoer te ontregelen. Telkens wanneer de weersomstandigheden
toelieten, stegen Geallieerde toestellen op om in bezet gebied stations, treinen en vaartuigen te bestoken en om elk vehikel aan te vallen dat zich langs de wegen voortbewoog. Door deze aanvallen kwamen vele honderden, misschien wel enkele duizenden Nederlanders om het leven of raakten zwaar gewond (landelijke cijfers zijn niet bekend) en werden, vooral in de omgeving van stations, veel huizen vernield 1 hoeveel schade aan de Wehrmacht werd berokkend, weten wij niet; wèl, dat het Duitse vervoer met toenemende moeilijkheden te kampen kreeg. Overdag konden de Duitsers tenslotte nauwelijks meer treinen laten lopen en het wegvervoer was dan veelal een hachelijke aangelegenheid. Langs alle grote wegen moesten Nederlandse burgers op gezette afstanden diepe kuilen graven ('mangaten') waarin motorrijders of inzittenden van auto's haastig konden wegkruipen zodra Geallieerde toestellen naderden. Dat naderen werd niet steeds tijdig genoeg opgemerkt, ook al reed bij auto's een uitkijk op het spatbord mee - het was overigens lang niet op elke dag of op elk gedeelte van de dag nodig om op een Geallieerde aanval beducht te zijn. Was er wèl sprake van Geallieerde luchtactiviteit, dan waren de langs de kust en bij de grote rivieren opgestelde waarnemingsposten van de Luftwaffe (vele daarvan waren met radar-apparaten uitgerust) in staat, het achterland te waarschuwen. Die waarschuwingen werden o.m. aan de Ortskommandanten doorgegeven en midden november gelastte Wehrmachtbejehlshaber Christiansen dat dezen er bij elk alarm voor moesten zorgen dat er, zolang het alarm duurde, op de doorgaande wegen rode vlaggen hingen aan bomen ofhekken. Met het aanbrengen en weer verwijderen van die vlaggen werden, schijnt het, in hoofdzaak Duitsers en Landwachters belast - het kan zijn dat plaatselijk ook de Nederlandse politie en Nederlandse burgers werden ingeschakeld. Van inschakeling van burgers was in elk geval sprake in de provincies Noord-Holland en Utrecht; voor die provincies werd namelijk eind oktober of begin november door Christiansen bepaald dat bij de uitvalswegen van alle gemeenten en op alle doorgaande verkeerswegen op afstanden van I kilometer burgers moesten worden opgesteld die, als zij ergens in het luchtruim toestellen zagen (zij konden er daarbij van uitgaan dat dat vrijwel steeds Geallieerde toestellen zouden zijn), met een witte vlag moesten gaan zwaaien. Eind november ging de 'foute' commissaris van de provincie Noord-Holland op inspectietocht - hij constateerde toen, aldus een aanmaning die hij tot alle burgemeesters richtte, dat Christi
XC.\ Enkele bombardementen die in maart '45 in het oosten des lands zijn uitgevoerd, zullen wij in hoofdstuk
ansens bevel in 'verschillende gemeenten ... niet of niet in voldoende mate' was opgevolgd. I Behalve van Noord-Brabant en de Belgische Kempen uit waren boven bezet gebied ook lichte Geallieerde luchtstrijdkrachten actief die hun basis in Engeland hadden. Zij werden vooral gebruikt voor precisiebombardementen. De eerder gememoreerde aanval op het hoofdkwartier van het Duitse Vijftiende Leger bij Dordrecht vond van Engeland uit plaats en wellicht heeft hetzelfde gegolden voor het bombardement van het te Utrecht gevestigde hoofdkwartier van het LXXXVIIIste Armee Korps (bij die gelegenheid werden de gebouwen van het hoofdkwartier verwoest en kwamen acht Duitse militairen om het leven). Van Engeland uit werden verder herhaaldelijk de installaties in Rotterdam en langs de Noordzeekust bestookt waarvan gebruik werd gemaakt door de motortorpedoboten (E-Boote) en één-mans U-Boote van de Kriegsmarine die de Geallieerde scheepvaart bij en op de Westerschelde aanvielen. Voorts werd, opnieuw van Engeland uit, bij één gelegenheid getracht, bureaus van de Einsatzkommandos der SD in puin te leggen: in Amsterdam op zondag 26 november.
XCDe SD had er in de toenmalige Euterpestraat twee schoolgebouwen in gebruik: de middelbare meisjesschool en de daartegenover liggende Christelijke hbs. In het vorige hoofdstuk vermeldden wij al dat op het vernietigen van die gebouwen was aangedrongen door kolonel Koot die, in verband met het feit dat er schoolgebouwen die nog normaal in gebruik waren, dichtbij de Euterpestraat lagen, had bepleit dat de aanval na vier uur des middags of op een zondag zou worden uitgevoerd.
XCKoots verzoek (hij had er in vermeld dat de illegaliteit zich door de SD extra bedreigd voelde) kwam kort voor de z yste oktober in Londen binnen waar het onmiddellijk werd doorgegeven aan prins Bernhard en aan de z.g. Bombardementscommissie der regering die in die tijd bestond uit minister-president Gerbrandyen de ministers van Lidth (oorlog), Furstner (marine) en Michiels van Verduynen (zonder portefeuille) en waaraan kapitein-luitenant ter zee C. Moolenburgh als adviseur was verbonden. De prins stelde zich op het standpunt dat de aanval diende te worden uitgevoerd, maar de commissie, op de z yste bijeenkomend, voelde er niet voor om, zo noteerde van Lidth, 'het Gestapo-hoofdkwar tier dat boze plannen tegen de ondergrondse troepen smeedt', te laten bestoken. 'RAF', zo schreef van Lidth, 'heeft reeds herhaaldelijk gewei
XCI Rondschrijven, 22 november 1944, van A. J. Backer aan alle burgemeesters (Doe
gerd, deze operatie te ondernemen, omdat dit teveel slachtoffers zou kosten in de omgeving van het doel, de trefkans zeer gering is en het doel moeilijk te 'spotten'. Ook bleek niet duidelijk welke dreiging bedoeld wordt' (het kan zijn dat kolonel Koot verwachtte dat de SD extra-terroristisch zou blijven optreden na de aanslag op Oehlschlägel die op 23 oktober had plaatsgevonden). 'Kortom, wij dorsten de verantwoordelijkheid niet aan. Allen waren het daarover eens, behalve Michiels van Verduynen. Ook Moolenburgh raadde het af. Een moeilijke beslissing." Kolonel Koot werd ingelicht en herhaalde zijn verzoek, maar het werd door de Bombardementscommissie op 27 oktober 'andermaal van de hand gewezen. Wij durven de eonsequenties niet aan, niettegenstaande de zware drang die op ons wordt uitgeoefend." Welke factoren er toen toe geleid hebben dat de commissie van haar standpunt terugkwam, weten wij niet (van Lidths dagboek zwijgt er over); de prins bleef aandringen en wij nemen aan dat kolonel Koot en wellicht ook koningin Wilhelmina hetzelfde deden - vast staat dat de RAF de operatie in nadere studie nam, een maquette liet vervaardigen van het betrokken Amsterdamse stadsdeel en de aanval toevertrouwde aan met raketten en boordwapens uitgeruste Typhoon-toestellen. Deze hadden, toen zij op zondag 26 november de operatie uitvoerden, in zoverre succes dat de . Christelijke hbs vrijwel vernietigd en de meisjesschool zwaar beschadigd werd (Lages verplaatste de dienst naar nabijgelegen panden aan de Apollolaan), maar bij de SD vielen slechts vier doden en onder de Amsterdamse burgerij waren er vijf-en-zestig en bovendien veertien zwaargewonden; talrijke huizen in de nabijheid van de twee schoolgebouwen werden door raketten die hun doel misten, geheel of gedeeltelijk verwoest.
XCZware schade leed in de herfst van' 44 ook het centrum van Hengelo (Overijssel). Op dat centrum lieten op 6 oktober tegen het einde van de ochtend zes-en-dertig B-17 bommenwerpers van de Amerikaanse Eighth Air Force onverhoeds (er was niet eens luchtalarm gegeven) hun bommen vallen. Meer dan honderd burgers kwamen om het leven (er vielen vermoedelijk ook veel slachtoffers onder de militairen van een pas in het centrum ingekwartierd Duits bataljon) en vrijwel de gehele binnenstad werd verwoest, mede als gevolg van de branden welke men bij gebrek aan bluswater (alle grote leidingen waren getroffen) niet kon bestrijden. Het bombardement werd daags daarna herhaald; nu vielen onder de burgerij omstreeks twintig slachtoffers en ook werd nieuwe materiële
XCI Van Lidth: 'Dagboek', 25 okt. 1944. 2 A.v., 27 okt. 1944.
schade aangericht. Had de Eighth Air Force machtiging tot deze bombardementen of was hier weer sprake geweest van een vergissing, zoals in oktober '43 het geval was geweest met Enschede en in februari '44 met Enschede, Arnhem en Nijmegen - vergissingen die bij elkaar aan meer dan duizend Nederlanders het leven hadden gekost? Na het gebeurde in februari '44 was als gevolg van een scherp protest van de Nederlandse regering aan de Eighth Air Force opgedragen, bij de navigatie zoveel nauwkeurigheid te betrachten dat Nederlandse steden niet opnieuw bij vergissing zouden worden gebombardeerd - wij kunnen ons, mede gelet op de latere discussies in de Bombardementscommissie naar aanleiding van de voorgestelde aanval op de SD-bureaus in Amsterdam, niet voorstellen dat de commissie met het bombardement van het Hengelo'se stadscentrum accoord is gegaan. Inderdaad is ook hier sprake geweest van een navigatiefout' : de betrokken Amerikaanse eskaders meenden dat zij zich boven een Duitse stad in het grensgebied bevonden. Protesten van Nederlandse zijde bleven achterwege - waarom, is ons niet bekend." Tot dergelijke protesten kwam het wèl, toen de Britse Royal Air Foree bijna vijf maanden later, op 3 maart '45, een groot deel van het Haagse Bezuidenhoutkwartier en van het Korte Voorhout en omgeving in vlammen deed opgaan - een aanval die samenhing met de Britse pogingen om het lanceren van V-wapens tegen te gaan. Over die pogingen eerst iets meer.
XCVan goed gecamoufleerde 'skischansjes' bij het Nauw van Calais af werden op 13 juni '44, precies een week dus na D-Day, de eerste V-i'S naar Londen gedirigeerd - tot 5 september, toen de speciale eenheden aan welke het lanceren van de V-i'S was toevertrouwd, uit de streek bij het Nauw van Calais werden teruggetrokken (zij bereikten Nederland benoorden de grote rivieren via Zeeland), waren in totaal negenduizend V-i'S op Londen afgezonden. Nadien was de afstand naar de Britse hoofdstad voor de V-i'S voorlopig te groet' - niet voor de V-2'S. Integendeel: al in '43 had de Duitse militaire leiding bepaald dat als die V-2 's eenmaal in serieproductie waren genomen, het lanceren zou plaatsvinden op punten bij de Nederlandse kust. De eerste van die punten waren in '43 vastgesteld, en wel bij Wassenaar en op Walcheren. Bij Wassenaar verhieven zich op 8 september de eerste twee V-2 's in de lucht, op Walcheren werden er enkele dagen later zes gelanceerd, maar die tweede locatie werd in verband met het afsnijdingsgevaar en de moeilijke bereikbaarheid verlaten en V-2 's werden nadien slechts van boven de grote rivieren gelanceerd.
XCOok het lanceren van V-i'S werd voortgezet.' De meeste kregen Antwerpen of Luik als doelwit. Op beide steden werden ook talrijke V-2 's gericht, meer nog dan op Londen. Naar de Britse hoofdstad werden in totaal vanuit het gebied achter de Zuidhollandse kust 1027 V-2's gelanceerd; daarvan mislukten 79 bij of kort na de start, vielen er 43 I in zee of buiten Londen op het platteland en kwamen 517 in Londen terecht." Er kwamen in Engeland door de V-2'S bijna acht-en-twintig77
I Begin '45 kreeg Duitsland de beschikking over die, van Nederland uit, Zuid-Engeland wèl konden bereiken; daarvan werden er in de maand maart een kleine 300 gelanceerd van welke evenwel ca. 200 in de Noordzee neerstortten. 2 Een deel van onze gegevens over het lanceren van de V-wapens van september '44 af ontlenen wij aan een artikel van]. van Vliet in het nummer van juli-augustus '75 van het 3 Het z.g. van de Britse gaf via Ahwe/7Y-agenten die zich bereid hadden verklaard, voor Engeland te werken, systernatisch de punten van neerkomst der 's verkeerd door, . zodat bereikt werd dat een groot deel van de gelanceerde 's op een verkeerde afstand werd ingesteld.
honderd personen om het leven, meer dan vijf-en-zestighonderd raakten zwaar gewond. De provincie Antwerpen werd door I 712 V-2'S getroffen van welke er bijna 600 in de stad en het havengebied neerkwamen. Daarnaast wisten ruim 4200 V-i'S de provincie Antwerpen te bereiken - veruit de meeste daarvan werden door het Geallieerde luchtafweergeschut en de Geallieerde jagers neergehaald maar bijna 600 ploften in het doelgebied neer. Onder de burgerij in de provincie Antwerpen vielen als gevolg van de inzet van de V-wapens bijna vierduizend doden en meer dan zesduizend personen raakten er zwaar gewond, aan de zijde der Geallieerde militairen waren er ruim zevenhonderd doden en bijna twaalfhonderd zwaargewonden. De provincie Luik werd in totaal door ruim 2200 V-wapens getroffen, waarvan er 960 in de stad neerkwamen; hier vielen ruim dertienhonderd doden en werden bijna twee-en-twintighonderd personen zwaar gewond. De afweer van de V-i'S (tegen de uit de stratosfeer neerstortende V-2'S was geen verdediging mogelijk) vergde sterke krachten aan Geallieerde zijde: alleen al in de provincie Antwerpen waren bij het afweersysteem (het maakte gebruik van versperringsballonnen, jagers en luchtafweergeschut) twee-en-twintigduizend militairen betrokken.
XCWij vermelden deze cijfers mede teneinde te onderstrepen dat de V-wapens en hun afweer in de laatste oorlogswinter een gewichtig aspect van de oorlogvoering zijn geweest. Inderdaad, in deel 10 a wezen wij er al op dat de wens van de Britse regering om het lanceren van die wapens van het Nederlandse kustgebied uit onmogelijk te maken een belangrijke factor is geweest bij Montgomery's besluit tot'Market-Garden': de poging om dwars over de grote rivieren het Ijsselmeer te bereiken en daarmee alle spoorwegverbindingen tussen Duitsland en West-Nederland af te snijden. Die poging mislukte en dat betekende dat het treintransport van de V-2'S (de V-i'S werden met vrachtauto's vervoerd) naar het westen des lands kon worden voortgezet. Die transporten vonden steeds des nachts plaats. De V-2's werden dan in het duister uitgeladen, in de regel op een nevenstation te Leiden, op speciale trucks-met-oplegger geplaatst en, nog steeds in het duister, naar de omgeving van Wassenaar gereden waar zij gecamoufleerd werden opgeslagen. 'De allereerste dagen was', schrijft J. F. A. Boer in zijn 'Raketten over Den Haag",
XC'de aanvoer zeer regelmatig doch reeds na korte tij d liepen de treinen met vertraging in de ochtendschemering binnen, zodat de Duitsers tot het invallen
I Opgenomen in het jaarboekje T949.
van de duisternis moesten wachten alvorens te kunnen lossen. De wagons werden dan op een spoorlijn direct naast het grote Academische Ziekenhuis neergezet, waardoor dit ernstig gevaar liep, bij eventuele Engelse luchtaanvallen te worden geraakt."
XCOp de lanceerplaatsen nam het opstellen en afvuren van een V-2 ongeveer anderhalf uur in beslag: de raket werd verticaal geplaatst op een betonnen platform en vervolgens werden de tanks gevuld, o.m. met vloeibare zuurstof. Die zuurstof kwam uit Duitsland in Den Haag aan op het station Staatsspoor en werd daar in speciale tankauto's gepompt, 'de kleine auto's met de typische verschijnselen van ijsvorming op de tanks, snelden', aldus Boer, 'maandenlang door de Haagse straten."
XCVoor de V-2'S werd gebruik gemaakt van lanceerplaatsen bij Bloemendaal, in Wassenaar, op het tussen Den Haag en Wassenaar bewesten de Benoordenhoutseweg gelegen landgoed 'Duindigt' (dat landgoed was ook het hoofdkwartier van de met het lanceren van de V-2'S belaste eenheden), in de Scheveningse Bosjes, op het landgoed 'Ockenburg' (tussen Den Haag en Loosduinen) en bij Hoek van Holland; van midden november af werden evenwel ook V-2'S gelanceerd van Overijssel uit', waar een lanceerplaats kwam bij Hellendoorn welke na enige tijd werd verplaatst naar de omgeving van Dalfsen.'
XCVan de lanceerplaatsen der V-I'S hebben wij geen volledig overzicht. Voor die V-I'S waren geen betonnen platforms nodig doch slechts de 'skischansjes' en deze konden vrij gemakkelijk worden verplaatst. Er zijn in elk geval V-I'S gelanceerd vanuit Zuid-Friesland, het Gooi, de Veluwe en Overijssel - in laatstgenoemde provincie waren verscheidene punten waar zich korte of lange tijd 'skischansjes' bevonden.
XCDe onmiddellijke omgeving van alle lanceerplaatsen van V-wapens werd door de bezetter steeds tot Sperrgebiet verklaard en de Duitse controle was daar bijzonder streng, maar het spreekt vanzelf dat de militaire activiteit in verband met de V-wapens (het transport, de lanceerplaatsen, de frequentie van de lanceringen) niet voor de spionage
, A.v., p. 8. 2 A.v., p. 13. 3 De voor Antwerpen bestemde raketten werden in Overijssel gelanceerd, maar er waren met Antwerpen als doelook twee lanceerplaatsen in Westfalen. 4 Wij vermeldden dat van de 1027 achter de Zuidhollandse kust gelanceerde 79 bij ofkort na de start mislukten; hadden die het platform verlaten, dan kon zulk een mislukking betekenen dat de raket in of dichtbij een woonwijk neerstortte. Op Nieuwjaarsdag vergde de ontploffing van een in Den Haag bijna veertig doden - enkele tientallen doden vielen er ook in Overijssel.
groepen verborgen bleef. Er ging, totdat het lanceren van de V-wapens eind maart werd gestaakt', een stroom van gegevens naar Eindhoven en Londen. Die gegevens leidden er toe dat de Knokploegen en de groepen van de RVV opdracht kregen, fabrieken voor het vervaardigen van vloeibare zuurstof uit te schakelen (die fabrieken bleken, toen men ze had gelocaliseerd, niet meer in werking te zijn) en dat door de Second Tactical Air Force en door de lichte luchtstrijdkrachten van Engeland uit herhaaldelijk aanvallen werden uitgevoerd op de lanceerplaatsen, op de door de V-eenheden bezette gebouwen en vooralook op de stations te Leiden en op de spoorbruggen in de omgeving van die stad (er werd daar aanzienlijke schade aangericht en vele tientallen burgers kwamen om het leven). 'Deze aanvallen werden', aldus J. F. A. Boer,
XC'met grote hardnekkigheid voortgezet, ook toen al lang gebleken was dat het resultaat vrijwel nihil bleef. Vergelijkt men nauwkeurige lijsten van de luchtaanvallen met de statistische overzichten van de gelanceerde raketten, dan blijkt dat de Geallieerde reactie nauwelijks enig effect had op de Duitse actie" ~
XCja, dat is een conclusie achteraf en wij zijn geneigd te betwijfelen of Boers opmerking, dat 'toen allang gebleken was, dat het resultaat vrijwel nihil bleef', juist is. Dat is slechts vast te stellen indien men weet hoeveel V-2'S de Duitsers u/ilden afschieten en hoeveel zij tijdig naar de lanceerplaatsen in Zuid-Holland konden transporteren en te dien aanzien zijn geen gegevens beschikbaar. Hoe dat zij, wij achten het, gezien de aantallen slachtoffers die in Engeland vielen, begrijpelijk dat men van daaruit heeft getracht, het lanceren van de V-2'S in Zuid-Holland te voorkomen, ook al besefte men dat de aanvallen op de stations te Leiden en op de spoorbruggen bij die stad Nederlandse levens zouden vergen en schade zouden toebrengen aan Nederlandse eigendommen.
XCDoelen nu van het in het kader van deze tegenaanvallen op 3 maart '45 uitgevoerde bombardement op Den Haag waren het station Staatsspoor, het landgoed 'Duindigt', de westelijke strook van het Haagse Bos waar veelvuldig raketten waren opgeslagen, en de Benoordenhoutseweg en omgeving, deel van de z.g. Festung-Scheveningen waaruit alle burgers waren geëvacueerd: op zichzelf legitieme doelen, menen wij, maar het
XC1 Field Marshal Montgomery was toen in het Rijnland over de Rijn gekomen en het was duidelijk dat de Wehrmacht zich in Oost-Nederland niet kon handhaven. Alle V-installaties werden zo goed mogelijk vernield en de speciale V-eenheden, die over voldoende vervoermiddelen beschikten, konden nog net op tijd Nederland verlaten. 2 J. F. A. Boer in Die Haghe, 1949, p. 2I.
Air Ministry had zich op het standpunt gesteld dat het beter was, ze niet aan te vallen; ten oosten van het Haagse Bos lag namelijk het dichtbevolkte Bezuidenhoutkwartier en er werd gevreesd dat bij een aanval op een deel van het Haagse Bos en op het station Staatsspoor óók het Bezuidenhoutkwartier getroffen zou worden. Dat was mede het standpunt van de Bombardementscommissie van de regering. Moolenburgh, de adviseur van de commissie, vertelde ons in '58 dat het besluit om het station Staatsspoor, 'Duindigt', de westelijke strook van het Haagse Bos en de Benoordenhoutseweg met omgeving tàch aan te vallen, op eigen gezag is genomen door de Britse bevelhebber van de Second Tactical Air Force, aan wie door één of meer Britse Lagerhuisleden was gevraagd waarom hij de V-2-bases bij Den Haag nog niet had uitgeschakeld - dat kan verklaren waarom het bombardement plaatsvond, niet evenwel waarom het grotendeels zijn doelen miste. Dat laatste nu is gevolg geweest van het feit dat aan de instructie van de bemanningen van de 56 Mitchell bommenwerpers welke het bombardement moesten uitvoeren, veel heeft ontbroken - het verschil tussen het Benoordenen het Bezuidenhoutkwartier werd namelijk niet duidelijk onderstreept en er werden verkeerde coördinaten opgegeven.
XCToen het bombardement op 3 maart om acht uur 's morgens plaatsvond, werden het station Staatsspoor en 'Duindigt' volgens plan getroffen, maar tot ontzetting van de bewoners kwam van de overige bommen een groot gedeelte in het Bezuidenhoutkwartier terecht en de rest op het Korte Voorhout en omgeving. Vij fhonderdelf burgers verloren het leven, driehonderdvier-en-veertig raakten zwaar gewond. Op tal van plaatsen veroorzaakten de bommen branden die aangewakkerd werden door een krachtige noordenwind - de Haagse brandweer was niet in de verste verte bij machte, die branden effectief te bestrijden: zoals in hoofdstuk 2 vermeld, was bij de Wehrmacht-razzia die in november in Den Haag had plaatsgevonden, twee-derde van het beroepspersoneel weggevoerd. De brandweer kon dus slechts met een deel van het beschikbare materieel uitrukken - er werd, aangezien de branden straat na straat aantastten, onmiddellijk hulp gevraagd aan de brandweerkorpsen van alle Zuidhollandse gemeenten en ook aan die van Amsterdam, Haarlem, Zaandam en Wormerveer. Wegens gebrek aan benzine kon de Amsterdamse brandweer geen hulp bieden, de korpsen in Haarlem, Zaandam en W ormerveer hadden nog een kleine hoeveelheid brandstof en snelden de Haagse collega's te hulp (daarbij werden de Haarlemse brandweerwagens, alsook die uit Gouda, op de rit naar Den Haag aangevallen door Geallieerde vliegtuigen). Met man en macht werd het blussingswerk in
de getroffen stad ter hand genomen, maar's avonds raakte de benzine op die nodig was voor de pompen welke (het waterleidingnet was op tal van plaatsen getroffen) aangewezen waren op open water en op water uit de stadsriolering. De bezetter weigerde, extra benzine ter beschikking te stellen - dat deed toen wèl een van de aardoliemaatschappijen die een kleine voorraad had achtergehouden, maar om half drie in de nacht van 3 op 4 maart was de laatste benzine verbruikt, zodat het bluswerk, dat niet zonder ongelukken was verlopen (vijf brandweerlieden waren gedood doordat zij onder een neerstortende muur waren bedolven, tien doordat een V-2 in hun nabijheid was neergekomen), moest worden gestaakt. De wind was toen evenwel gedraaid en het gevolg was dat de branden doodliepen op het gebied dat zij op 3 maart hadden verwoest.
XCDe materiële schade was zeer aanzienlijk: een groot deel van het Bezuidenhoutkwartier was een rokende ruïne geworden; daar en in de omgeving van het Korte Voorhout waren meer dan drieduizend woningen volledig verwoest en hadden er enkele honderden zware schade opgelopen. Aan en bij het Korte Voorhout waren voorts historisch en architectonisch waardevolle panden verloren gegaan: het Gerechtshof, de provinciale griffie, de Princesse-schouwburg, hotel Paulez, het Franse gezantschapsgebouwen de oude Geschutgieterij waarin de Hogere Krijgsschool en het Krijgshistorisch Archief waren gevestigd. In veel van die gebouwen gingen belangrijke collecties stukken verloren.
XCAls gevolg van het bombardement werden ruim tienduizend personen dakloos. Velen hunner waren al hun bezittingen kwijtgeraakt: door de explosies, door de branden, soms ook door het werk van plunderaars.' De bevolking in de bollenstreek en Zaanse fabrikanten boden onmiddellijk hulp: kleding, huisraad en levensmiddelen werden met veel moeite naar Den Haag getransporteerd en daar en in de omliggende gemeenten welke evacué's hadden opgenomen, uitgedeeld. Het Interkerkelijk Bureau liet in Den Haag in alle kerken geld en goederen inzamelen en stelde bovendien allen die hun woning waren kwijtgeraakt, drie weken lang in de gelegenheid, dagelijks een portie warm eten te halen bij een van de IKB-uitdeelposten. Die voedselhulp kon beëindigd worden toen ten behoeve van de meer dan tienduizend personen die een nieuwadres hadden gekregen, nieuwe distributiebescheiden waren uit
I Sommigen van die plunderaars werden door bewoners van de getroffen wijken gegrepen en doodgeslagen, anderen door de Nederlandse politie doodgeschoten - Munt, de Haagse SD-chef, liet er, gelijk in hoofdstuk 5 vermeld, elf doodschieten in het kader van de represailles wegens de z.g. aanslag op Rauter.
gereikt; men kon die onder opgave van zijn oorspronkelijk adres afhalen bij de distributiediensten van Den Haag of van een van de omliggende gemeenten achteraf bleek bij controle dat zich enkele duizenden gevallen hadden voorgedaan waarbij ten behoeve van bepaalde bombardementsslachtoffers distributiebescheiden bij meer dan één dienst waren afgehaald, ca. vijf-en-twintighonderd van die gevallen werden achterhaald.
XC'Mensen die het bombardement van Den Haag meemaakten, vertelden ons', zo schreef Het Parool tien dagen na het bombardement,
XC'hoe 'goede' Nederlanders, in felle woede ontstoken, verwensingen uitstortten over de hoofden der Geallieerde piloten, wier toestellen, dood en verderf zaaiend, over de stad zwermden. Het is inderdaad om dol te worden als men ziet dat de bommen niet op de Vesting worden geworpen, van waaruit iedere dag weer V-2-projectielen worden afgeschoten, doch voor het merendeel terechtkomen op de wijken waar Nederlanders, waar bondgenoten der Geallieerden wonen.'!
XCOok De Waarheid? sprak afkeuring uit over 'deze aanval, die door eisen der oorlogvoering nooit gerechtvaardigd kan worden Bondgenoten, komt liever spoedig met tanks!'?
XCWerd dat ook in Den Haag zo gevoeld? Misschien door velen wel, maar door anderen niet: zo groot was het vertrouwen in de Britse bondgenoot dat er spoedig werd rondverteld dat de Geallieerde luchtmacht alle reden had gehad om het Bezuidenhoutkwartier en het Korte Voorhout te teisteren; sommigen beweerden dat het Bezuidenhoutkwartier alleen maar was verwoest om dekkingsmogelijkheden te verschaffen aan Geallieerde parachutisten die daar zouden lauden, anderen dat de Wehrmacht onder een aantal panden aan het Korte Voorhout grote voorraden wapens, munitie en benzine had verborgen. 'Onmiddellijk na de ramp deden', schrijft de Haagse journalist J. G. Raatgever jr.,
XC'de wildste geruchten de ronde: de invasie in Nederland zou begonnen zijn, de
XC1 Het Parool, 89 (13 maart 1945), p. 1-2. 2 De Waarheid, 16 maart 1945, p. 5. 3 In Vrij Nederland daarentegen gaf van Randwijk een (niet geheel reële) opsomming van militaire doelen welke waren of zouden zijn getroffen en voegde daaraan toe: 'Wij zeggen niet dat er met de opsomming van deze resultaten voldoende grond is gegeven aan het dakloos maken van dertigduizend mensen' (in werkelijkheid: ruim tienduizend) 'en de dood van honderden Nederlandse burgers. Maar het staat niet aan ons, te beoordelen welke militaire doelen onze bondgenoten nog meer op het oog hadden.'(Vrij Nederland, V, 17 (15 maart 1945), p.
Engelsen waren op verschillende punten aan onze kust geland, Alkmaar was reeds in hun bezit, de toegangen naar de Afsluitdijk bezet, ja sommige fantasten hoorden reeds kanongebulder uit de richting van Haarlem."
XCOngeveer een week na het gebeuren kon de regering zich aan de hand van luchtfoto's en van bij het Bureau Inlichtingen binnengekomen berichten een denkbeeld vormen van de uitwerking van het bombardement van 3 maart; van Kleffens, minister van buitenlandse zaken, schreef op de rade in zijn dagboek over
XC'hoogst droevige en ergerlijke gegevens ... Van het Korte Voorhout is blijkbaar niets over en ook het Bezuidenhoutkwartier is zwaar getroffen. 's Middags hebben Michiels en ik nogmaals de aandacht van Eden gevestigd op de schandalige lichtzinnigheid waarmee dat onverantwoordelijk vandalisme is gepleegd. Hij beloofde de zaak nog hedenavond aan de hand van onze gegevens in het War Cabinet ter sprake te zullen brengen' 2
XCdaar werd besloten dat het Air Ministryeen onderzoek zou instellen.'
XCBijna vier maanden later, beginjuli, werd aan de Nederlandse regering meegedeeld dat bij de instructie voor het bombardement onjuiste coördinaten waren opgegeven en dat de voor dat feit verantwoordelijke officier was gestraft.
XCDe inzet van de V-wapens, in welk verband Nederland benoorden de grote rivieren speciale betekenis had, onderstreepte dat Hitler vastbesloten was de oorlog voort te zetten. Hij had in de zomer van' 44 in Frankrijk en België alsmede aan het Oostelijk front (daar had het Rode Leger al bruggehoofden kunnen vormen over de Weiehsel) zeer zware verliezen geleden, moest in de herfst de Balkan prijsgeven (daarover straks meer)
XC, J. G. Raatgever jr.: Van Dolle Dinsdag tot de beurijding. p. 135. 2 Van Kleffens: 'Dagboek', 14 maart 1945. 3 Tevens werden bij een dropping in Zuid-Holland enkele containers afgeworpen met verbandmiddelen, medische instrumenten en medicijnen, waaronder penicilline op ijs. Voor het gebruik van die penicilline bleken telegrafische aanwijzingen nodig te zijn het middel was in Nederland nog onbekend.
en verloor toen bovendien de laatste grote eenheid van de Kriegsmarine, het slagschip 'Tirpitz", maar al die slagen beroofden hem niet van zijn vermogen, een hardnekkige verdediging vol te houden. De versterking van het leger beschouwde hij als zijn eerste taak. In augustus werd de mobilisatieleeftijd van zeventien-en-een-half tot zestien jaar verlaagd, uit het bedrijfsleven werden mannen enjongens versneld naar het Duitse leger overgebracht"; aan dat leger werden voorts talrijke militairen van de Kriegsmarine en van de Luftwaffe toegevoegd en met al die middelen slaagde het Oberkommando der Wehrmacht er in om van begin september tot midden december nieuwe legereenheden te vormen tot een totale sterkte van ongeveer 40 divisies. De oorlogsproductie bereikte in de loop van '44 haar maximum: er werd in dat jaar bijna een kwart meer wapens vervaardigd dan in '43 wel ging zich toen in de herfst een daling aftekenen, maar ten aanzien van bepaalde kategorieën wapens (vliegtuigen en tanks bijvoorbeeld) was de Duitse productie eind '44 nog steeds belangrijk hoger dan eind '43. Een gevaarlijke crisis op het gebied van de voorziening met motorbrandstof werd bezworen. In de zomer verloor Duitsland de Roemeense aardolievelden en er werd voorts in die periode door de Britse en de Amerikaanse zware bommenwerpers zoveel schade toegebracht aan de Duitse installaties voor synthetische benzine dat het er in september naar uitzag dat aan de mobiliteit van de Duitse strijdkrachten spoedig de doodsteek zou worden toegebracht. Het geconcentreerde luchtoffensief werd evenwel niet voortgezet en de Duitsers wisten de productie van motorbrandstofweer omhoog te krijgen. Zeker, van Engeland uit bleven Bomber Command van de RAF en de Amerikaanse Eighth Air Force zware schade toebrengen o.m. aan het Duitse verkeerswezen (van Zuid-Italië uit deed de Amerikaanse Twelfth Air Force hetzelfde) maar die schade was door de spreiding van doelen welke werd nagestreefd', niet beslissend, zij het dat zich in Duitsland tegen het eindeAmerikaanse Eighth Air Force liet in september 19 alo van zijn bommen vallen op aardolie-doelen, in oktober I2 %, in november 40
1 Het schip werd op 12 november '44 door Britse bommenwerpers in een Noorse fjord tot zinken gebracht, waarbij omstreeks duizend opvarenden verdronken. 2 Po gingen om de plaatsen van de mannen in het bedrijfsleven te laten innemen door vrouwen en meisjes mislukten; met deze vorm van mobilisatie van arbeidskrachten die in Engeland en de Sowjet-Unie met succes was toegepast, begon Duitsland, waar Hitler zich er tot in '44 tegen had verzet, te laat. 3 liet in september 7 % van zijn bommen vallen op aardolie-doelen, in oktober 5 %, in november 25 % (voor de aanvallen op stadscentra, welke over het algemeen maar weinig schade toebrachten aan de Duitse oorlogsproductie, waren die cijfers: 28%,16%,10%); de
van het jaar zowel op de transportsector' als op die van de productie van steenkool en staal de eerste grote moeilijkheden gingen voordoen." Die moeilijkheden hadden evenwel geen onmiddellijk effect: elke wapenfabriek beschikte over grote hoeveelheden grond- en hulpstoffen en het mocht dan waar zijn dat de daling van de steenkool- en staalproductie welke zich in het laatste kwartaal van '44 ging aftekenen, betekende dat de Duitse wapenproductie in de loop van het eerste kwartaal van '45 óók zou gaan dalen, omstreeks de jaarswisseling was bij de Duitse strijdkrachten bepaald nog geen sprake van een tekort aan wapens.'
XCHoe die strijdkrachten te gebruiken?
XCHitler besefte dat hij geen schijn van kans meer had, de oorlog te winnen - de enige hoop die hem restte was dat zich te eniger tijd zulk een mate van verdeeldheid zou gaan voordoen tussen de Sowjet-Unie enerzijds en de Verenigde Staten en Engeland anderzijds dat hij zich met zijn regime op de een of andere wijze (hoe, was niet te voorzien) zou kunnen handhaven. Zijn strategie was er op gericht, tijd te winnen; ze was defensief. Wel te verstaan: een strategisch defensief sluit offensieve operaties niet uit. Het komt in een oorlog aan op het breken van de wil tot volhouden bij de tegenstander. Dat hem dat bij de Sowjet-Unie zou gelukken, achtte Hitler uitgesloten, maar wat de Verenigde Staten en Engeland betrof, hield hij het voor. mogelijk dat zich, als hij hun strijdkrachten in West-Europa een zware nederlaag zou toebrengen, bijernstige problemen zou hebben gesteld, maar boten van dat nieuwe type waren nog niet in gebruik genomen toen Duitsland
, In '43 konden de Duitse spoorwegen gemiddeld per dag 139000 goederenwagons laten rijden, in januari '45 nog maar 70000. 2 In het Ruhrgebied daalde de steen koolproductie van 32 mln ton in het eerste kwartaal van '44 tot r8 mln ton in het laatste (cijfers voor heel Duitsland: 71 mln ton, resp. 45 mln ton) en doordat er minder steenkool was, kon er ook minder staal worden geproduceerd: in het Ruhrgebied daalde de productie van 3,4 mln ton in het eerste kwartaal van '44 tot 1,5 mln ton in het laatste (cijfers voor heel Duitsland: 9,2 mln ton, resp. 3,9 mln ton). 3 In sommige opzichten waren de Duitse wapens ook nog steeds kwalitatiefbeter dan de Geallieerde; dat gold met name voor de Duitse tanks. De kreeg bovendien in de loop van de zomer van '44 de beschikking over straaljagers, welker snelheid: ca. 1000 km per uur, veel groter was dan die van de Geallieerde toestellen die met propeller motoren vlogen. Ruim 500 van die straaljagers werden vóór het einde van '44 aan de overgedragen maar hoeveel van die toestellen operationeel zijn ingezet, is " niet bekend. Waar het tot die inzet kwam, bleek hij niet effectief te zijn in de mate die Hitler had verwacht: de afweerwapens van de Geallieerde eskaders waren te sterk. Wij vermelden in dit verband dat Duitsland voor de strijd ter zee een nieuw type had ontwikkeld dat met zijn grotere snelheid de Geallieerde afweer voor
de publieke opinie een grote moedeloosheid zou gaan voordoen welke wellicht een belangrijk effect zou hebben op het beleid der regeringen. In de eerste helft van augustus ging Hitler rekening houden met de mogelijkheid dat de Wehrmacht, in Normandië verslagen, Frankrijk en België zou moeten ontruimen en dat hij de frontsituatie pas bij de Westwall zou kunnen stabiliseren. In de tweede helft van augustus besloot hij in beginsel om in dat geval sterke krachten te concentreren in het gebied van de Eifel; zij moesten bij verrassing een offensief inzetten teneinde dwars door de Ardennen bij de Maas te komen, die rivier ·te overschrijden, door te stoten naar Antwerpen om vervolgens in eerste instantie alle Geallieerde eenheden uit te schakelen welke (zie kaart III op pag. 784) door de 'wig' Ardennen-Antwerpen van hun bases zouden worden afgesneden. Enkele weken later liet Hitler de resten van een aantal SS-Panzey-divisies naar militaire kampementen in Westfalen en Hannover overbrengen waar zij op sterkte gebracht en, voorzover nodig, nieuw uitgerust werden - zij zouden toegevoegd worden aan het Vijfde Paneer en het Zesde SS-Panzer-Ieger die samen met het uit infanteriedivisies bestaande Zevende Leger de doorstoot naar Antwerpen moesten uitvoeren. Meer nog. Hitlers plan hield óók in dat, als het offensief door de Ardennen eenmaal belangrijke vorderingen had gemaakt, van ZuidDuitsland uit getracht zou worden, de gehele Elzas te heroveren en dat van bezet Nederland, nl. van het Land van Altena uit, een stoot zou worden ondernomen ook al in de richting van Antwerpen.
XCDeze gehele actie werd in diep geheim op touw gezet. 1 Alle voorbereidingen hield Hitler in eigen hand. Door de op hem gepleegde aanslag (20 juli '44) was zijn wantrouwen jegens de traditionele generaals zo versterkt dat hij de planning voor het Ardennen-offensief toevertrouwde aan zijn naaste medewerkers van het Oberkommando dey Wehrmacht. Buiten hun kleine kring werd vrijwel niemand ingelicht. Tot de enkelen die wèl informatie kregen, behoorden von Rundstedt, de Oberbefehlshaber West, en Model, de Oberbefehlshaber van de Heeresgruppe B, waarbij de legers zouden worden ingedeeld welke de stoot door de Ardennen zouden moeten uitvoeren. Von Rundstedts en Models stafchefs werden eind
XC1 In de verwachting dat in eerste instantie Zuid-Nederland en een deel van België opnieuw zouden worden bezet, kregen de Duitse troepen nieuwe instructies voor hun gedrag jegens de burgerbevolking; grondslag was daarbij dat geen enkel persoonlijk verkeer was toegestaan tussen die troepen en leden van de burgerij. 'Ill behordlichem Verkehr dey Besalzungsmachl ist', zo heette het verder in een door het Oberleonnnaudo dey WehYl1l.achlsamengesteld "Merleblatt' (exemplaar in HSSuPF, 10 c), 'den Landesein iuolmern gegel/über Slrellg, gerecht und mit eindeutiger Bestimmtheit
oktober naar Hitlers hoofdkwartier in Oost-Pruisen ontboden en keerden vandaar met kopieën van Hitlers plan terug. Von Rundstedt hield dat plan voor onuitvoerbaar, Modelook: beiden waren van mening dat vooral door de Geallieerde superioriteit in de lucht Antwerpen een veel te ambitieus doel was - zij stelden voor, met het Vijfde en Zesde Leger grote delen van de twee bij Aken opererende Amerikaanse legers (het Eerste en het Negende) uit te schakelen en Aken te heroveren. Maar dan kon Hitler zijn in wezen politieke doel niet bereiken! Hij hield aan zijn oorspronkelijke opzet vast - op de kopie van het definitieve aanvalsplan die von Rundstedt ontving, stond in Hitlers handschrift te lezen dat er geen enkele wijziging in mocht worden aangebracht.
XCBegin november werd begonnen met de verplaatsing van de SS divisies uit Westfalen en Hannover naar de Eifel. Hitiers bevel hield in dat alle voorbereidingen op 27 november moesten zijn voltooid. Dat bleek onmogelijk, o.m. doordat meer tijd nodig was voor het opbouwen van voorraden motorbrandstof. Die had men pas op 10 december bijeen, goeddeels beoosten de Rijn overigens. Diezelfde dag betrok Hitler het geheime hoofdkwartier in Bad Nauheim (niet ver van Frankfort aan de Main), van waaruit hij in mei en juni '40 de Duitse veldtocht in WestEuropa had geleid. Nog moest hij enkele dagen zijn ongeduld bedwingen, maar op de I yde kon het definitieve bevel uitgaan dat de twee Panzer-legers mèt de andere eenheden (zeven tank- en dertien infanteriedivisies zouden in eerste instantie in de strijd geworpen worden) op de rode om half zes 's morgens tot het offensief moesten overgaan. Daarbij zouden, gelijk in hoofdstuk S vermeld, ca. drieduizend uit de Waffen-SS en de Wehrmacht bijeengeschraapte militairen die Amerikaans spraken (of wat daarvoor doorging) zoveel mogelijk gestoken zijn in Amerikaanse uniformen; die SS'ers zouden ook Amerikaanse zakboekjes bij zich hebben - meer dan tweeduizend van die uniformen en zakboekjes hadden de Duitsers zich begin november eenvoudig toegeëigend uit een depot van het Rode Kruis dat in Pommeren was gelegen. De bedoeling was dat uit die militairen ca. veertig Kommandos zouden worden gevormd (groepjes van vier man van wie op zijn minst één perfect Amerikaans zou spreken) die in jeeps achter het Geallieerde front zouden gaan rondrijden om er, route-aanduidingen verplaatsend en valse orders doorgevend, een maximum aan verwarring te scheppen en dat, als eenmaal bressen in het Amerikaanse front waren geslagen, de hoofdmacht van die militairen, gegroepeerd in een tankbrigade (Panzerbrigade 150) voorwaarts zou stormen om tussen Namen en Luik bij verrassing de Maasbruggen te veroveren.
~Den Haag Brussel~ Eifel \ t? i ) 1.._., III. Het Ardennen-offensief Rode lijn: de Geallieerde linies op 15 december 1944 HitIers plan was om, als met het hoofdoffensief in de richting van Brussel en Antwerpen goede vorderingen werden gemaakt, via Noord-Brabant een neven offensief in te zetten in de richting van Antwerpen. Rode stippellijn: de Geallieerde linie in de Ardennen op 26 december 1944 verder kwamen
van de eerste, uiterlijk de tweede dag in Duitse handen zouden zijn. Ook Duitse parachutisten zouden weer worden ingezet: ca. achthonderd; ze zouden worden gedropt bij Malmédy.
XCDe Geallieerden werden door het offensief volledig verrast.
XCOp 7 december, negen dagen voor het werd ingezet, had Eisenhower in Maastricht overlegd met de bevelhebbers van twee van de drie onder hem dienende Army Groups: de Brit Montgomery, de Amerikaan Bradley. Montgomery had er, zoals hij in september al had gedaan, op aangedrongen dat maar aan één frontsector aanvallend zou worden opgetreden: de zijne (hij wilde in het Rijnland over de Rijn komen en dan benoorden het Ruhrgebied oostwaarts oprukken) en Eisenhower had niet verder willen gaan dan toe te zeggen dat Montgomery begin '45 tot de aanval zou mogen overgaan maar er zouden verder zuidelijk óók offensieven worden ingezet door de Amerikanen. De Verenigde Staten hadden in die tijd in West-Europa meer divisies te velde staan dan het Britse Rijk (er bevonden zich daar 4I Amerikaanse en 22 Britse divisies) - het zou voor de regering en de publieke opinie in de Verenigde Staten onverteerbaar zijn indien, terwijl aan Bradley volstrekte passiviteit zou worden opgelegd, Montgomery alle lauweren zou mogen oogsten. Een krachtig Duits offensief werd noch door Eisenhower, noch door Montgomery, noch door Bradley verwacht' - hun opvatting en ook die van vrijwel al hun Inteltigence-oiiiciesen was dat de Wehrmacht de kracht miste om tot zulk een offensief over te gaan; von Rundstedt werd bovendien voor een voorzichtig strateeg gehouden - en in de Eifel ontbraken spionagegroepen zoals die welke in bezet Nederland elke beweging van de Wehrmacht gadesloegen en rapporteerden.'
XCI Daags voor de inzet van het offensief vroeg Montgomery aan Eisenhower of hij zich voor een korte verlofperiode naar Engeland mocht begeven; in zijn brief herinnerde hij er aan dat hij met Eisenhower in oktober '43 om vijf pond had gewed dat de oorlog met Kerstmis '44 nog niet zou zijn afgelopen ~ Eisenhower antwoordde daags daarna dat hij, hoewel het er naar uitzag dat hij de weddenschap zou verliezen, nog negen dagen tijd had om haar te winnen. 2 De Ultra-Intelligence, d.W.Z. het afluisteren en decoderen van het Duitse radioverkeer, had wel gegevens opgeleverd die achteraf gezien duidelijk op een Duits offensief via de Ardennen wezen, maar aan die gegevens was van een verkeerde, d.w.z. te optimistische, algemene visie uit onvoldoende aandacht besteed. Men wist bijvoorbeeld van begin november af dat talrijke Duitse troepentreinen de Rijn passeerden in de richting van de Eifel (alleen al voor de verplaatsing van het Zesde SS-Panzer-Ieger waren ca. 800 treinen nodig); men wist voorts dat dat Panzer-Ieger met spoed alleen al uit Italië meer dan 1000 extra vrachtauto's had gekregen, en men wist tenslotte dat de LuftLVaffeop 29 november en alle volgende dagen opdracht had, verkenningen uit te voeren boven alle Maasbruggen van Luik tot aan de Belgisch-Franse
Gevolg van de te optimistische Geallieerde visie was dat Bradley de frontlijn in de Ardennen maar zwak had bezet: over een afstand van ca. ISO km stonden hier vier Amerikaanse divisies, van welke twee zware verliezen hadden geleden in de strijd om Aken en twee nog geen enkele gevechtservaring bezaten. Die divisies werden bij de inzet van het Ardennen-offensief (16 december) goeddeels onder de voet gelopen; hun achterwaartse verbindingen werden dermate gestoord dat het vier uur duurde voordat de eerste berichten over Duitse aanvallen Bradley's hoofdkwartier in Luxemburg bereikten. Die berichten werden verkeerd geïnterpreteerd: men dacht dat er sprake was van plaatselijke acties en besefte niet dat twee Panzer-Iegers (plus een derde leger: het Zevende) in volle opmars waren. Het weer was slecht: regen en mist maakten het onmogelijk om uit de lucht de Duitse troepenbewegingen te observeren. Volle vier-en-twintig uur verliepen voordat men aan Geallieerde kant begon te beseffen wat gaande was, nogmaals vier-en-twintig uur voordat de eerste belangrijke tegenmaatregelen werden genomen. Daarbij was een groot probleem dat Eisenhower nauwelijks over reserves beschikte; als zodanig waren slechts twee divisies beschikbaar: de Amerikaanse sznd en de 10 1St Airborne Division die beide in september waren ingezet bij "Market-Garden' en eind november uit het front waren teruggetrokken om in de buurt van Reims aanvulling te krijgen. Op de ochtend van 18 december vertrok de Bznd Division naar de Ardennen om ten oosten van Namen in stelling te gaan, de 1 o ist werd 's middags naar het belangrijke wegenknooppunt Bastogne gezonden. Voorts droeg Eisenhower aan Patton, de bevelhebber van het Amerikaanse Derde Leger, op om zijn pogingen, het Saargebied binnen te dringen, op te geven, een groot deel van zijn front over te dragen aan het ten zuiden van hem opererende Amerikaanse Zevende Leger en met zes divisies noordwaarts aan te vallen. Montgomery kreeg opdracht, delen van het Canadese Eerste en Britse Tweede Leger naar de Maas te verplaatsen tussen Luik en Namen. Eén dag later, 19 december, splitste Eisenhower, die nu een goed overzicht had van de situatie, het gehele Geallieerde front in tweeën volgens een lijn ongeveer van Namen tot Bastogne: alle Geallieerde eenheden .ten zuiden van die lijn kwamen onder Bradley, alle ten noorden daarvan onder Montgomery te ressorteren, hetgeen betekende dat de Britse Field Marshal instructies kon geven aan twee Amerikaanse legers: het Eerste en het Negende. Terwijl aldus maatregelen werden genomen om te voorkomen dat de Duitsers al te diep in België zouden doordringen, vonden in de Ardennen onoverzichtelijke gevechten plaats. Sommige
boden weinig tegenstand, andere verdedigden zich hardnekkig en met succes. De verwarring was groot, vooral als gevolg van de inzet van de Kommandos, van wie enkele met hun jeeps tot bij de Maasbruggen kwamen. De gedeeltelijk in Amerikaanse uniformen gestoken tankbrigade kon de Maas evenwel niet bereiken doordat enkele bruggen welke zij in de Ardennen moest passeren, juist op tijd door de Amerikanen waren opgeblazen. De inzet van Duitse parachutisten had in zoverre geen succes dat zij ver uit elkaar werden gedropt (zulks in de nacht van 16 op 17 december) zodat er slechts een eenheid van niet veel meer dan driehonderd man ontstond die (zonder succes) Malmédy aanviel,Waar de berichten omtrent die inzet droegen wèl in hoge mate tot de verwarring bij, ook in Zuid-Limburg. Het ene alarmerende gerucht volgde op het andere - één van die geruchten hield in dat de Duitsers van plan waren, in Parijs een aanslag op Eisenhower te plegen, en leidde er toe dat in de Franse hoofdstad, honderden kilometers achter het front, een voor de avond en nacht geldend uitgaansverbod werd afgekondigd. Vooralook in het noorden van de Ardennen leek de situatie aanvankelijk zeer dreigend: het hoofdkwartier van het Amerikaanse Eerste Leger dat in Spa was gevestigd (dat van het Negende bevond zich in Maastricht), werd naar Tongeren verplaatst en veiligheidshalve werd uit Spa ook een enorm depot waarin zich meer dan 10 mln liter benzine bevond, naar punten ten westen van de Maas overgebracht.
XCMet dat alleverde het Ardennen-offensief niet het succes op dat Hitler had verwacht: Duitse voorhoeden bleven in de richting van Luik een kilometer of twintig, in die van Namen een kilometer of tien van de Maas verwijderd en die voorhoeden konden zich niet lang handhaven. Hinderlijk voor de Duitsers was vooral dat de Amerikanen St. Vith en omgeving vijf dagen lang met kracht verdedigden (die streek werd op 21 december ontruimd op bevel van Montgomery die het Geallieerde front wilde rechttrekken) en dat de Amerikaanse 1 o ist Airborne Division die, met delen van andere Amerikaanse eenheden, in Bastogne was ingesloten, weigerde zich over te geven - zij werd na een week door troepen van Patton ontzet. Dan werd het Duitse offensief geremd door benzinetekorten: een groot deel van de voorraden die op de oostelijke Rijnoever lagen, kreeg men niet tijdig naar het westen. Van groot belang was verder dat op de negende dag van het offensief (24 december) de hemel helder werd (nadat er al enkele dagen in de Ardennen sneeuw was gevallen, begon het nu te vriezen) zodat de Geallieerde luchtmachten effectief konden ingrijpen. Per dag voerden meer dan drieduizend Geallieerde toestellen bombardementen en beschietingen uit - de
kon er gemiddeld niet meer dan vijfhonderd in de lucht brengen.'
XCOp Oudejaarsdag zetten de Duitsers in de Elzas een offensief in dat de bedoeling had, de gehele Elzas te heroveren - het mislukte. Een dag eerder, 30 december, was in de Ardennen het grote Geallieerde tegenoffensief begonnen dat Wehrmacht en Waffen-SS terug wilde dringen naar de frontlijn zoals die vóór het begin van het Ardennen-offensief was geweest. Het werd moeilijk vechten, vooralook door de barre koude en de sneeuwstormen, maar na een week of twee hadden de Geallieerden de oorspronkelijke frontlijn weer bereikt. Bij de strijd in de Ardennen hadden de Amerikanen toen bijna negenduizend man verloren; meer dan twintigduizend werden er vermist (van hen waren ruim tienduizend krijgsgevangen gemaakt), zes-en-veertigduizend waren gewond. De Duitse verliezen waren groter: in totaal meer dan tachtig-, misschien wel meer dan negentigduizend man (het preciezeaantal is niet bekend), van wie ca. dertienduizend waren gesneuveld en meer dan vijftigduizend krijgsgevangen gemaakt.
XCHet kwam er allemaal op neer dat Hitler aan het Westelijk front weliswaar tijd had gewonnen, maar zulks ten koste van verliezen die hij, in tegenstelling tot de Geallieerden, niet meer kon aanvullen. Aan die laatsten had het Duitse Ardennen-offensief duidelijk gemaakt dat nog zware strijd voor de boeg lag alvorens zij de Rijn konden overschrijden en dieper in Duitsland doordringen. Welke plannen daartoe werden opgesteld en welke meningsverschillen zich daarbij voordeden, zullen wij later in dit hoofdstuk uiteenzetten.
XCAan Geallieerde zijde werden door deze Duitse aanval t yo vliegtuigen vernietigd en II I beschadigd, de Duitsers verloren evenwel niet minder dan 270
Hitler had gelast dat de Wehrmacht, als het Ardennen-offensief eenmaal goed op gang was gekomen, via Noord-Brabant een nevenoffensief moest inzetten ook al in de richting van Antwerpen; om dat nevenoffensief mogelijk te maken had hij de Wehrmacht, toen deze NoordBrabant ontruimde, bij Capelse Veer een bruggehoofd laten behouden op de zuidelijke oever van de Bergse Maas. In eerste instantie zouden (zie kaart III op pag. 784) drie divisies van dat bruggehoofd en van punten bij Heusden uit (bij Heusden moest de Wehrmacht eerst de Bergse Maas oversteken) bruggen over het Wilhelminakanaal veroveren om, als alles goed ging, vervolgens over te gaan tot de herbezetting van Breda en Tilburg (bij Tilburg zouden ook parachutisten worden ingezet) en tenslotte naar Antwerpen op te rukken. Om dat alles te bevorderen zouden Duitse troepen ook nog van Schouwen en Overflakkee uit een landing uitvoeren in het uiterste noordwesten van Noord-Brabant.
XCOp 18 december, de derde dag van het Ardennen-offensief (Montgomery had toen uit Noord-Brabant een deel van zijn strijdkrachten zuidwaarts gezonden om tussen Luik en Namen achter de Maas in stelling te gaan), gaf van Rundstedt bevel om in bezet Nederland de laatste voorbereidingen te treffen opdat het nevenoffensief van de z.zste af vier-en-twintig uur na een nader bevel kon worden ingezet. Dat nadere bevel bleef evenwel uit: op de zzste was al duidelijk dat in de Ardennen maar een beperkt succes was behaald en enkele dagen later eiste Hitler dat een van de drie bij het nevenoffensief ingedeelde divisies zou worden vrijgegeven om naar Hongarije te worden verplaatst - het duurde toen nog wel enige tijd voordat de Wehrmacht het plan voor het nevenoffensief definitief opgaf maar dat uitstel had slechts de bedoeling zoveel mogelijk Geallieerde strijdkrachten in Noord-Brabant te 'binden'.
XCAnders dan met het Ardennen-offensief het geval was geweest, waren de Geallieerden door de Nederlandse spionagegroepen uitstekend ingelicht omtrent de voorbereidingen voor het nevenoffensief. Voor hen waren speciaal de radioberichten van belang geweest die een twintigjarige telegrafist van een in het Land van Altena werkzame spionagegroep (de groep-'André'), Jan H. de Rooy, regelmatig van een boerderij bij Dussen uit had doorgegeven naar de hoofdpost van de groep die zich in bevrijd gebied bevond, nl. in's Grevelduin-Capelle, even bezuiden het Capelse Veer - van daar uit werden alle berichten doorgegeven naar het Bureau Inlichtingen te Eindhoven. Op de zaste, daags voor Kerstmis, seinde de Rooy dat het nevenoffensief op het punt stond ingezet te worden - de hoofdpost van de groep-'André' werd toevallig door een V-I getroffen op het moment dat dat bericht binnenkwam
kon de ontvanger van het bericht datgene wat hij had gehoord, aan 'André' (Adriaan Lambertus van Wijlen) doorgeven die onmiddellijk persoonlijk een eenheid van de Canadese zware artillerie achternaging welke bezig was, zich naar de Ardennen te verplaatsen. Achter Eindhoven haalde hij die eenheid in welke onmiddellijk rechtsomkeert maakte. Er werden toen in Noord-Brabant alsook op Walcheren, Noord-Beveland en Tholen nog tal van andere defensieve maatregelen genomen.
XCDe Rooys zender werd enkele dagen later, toen hij zelf afwezig was, door de Duitsers ontdekt - zij namen het boerengezin gevangen. Teneinde te voorkomen dat leden van dat gezin zouden worden doodgeschoten, meldde de Rooy zich bij de Duitsers aan; hij werd op 6 januari als Todeskandidat in Amsterdam gefusilleerd.
XCDe berichten over het Ardennen-offensief wekten in het bevrijde Zuiden een aanzienlijke mate van nervositeit en deze werd nog versterkt toen men er zag dat Geallieerde strijdkrachten werden teruggetrokken en dat voorbereidingen werden getroffen die er op leken te wijzen dat de Geallieerden delen van het bevrijde Zuiden zouden prijsgeven. In ZuidLimburg deden geruchten de ronde dat allerwege Duitse parachutisten waren geland, men zag er dat de Amerikaanse genie springladingen aanbracht aan de bruggen die over de Maas waren geslagen. 'Duizenden stonden', aldus een Maastrichtenaar, 'op de trottoirs en de pleinen en keken toe. Op hun gezichten lag, bleek en duidelijk, de angst die hen kwelde."'Menigeen', zo schreef korte tijd later de journalist M. Kemp, 'die geen nieuwe bezettingsperiode wilde verduren, (maakte) zijn koffertje gereed. En er werd verteld dat men voor bordjes met de aanduiding' German-friendly' welke in de uitstalkasten van Duitsgezinde winkeliers gehangen waren' (zulks om te voorkomen dat Geallieerde militairen bij hen inkopen zouden doen) 'tot I 000 gulden had geboden." In Nijmegen was op 24 december 'de sfeer zo gespannen dat', aldus H. Termeer in zijn Nijmegen frontstad, 'een vaag gerucht omtrent een op handen zijnde Duitse aanval genoeg was om duizenden inwoners op79
1 M. W. Duyzings: G. (1947), p. 95. 2 M. Kemp: (1946), p. 62.
Kerstnacht de stad uit te doen trekken." Vooralook de BS'ers In het bevrijde Zuiden maakten zich zorgen - wat moesten zij doen als het Zuiden werd herbezet: onderduiken of met de Geallieerden meetrekken? Consignes voor dat laatste werden doorgegeven. Van de eerste berichten over het Ardennen-offensief af gerekend (ca. 18 december), duurde het enkele weken voordat het aan het gros van de bevolking duidelijk was dat men niet bevreesd hoefde te zijn voor een groot Duits succes.
XCBij de bevolking in bezet gebied versterkten de berichten over het Ardennen-offensief de toch al bestaande gevoelens van teleurstelling. De Geallieerde bevrijders waren in oktober en november niet komen opdagen - dat Duitsland nu nog de kracht had om tot een sterke aanvalover te gaan, werd aanvankelijk als onbegrijpelijk ervaren, zij het dat in het westen des lands bij menigeen de aandacht weer spoedig geheel werd opgeëist door de zorgen van het dagelijks bestaan. 'De mensen', zo noteerde op 18 december een inwoonster van Oegstgeest, 'horen het nieuws over hun buurland' (België)
XC'en kijken verbijsterd. En toch lijkt het of ze spoedig weer vergeten. Het schrikbeeld van verhongering, ziekte en kou is te groot. Ze kunnen aan niets anders meer denken, sjouwen boven hun krachten. Honger staat centraal ... honger! 'Wat? Zijn de Moffen weer in België?' hoor je zeggen. 'Wàt België, wij hebben honger en moeten eten hebben en brandstof. Met spoed!"
XCUitgelaten waren de reacties in het 'foute' kamp. 'Het offensief in het westen', schreef op 21 december van Overijssel uit de Landwacht-officier H. C. van Maasdijk aan zijn vrouw in Den Haag, 'komt als geroepen en iedereen fleurt er van op. Wat een lelijke tegenslag voor de Geallieerden die al dachten dat de zaak gepiept was. Zij zullen nog wel veel meer wonderen beleven.' Een 'foute' politieman die bij de Ordnungspolizei vas ingedeeld, lichtte op 27 december zijn naar Duitsland geëvacueerde vrouw in dat in Maastricht al in de straten werd gevochten, 'nog een paar dagen' en dan zou deze stad weer in Duitse handen zijn. 'Dan, lieveling, kan je weer gauw naar Holland komen, dan wordt alles geregeld' - de politieman droomde al van een nieuwe, hogere functie 'in Aerdenhout of Bussum, waar het voorlopig nog goed eten is ook."
XCLang duurde die uitgelatenheid in het 'foute' kamp niet. Begin januari79
1 H. Termeer: 1945. (1979), p. 35· ' A. van der Heide-Kort: p. 117· 'Brief, 27 dec. 1944, van S. de C. aan zijn echtgenote (Doc 1-310 A, b-a).
was al duidelijk dat de Wehrmacht in de Ardennen de Maas niet zou bereiken, laat staan overschrijden, en, meer nog: in het midden van die maand bleek uit de communiqué's van het Oberkommando der Welurnacht dat het Rode Leger dat de Duitsers al had gedwongen, Griekenland en de gehele Balkan te ontruimen, nu ook de Duitse stellingen in Polen had doorbroken en van de Weichsel sneloprukte naar de Oder, tot vrij dicht bij Berlijn.
XCIn de zomer van '44 was het hoofddoel van het Rode Leger geweest, de sterke Heeresgruppe Mille uit te schakelen die de weg naar Polen en Oost-Pruisen versperd hield. Nadat de Russische strijdkrachten begin juni eerst de Finnen hadden gedwongen, al het gebied dat zij als Duitslands bondgenoten hadden veroverd, prijs te geven, zetten zij op 22 juni (precies drie jaar nadat Hitler de Sowjet-Unie had overvallen) een ongekend krachtig offensief in tegen de Heeresgruppe Mille; eind juli stonden zij dicht bij de Poolse hoofdstad, Warschau, en begonnen zij bezuiden die stad met de vorming van een groot bruggehoofd over de Weichsel van waaruit in een later stadium een nieuwoffensief zou worden ingezet. Het Russische opperbevel was in die tijd daarnaast voornemens, dwars door de Karpathen de Hongaarse laagvlakte binnen te dringen maar dat plan werd eind augustus opgegeven toen bleek dat in Roemenië zo snelle vorderingen werden gemaakt dat het beter leek, Boedapest van daar uit te naderen.
XCAl deze Russische successen hadden belangrijke politieke gevolgen. In de laatste week van augustus verloor Duitsland drie bondgenoten: Finland verklaarde zich tot onderhandelingen met de Sowjet-Unie bereid (een Russisch-Finse wapenstilstandsovereenkomst werd midden september ondertekend), in Roemenië kwam de met Duitsland verbonden regering-Antonescoe ten val en de Bulgaarse regering zegde het bondgenootschap met Duitsland op. Bovendien werd eind augustus in Hongarije een nieuwe regering gevormd die er kennelijk ook al naar zou streven zich van Duitsland los te maken, en brak in Slowakije een grote opstand uit waarbij de opstandelingen aanvankelijk ca. de helft van het land in handen kregen. Twee maanden duurde het voordat de Duitsers de belangrijkste punten in Slowakije weer in handen hadden - eenzelfde tijd hadden zij nodig om in Warschau de opstand van het Poolse On79
dergrondse Leger neer te slaan die op I augustus was ontketend vanuit het verlangen een situatie te scheppen waarin de niet-communistische krachten in Polen konden zeggen: 'Wij hebben onze hoofdstad zèlf bevrijd.' De Russische dictator Stalin was aan die Warschau'se opstand pas steun gaan verlenen, toen het te laat was; 'zijn beleid wekte', schreven wij in ons vorige deel, 'de indruk dat hij met genoegen zag dat zijn potentiële tegenstander, het Poolse Ondergrondse Leger, zware verliezen leed' - de gehele politiek die hij ten aanzien van Polen voerde, had met name op de Engelse regering een belangrijk effect, maar voor wij dat schetsen, dienen wij de Russische krijgsverrichtingen in de laatste maanden van '44 alsmede de daaruit voortvloeiende staatkundige veranderingen beknopt weer te geven. I
XCAan de in de zomer van '44 door het Rode Leger behaalde successen lag ten grondslag dat de Russen niet alleen wat hun mankracht maar ook wat hun bewapening betrof, veel sterker waren geworden dan de Duitsers en dat zij bovendien het strategisch initiatief in handen hadden: Hitler kon aan het Oostelijk front weinig anders doen dan afwachten waar de volgende mokerslag zou vallen.
XCEind '44 (van de ca. 310 Duitse divisies waren toen ca. 175 tegen de Russen ingezet, daaronder twee-derde van alle tank- en gemotoriseerde divisies") waren aan het Oostelijk front de Russische strijdkrachten numeriek tweemaal zo sterk als de Duitse en hadden zij viermaal zoveel stukken geschut en mortieren, driemaal zoveel tanks en zevenmaal zoveel vliegtuigen. Aan de meeste sectoren plachten de Duitsers zich evenwel taai te verdedigen en wanneer het Rode Leger, zoals bij het offensief tegen de Heeresgruppe Milte het geval was geweest, een grote sprong voorwaarts had gemaakt, waren telkens vele maanden nodig om een nieuw krachtig offensief voor te bereiden. In de herfst van' 44 kostte het de Russen al grote moeite, zich te handhaven in het bruggehoofd dat zij
I Wat wij in dit deelover de Russische krijgsverrichtingen schrijven, is in hoofdzaak gebaseerd op de delen IV en V van de delen van een Russische officiële publikatie die in '65, resp. '67 in Oost-Duitsland heruitgegeven zijn. 2 Van september '44 afbevonden zich evenwel de best-uitgeruste Duitse tankdivisies aan het Westelijk front.
Moskou.
XCBerlijn ·.)Wilna i \ (' Warschau .. \. <i?''3.'?,'3. PO .Kiew
XCIV. De voortgang van het Rode Leger in de laatste maanden van 1944 De frontlijn per eind september 1944 is met een rode 1&'11. aangegeven. Rose: veroverd door het Rode Leger in de offensieven tegen de Heeresgruppe Nord, op de Balkan en in Hongarije. De rode stippellijn geeft de positie van. het Rode Leger aan, begin.januari 1945,
over de Weichsel hadden opgebouwd - tot grote aanvalsacties waren zij aan de centrale sector van het Oostelijk front voorlopig niet in staat. Aan de noordelijke en zuidelijke sectoren was dat wèl het geval. In het noorden (zie kaart IV op pag. 794) werd midden september door het Rode Leger een sterk offensief ingezet tegen de Heeresgruppe Nord die zich, zware verliezen lijdend, sinds juli alover een afstand van ca. 200 km had moeten terugtrekken. Op Ia oktober hadden de Russen een deel van de Oostzeekust stevig in handen - wat toen nog van de Heeresgruppe Nord over was, meer dan 30 divisies, was geïsoleerd in Koerland en moest van Duitsland uit over de Oostzee of door de lucht worden bevoorraad; hetzelfde gold voor 3 Duitse divisies die opgesloten zaten in Memel. Herhaaldelijk trachtten de Russen die Duitse divisies in Koerland en Memel te vernietigen of tot overgave te dwingen, maar dat mislukte.
XCMeer succes hadden zij op de Balkan.
XCIn Roemenië werden aan de Duitsers zware verliezen toegebracht (slechts een deel van de Duitse troepen wist samen met Hongaarse eenheden Hongarije te bereiken) - een nieuwe Roemeense regering, door de koning gevormd, sloot op 12 september een wapenstilstandsovereenkomst met de Sowjet-Unie, Engeland en de Verenigde Staten en ging nadien met een dozijn divisies aan de strijd tegen Duitsland deelnemen. In Bulgarije, waar de regering, al had zij dan ook met Duitsland gebroken, een aarzelende houding innam, brak in de nacht van 8 op 9 september, onmiddellijk nadat het Rode Leger de RoemeensBulgaarse grens was overgetrokken, een grote opstand uit (voordien al waren talrijke partisanen-eenheden in het land actief geweest); een door communisten gedomineerd 'Vaderlands Front' kwam er aan de macht, verklaarde Duitsland de oorlog (Ia september), ging met de SowjetUnie, Engeland en de Verenigde Staten onderhandelen over een wapenstilstand (deze werd op 28 oktober gesloten) - nadien namen Bulgaarse troepen deel aan de strijd tegen de Duitsers in Joegoslavië en Hongarije.
XCIn Joegoslavië waren Tito's Partisanen in de zomer van '44 door verwoede Duitse aanvallen zozeer in het nauw gebracht dat Tito zelf zich met zijn staf op het in de Adriatische Zee gelegen eiland Vis terugtrok. Door de lucht werden de Partisanen op ruime schaal door de Engelsen bevoorraad (Tito kreeg van mei '44 af ook Russische wapens) maar men kon hun geen geschut doen toekomen zodat zij, hoe talrijk zij ook waren (geschat wordt dat zij in september '44 een half miljoen militairen telden), toch niet de kracht hadden om grote aanvalsacties tegen de Duitsers te ondernemen. Tot die grote aanvalsacties was ook hier slechts het Rode Leger in staat. Dat drong eind september van Roemenië uit
Joegoslavië binnen - op 20 oktober werd Belgrado, de hoofdstad, bevrij d; Russen en Partisanen trokken tezamen de stad binnen.
XCHet oprukken van de Russen in Joegoslavië maakte het de Duitsers niet mogelijk, zich verder zuidelijk op de Balkan te handhaven. Hitler moest zijn onwil om veroverde gebieden prijs te geven overwinnen - op 3 oktober gaf hij bevel dat de Wehrmacht Griekenland en het zuiden van Albanië en van Joegoslavië moest ontruimen. Uit Griekenland trokken de Duitsers, hier en daar verliezen lijdend, zich in de loop van oktober terug - hun garnizoenen op Rhodos en Kreta konden zij evenwel niet evacueren. Een nieuwe Griekse regering die begin september niet zonder moeilijkheden (wij komen er nog op terug) in Cairo was gevormd, vestigde zich op 18 oktober in Athene; zij werd gesteund door enkele Britse en in Egypte gevormde Griekse eenheden die alle onder bevel stonden van een Britse opperofficier, Lieutenant-General Sir Roland Scobie.
XCZolang nu in oktober nog Duitse eenheden uit Griekenland wegtrokken, werd de Wehrmacht genoopt, het zuiden van Joegoslavië krachtig te verdedigen. Pogingen van de Russen en de Bulgaren om er de weinige terugtochtwegen af te snijden, werden verijdeld, waarbij het plaatselijk tot hevige strijd kwam. De Duitsers bereikten hun doel: het gros van hun troepen trok in goede orde noordwaarts, waarna vóór het einde van '44 ook geheel Albanië en het grootste deel van Joegoslavië door hen werden ontruimd - alleen een aantal belangrijke plaatsen in het noorden zoals Mostar en Sarajevo hielden zij vast, alsook Kroatië waar zij de steun hadden van een fascistisch bewind.'
XCEn Hongarije? Admiraal Horthy die zich in '41 als staatshoofd had laten verleiden, deel te nemen aan de invasie van de Sowjet-Unie, besefte dat zijn bondgenoot Duitsland geen schijn van kans meer had om de oorlog te winnen. Na, gelijk reeds vermeld, eind augustus een nieuwe regering te hebben gevormd, richtte hij eind september het verzoek tot de regeringen van Engeland en de Verenigde Staten, hem te doen weten op welke voorwaarden zij bereid waren tot een wapenstilstand - hij hoopte dat Londen en Washington troepen naar Hongarije zouden willen sturen die het Rode Leger vóór zouden zijn. Binnen het samenwerkingsverband van de westelijke Geallieerden en de Sowjet-Unie was het
1 Mostar werd pas midden februari '45, Sarajevo pas begin april door de Partisanen bevrijd. Dezen zetten hun laatste offensief in maart in, waartoe zij veel zware wapens van de Russen hadden ontvangen. Er is in Joegoslavië tot midden mei '45 slag geleverd.
evenwel inmiddels een ongeschreven regel geworden dat indien vijandelijke staten zouden willen capituleren, de zaak in eerste instantie geregeld zou worden door de mogendheid (of mogendheden) die met het gros van de strijdkrachten van de betrokken vijandelijke staat te maken had (of hadden) - zo waren de besprekingen die begin september '43 tot de capitulatie van Italië hadden geleid, een Engels-Amerikaanse aangelegenheid geweest, geen Russische. Horthy werd dus door Churchill en Roosevelt naar Stalin verwezen. Naar deze zond Horthy toen een delegatie (zij arriveerde op loktober in Moskou) die evenwel instructie had, alleen dan een wapenstilstandsovereenkomst te sluiten wanneer de Russen zouden aanvaarden dat Engelse en Amerikaanse strijdkrachten aan de bezetting van Hongarije zouden deelnemen en dat de Duitse strijdkrachten zich ongehinderd uit en via Hongarije zouden mogen terugtrekken; beide voorwaarden werden door Stalin afgewezen. Deze liet eisen dat Horthy er accoord mee zou gaan dat, precies als in Roemenië en Bulgarije het geval was geweest, Engeland en de Verenigde Staten slechts een vertegenwoordiger zouden krijgen in een RussischEngels-Amerikaanse commissie die toezicht zou houden op de naleving van de wapenstilstandsovereenkomst, maar geen eigen strijdkrachten ter plaatse zouden hebben, en dat Hongarije Duitsland de oorlog zou verklaren. Stalins eisen werden door de Hongaarse delegatie aanvaard en het concept voor de wapenstilstandsovereenkomst meenemend, vertrok zij op I loktober uit Moskou. Vijf dagen later greep Hitler in. Horthy werd afgezet door de Duitse strijdkrachten die Hitler veiligheidshalve al enkele maanden eerder in Hongarije had gestationeerd (het Hongaarse staatshoofd werd onder dwang naar Duitsland overgebracht) en er werd door de fascist Szálasi een nieuw Hongaars bewind gevormd dat aan Duitslands zijde de oorlog met fanatisme ging voortzetten. Inmiddels waren de Russen bezig, van Roemenië en van de zuidelijke Oekraïne uit, Hongarije en het door de Hongaren geannexeerde oostelijkste deel van het vooroorlogse Tsjechoslowakije, de Z.g. KarpathoOekraïne, binnen te dringen. Eind oktober hadden zij dat gebied in handen - zogenaamd op wens van de bevolking werd het tot pijnlijke verrassing van de in Londen gevestigde Tsjechoslowaakse regering door de Sowjet-Unie geannexeerd.'
XCIn de Hongaarse laagvlakte werd het voor de Russen moeilijk vechten: hun verbindingslijnen waren veellanger dan de Duitse en zware regenval
XC1 Bij die annexatie heeft de Tsjechoslowaakse regering zich pas na de oorlog, nl. in juni '45, neergelegd.
belemmerde hun operaties. Pas begin november wisten zij Boedapest te omsingelen maar zij kwamen de zwaar verdedigde stad pas eind december binnen. De strijd daar zou tot midden februari voortduren. Voordien, nl. begin januari, had het het Rode Leger grote moeite gekost, de omsingeling van de Hongaarse hoofdstad te handhaven: de Wehrmacht had toen met een krachtig tegenoffensief (er opereerden begin januari meer Duitse tankdivisies in Hongarije dan aan de centrale sector van het Oostelijk front) bijna tot Boedapest kunnen doordringen.
XCIntussen was, niet in Boedapest maar in het door de Russen veroverde Debrecen, op 22 december een voorlopige Hongaarse regering gevormd; zij had binnen een week Duitsland de oorlog verklaard en ondertekende in januari de wapenstilstandsovereenkomst die Horthy al had willen aanvaarden: slechts het Rode Leger zou Hongarij e bezetten en Engeland en de Verenigde Staten zouden er verstoken zijn van alle machtsmiddelen.
XCIn de gebeurtenissen die wij in de voorafgaande paragraaf beschreven, tekende zich in de laatste maanden van '44 voor het eerst duidelijk de tegenstelling af tussen enerzijds Engeland en de Verenigde Staten, anderzijds de Sowjet-Unie, die onmiddellijk na het einde van de gemeenschappelijk tegen Duitsland gevoerde oorlog een bepalend element zou worden in de internationale politiek. Het was een tegenstelling tussen grote mogendheden die, als steeds in de geschiedenis, hun machtspositie poogden te behouden of uit te breiden, tegelijk óók een tegenstelling tussen twee werelden: enerzijds een van de op het maken van winst gerichte, ondernemingsgewijze (kapitalistische) productie welke gekoppeld was aan vèrgaande politieke vrijheden, althans in het eigen land (niet in de koloniaal bestuurde gebieden), anderzijds een van de dictatuur van één partij, de communistische, die het gehele productiestelsel in handen had en die ook in het eigen land generlei vorm van politieke vrijheid toestond, integendeel elke oppositie met wortel en tak uitroeide. Van '41 af waren die tegenstellingen overbrugd geweest door het primaire belang, de gemeenschappelijke vijand te verslaan, maar naarmate die vijand sterker in het nauw werd gebracht, werd het duidelijker dat zich nieuwe botsingen zouden kunnen gaan voordoen.
XCDe visie op de naoorlogse verhoudingen
Verenigde Staten, Engeland en de Sowjet-Unie in laatste instantie de beslissingen namen welke die verhoudingen zouden bepalen, verschillend. Zij waren het er over eens dat voorkomen moest worden dat Duitsland en Japan tot nieuwe aggressie zouden kunnen overgaan en zij voelden er voor om, mits hun eigen belangen niet in het gedrang zouden komen, de na de Eerste Wereldoorlog opgerichte Volkenbond in de een of andere vorm te doen herleven - verder ging de overeenstemming in hun denken niet. Bij president Roosevelt en zijn Secretary oj State Cordell Hull stond voorts voorop dat de Verenigde Staten hun overheersende positie in Latijns Amerika dienden te handhaven - dat voor de Amerikanen nog een duidelijke rol in Europa zou zijn weggelegd, beseften zij niet; Roosevelt ging er van uit dat de Amerikaanse publieke opinie van hem, mocht hij voor de vierde maal als president worden gekozen (begin november '44 zouden er in Amerika weer verkiezingen zijn), zou vergen dat hij vrijwel alle Amerikaanse strijdkrachten ten spoedigste zou demobiliseren en dus ook niet een deel hunner in Europa of Azië zou handhaven. Met deze visie hing zijn ietwat gemakzuchtige verwachting samen dat Stalin geen gevaarlijker tegenstander zou zijn dan hij, sinds hij begin '33 als president was gaan fungeren, in de Amerikaanse binnenlandse politiek had ontmoet - hij vertrouwde op zijn charme. Cordell Hull, niet vrij van een vaag idealisme, had de neiging, de betekenis van nieuwe vormen van naoorlogse internationale samenwerking te overschatten. Noch hij, noch Roosevelt had veel historisch inzicht.
XCDat inzicht trof men eerder aan bij de Britse Foreign Secretary Anthony Eden en vooral bij Prime Minister Churchill, zij het dat deze laatste, kind van de negentiende eeuw waarin hij in grote welstand was opgegroeid, zich geen wereld kon voorstellen, en zeker geen wereld wenste, waarin niet Engeland met zijn Commonwealth en koloniaal Empire tot de machtigsten der aarde zou behoren. Edens verdienste was dat hij besefte dat men Frankrijk, hoe verzwakt het ook uit de Tweede Wereldoorlog te voorschijn zou komen, geen belangrijke rol in de naoorlogse wereld, met name in Europa, kon onthouden, Churchills verdienste dat hij vrijwel voortdurend van een waakzaam wantrouwen in Stalins bedoelingen was vervuld.
XCWat waren die bedoelingen? Moeilijke vraag! Wat het Amerikaanse en het Engelse beleid betreft, liggen alle kaarten op tafel - de SowjetUnie heeft uit haar werkelijk belangrijke archieven nimmer iets van betekenis gepubliceerd. Men is, nog steeds, op gissingen aangewezen. Duidelijk is, menen wij, dat Stalin er op zijn minst op uit was, alle gebieden die ooit tot Rusland hadden behoord, vast in de Sowjet-Unie
in te voegen: Estland, Letland en Litauen die in de periode tussen de twee wereldoorlogen onafhankelijke republieken waren geweest en die hij in de periode van zijn bondgenootschap met Hitler (augustus '39-juni '41) al eens had bezet; de oostelijke helft van Polen, eeuwenlang omstreden gebied dat de jonge Sowjetstaat in '20 had moeten afstaan maar krachtens een geheim protocol bij het bondgenootschapsverdrag met Hitler had kunnen herbezetten ; de Karpatho-Oekraïne die men als deel van de Oekraïne kon beschouwen, en Bessarabië en de noordelijke helft van de Boekowina - twee gebieden die na de Eerste Wereldoorlog deel van Roemenië waren geworden en die Stalin ook al in de periode van zijn bondgenootschap met Hitler weer aan Rusland had getrokken; dan, in het Verre Oosten, de Koerilen-eilanden en de zuidelijke helft van Sachalin die Rusland na de Russisch-japanse oorlog (1904-05) aan japan had moeten afstaan.
XCMaar Stalins ambities gingen nog verder.
XCIn november '40 had zijn minister van buitenlandse zaken, Molotow, tijdens besprekingen in Berlijn met Hitler en von Ribbentrop, de Duitse minister van buitenlandse zaken, duidelijk gemaakt dat Finland en Bulgarije geheel in de Russische belangensfeer moesten komen te liggen, dat de Sowjet-Unie bases moest krijgen aan de Dardanellen en dat Zweden en Denemarken voortaan als een soort Russisch 'voorterrein' beschouwd moesten worden. Enkele maanden later, begin '41, zei Molotows onderminister, Wisjinski, tegen de joegoslavische gezant in Moskou dat het Rode Leger na afloop van de oorlog onder alle omstandigheden Roemenië en Hongarije zou bezetten. Een duidelijk patroon bleek uit die uitlatingen nog niet; dat kon eind '40 en begin '41 ook nauwelijks worden aangegeven: het was in het perspectief van Moskou volmaakt onzeker hoe de Tweede Wereldoorlog zou aflopen.
XCAan die ontwikkeling behoefde eind '42, toen de Duitsers bij Stalingrad een formidabele nederlaag hadden geleden, in Noord-Afrika het tij was gekeerd en japan duidelijk in het defensief was gedrongen, nauwelijks meer getwijfeld te worden: alles wees er op dat Duitsland, Italië en japan de oorlog zouden verliezen en dat, wat Europa betrof, het Rode Leger in het verdere verloop van die oorlog de Russische grenzen ver zou overschrijden. Dat bood nieuwe mogelijkheden: mogelijkheden namelijk om, in beginsel, overal waar het Rode Leger ter plaatse de enige militaire machtsfactor van betekenis zou zijn, te bevorderen dat de Sowjet-Unie zou worden beschermd door een voorterrein van staten die, formeelonafhankelijk, in werkelijkheid Russische satellieten zouden zijn doordat 'inheemse' communisten die Stalin als hun grote leidsman
beschouwden, er de lakens zouden uitdelen. Dat zou betrekkelijk eenvoudig kunnen gaan in een land als Bulgarije waar de bevolking vanouds sterke Russische sympathieën koesterde (de Bulgaren hadden in de negentiende eeuw met Russische steun hun onafhankelijkheid op de Turken bevochten) en de vóór de Tweede Wereldoorlog scherp vervolgde communistische partij in de illegaliteit belangrijk aan kracht had gewonnen - veel moeilijker lag het in een land als Polen dat door zijn ligging tussen de Sowjet-Unie en Duitsland van speciale betekenis was.
XCStalin wenste dat Polen ver naar het westen zou worden opgeschoven (zie kaart V op pag. S14), d.w.z. de zuidelijke helft van Oost-Pruisen (de noordelijke wilde hij bij de Sowjet-Unie trekken) en alle Duitse gebieden tot aan de Oder zou verkrijgen: feit, waardoor het, zo ver men redelijkerwijs kon vooruitzien, aangewezen zou zijn op Russische bescherming. Bovendien moest Polen door communisten worden bestuurd - geen simpele opgave, want de overgrote meerderheid der bevolking was niet alleen anti-Russisch (in de negentiende eeuw waren twee grote opstanden in het toen tot het Keizerlijk Rusland behorende deel van Polen bloedig onderdrukt) maar ook anti-communistisch, dat laatste mede door haar gehechtheid aan het katholiek geloof. Stalin vertrouwde intussen dat de Poolse communistische partij voldoende greep op de situatie zou krijgen, enerzijds doordat bevolkingsgroepen als de adel, de bourgeoisie en de beroepsofficieren zouden worden uitgeschakeld I, desnoods gewelddadig (in de lente van '40 waren talrijke Poolse krijgsgevangenen, vermoedelijk meer dan vijftienduizend, door de Russische geheime politie doodgeschoten, meer dan vierduizend hunner bij het plaatsje Katyn in de buurt van Smolensk), anderzijds doordat het communisme een nieuwe aanhang zou verwerven door de socialisatie van alle industriële bedrijven en de opheffing van het grootgrondbezit.
XCFinland werd door Stalin betrekkelijk met rust gelaten - hij nam blijkbaar aan dat de Finnen hun les hadden geleerd. Zij moesten krachtens de midden september '44 met hen gesloten wapenstilstandsovereenkomst de gehele Karelische landengte en de havenstad Petsamo aan de Noordelijke Ijszee aan de Sowjet-Unie afstaan alsmede over een periode van zes jaar herstelbetalingen doen (in totaal. 300 mln dollar), maar het Rode Leger kwam er niet opdagen. Dat laatste zou, behalve in Polen, wèl het geval zijn in Tsjechoslowakije, Hongarije, Roemenië, Bulgarije en Joe
I Uit die bevolkingsgroepen waren in de periode september '39-juni '41 uit de door de Russen bezette oostelijke helft van Polen velen naar Siberië gedeporteerd (over eenkomstige deportaties hadden toen plaatsgevonden uit de Baltische republieken).
goslavië. In die vijf staten hadden communisten en communistischgezinden slechts in één een werkelijk belangrijke macht opgebouwd: Joegoslavië, maar of Tito en zijn Partisanen zich even volgzaam zouden opstellen als Stalin van de communistische voormannen in Polen, Tsjechoslowakij e, Hongarij e, Roemenië en Bulgarij everwachtte, was devraag.
XCHad Stalin nàg verder strekkende ambities? Wij weten het niet. Wat Duitsland, Oostenrijk, Italië en de landen van W est- Europa betrof, viel ook na 'de grote ommekeer' in de oorlog niet te voorzien wat daar mogelijk zou zijn. Ten aanzien van Duitsland en Oostenrijk moesten trouwens regelingen met Engeland en de Verenigde Staten worden getroffen. Versterking van de positie van 'inheemse' communisten was, zo lang dezen zijn richtlijnen zouden volgen, Stalin welkom - hij heeft vermoedelijk verondersteld dat de moeilijkheden van de naoorlogse wederopbouw rijke mogelijkheden zouden bieden voor die versterking.
XCDe eerste concrete besluiten met betrekking tot de internationale verhoudingen na de oorlog werden in oktober '43 in Moskou genomen in een conferentie waar Molotow (deze deelde er mee dat de Sowjet-Unie te gelegener tijd zou gaan deelnemen aan de oorlog met Japan), Cordell Hull en Eden leiders waren van hun respectievelijke delegaties. Er werd daar vastgesteld dat Oostenrijk weer onafhankelijk zou worden; alle problemen die Duitslands toekomst betroffen, werden toegewezen aan een uit vertegenwoordigers van de Verenigde Staten, Engeland en de Sowjet-Unie bestaande Europese Adviescommissie die in Londen haar zetel zou krijgen, en afgesproken werd voorts dat, ter bescherming van wat 'de algemene veiligheid' heette, een nieuwe internationale organisatie zou worden opgericht. Inzake die 'algemene veiligheid' moest een gemeenschappelijke verklaring worden gepubliceerd - Hull had er een ontwerp voor meegebracht. Dat ontwerp werd aanvaard, evenwel met twee schrappingen die op wens van Molotow werden aangebracht en welker betekenis door de Amerikaanse historicus Herbert Feis terecht is onderstreept.' Paragraafvan de bedoelde 'Verklaring van de vier mo
2 1 NI. in zijn in '57 verschenen werk: op de pag.'s 208-09.
gendheden inzake de algemene veiligheid' (onder aandrang van Hull hadden Eden en Molotow aanvaard dat de tekst ook door China zou worden ondertekend) luidde in Hulls ontwerp: 'Dat diegene hunner die in oorlog zijn met een gemeenschappelijke vijand, zullen samenwerken in alle aangelegenheden met betrekking tot de overgave en de ontwapening van die vijand en in enige bezening uan vijandelijk grondgebied en grondgebied van andere staten, bezet door die vijand' Paragraaf 6 luidde: 'Dat zij hun strijdkrachten op het grondgebied van andere staten niet zullen gebruiken behalve voor de in deze verklaring beoogde doeleinden en na gemeenschappelijk overleg en na accoordbevinding.' De cursief gedrukte passages verdwenen uit het ontwerp: kennelijk wilden de Russen de handen vrijhouden. Besefte Hull de betekenis daarvan? Vermoedelijk niet: na terugkeer in Washington verklaarde hij zich overtuigd dat de naoorlogse wereld gekenmerkt zou worden door harmonie en dat er geen sprake zou zijn van een verdeling in invloedssferen.
XCWat de nieuw op te richten internationale organisatie betrof, werden Roosevelt, Churchill en Stalin het er eind november '43 op de conferentie van Teheran over eens dat deze een bestuur zou krijgen van tien leden: zes kleine mogendheden en de vier grote die als een soort internationale politie-agenten het handhaven van de wereldvrede zouden moeten bevorderen; inzake een verdeling van Duitsland werden allerlei mogelijkheden overwogen die aan de Europese Adviescommissie werden gedelegeerd - de stemming ter conferentie was positief (er werd aan Stalin toegezegd dat de Geallieerden in mei '44 in Frankrijk zouden landen); de eerste zin van de gemeenschappelijke verklaring die na afloop van de besprekingen werd uitgegeven, luidde: 'Wij geven uitdrukking aan onze vastbeslotenheid dat onze volkeren zullen samenwerken in de oorlog en in de daarop volgende vrede.'
XCIn '44 kwamen er grote moeilijkheden ten aanzien van Polen.
XCEind april '43 had de door generaal Sikorski geleide Poolse regering van Londen uit op een internationaalonderzoek aangedrongen, toen de Duitsers bekend hadden gemaakt dat bij Katyn massagraven waren ontdekt van Poolse militairen - Stalin had toen de diplomatieke betrekkingen met de Poolse regering verbroken. Nadien hadden de Russen aan de Engelse en Amerikaanse regeringen doen weten dat Polen, gelijk aangeduid, westwaarts zou worden opgeschoven. Churchill en Eden waren daarmee in beginsel accoord gegaan, ook, in november '43 (op de conferentie van Teheran), Roosevelt en Hull, zij het dat Roosevelt, rekening houdend met de gevoelens van de zes tot zeven miljoen Amerikanen die van Poolse afkomst waren, had doen blijken dat hij vóór
de verkiezingen van november '44 niet publiekelijk voor zijn standpunt zou kunnen uitkomen. De Poolse regering, nu met Mikolajczyk, leider van de Poolse Boerenpartij, als premier (Sikorski was in juli '43 bij een vliegtuigongeluk omgekomen), weigerde evenwel de nieuwe oostgrens te aanvaarden en haar standpunt werd gedeeld door de leiders van alle Poolse ondergrondse groeperingen, behalve de communistische. Stalin zette door. Toen het Rode Leger als gevolg van zijn offensief tegen de Heeresgruppe Mitte het grootste deel van Oost-Polen had bevrijd, werd in Moskou een hoofdzakelijk uit communisten bestaand 'Pools Comité voor de Nationale Bevrijding' opgericht dat pretendeerde Polen te kunnen besturen - pretenties die door Stalin werden gehonoreerd: hij liet op 26 juli verklaren dat de uitvoerende macht in Polen aan het Comité zou worden toevertrouwd.
XCVier dagen later, 30 juli, arriveerde Mikolajczyk die door de Engelsen onder zware druk was geplaatst (en die injuni misleid was door Roosevelt die had gezegd dat hij niet met de nieuw-voorgestelde Pools-Russische grens accoord ging), in Moskou. Hij bereikte er niets. Hij moest er integendeel met verbittering constateren dat de Sowjet-Unie niet alleen zelf geen steun gaf aan de op I augustus in Warschau uitgebroken opstand maar dat zij het ook de Engelsen en Amerikanen uiterst moeilijk maakte, de opstandelingen door de lucht enige bijstand te verlenen.
XCChurchill besefte ten volle dat geen macht ter wereld de Russen kon verhinderen in Polen hun zin door te drijven. Was een compromis volstrekt uitgesloten? Begin oktober '44 vloog hij samen met Eden naar Moskou. Hij wist dat hij op niet veel steun van Roosevelt mocht rekenen - keer op keer had de Amerikaanse president duidelijk gemaakt dat hij met de oplossing van de Europese naoorlogse problemen niets te maken wilde hebben; op het door Churchill gelanceerde denkbeeld dat men er naar zou streven, de Balkan dusdanig te verdelen dat Roemenië en Bulgarije in de Russische -, Griekenland en Joegoslavië in de Engelse invloedssfeer zouden komen te liggen, had Washington met afkeer gereageerd, Hull wilde niets van 'invloedssferen' weten. Churchill daarentegen, wiens denkbeelden om van Noord-Italië uit een Geallieerd offensief in de richting van het Donaubekken in te zetten, door zijn eigen Chiefs of Staff en door de Amerikanen waren afgewezen, hield het voor wenselijk dat de Russen een zekere Engels-Amerikaanse invloed althans op papier zouden aanvaarden en toen hij op de avond van 9 oktober samen met Eden zijn eerste gesprek voerde met Stalin en Molotow, stelde hij voor dat de Sowjet-Unie 90 % invloed zou krijgen in Roemenië en 75 % in Bulgarije, dat Engeland 90 %
(Stalin ging er accoord mee dat de Engelsen daar troepen zouden landen) en dat de Sowjet-Unie en 'de anderen' in Joegoslavië en Hongarije evenveel invloed zouden hebben: elk 50 %. Stalin wekte de indruk alsof hij die verdeling accepteerde (in feite bleek spoedig dat Engeland en de Verenigde Staten in Roemenië, Bulgarij e en Hongarij e van alle invloed verstoken waren) - vervolgens werd aan Mikolajczyk gevraagd, naar Moskou te komen. Deze werd het er op geen enkel punt met de leden van het Poolse Comité voor de Nationale Bevrijding eens maar zegde wel toe dat hij zich in Londen moeite wilde geven opdat zijn kabinet de nieuwe oostgrens van Polen zou aanvaarden.
XCOver Joegoslavië willen wij kort zijn.
XCHet was duidelijk dat Titos Partisanen daar de macht zouden gaan uitoefenen - het Engelse beleid was er op gericht, een accoord te bewerkstelligen tussen Tito en de in Londen gevestigde regering van koning Peter II. Dat accoord kwam in juni '44 tot stand; de belangrijkste bepaling er in was dat Tito en de zijnen (zij kregen twee vertegenwoordigers in het Londense kabinet) voorlopig de bevrijde en alsnog te bevrijden delen des lands zouden besturen. Tito bracht, zonder dat de Engelsen dat wisten, in september '44 een bezoek aan Stalin. Deze ried hem aan, koning Peter te laten terugkeren om hem des te spoediger ten val te kunnen brengen; Tito verwierp het denkbeeld van die terugkeer (een symptoom van onafhankelijkheid dat Stalin niet beviel) - hij wenste dat er voorlopig een Regentschapsraad kwam. Die raad werd na veel strubbelingen in maart '45 gevormd, kort nadien werd een door Tito persoonlijk geleide regering voor het land samengesteld, bestaande uit zeven-en-twintig ministers; een-en-twintig van hen kwamen uit de rijen van de Partisanen voort. Daarmee was duidelijk dat Tito en de zijnen zouden bepalen in welke richting Joegoslavië zich zou ontwikkelen - de percentageverdeling die Churchill in Moskou had voorgesteld, bleef een dode letter.
XCIn Griekenland liep het anders I: hier gingen de Engelsen zich intensief en met inzet van eigen militaire middelen met de binnenlandse verhou
1 Wij beschrijven de ontwikkelingen in Griekenland in hoofdzaak aan de hand van het in '76 verschenen werk van C. M. Woodhouse: I Formeel werd generaal Plastiras, die in Frankrijk in ballingschap leefde, door de als haar leider beschouwd, in Griekenland zelf werd zij geleid door generaal Zervas; deze had buiten medeweten van al zijn medewerkers koning George in maart '43 telegrafisch zijn steun toegezegd.
dingen bemoeien en bij die bemoeienis legde Stalin zich neer. Evenmin als in Joegoslavië waar de koning slechts onder een deel van de Serven een zekere populariteit had genoten, was het koningschap er in Griekenland in geslaagd, een nationaal-samenbindende factor te worden; koning George II, in '35 op de troon gekomen (Griekenland was toen elf jaar lang een republiek geweest), had zich sinds '36 door zijn steun aan een dictatoriaal regime in brede kringen gehaat gemaakt - in die kringen wilde men er niets van weten dat hij weer het koningschap zou gaan uitoefenen. Dat laatste was het duidelijke standpunt o.m. van sociaal-democraten en communisten. Van die twee groeperingen waren de communisten het actiefst. Zij hadden in september '4I een nationale verzetsorganisatie opgericht, het Nationaal Bevrijdingsfront: de Earn, naar de beginletters van de naam in het Grieks, welke organisatie bijna een jaar lang met succes verder werd opgebouwd voor zij overging tot de eerste guerrilla-activiteiten; die guerrilla werd voor de Earn gevoerd door het Nationale Volksbevrijdingsleger: de Elas, naar de beginletters in het Grieks - de operaties van de Elas waren al gaande toen het bureau-Cairo van de Engelse Special Operations Executive in de herfst van '42 de eerste geheime agenten naar Griekenland stuurde. Dat werden er niet zo weinige: de Geallieerde militaire missie bij de Griekse guerrillastrijders (die missie bestond toen uit door de Engelsen en door de Amerikanen uitgezonden personen) telde in de zomer van' 44 ca. vierhonderd militairen. Via die missie werd veel steun verleend aan de Elas (de Elas kon zich bovendien in de herfst van '43 meester maken van de wapens van een Italiaanse divisie die het aan Albanië grenzende deel van Griekenland had bezet) - óók evenwel aan een uitgesproken anti-communistische guerrilla-organisatie, de Nationaal-Republikeinse Griekse Liga ('Republikeinse', dus eveneens tegen het koningschap gekant'), de Edes, naar de beginletters van de naam in het Grieks, die enige tijd na de Earn was opgericht. Van die Edes maakten veel beroeps- en reserveofficieren deel uit. Tussen Elas en Edes kwam het van eind' 42 af veelvuldig tot nogal bloedige, gevechten (in oktober '43 werd door de Ela. getracht, de Edes volledig onder de voet te lopen). In die gevechten bleek de Elas de sterkste, mede doordat het politieke program van de Earn onder de volksmassa's een grote mate van weerklank had gevonden. De Elas
had ook veel meer strijders dan de Edes, geschat wordt: achtmaal zo veel, en men moet wel aannemen dat van de Edes niet veel zou zijn overgebleven als die rechtse guerrilla-troepen niet in '44 op aanzienlijke schaal via de Geallieerde Militaire Missie waren bewapend. Er was aan de Edes bovendien opgedragen, geen grote militaire operaties te ondernemen - zij leed dus minder verliezen dan de Elas. Hoewel door de Duitse represailles welke op de acties van de Elas volgden, zeer zware verliezen aan de burgerbevolking werden toegebracht, nam de populariteit van Eam en Elas in grote delen van Griekenland voortdurend toe. In de herfst van '44 waren er op een totale bevolking van ruim zeven miljoen zielen vermoedelijk ca. twee miljoen aanhangers van de Eam alles scheen er op te wijzen dat aan deze door de communisten gedomineerde, gewapende volksbeweging na de aftocht van de Duitsers de macht zou toevallen; buiten de steden werden grote delen van het land al in de zomer van '44 door haar bestuurd - het was een situatie, gelijkend op die welke in Joegoslavië was ontstaan.
XCOver die situatie maakten niet alleen Churchill en Eden (beiden wilden voorkomen dat er een communistische mogendheid aan de Middellandse Zee kwam te liggen) maar ook de koning en zijn regering zich grote zorgen. De koning raakte in de loop van de oorlog meer en meer geïsoleerd, de regering (zij was van '43 af in Cairo gevestigd) schoof naar links; er kwam na talrijke wisselingen in april '44 een nieuw kabinet met als premier de uit Griekenland ontsnapte sociaal-democratische, anti-monarchistische leider George Papandreoe; deze belegde injuni een conferentie in Libanon waaraan ook leiders van de Elas en de Edes deelnamen, en nam begin september zes Eam-vertegenwoordigers in een nieuw kabinet op. Dit kabinet was het dat zich, aanvankelijk louter gesteund door de Britse troepen onder bevel van generaal Scobie, in oktober weer in Athene kon vestigen waar het geconfronteerd werd met een situatie waarin het in de Griekse hoofdstad maar weinig en daar buiten in het geheel geen gezag kon uitoefenen. Papandreoe evenwel betwijfelde of het enthousiasme voor de Eam bestendig zou zijn en of de meerderheid van de bevolking inderdaad een communistisch Griekenland wenste - hij besefte dat die bevolking geen kans zou krijgen zich in vrijheid uit te spreken zolang grote delen van het land door de gewapende Elas werden beheerst. Onder voortdurende pressie van Churchill besloten hij en Scobie, aan de Elas de eis te stellen dat zij haar wapens zou inleveren.
XCHet stellen van die eis leidde tot een crisis.
XCOp I december traden de Eam-vertegenwoordigers uit het kabinet, op
de zde besloot de Eam-leiding op 3 december 'een grote demonstratie te houden in Athene en voor de 4de een algemene staking af te kondigen. De demonstratie werd, nadat hij er eerst verlof toe had gegeven, door Papandreoe verboden - zij ging desondanks door. Enkele demonstranten waren gewapend maar toen het op het plein voor het parlementsgebouw tot een schietpartij kwam, schoot de politie als eerste; zij leed geen verliezen, onder de demonstranten vielen bijna dertig doden. Vervolgens breidden de gevechten in Athene waar gewapende Elas-formaties binnentrokken, zich langzaam uit - Churchill gaf op 5 december generaal Scobie opdracht, in de Griekse hoofdstad rechtstreeks alle gezag uit te oefenen, als' ware hij in een bezet gebied. De generaal poogde dat, maar had er niet voldoende troepen voor. Er werden haastig Britse versterkingen naar Griekenland overgebracht, goeddeels in Amerikaanse schepen die de Britse vlag voerden (Roosevelt was verre van enthousiast over het Britse ingrijpen) en om de onrust te bezweren vlogen Churchill en Eden daags voor Kerstmis naar Athene. Het enige dat zij er bereikten was dat de Grieks-orthodoxe aartsbisschop van Athene, Damaskinos, zich bereid verklaarde als regent op te treden (onder sterke druk van Churchilllegde koning George zich enkele dagen later bij dat regentschap neer), maar dat betekende niet dat Eam en Elas de strijd opgaven.
XCBegin '45 was, met uitzondering van een deel van Athene en van de belangrijkste Griekse havenplaatsen (alsmede van Rhodos en Kreta die nog steeds door de Wehrmacht waren bezet), heel Griekenland in handen van Eam en Elas - de Elas had bovendien de in het westen van Griekenland geconcentreerde troepen van de Edes beslissend verslagen (deze waren door de Britten naar Korfoe geëvacueerd). Het kabinet-Papandreoe trad af - generaal Plastiras, de leider van de Edes, die enige tijd tevoren uit Frankrijk was teruggekeerd, vormde een nieuwe regering. Zij was het die nadat in de eerste weken van januari was gebleken dat de Elas eenheden met hunlichte wapens niet waren opgewassen tegen de Engelse met hun zware, begin februari een accoord met de opstandelingen sloot: die zouden hun wapens inleveren (in feite hielden zij er een groot deel van achter), vervolgens zou een grondige zuivering plaatsvinden van het overheidsapparaat (daaruit hadden velen met de Duitse bezetter gecollaboreerd) en tenslotte zouden er algemene verkiezingen worden gehouden alsmede een volksstemming over de vraag of Griekenland een monarchie zou blijven dan wel een republiek zou worden.
XCDit alles betekende dat de poging van de Griekse communistische partij om via Eam en Elas de macht vast in handen te krijgen, voorshands was mislukt; zij had een zware nederlaag geleden.
XCMen kan, menen wij, die nederlaag niet losmaken van Stalins beleid. De Russische dictator was het tegendeel van een avonturier; hij was afkerig van revoluties die hij niet van meet af aan beheerste, en hij voelde er b~vendien kennelijk niets voor om de spanningen die al met de Engelsen bestonden inzake de toekomst van Polen en in mindere mate die van Hongarije, Roemenië en Bulgarije, nog belangrijk te versterken door te gedogen dat in Griekenland een situatie zou ontstaan waarin met Russische wapens tegen de Engelsen zou worden gevochten. Afgevaardigden van de Griekse comrnunistische partij (zij had zonder overleg met Moskou haar beleid bepaald) hadden in Sofia de Russen en in Belgrado Tito en de zijnen gesmeekt om gewapende steun - zij hadden nul op het rekest gekregen.
XCVoorzover de Nederlandse ondergrondse pers zich er over uitsprak, oefende zij kritiek uit op Churchills beleid. De Waarheid nam het op voor 'de Griekse democraten' en stelde de eis 'Handen af van Griekenland !"'Wat er thans in Griekenland gebeurt is', aldus Het Parool in de dagen waarin Churchill en Eden in Athene waren, 'een schervengericht waarbij het Griekse volk te kennen geeft dat het op hele en halve voorvechters van het ancien régime niet gesteld is." Twee weken later schreef hetzelfde blad:
XC'Al belijdt Churchill met de mond dat een linkse of rechtse regering ... hem om het even is, zijn werkelijke gedachte verraadt hij toch wanneer hij tot dusver in de praktijk steeds de kant van de rechtse koos' en deze blijkbaar pas los laat, wanneer het helemaal niet anders meer kan."
XCEen kritiek als door Het Parool geuit, was gebaseerd op de berichtgeving van de BBC en Radio Oranje die beide melding hadden gemaakt van de kritische opmerkingen inzake het beleid van de Engelse regering van de zijde van een groot deel van de Engelse pers en van de linkervleugel van de Labourpartij in het Lagerhuis. Churchill en Eden vonden evenwel in80
20 dec. 1944, p. 1-2. 2 79 (26 dec. 1944), p. 2. 3 Dit was, wat Griekenland betrof, juist, wat Joegoslavië aanging, niet. 4 80 (9 jan. 1945), p. 3-4·
het Lagerhuis voldoende steun - algemeen werd trouwens beseft dat men Churchill als oorlogsleider niet kon missen.
XCMen dient daarbij in het oog te houden dat de crisis in Griekenland samenviel met het Duitse Ardennen-offensief dat duidelijk had gemaakt dat van de Geallieerden een extra-krachtsinspanning nodig was om van het westen uit Duitsland binnen te dringen.
XCOok na de Geallieerde landingen in Normandië was er geen sprake geweest van effectieve coördinatie tussen de operaties van de Geallieerde en die van de Russische strij dkrachten. Wel te verstaan: de Geallieerde opperbevelhebber, generaal Eisenhower, was er toen toe overgegaan, het Russische opperbevel van tijd tot tijd in te lichten over zijn offensieve plannen maar Stalin had niet meer gedaan dan er zorg voor dragen dat de Geallieerde militaire missies in Moskou de communiqués van het Russische opperbevel enige uren kregen voordat zij aan de pers werden verstrekt. Pas beginjanuari doorbrak Stalin enigszins zijn zwijgzaamheid: toen Churchill, uit Athene teruggekeerd, hem op 6 januari de pertinente vraag seinde wat zijn militaire plan voor de naaste toekomst was, antwoordde hij op de 7de dat het Rode Leger niet later dan de tweede helft van januari een nieuw sterk offensief zou inzetten. Dat offensief (wij komen er nog op terug) werd in feite nog iets eerder ingezet, op de rzde namelijk, en toen Eisenhowers plaatsvervanger, de Engelse Air Marshal Sir Arthur Tedder, enkele dagen later in Moskou een gesprek met Stalin kon voeren, kreeg hij te horen dat het de bedoeling van de Russen was om van de Weichsel een grote sprong te maken naar de Oder. Als dat lukte, zou het Rode Leger Berlijn tot op minder dan 100 km zijn genaderd.
XCDat vooruitzicht onderstreepte de noodzaak van nieuwe offensieve operaties der Geallieerden. Maar welke?
XCEind januari kwam vast te staan dat Churchill en Roosevelt, door hun stafchefs vergezeld, begin februari Stalin en zijn naaste militaire medewerkers op de Krim in ]alta zouden ontmoeten - wenselijk was het dat Engelsen en Amerikanen het dan tevoren eens waren geworden over de militaire operaties die zij hunnerzijds wilden ondernemen. Daartoe ontmoetten de Engelse Chiefs of Staff hun Amerikaanse collega's eind januari
op Malta. Er werd daar vier dagen lang gediscussieerd, heftiger dan ooit - alle tegenstellingen tussen de Engelse en de Amerikaanse aanpak die zich al begin september hadden gemanifesteerd, kwamen opnieuw naar voren: de Engelsen wensten dat slechts één hoofdstoot zou worden uitgevoerd, gericht op de verovering van het Ruhrgebied, en dat Montgomery, mede beschikkend over alle Amerikaanse landstrijdkrachten, daarvan de leiding zou krijgen en de Amerikanen wezen die denkbeelden af. Men werd het er tenslotte over eens dat Montgomery inderdaad bij het Ruhrgebied over de Rijn zou trachten te komen (daartoe moest eerst het door de Wehrmacht zwaar versterkte deel van het Rijnland dat ten westen van de Rijn lag, worden veroverd) maar dat een nevenoffensief zou worden ingezet in de richting van de Main; óók, dat vijf divisies en een deel van de Amerikaanse Tu/elfth Air Force (zware bommenwerpers) uit Italië zouden worden overgebracht naar het westelijk front om er de druk op Duitsland zo sterk mogelijk te maken.
XCVan belang bij dit alles was dat de Geallieerden in die fase van de Tweede Wereldoorlog de laatste divisies die uitgerust en geoefend waren, in de strijd zouden werpen. Engeland had geen reserves meer en wat de Verenigde Staten betrof, had het Ardennen-offensief er toe geleid dat zeven divisies die volgens de plannen pas in februari-maart naar Europa scheep zouden gaan, eind januari daarheen werden gezonden en dat twee die bestemd waren voor de oorlog tegen Japan, aan Eisenhower ter beschikking werden gesteld. Met die twee zouden uit Amerika de laatste vertrekken die beschikbaar waren. Natuurlijk, de Amerikaanse reserves aan mankracht waren groot genoeg om, mocht dat nodig zijn, nieuwe divisies te formeren, maar dat zou vele maanden in beslag nemen. Men kon slechts hopen dat wat nu aan strijdkrachten in Frankrijk, België en Zuid-Nederland werd geconcentreerd (de Amerikanen zouden daarmee meer dan twee-derde van hun land- en bijna drie-kwart van hun luchtstrijdkrachten tegen Duitsland hebben ingezet), voldoende zou blijken om de Rijn in de buurt van het Ruhrgebied en bij Frankfort te overschrijden en diep in Duitsland door te dringen. Hoeveel tijd dat nog zou vergen, wist niemand; duidelijk was slechts dat het einde van de oorlog in Europa naderde.
XCDit was een van de belangrijkste punten waarop in Jalta (de besprekingen begonnen er op 4 februari en eindigden op de rode) beslissingen moesten worden genomen. Wat Duitsland aanging, waren die voorbereid door de Europese Adviescommissie, tot welker oprichting (gelijk al vermeld) in oktober '43 was besloten. De commissie die in januari '44 voor het eerst in Londen was bijeengekomen, had met veel moeite overeenstemming bereikt over de aan Duitsland op te leggen wapenstilstandsovereenkomst, over de verdeling van het land in drie bezettingszones (Berlijn zou in drie sectoren worden verdeeld) en over de oprichting van een in Berlijn zetelende Controle-Raad, bestaande uit de drie bevelhebbers - zij was het niet eens geworden over de vraag, welke politiek ten aanzien van Duitsland moest worden gevolgd, behoudens dan dat de nationaal-socialistische partij met al haar nevenorganisaties en -instellingen radicaal diende te verdwijnen. In de zomer van '44 had Henry Morgenthau Jr., de Amerikaanse minister van financiën, een plan opgesteld om van Duitsland een landbouwstaat te maken - dat plan, hoewel in september geparafeerd door Roosevelt en Churchill, was later in '44'44 onder tafel verdwenen. Over andere plannen, strekkende tot de verdeling van Duitsland in aparte staten, werd men het in Jalta niet eens; wèl werd daar aan de wapenstilstandsovereenkomst de bepaling toegevoegd dat de drie overwinnende grote mogendheden de bevoegdheid hadden, Duitsland in stukken te delen (in maart kwam vast te staan dat de Sowjet-Unie en Engeland er niets voor voelden, van die bevoegdheid gebruik te maken). Overigens bleek in Jalta dat de Sowjet-Unie wenste dat de Duitse wapenindustrie volledig zou verdwijnen (en de rest van de industrie binnen twee jaar tot een vijfde zou worden gereduceerd) en dat aan Duitsland het betalen van schadevergoeding zou worden opgelegd tot een totaal van 20 miljard dollar, waarvan de helft voor de Sowjet-Unie zou zijn bestemd; Roosevelt ging hier in beginsel accoord mee - de zaak werd gedelegeerd aan een Commissie voor de Herstelbetalingen die haar zetel zou krijgen in Moskou.
XCVan groot belang was nog dat in Jalta op aandrang van Churchill en vooral van Eden voor het eerst rekening werd gehouden met de positie van Frankrij k.
XCNadat de Gaulle begin oktober had bekendgemaakt dat een Raadgevende Vergadering zou worden gevormd die tweehonderdacht-en-veertig leden zou tellen (allen benoemd en voor twee-derde afkomstig uit de illegaliteit), hadden de Verenigde Staten, Engeland en de Sowjet-Unie later in oktober de Gaulle's Voorlopige Franse regering officieel erkend
en Frankrijk had toen een vertegenwoordiger gekregen in de Europese Advi~scommissie.' In die commissie had de Gaulle er op laten aandringen dat Frankrijk het gehele Rijnland zou mogen annexeren; die wens legde hij begin december, toen hij Moskou bezocht (een bezoek dat de functie had, zijn positie jegens de Verenigde Staten en Engeland te versterken), ook rechtstreeks aan Stalin voor. In Jalta gingen de Z.g. Grote Drie niet verder dan dat zij goedkeurden dat Frankrijk in Duitsland een eigen bezettingszone zou krijgen die oorspronkelijk deel van de Amerikaanse was geweest (zie kaart V op pag. 8I4) en voorts een eigen sector in Berlijn - Frankrijk zou dus ook lid worden van de Controle-Commissie.
XCBij de plannen voor de nieuwe internationale organisatie die de Volkenbond zou opvolgen: de organisatie der Verenigde Naties, was Frankrijk inmiddels in de groep der grote mogendheden opgenomen. Op een conferentie namelijk die van eind augustus tot begin oktober '44 had plaatsgevonden op het landgoed 'Durnbarton Oaks' bij Washington, waren afgevaardigden van de Verenigde Staten, Engeland en de SowjetUnie het er over eens geworden dat de Verenigde Naties een Algemene Vergadering zouden krijgen waarin elk van de tot de organisatie toegelaten staten één stem zou uitbrengen, en een 'dagelijks bestuur': de Veiligheidsraad, met elf leden: zes vertegenwoordigers van kleinere mogendheden die voor een beperkte tijd zouden worden gekozen, en vijf permanente leden: de Verenigde Staten, Engeland, Frankrijk, de Sowjet-Unie en China, die in beginsel een vetorecht zouden krijgen. De Russen hadden zich overigens met kracht tegen die permanente zetel voor China verzet - er van uitgaande dat zij en hun satellietstaten in de Verenigde Naties slechts een kleine minderheid zouden vormen (te voorzien viel dat de Britse Dominions steeds met Engeland zouden meestemmen en de op economisch gebied van de Amerikanen afhankelijke Latijns-Amerikaanse republieken steeds met de Verenigde Staten), hadden zij er voorts op aangedrongen dat de zestien republieken die samen de Sowjet-Unie vormden, elk een eigen vertegenwoordiger zouden krijgen in de Algemene Vergadering. Op dat punt was in 'Dumbarton Oaks' geen overeenstemming bereikt; evenmin over een tweede punt
1 Met betrekking tot drie-kwart van het Franse grondgebied had Eisenhower toen afstand gedaan van zijn speciale bevoegdheden als Geallieerd opperbevelhebber; korte tijd later hadden de goedgekeurd dat Frankrijk hulp zou ontvangen om weer een leger van r6 divisies op te bouwen. Vóór Duitslands ineenstorting namen 5 Franse divisies deel aan de gevechten.
V. De verdeling van Gross-Deutschland De dikke zwarte lijn geeft de Duitse grens aan vóór de Anschluss van Oostenrijk (maart 1938), De Sowjet-Unie annexeerde (alle geannexeerde gebieden zijn in rose aangegeven) ten koste van Duitsland de noordelijke helft van Oost-Pruisen, ten koste van Polen de oostelijke helft van dat land, ten koste van Tsjechoslou/akije het meest oostelijke deel en ten koste van Roemenië het meest noordelijke, De on derbroken dikke rode lijn geeft de grens van Polen aan in september 1939, de on onderbroken dikke rode lijn de grens zoals die in 1945 op de Conferentie van Jalta voorlopig werd vastgesteld, Zowel Duitsland als Oostenrijk werden in vier bezet tingszones verdeeld en de hoofdsteden, Berlijn en Wenen, in vier bezettingssectoren.
XCvan kardinale betekenis: hoe ver het vetorecht van de Grote Vijf in de Veiligheidsraad zich zou uitstrekken,
XCIn Jalta werd een compromis getroffen: de Sowjet-Unie zou in de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties drie stemmen kunnen uitbrengen (de Verenigde Staten en Engeland aanvaardden n1. de fictie dat Wit-Rusland en de Oekraïne onafhankelijke republieken waren) en ten aanzien van het vetorecht werd afgesproken dat dit slechts van toepassing zou zijn op besluiten van de Veiligheidsraad om tot actie over
dus, zoals de Sowjet-Unie oorspronkelijk had gewild, kunnen verhinderen dat een klacht tegen zijn politiek door de Veiligheidsraad in behandeling werd genomen.' Vastgesteld werd in Jalta voorts dat een internationale conferentie ter oprichting van de organisatie der Verenigde Naties eind april '45 in San Francisco zou worden geopend.
XCOok aan de ontwikkelingen in Polen werd op de conferentie van Jalta aandacht besteed.
XCNa de besprekingen die premier Mikolajczyk begin oktober '44 in Moskou had gevoerd (hij had zich toen, gelijk vermeld, met kracht verzet tegen de pretenties van het Poolse Comité voor de Nationale Bevrijding maar wel toegezegd dat hij zich in Londen moeite zou geven dat het Poolse kabinet in het verlies van de oostelijke helft van Polen zou berusten), waren de tegenstellingen verscherpt. Mikolajczyk had bij zijn ambtgenoten niets bereikt - hij was afgetreden en er was vervolgens een nieuw, nog feller anti-communistisch kabinet gevormd door de socialistische leider Arciszewski die door de Poolse regering geholpen was uit Polen te ontsnappen. Anderzijds kwamen uit het door de Russen veroverde deel van Polen meer en meer berichten dat officieren en manschappen van het Poolse Ondergrondse Leger al of niet gewelddadig werden uitgeschakeld en dat geen enkele groepering die niet cornmunistisch was, nog de mogelijkheid kreeg, actie te voeren. Sterker nog: de Sowjet-Unie stelde de Verenigde Staten en Engeland voor een voldongen feit door op Oudejaarsdag het Poolse Comité voor de Nationale Bevrijding te erkennen als de Voorlopige Poolse regering - een van de eerste besluiten van die regering hield in dat alle Poolse grootgrondbezitters zonder schadeloosstelling werden onteigend en dat hun landerijen werden verdeeld onder hun vroegere pachters.
XCWat Polens grondgebied betrof, stelde Stalin in Jalta voor dat Polens westgrens slechts gedeeltelijk met de Oder zou samenvallen maar dat Polen in het zuiden (zie kaart V) nog méér Duits grondgebied zou krijgen
I Dat de desbetreffende afspraken waren gemaakt, bleek pas uit het Handvest voor de organisatie der Verenigde Naties dat na de conferentie van Jalta werd geformuleerd maar zij kwamen niet in het communiqué voor dat na afloop van de conferentie verscheen. Over die afspraken werd de Nederlandse minister van buitenlandse zaken, mr. E. N. van Kleffens, eind februari ingelicht door het Van Kleffens vond ze, zo tekende hij aan, 'nog erger dan wij verwachtten, omdat de grote mogendheden niet alleen een vetorecht zullen hebben tegen haar bedreigende sanc ties, maar bovendien tot het nemen van besluiten, zodat die [Veiligheids]raad nooit op wettige wijze een afkeurend oordeel zal kunnen uitspreken over een grote mo gendheid. Dit is wel zeer teleurstellend.' (van Kleffens: 'Dagboek', 26 febr. 1945).
doordat daar de rivier de Neisse de grens zou vormen. Roosevelt en Churchill konden slechts bereiken dat in het slotcommuniqué werd opgenomen dat de westgrens van Polen pas definitief zou worden vastgesteld op 'de vredesconferentie'. Ten aanzien van de Voorlopige Poolse regering werd na lange en moeilijke discussies afgesproken dat zij zou worden uitgebreid met 'democratische leiders' uit Polen en uit het Poolse milieu in Engeland en dat een commissie, bestaande uit Molotow en de ambassadeurs in Moskou van de Verenigde Staten en Engeland, die uitbreiding zou gaan voorbereiden; ook deed Stalin de toezegging dat in Polen vrije en geheime verkiezingen zouden worden gehouden. Een pover resultaat! Want hoe die begrippen 'democratisch', 'vrij' en 'geheim' zouden worden geïnterpreteerd, werd in feite aan Stalin overgelaten en hij had die begrippen steeds volledig van toepassing verklaard op de schijnvertoningen die in de Sowjet-Unie voor verkiezingen plachten door te gaan.
XCDe discussies inzake Polen en de onbevredigende gang van zaken in Hongarije, Roemenië en Bulgarije waar de Engelse en Amerikaanse leden van de wapenstilstandscommissies niet eens vrijheid van beweging hadden, vervulden vooral Churchill met bange voorgevoelens: een groot deel van Europa dreigde onherroepelijk in handen te vallen van aan Moskou horige communisten, Polen in de eerste plaats - notabene het land, ter bescherming van welks grondgebied Engeland op 3 september '39 Duitsland de oorlog had verklaard. Bij Roosevelt leefde die bezorgdheid in veel geringer mate: in het perspectief van Washington lagen Polen en de overige delen van Europa ver weg, Roosevelt was huiverig voor naoorlogse verplichtingen, hij koesterde een zeker wantrouwen jegens Churchill die hem als voorvechter van het Empire en van koloniale stelsels in die opzichten ietwat vreemd, om niet te zeggen onsympathiek, was, hij hoopte Stalin op den duur te kunnen bewegen tot een meer gematigde politiek - en hij meende Stalin nodig te hebben.
XCNodig voor de oorlog met Japan.
XCGelijk vermeld, had Molotow in oktober '43 in Moskou aan Eden en Hull meegedeeld dat de Sowjet-Unie te gelegener tijd zou gaan deelnemen aan de oorlog met Japan. Die mededeling was Roosevelt hoogst welkom geweest en zij was dat nog ten tijde van de Jalta-conferentie. De verwachting van de Combined Chiefs oj Staff was dat het na het einde van de oorlog met Duitsland anderhalf jaar zou duren voor Japan geheel zou zijn bedwongen' - gegeven het fanatisme dat de Japanners aan de
XC, Begin '45 namen de Combined Chiefs of Staff aan dat de eerste twee atoombommen,
dag hadden gelegd op elk eiland waar Amerikanen en Australiërs sinds de zomer van '42 met hen slaags waren geraakt, moest de (inmiddels voor vier jaar herkozen) Amerikaanse president er op rekenen dat in die anderhalf jaar nog tien-, zo niet honderdduizenden Amerikanen zouden sneuvelen. Zou nu het Rode Leger de Japanners in het Verre Oosten aanvallen, dan zou de op de Japanse hoofdeilanden te voeren strijd kunnen worden bekort. Belangrijke hulp! Voor die hulp bedong Stalin een prijs: de Sowjet-Unie zou de Koerilen-eilanden en de zuidelijke helft van Sachalin terugkrijgen, Dairen zou een vrijhaven worden, de Russen zouden de haveninstallaties van Port Arthur kunnen pachten, de spoorwegen in Mandsjoerije zouden onder Russische controle komen en in Buiten-Mongolië (sinds lang omstreden gebied tussen Russen en Chinezen) zou aan de status quo niet worden getornd. Verder ging de Sowjet-Unie er accoord mee dat Korea, Japans bezit sinds het einde van de negentiende eeuw, weer onafhankelijk zou worden (door de Verenigde Staten, Engeland en China was daartoe al ruim een jaar eerder, eind '44, besloten op de Conferentie van Cairo). Tenslotte werd in Jalta afgesproken dat Japan behalve Korea ook al zijn andere overzeese bezittingen zou verliezen; Formosa zou weer Chinees worden en de overige eilandengroepen (vroegere Duitse koloniën die na de Eerste Wereldoorlog Japanse mandaatgebieden waren geworden) zouden door Japans overwinnaars bestuurd kunnen worden onder toezicht van een te vormen Trusteeship Council van de Verenigde Naties.
XCVeel van Roosevelts concessies aan Stalin raakten Chinese belangen. Die concessies waren gedaan zonder enig overleg met de Chinese dictator Tsjiang Kai-sjek; Roosevelt nam op zich, diens accoord te verwerven.
XCDe overeenstemming die in Jalta op veel punten was bereikt, leidde tot een bij uitstek positief klinkend slotcommuniqué (aangezien tussen de Sowjet-Unie en Japan nog een toestand van neutraliteit heerste, werden in dat communiqué alle besluiten die op het Verre Oosten betrekking hadden, verzwegen) - Churchill evenwel, ietwat in de verdrukking geraakt tussen de Verenigde Staten en de Sowjet-Unie, keerde naar Londen terug, van bezorgdheid vervuld wat Europa's naoorlogse toekomst betrof. Hem was duidelijk dat Stalin zijn eigen spel speelde en
aan welker vervaardiging in diep geheim met man en macht werd gewerkt (de proefexplosie van een atoombom had evenwel nog niet plaatsgevonden), een uitwer king zouden hebben die niet wezenlijk groter was dan die van 'conventionele' brisantbommen: 500, resp. TODD ton dynamiet; in werkelijkheid zouden de eerste twee atoombommen in uitwerking gelijk staan aan 13000 resp. 22000 ton dynamiet.
zich niet in de kaart wilde laten zien. De Russische dictator had in ]alta gezegd dat hij verwachtte dat de oorlog met Duitsland tot in de zomer van '45 zou duren. Denkbaar was het dat nauwere samenwerking tussen de Russische en de Geallieerde strijdkrachten, bijvoorbeeld in de vorm van het regelmatig uitwisselen van informatie, het einde van die oorlog zou bespoedigen - elke vorm van nauwere samenwerking was door Stalin afgewezen. Er was overigens voor de Geallieerde oorlogsleiders generlei reden om ontevreden te zijn over wat de Russen presteerden: terwijl hun eigen strijdkrachten zich midden december door het Ardennen-offensief lelijk hadden laten verrassen en een maand later pas het verloren gegane terrein hadden heroverd, had het Russische winteroffensief weer speeraculaire successen opgeleverd.
XCHet gehele gebied tussen de Oder en de linie die het Rode Leger in zijn zomeroffensiefhad bereikt (zie kaart VI op pag. 819), was door de Duitsers in de tweede helft van '44 in staat van verdediging gebracht: Duitse burgers en Poolse en andere dwangarbeiders hadden er van oost naar west zeven linies aangelegd bij welker verdediging de Wehrmacht veel tijd hoopte te winnen, maar toen de Russen op 12 januari, o.m. van hun grote bruggehoofd over de Weichsel uit, in het offensief gingen, was er spoedig geen houden meer aan. Aan de sectoren die zij voor het forceren van doorbraken hadden uitgekozen (alle concentratiemarsen daarheen hadden's nachts plaatsgevonden), hadden zij o.m. negenmaal zoveel troepen en tienmaal zoveel tanks en stukken geschut staan als de Duitsers. Al op de eerste dag van het offensief werden de Duitse linies plaatselijk over breedten van 15 tot 20 kilometer doorbroken, talrijke Duitse eenheden werden volledig uit elkaar geslagen. Na zes dagen strijd had het grootste gat dat in het Duitse front was geslagen, een breedte van ca. 250 kilometer. Door dat gat en door andere gaten snelden de Russische divisies voorwaarts. Uit Warschau (een paar honderd inwoners hadden zich in de vrijwel verwoeste stad in kelders en riolen verstopt) trokken de laatste Duitsers op 17 januari weg, uit Lodz en Krakau op de rede. Tijd om de Oppersilezische industrie te vernielen hadden de Duitsers niet - al op de z rste stond een voorhoede van het Rode Leger in de buurt van Breslau aan de Oder.
XCPrecies zoals zij zes maanden eerder bij de Weichsel hadden gedaan,
-'_'-i.... ) i ( j
XCBerlijn .---'j OOSTZÊE Bornholm (Deens )' Koningsbergen ___ .....-yL. • -, i ,~.) Lodz • ........... 0"", •• '-'\ 0 ·.._,r·\... \., 1 '''__'-.. Breslau • Ohlau '"', \ F\,-. •••• (., \,_.--._ C. ) -, .) '-'\_ Krakau .>: -).. ,Ratibor "-. \;: \"\ •• <....:.:.1'-----'" ~,/v-/', \ •• •••• Praag
XCTS]ECHOSLOWAKl]E VI. Het Russische winteroffensief in januari 1945 Rode lijn: de posities van het Rode Leger bij de inzet van het offensief op 12 januari, De rode stippellijn geeft de posities aan die eind januari u/aren bereikt. Infebruari werd, met uitzondering van Breslau en omgeving, het gebied tussen de Oder en de Neisse veroverd. 81
poogden de Russen onmiddellijk bruggehoofden op de westelijke oever van de Oder te vormen die in een latere fase uitgangspunten zouden worden voor een offensief ter omsingeling van Berlijn. Die bedoeling was duidelijk - overal waar de Russen de Oder overschreden (er kwam een groot bruggehoofd bij Ohlau, er kwamen kleinere bij Küstrin, Breslau en Ratibor), werden hevige gevechten geleverd. Begin februari, een week of drie na de inzet van hun offensief, kwamen de Russen niet meer verder - het kostte hun al grote moeite, hun voorhoeden te bevoorraden; daarbij was een nadeel dat de Duitse spoorwegen veel rollend materieel uit de door de Russen veroverde gebieden tijdig hadden weggekregen en de Russen hun eigen locomotieven en treinwagons niet konden gebruiken vanwege hun grotere asbreedte. Met dat al hadden zij in de richting van Berlijn over een afstand van bijna vijfhonderd kilometer een enorme sprong voorwaarts gemaakt.
XCMinder succes hadden zij in de richting van Koningsbergen en Dantzig. Ook aan dit gedeelte van het front waren de Russen numeriek (met driemaal zoveel infanterie) en materieel (met viermaal zoveel geschut, vijfmaal zoveel tanks en bijna zesmaal zoveel vliegtuigen) verre in de meerderheid, maar anders dan in het Genera/gouvernement werd nu op Duits grondgebied gevochten dat door de Wehrmacht met grote hardnekkigheid werd verdedigd. Het Rode Leger dat hier op 13 januari tot de aanval was overgegaan (één dag dus na de inzet van het grote offensief over de Weichsel), kwam slechts langzaam voorwaarts. Met dat al wist het toch op 26 januari, bijna twee weken na het begin van het offensief, het Prische Haff te bereiken waarna de Duitsers in Oost-Pruisen alleen nog maar over de Frische Nehrung, zolang die over het ijs te bereiken was, een landverbinding hadden met het westen. Eind januari werd van het gebied bij Dantzig uit door de Duitsers een krachtige poging ondernomen om de Russen weer van het Frische Haff te verjagen - zij mislukte. Bij die gevechten in Oost-Pruisen leden niet alleen de Duitsers maar ook de Russen zware verliezen.
XCIets op ons relaas vooruitlopend, willen wij hier vermelden dat het begin april werd voor de Russen tot de bestorming van Koningsbergen konden overgaan; het Duitse garnizoen gaf zich toen na drie dagen over. Ook in de richting van Dantzig was zware strijd geleverd; het laatste daar geboden verzet werd eind maart door het Rode Leger gebroken, maar in de delta van de Weichsel en op het schiereiland Hela alsook op de Prische Nehrung hield de Wehrmacht haar verzet vol tot op de dag van de algemene Duitse capitulatie; die capitulatie betekende dat wat nog van de afgesneden vroegere Heeresgruppe Nord over was, zich ook moest overgeven.
Verder zuidelijk hadden de Russen in februari en maart zware strijd moeten leveren in het gehele gebied tussen Oost-Pruisen en de Oder. Veel moeite kostte het hun om de eind januari over de Oder gevormde bruggehoofden ietwat uit te breiden. Ook in Silezië kwamen zij in die tijd maar langzaam voorwaarts; de N eisse bereikten zij pas eind februari en hun aanvallen op Breslau mislukten - die stad bleef tot aan het einde van de oorlog in Duitse handen.
XCVergelijkt men het verloop van de strijd met de in het voorafgaande gegeven cijfers over de grote overmacht van het Rode Leger in mankracht en bewapening, dan is duidelijk dat de Wehrmacht in Oost-Pruisen, bij de Oder en in een deel van Silezië fel verzet heeft geboden, zulks geheel overeenkomstig de directieven van Hitler en de parolen van Goebbels' . propaganda. In die propaganda waren verhalen over misdragingen van Russische militairen een steeds grotere rol gaan spelen. De officiële Russische oorlogsgeschiedenis heeft die misdragingen schoorvoetend erkend in één zin: ' Während der ersten Kampjtage gab es in Ostpreussen einige Verstösse gegen die Verhaltungsnormen' I in werkelijkheid werd er op grote schaal geroofd wat los en vast was", werden er tienduizenden burgers doodgeschoten' en werd een niet te schatten, maar in elk geval excessief hoog aantal vrouwen en meisjes verkracht. Die losgeslagenheid behoeft niet te verbazen. De geest van de Russische militairen die Duits grondgebied betraden, was vervuld van een immense haat tegen alles wat Duits was: zich voorwaarts vechtend van Leningrad, Moskou en Stalingrad waren zij door Russische streken gekomen waar door de Wehrmacht en de Einsatz gruppen van de Sicherheitspolizei und SD op barbaarse wijze was _huis
XCI Geschichte des Grossen Vater/ändischen Krieges der Sowjet-Union, dl. V, p. 134. 2 Wij herinneren er aan dat, zoals uit ons vorige deel bleek, in het bevrijde Zuiden van N ederland menigvuldig werd geklaagd over plunderingen door Geallieerde militairen en dat, toen het westelijk deel van het Rijnland door de Geallieerden was veroverd, daar strooptochten werden ondernomen door Nederlandse BS'ers; op deze twee thema's komen wij in de hoofdstukken 14 en 15 nog terug. 3 Na de oorlog was de officiële schatting van het Bundesministerium fur Vertriebene van de Bondsrepubliek Duitsland: vijf-en-zeventigtot honderdduizend. (Die Vertreibung der deutschen Bevol kerung aus den Gebleten öst/ich der Oder-Neisse, dl. J, I (z.j.), p. 65 E)
gehouden; vrijwel alle grote gebouwen waren er verwoest en een groot deel van de bevolking bleek er verdwenen te zijn (de Joden waren er door de Einsatzgruppen uitgeroeid, de partisanen hadden er zware verliezen geleden, de burgerbevolking was er getroffen door bloedige represailles en enkele miljoenen mannen en vrouwen waren naar Duitsland gedeporteerd). Bovendien drongen nu de eerste berichten door die deden vermoeden dat talloze Russische krijgsgevangenen die in '41 en '42 in Duitse handen waren gevallen, niet meer in leven waren ', en toen het Rode Leger in de zomer van '44 het gebied bij Lublin had bevrijd, was daar het grote eoncentratie- en vernietigingskamp Majdanek (officieel: het Konzentrationslager Lublin) ontdekt waar honderdduizenden gevangenen waren afgebeuld en vele tienduizenden Poolse Joden in primitieve gaskamers vermoord. Een Russische staatscommissie toog onmiddellijk op onderzoek uit - haar rapport werd eind '44 gepubliceerd, gaf een duidelijk beeld van wat zich in Majdanek had afgespeeld en leidde tot een proces waar in Russische bladen en radio-uitzendingen veel aandacht aan werd besteed. Daar kwam nog bij dat eind '44 en begin '45 in deze media, die van de zomer van '41 af in ongeremde bewoordingen haat tegen Duitsland en de Duitsers hadden gepredikt, o.m. in teksten van de schrijver Ilja Ehrenburg onverholen werd gezegd dat de Russische militairen zich op Duits grondgebied alles konden veroorloven: plunderen en moorden, zoveel als zij wilden; ook was ,nog van belang dat van de in Azië gemobiliseerde Russische militairen velen uit een samenleving kwamen waar het traditie was dat wat en wie zich op het veroverde grondgebied van een vijand bevond, eigendom was van de veroveraar."
XCHet spreekt vanzelf dat de berichten omtrent de wandaden aan Russische kant (er waren overeenkomstige wandaden van de eerste Poolse eenheden die de gebieden gingen bezetten welke aan het nieuwe Polen waren toegewezen) Goebbels en de zijnen welkom waren: er werd
XCI Men schat dat van de vijf-en-een-half miljoen Russische krijgsgevangenen een miljoen door de Einsatzgruppen van de SD in het oosten is geliquideerd dan wel in de concentratiekampen doodgeschoten of vergast en dat voorts in de kampen van de Wehrmacht en in de concentratiekampen (hoofdzakelijk in de kampen van de Wehy macht'ï bijna twee miljoen driehonderdduizend zijn bezweken; die cijfers waren natuurlijk eind '44-begin '45 nog niet bekend. 2 Van maart af werden de Russische militairen weer systematisch aangespoord, zich gedisciplineerd te gedragen. In de officiële publikatie van het Bundesministerium JÜY Vertriebene wordt overigens ook vermeld dat' eine beträchtliche Anzahl' dier militairen misdragingen is tegengegaan. (Die Vertreibung dey deutschen Bevolleeruno aus den Cebieten ostlich. der Oder-Neisse, dl. I, I, p. 62 E)
zoveel mogelijk publiciteit aan gegeven teneinde bij de Duitse militairen en bij de Duitse burgerij de wil tot volhouden te versterken. Die Duitse propaganda nu droeg bij tot een gebeuren dat in de omvang waarin het zich voordeed, niet was voorzien: in de gebieden waarin het Rode Leger dreigde door te dringen en waarin toch al geruchten over het Russische optreden de ronde deden, maakte zich een panische angst meester van een groot deel van de Duitse burgerij; dat deel wilde zo spoedig mogelijk westwaarts trekken of westwaarts worden geëvacueerd. Ordelijke en tijdige evacuaties werden door de gezagsdragers van de NSDAP lange tijd tegengegaan als blijken van defaitisme - werd dan eindelijk verlof tot vertrek gegeven, dan was het veelal te laat. Voor die evacuaties stelde de Reichsbahn, waar dat maar mogelijk was, treinen ter beschikking die propvol westwaarts reden en soms onderweg door Russische vliegtuigen werden bestookt. Uit Oost-Pruisen dat nog geen twee weken na de inzet van het Russische winteroffensief van de rest van Duitsland was afgesneden, kon ca. twee-derde van de burgerbevolking wegkomen, goeddeels over het bevroren Frische Haff waar men tot eind februari over het ijs kon lopen, en ook uit Silezië ontkwam ongeveer twee-derde van de bevolking op tijd naar het westen. Minder vluchtelingen waren er uit de gebieden tussen Oost-Pruisen en Silezië (daar waren de Russen te snel opgerukt). Het totaal aantal vluchtelingen wordt geschat op vijf miljoen: ca. de helft van de Duitse burgers die begin '45 ten oosten van de Oder-Neisse-lijn woonden.
XCDe vlucht van zoveel miljoenen, zulks in weken waarin het bitter koud was, ging met grote ontberingen gepaard - er zijn tallozen door het ijs gezakt, anderen zijn verdronken doordat evacuatie-schepen tot zinken werden gebracht; vermoedelijk zijn van de vijf miljoen vluchtelingen vele honderdduizenden omgekomen.
XCDe vlucht derwas een menselijke tragedie die, historisch beschouwd, het Duitse volk aan zichzelf te wijten had. Wij achten het gepast er daarbij op te wijzen dat de situatie van de concentratiekampgevangenen die door de SS uit het gehele gebied dat door het Rode Leger veroverd dreigde te worden, westwaarts werden gedreven, heel veel ongunstiger was dan die van de vluchtelingen. De vluchtelingen waren
redelijk goed gevoed, zij hadden kleding die hen tegen de kou beschermde, en niet te slechte schoenen, zij konden meedragen wat zij meenden nodig te kunnen hebben, dekens bijvoorbeeld, en zij werden, zij het na een bijna steeds hoogst moeizame reis of tocht, door organen van de NSDAP opgevangen die hen bij particulieren of in daarvoor in aanmetking komende gebouwen onderbrachten; daar was iets van verwarming, daar kregen zij na enige tijd weer de (overigens krappe) rantsoenen die de Duitse burgerij ontving.
XCDe concentratiekamp-gevangenen evenwel waren half-verhongerd, hadden niet meer dan de dunne concentratiekamp-kleding om het lijf, bezaten geen goede schoenen en evenmin dekens, werden opgejaagd door SS'ers die allen die van uitputting neerzegen, doodschoten, en werden, ergens op een station aangekomen, in open goederenwagons geladen die westwaarts reden zonder dat aan de meeste gevangenen ook maar een stuk brood te eten of een teug water te drinken werd gegeven.
XCZo was het, in januari' 45, bij de evacuatie van het immense complex Auschwitz-Birkenau; zo was het al eerder toegegaan bij de evacuatie van andere kampen, Majdanek bijvoorbeeld; zo zou het ook in de allerlaatste maanden, ja allerlaatste dagen van de oorlog toegaan bij de evacuatie, d.w.z. bij het voor de naderende bevrijders uitdrijven, van de gevangenen uit talrijke kampen in andere delen van Duitsland.
XCWij hebben in hoofdstuk I van ons deel 8 (Gevangenen en gedeporteer den) in de geschiedenis van de Duitse concentratiekampen in de tweede wereldoorlog drie fasen onderscheiden: de eerste fase was die van de 'Vernichtung durch Arbeit' (woorden waarmee Reichsjustizminister Thierack in september '42 de functie der concentratiekampen had aangegeven), de tweede fase, eind '42-begin '43 aanvangend, die waarin ter wille van de inschakeling der gevangenen in de oorlogsindustrie bepaalde verzachtingen in het regime werden aangebracht (aan de gevangenen, behalve aan de Joden en Russen, mochten bijvoorbeeld voedselpakketten worden toegezonden) en de derde fase was die van de evacuatietransporten en van de overvolte in de resterende kampen waar verwoestende epidemieën uitbraken. Een door ons in deel 8 weergegeven, betrouwbare schatting hield in dat tot eind '44 in alle 'officiële', d.w.z. door de SS geleide concentratiekampen bij elkaar bijna achthonderdduizend
schreven gevangenen waren omgekomen (dat cijfer sluit dus niet de miljoenen Joden en anderen in die in bepaalde kampen, zonder te zijn ingeschreven, waren vergast) - er waren eind '44 nog ca. zevenhonderdvijftigduizend ingeschreven gevangenen in leven.
XCVan hen zijn in de periode van eind december '44 tot begin mei '45, in niet veel meer dan vier maanden dus, naar schatting nog minstens driehonderdduizend
XCIn deel 8 van ons werk hebben wij getracht, de lezer een beeld te geven van hetgeen in de jaren van de Duitse bezetting met de Nederlandse gevangenen en gedeporteerden is geschied. Wij schreven er in over krijgsgevangenen, gijzelaars, gevangenen die in Duitsland in tuchthuizen dan wel in concentratiekampen waren opgesloten, en tenslotte over gedeporteerden: vele tienduizenden Joden en enkele honderden Zigeuners.
XCOp de gijzelaars behoeven wij in dit hoofdstuk niet terug te komen - de laatste groepen van diegenen wier lot wij in deel 8 behandelden (de z.g. Indische gijzelaars en de Z.g.anti-verzet-gijzelaars), werden, op enkele uitzonderingen na, begin september '44 vrijgelaten. De krijgsgevangenen en de gevangenen in de Duitse tuchthuizen zu11enin dit deel aan de orde komen in het hoofdstuk dat aan de ineenstorting van Duitsland wordt gewijd, en wat de gedeporteerden betreft, schrijven wij nu slechts over diegenen die in de herfst van' 44 nog in leven waren in de kampen waarin zij als gevangenen van de SS waren ingeschreven: dat was slechts een klein deel van allen die gedeporteerd waren.
XCVan juli '42 tot begin september '44 waren in totaal meer dan drieen-negentigduizend Joden naar het oosten verdwenen: ruim vier-endertigduizend naar het vernietigingskamp Sobibor waar zij bijna a11en onmidde11ijk door vergassing om het leven waren gebracht, en ca.negenen-vijftigduizend naar het complex Auschwitz-Birkenau, dat tegelijk vernietigingskamp en concentratiekamp was. Ook waren naar AuschwitzBirkenau in mei '44 tweehonderdvijf-en-veertig in Nederland opgepakte Zigeuners gedeporteerd. Van die Zigeuners (slechts ruim vijftig hunner bleven in leven) zijn, naar men moet aannemen, velen in de gaskamers van Birkenau vermoord toen daar het Zigeun.erlager begin augustus '44 werd opgeruimd, zoals dat heette. Wat de Joden betreft: van hen waren zeven-en-dertigduizend, zonder ingeschreven te zijn, onmiddellijk na aankomst in Auschwitz-Bitkenau vermoord - ca. achttienduizendvijfhonderd waren er wèl als gevangenen ingeschreven en ca. drieduizendvijfhonderd anderen hadden in eerste instantie Auschwitz-Brrkenau niet bereikt: dit waren mannen en jongens die men in de laatste maanden
van 42 in Kosel (zie kaart VII op pag. 828) gedwongen had uit de deportatietrein te stappen en die in allerlei, toen niet onder de SS ressorterende, Zwangsarbeitslager [ür juden tewerk waren gesteld - kampen die geleidelijk hetzij in het kampcomplex Auschwitz-Birkenau, hetzij in het kampcomplex Gross-Rosen waren ingevoegd, de laatste per I april '44. Toen het complex Auschwitz-Birkenau in januari '45 werd geëvacueerd, waren van de ca. drieduizendvijfbonderd leden van de 'Koselgroep' niet veel meer dan vier- tot vijfhonderd nog in leven. Hoeveel uit Nederland afkomstige Joden toen elders in het complex in leven waren, is niet precies bekend; veruit de meesten van de ca. achttienduizendvijfhonderd ingeschreven gevangenen waren te gronde gegaan - misschien hadden zich omstreeks tweeduizend kunnen handhaven. In de herfst van '44 was het complex Auschwitz-Birkenau (het vernietigingskamp Sobibor was in de herfst van '43 na een opstand waaraan ook enkele Joden uit Nederland hadden deelgenomen, afgebroken) niet het enige deportatie-oord waarin zich groepen Joden uit Nederland bevonden: bijna vijfduizend waren overgebracht naar het Z.g. Altersghetto Theresienstadt in Bohemen (maar van die bijna vijfduizend werden in september en oktober '44 circa drieduizend naar Auschwitz-Birkenau doorgezonden) en ruim drieduizendvijfbonderd naar het kamp BergenBelsen (tussen Hannover en Hamburg) dat bedoeld was om er uit tal van landen de Joden in op te nemen die in aanmerking kwamen voor uitwisseling met in Geallieerde landen geïnterneerde Rijksduitsers - Bergen-Belsen was een Aastauschlager.
XCBehalve Joodse waren ook niet-Joodse Nederlanders in concentratiekampen in Duitsland terechtgekomen - voor de namen van die kampen verwijzen wij naar kaart VII. In die kampen bevonden zich medio augustus' 44 bijna negen-en-twintighonderd mannelijke en ruim tweehonderd vrouwelijke Nederlandse, bijna allenniet-Joodse, gevangenen: Schutzhèfilinge ('politieke gevangenen', die krachtens een Schutzhaftbefeh! van de SS waren opgesloten) - de vrouwen in het Frauenkonzentrations lager Ravensbrück, de mannen in diverse andere kampen. Er waren evenwel vóór midden augustus '44 méér Nederlandse 'politieke gevangenen' naar de concentratiekampen in Duitsland gestuurd - onze in deel 8 opgenomen schatting was dat daar voordien omstreeks achthonderdvijftig Nederlandse politieke gevangenen waren bezweken, velen in de jaren '41 en '42 toen het gehele beleid van de SS in de concentratiekampen in het teken stond van de al weergegeven formule: 'Vernichtung durcn Arbeit',
XCHet ligt niet op onze weg, hier uitgebreid
-, \. SLOWAKIJE ~bolldgellooc)
XCVII. De concentratiekampen van de SS tijdens de Tweede Wereldoorlog
XCdeel 8 hebben geschreven over het lot van diegenen die van begin '41 tot in september '44 in de concentratiekampen in Duitsland waren terechtgekomen - anderzijds lijkt het ons ook niet juist om bij de lezer vandeel het gedifferentieerde beeld bekend te veronderstellen dat wij in deel 8 hebben neergelegd. Enkele elementen uit dat beeld willen wij dus herhalen, zulks vooralom de lezer duidelijk voor ogen te stellen dat wat wij over het lot van de concentratiekamp-gevangenen in de periode september '44-begin mei '45 te berichten hebben, strijd en lijden schetst van mensen van wie velen al enkele jaren het hoofd hadden moeten bieden aan de verschrikkingen van het bestaan in de concentratiekampen. Wij zullen overigens in dit hoofdstuk de periode september '44-begin mei '45 niet in haar geheel behandelen. In april en in de eerste dagen van mei zijn namelijk de gevangenen uit een groot aantal kampen in Noord-, Midden- en Zuid-Duitsland op zinloze evacuatiemarsen gezonden maar
lonnes van de Zweedse regering en van het Internationale Rode Kruis - gebeurtenissen die nauw samenhingen met het oorlogsverloop in de laatste twee maanden van de tweede wereldoorlog en speciaal met het grillig beleid van Himmler, de Reichsjuhrer-SS. In het hoofdstuk dat wij aan Duitslands ineenstorting zullen wijden (wij zullen daarin, gelijk reeds aangekondigd, ook over de krijgsgevangenen en de gevangenen in de tuchthuizen in Duitsland schrijven), vindt dus dit hoofdstuk: 'Concentratiekampen, derde fase', zijn afsluiting.
XCIn de eerste fase van de geschiedenis van de concentratiekampen in de tweede wereldoorlog, d.w.z. tot eind '42-begin '43, was de 'Vernichtung durch Arbeit' geen frase geweest maar barre werkelijkheid. Enkele door ons in deel 8 gegeven cijfers toonden dat aan. In het concentratiekamp Dachau stierf (d.w.z. bezweek, werd doodgeslagen, doodgeschoten of op andere wijze vermoord) in het jaar '42 meer dan de helft van de gevangenen, in Mauthausen meer dan drie-vijfde, in Auschwitz-Birkenau drie-vijfde alleen al in drie maanden: juli, augustus en september '42. Van de ca. tweehonderdduizend ingeschreven gevangenen die zich in totaal in de tweede helft van '42 in de concentratiekampen van de SS bevonden, stierf in de zeven maanden van juni t.e.m. december op zijn minst een derde, misschien wel twee-vijfde - het was niet alleen een immense slachting maar ook een gigantische verspilling van arbeidskracht.
XCIn september '42 nu wist Speer, de Reiehsminister für Bewaffnung und Munition, te bereiken dat Duitse ondernemingen het recht zouden krijgen, in de concentratiekampen werkplaatsen in te richten, eind oktober werd aan de gevangenen, behalve aan de Joden en de Russen, het recht verleend, voedselpakketten te ontvangen en in december schreefHimmIer aan de concentratiekamp-commandanten voor dat zij de gevangenen beter voedsel moesten geven en hen minder moesten afbeulen. In verscheidene kampen duurde het maanden voor men er iets merkte van de relatieve verbetering van het regime 1, maar deze tekende zich in de loopdan een vierde van alle ingeschreven gevangenen; in oktober 'f3 was het sterftepercentage gedaald
I Begin '43 stierf in het complex Auschwitz-Birkenau in één maand: februari, meer
van '43, kijkt men naar alle concentratiekampen tezamen, steeds duidelijker af Daarwaren in de maand augustus '42 op een totaal van honderdvijftienduizend ingeschreven gevangenen twaalfduizendtweehonderd gestorven (bijna II %) in de maand augustus '43 stierven er vierduizendzevenhonderd op een totaal van tweehonderdvier-en-twintigduizend (ruim 2 %). Een groot deel van de gevangenen was dwangarbeider geworden ten dienste van de Duitse oorlogsindustrie. Zij werkten of ten bate van de omstreeks veertig SS-ondernemingen (ondernemingen welker beheer was samengevat in het in Oranienburg bij Berlijn gevestigde SS- Wirtschafts und Verwaltungshauptamt waaronder ook de 'officiële' concentratiekampen ressorteerden) of ten bate van talloze particuliere Duitse ondernemingen; men schat dat uiteindelijk in de concentratiekampen van alle gevangenen (vijfhonderdvier-en-twintigduizend in augustus '44, zevenhonderdvijftigduizend in januari '45) vijftigduizend werkzaam zijn geweest voor SS-ondernemingen, vierhonderdvijftigduizend voor particuliere.
XCZo werden, om een enkel voorbeeld te geven, in het bij Auschwitz gelegen plaatsje Monowitz in opdracht van het IC Farhen-concern ook door gevangenen uit Auschwitz-Birkenau grote fabrieken gebouwd voor de productie van kunstrubber en synthetische benzine alsmede een electrische centrale en werd in '44 meer dan een derde van de vliegtuigproductie van de Messerschmitt-fabrieken vervaardigd door gevangenen uit de concentratiekampen Flossenbürg en Mauthausen. Van belang was ook dat in '43, toen Hitler had besloten, de productie van V-wapens prioriteit te geven, Himmler de toezegging had gedaan dat talrijke onderdelen vervaardigd zouden worden door concentratiekamp-gevangenen en dat dezen ook voor de assemblage van de nieuwe wapens zouden zorgen - al die arbeid zou, met het oog op het Geallieerde luchtoffensief, plaatsvinden in onderaardse tunnels; nieuwe tunnels werden toen uitgehakt door tienduizenden gevangenen van Mauthausen en een bestaand tunnelcomplex werd uitgebreid in de Harz; hier ontstond een nieuw concentratiekamp-complex: Mittelbau, door de gevangenen 'Dora' genoemd (wij zullen verder die tweede naam gebruiken), waarheen in totaal ca. zestigduizend gevangenen zijn overgebracht.
XCUit de uitbreiding van het aantal gevangenen, maar vooralook uit het feit dat zij in honderden, buiten de concentratiekampen gelegen bedrijven moesten zwoegen, was voortgevloeid dat meer en meer gevangenen uit de 'hoofdkampen' waren ondergebracht in soms ver daarvan verwijderde z.g. Aussenkommandos. Eind '42 waren er in totaal 56 van die Aussenkommandos geweest - vóór eind '44 kwamen er 718 bij en in de
laatste maanden van de oorlog nog eens 149. I In sommige Aussenkom mandos hadden de gevangenen een naar verhouding dragelijk bestaan, andere stonden als 'Mordkommandos' bekend.
XCWie bepaalden of men in een 'goed' dan wel in een 'slecht'Kommando werd opgenomen? Niet SS'ers maar gevangenen.
XCBij elk kamp bevond zich een staf van SS'ers (de 'kamp-SS') en bevonden zich bewakingseenheden (de 'bewakings-SS'); die bewakers hadden oorspronkelijk allen behoord tot de SS- Totenkopf-Standarten, die sinds '40 evenwel geheel in de Waffen-SS waren opgegaan. De Wach sturmbanne die sindsdien de bewaking hadden overgenomen (sinds april '41 waren zij formeel een onderdeel van de Waffen-SS, evenals de 'kamp-SS' trouwens), hadden sinds '40-'41 een veel gemengder karakter aangenomen; men trofin deze eenheden, behalve Waffen-SS'ers die niet meer tot frontdienst in staat waren, ook oudere leden aan van de Allge meine SS2, van de SA en van de Ordnungspolizei, dan oudstrijders uit de Eerste Wereldoorlog en afgekeurde militairen van de Wehrmacht en verder nog Volksduitsers", Litauers en Oekraïners, in Nederland (en in enkele kampen buiten Nederland) ook Nederlanders. In totaal waren er eind '44 ca. vijf-en-dertigduizend bewakings-SS'ers. Het aantal kamp SS'ers was veel kleiner: eind '44 niet veel meer dan vijfduizend. Dat alles betekende dat er toen gemiddeld zeven bewakings-SS'ers en één kamp SS'er waren op elke honderdvijftig gevangenen.
XCHet was vrijwelonmogelijk uit een concentratiekamp te ontsnappen: buiten de kampen zouden de gevangenen onmiddellijk opvallen door hun gestreepte kleding en door het feit dat zij kaalgeschoren waren, bovendien waren althans de grote kampen omgeven met onder electrische spanning staand prikkeldraad, met hoge omheiningen en met wachttorens. Bewakings-SS 'ers bemanden de in die torens geplaatste machinegeweren, vormden overdag een cordon om het kamp en begeleidden alle gevangenen die hetzij buiten een hoofdkamp, hetzij buiten een Aussenkommando werden tewerkgesteld. Alle bewakings-SS' ers waren goedgewapend en zij hadden vaak afgerichte honden bij zich. Moest een groep gevangenen buiten een kamp werken, dan was er in de regeléén bewakings-SS' er op elke tien gevangenen. \
XCI Het totale aantal Aussenkommandos was toen geringer geworden doordat enkele karnpen, waaronder Auschwitz-Birkenau, waren ontruimd. Auschwitz-Birkenau alleen al had 43 Aussenkommandos gekend. Dachau heeft er de meeste gehad: 135. 2 D.w.z. van de politieke organisatie van de SS. 'Leden van _Duitse minderheden in landen als Polen, Hongarije, Roemenië
XCVoor de kamp-SS was de bewakings-SS het belangrijkste hulpmiddel. Die kamp-SS ontving zijn algemene instructies van het al genoemde SS Winschafis und Veru/altungshauptamt wat het lot van de gevangenen betreft stond zij via haar z.g. Politische Abteilung in verbinding met landelijke of regionale instanties van de Sicherheitspolizei und SD en met het in Berlijn gevestigde Reichssicherheitshauptamt. In laatste instantie was in elk kamp de kamp-SS heer en meester - wij schrijven 'in laatste instantie', want om het zich gemakkelijk te maken (wij herinneren er aan dat er gemiddeld op elke honderdvijftig gevangenen slechts één kamp-SS'er was) had de kamp-SS een groot deel van het directe gezag waaraan de gevangenen werden onderworpen, aan sommigen van die gevangenen gedelegeerd.
XCElk kamp had een gevangenen-hiërarchie met een Lagerältester aan het hoofd. Werkploegen, Kommandos. stonden er onder Kapo's. Elke slaapbarak had een eigen Block-Áltester, elk deel van een slaapbarak (Stube) had een Stube-Altester, Kapo's hadden de leiding van de kamppolitie en de kampbrandweer, van de keukenploeg. in de barak waar de kampkleding werd uitgereikt, in de kampgevangenis (de Bunker), in de ziekenafdeling (het Revier), in de kantoren waar de binnenkomende gevangenen over de verschillende barakken werden verdeeld en bij de verschillende Kommandos ingedeeld, enzovoort. Die gevangenen vormden een bonte mengeling en niet alleen naar nationaliteiten (daarvan telde Dachau er ten tijde van de bevrijding 32). Alle door de Sicherheitspolizei und SD vervolgde groepen waren onder de gevangenen vertegenwoordigd: politieke tegenstanders, Getuigen van Jehova, homosexuelen, asocialen, Joden, en Russische en andere dwangarbeiders; daarnaast waren de kampen al vóór de tweede wereldoorlog gebruikt om er diverse categoriëen Duitse misdadigers, vooralook z.g. Berufsuerbrecher, in op te sluiten - die misdadigers waren het aan wie, soms samen met asocialen, de kamp-SS aanvankelijk het vormen van de kamphiërarchie had opgedragen. Dat betekende dat wie uit de quarantaine-afdeling welke elk kamp kende, in het eigenlijke kamp werd opgenomen, o.m. voor het werk dat hij daar te verrichten kreeg, afhankelijk was van beslissingen, genomen door beroepsmisdadigers en asocialen en ook verder onderworpen bleef aan de nukken en grillen (en vaak ook wreedheden) van deze Kapo's en hun helpers.
XCMen mag niet generaliseren: er zijn er onder die beroepsmisdadigers en asocialen geweest die zich als goede kameraden hebben ontpopt, maar dat waren uitzonderingen. Regel was dat de overige concentratiekampgevangenen bitter te lijden hadden onder het regime van een kleine
groep: die der Kapo's en hun helpers, die zichzelf allerlei voorrechten permitteerde (meer eten, licht werk, een betere slaapplaats, betere kleding) en daardoor in feite binnen de door de SS gestelde grenzen parasiteerde op die overige gevangenen. Geen wonder dat van de rijen dier laatsten uit voortdurend werd getracht, de hiërarchie van misdadigers en asocialen ten val te brengen - vóór de oorlog gelukte dat alleen in Sachsenhausen, nadien mede in Buchenwald, Dachau en Ravensbrück. In die vier karnpen kwam na levensgevaarlijke intriges de macht, voorzover gedelegeerd, bij politieke gevangenen te berusten, hoofdzakelijk bij communisten. Over het algemeen betekende dat een aanzienlijke verbetering, zij het dat er onder die communisten niet weinigen waren die, als er gunsten te verdelen waren, andere communisten voortrokken.
XCZo was de groep der gevangenen die in de concentratiekampen tegenover de SS stond, niet homogeen maar verdeeld: verdeeld naar nationaliteir', naar kategorie, ten dele ook naar levensbeschouwing en politieke overtuiging, maar vooralnaar 'klasse' - wij schreven in deel 8 over de 'aristocratie' van de Kapo's, de 'middenstand' van hun helpers en van diegenen die zij in 'goede'Kommandos hadden laten opnemen, en het 'proletariaat' van de overige gevangenen, en wij gaven een schatting weer volgens welke er op elke tien 'aristocraten ' en honderd 'middenstanders' duizend 'proletariërs' waren. Tegenstellingen waren dat van een scherpte die de maatschappij buiten de kampen niet kende - tegenstellingen namelijk die beslissend waren niet voor welstand of armoede maar voor leven of dood.Hollanders, Belgen, Fransen en Russen kunnen geen dierist nemen.' (Ed. de Nève (ps. van Jean Lengler): Glorieuzen
1 Wij vermelden in dit verband dat de mannelijke Rijksduitsers onder de gevangenen (dat sloot de Oostenrijkers in) eind '44 in de gelegenheid werden gesteld, dienst te nemen bij de In Dachau gaven zich volgens de Nederlandse gevangene Nico Rost 'de meeste Duitsers' op, 'nog voordat ze er toe verplicht werden', de meeste Oostenrijkers weigerden. 'Vele communisten' onder diegenen die zich hadden op gegeven, werden afgewezen - zij die aangenomen waren, werden begin december in SS-uniform gestoken. 'Allen', schrijft Rost, 'zijn nu ontnuchterd. Velen van hen zijn al acht of tien jaren in het kamp en ze vragen zich af of ze daarvoor gestreden hebben: om nu in SS-uniform naar het front te worden gestuurd.' (Nico Rost: (1947), p. 136-38) In Sachsenhausen waren er volgens de Nederlandse politieke gevangene Edouard de Nève 'maar zeer weinige' politieke gevangenen die zich tot de militaire dienst bereid verklaarden - wèl deden dat 'de meeste groenlappen', d.w.z. misdadigers. 'Er zijn ook Hollanders die zich komen aanmelden. Heel weinig. Maar er zijn er. Twee hunner hebben een groene driehoek - misdadigers. Zij worden allen weggezonden.
XCMen kon in de concentratiekampen op den duur slechts in leven blijven als de dagelijkse portie voedsel niet te gering was om de vormen van uitputting te doorstaan waaraan men werd blootgesteld. Er moest elf uur per dag worden gewerkt - een zware opgave wanneer men dat werk in een ordelijke fabriekshal te verrichten had, dubbel zwaar wanneer men, schamel gekleed en slecht geschoeid, werken moest in de openlucht of in een steenkolenmijn of in een tunnel voor V-wapens. Dan waren er de appèls: het zich tweemaal per dag opstellen om geteld te worden, hetgeen uren kon duren. De rantsoenen die de tot de burgerij behorende Z.g.normale verbruikers ('Normalverbraucher') in Duitsland kregen, zouden onvoldoende zijn geweest om de krachten op peil te 'houden eigenlijk had men voor de concentratiekamp-gevangenen die rantsoenen moeten verhogen met de gebruikelijke toeslagen voor zware of zelfs zeer zware arbeid. De voor de concentratiekamp-gevangenen vastgestelde officiële rantsoenen waren evenwel een kwart lager dan die welke voor Normaluerbraucher golden. De hoeveelheden levensmiddelen die volgens de officiële regels dagelijks bij de concentratiekampen werden aangevoerd, waren dus al te klein. Uit die hoeveelheden werd bovendien op grote schaal gestolen: door de kamp-SS en door de bewakings-SS - van wat dan overbleef, eigenden de Kapo's en hun helpers zich alles toe wat zij begeerden. Men schat dat aan de 'gewone' gevangenen in doorsnee een derde werd onthouden van het toch al veel te karige voedsel waarop zij recht hadden. In Mauthausen kregen zij in de tweede fase (die van het minder harde regime) dagelijks voedsel met een verbrandingswaarde van I400 calorieën - het dubbele zou in de omstandigheden van het kamp niet eens voldoende zijn geweest. Met dat al had, afgezien nog van de mogelijkheid om pakketten te ontvangen, de tweede fase op voedingsgebied een verbetering gebracht, vergeleken met de eerste; zo hadden in de strenge winter van '4I op '42 de gevangenen in Dachau dagelijks voedsel gekregen met een verbrandingswaarde van slechts IOOO calorieën.
XCUit de nederlagen nu die de Wehrmacht leed, vloeide in de winter '44-'45 voort dat gebieden die veel voedsel hadden voortgebracht, voor Duitsland verloren gingen: er was dus in het land als geheel minder voedsel te verdelen. Het transport van al dat voedsel was door de overbelasting van de Reichsbahn al van een vroeg stadium in de oorlog af met zoveel moeilijkheden gepaard gegaan dat de Normalverbraucher in de grote steden menigmaal op hun bonnen niet de rantsoenen hadden kunnen krijgen waarop zij recht hadden (vrij hoge rantsoenen, ongeveer
vooral als gevolg van de zware Geallieerde bombardementen, van de zomer van '44 af met enorme vertragingen te karnpen en bovendien werd een groot deel van de locomotieven en goederenwagons door bombardementen vernield ofbeschadigd. Reparaties aan de lijnen, spoorbruggen en rangeerterreinen alsmede aan het rollend materieel werden naar vermogen bespoedigd, maar alle inspanningen (gecoördineerd, gelijk in hoofdstuk I vermeld, door Fiebig, de organisator van de roof van voorraden en machines uit bezet Nederland) konden niet verhinderen dat het aantal dagelijks beschikbare goederenwagons voortdurend afnam. In '43 waren dat er gemiddeld bijna 140000 geweest, in januari '45 waren het nog maar 70000, in februari (de Russen stonden toen aan de Oder, Amerikanen en Engelsen naderden de Rijn) bijna 40000, in maart 15000. Uiteraard hadden bij het resterende spoorwegvervoer militaire transporten prioriteit - veel voedseltransporten kwamen te vervallen en hoewel de rantsoenen officieel maar weinig daalden (Hitler verzette zich heftig tegen elke door de overheid bekend te maken verlaging), werd het voedsel voor de Duitse burgers in de steden (nauwkeurige cijfers zijn niet bekend) uitgesproken krap. Daar kwam dan nog bij dat miljoenen Duitse vluchtelingen elders in Duitsland ondergebracht (en gevoed) moesten worden: vijf miljoen alleen al uit de gebieden ten oosten van de Oder-Neisse-lijn en een onbekend aantal uit het goeddeels ontruimde Rijnland bewesten de Rijn. Tenslotte waren er de Geallieerde bombardementen: werden in de steden, groot en klein, hele wijken weggevaagd, dan werden vaak ook bakkerijen onherstelbaar beschadigd - soms waren dat bakkerijen die ervoor moesten zorgen dat er naar een nabij concentratiekamp of naar bepaalde Aussenkommandos brood werd gebracht.
XCWare aan de zijde van de SS de wil aanwezig geweest om het lot van de concentratiekamp-gevangenen niet zwaarder te maken dan het toch al was (die wilontbrak), dan zou uit de geschetste omstandigheden al zijn voortgevloeid dat de gevangenen in de derde fase minder voedsel zouden hebben gekregen dan in de tweede. In feite werd de situatie door de volte in de kampen nog veel kritieker. Het totaal aantal gevangenen, vijfhonderdvier-en-twintigduizend in augustus '44, beliep in januari '45, gelijk reeds vermeld, zevenhonderdvijftigduizend - bovendien werd dat groter aantal gevangenen samengeperst in een kleiner aantal kampen. Het Majdanek-complex (het Konzentrationslager Lublin) (zie kaart VII op pag. 828) was in juli '44 ontruimd, het concentratiekamp Vught werd ontruimd begin september, zo ook het concentratiekamp NatzweiIer in de Elzas (kamp waarin de meeste z.g. Nacht-und-Nebel-gevangenen waren opgesloten, onder hen ca. vierhonderd Nederlandse
nen I), de enorme complexen van Stutthof en Auschwitz-Birkenau m januari, het complex Gross-Rosen in februari.
XCDeze ontruimingen betekenden dat vele tienduizenden gevangenen de resterende, toch al sinds jaar en dag overvolle concentratiekampen in Midden- en West-Duitsland werden binnengevoerd, ondergebracht in de quarantaine-afdelingen (in barakken, als die er waren, anders in tenten, en als ook die ontbraken, in de openlucht) en vervolgens, voorzover niet bezweken, in de eigenlijke kampen of in de Aussenkommandos opgenomen. In elk kamp waren meer monden te voeden en voor elk kamp was, gelijk gezegd, minder voedsel beschikbaar. De calorische waarde der rantsoenen daalde van maand tot maand. In Dachau, waar de voedselsituatie van begin '44 af al belangrijk was verslechterd, werd die waarde gehalveerd: van ruim 1000 calorieën in september '44 tot ca. 530 in april '45; een medische onderzoeker" kwam kort na de oorlog op grond van getuigenverklaringen tot de conclusie dat in de winter '44-'45 de gevangenen in Ravensbrück gemiddeld per dag voedsel hadden gekregen met een verbrandingswaarde van 800--900 calorieën; in Bergen-Belsen was dat 500--600 calorieën geweest, in Mauthausen 500. Wel te verstaan: dit waren gemiddelden voor een periode van vele maanden - de daling welke zich van maand tot maand voordeed, komt er niet in tot uiting. In verscheidene kampen was in de laatste oorlogsweken vrijwel niets meer te eten.
XCOnvermijdelijk was het dat de hongerziekte welke wij in hoofdstuk 3 ('Hongerwinter') beschreven, in de concentratiekampen ook in de derde fase talloze slachtoffers eiste. Daarnaast werden de meeste kampen geteisterd door epidemieën; vooral de vlektyphus breidde zich uit. In de meeste hoofdkampen en Aussenkommandos beperkte men zich er toe, de vlektyphuspatiënten in aparte barakken te concentreren waar men hen veelal aan hun lot overliet. 'Het typhus-quarantaine-Block van Vaihingen was', aldus Floris Bakels die, uit Natzweiier geëvacueerd, in dat Aussen kommando van Dachau was terechtgekomen,
XC'één oneindige nachtmerrie: je moest telkens bedenken dat het intussen geenin zijn in '52 verschenen proefschrift: Het Duitse concentratiekamp. Een medische en psychologische studie
I waren gevangenen die, krachtens een in september '4I door Hitler genomen besluit, in een concentratiekamp als het ware in 'nacht en mist' moesten verdwijnen - contact met hen was niet gepermitteerd, hun relaties moesten de indruk krijgen dat zij dood waren. 2 Aangehaald door dr. E. A. Cohen
nachtmerrie doch realiteit was. Er lagen honderden HäJtlinge in alle stadia te creperen, schreeuwend, kreunend, kakelend, poepend en pissend door driehoog heen. Ik kwam te liggen in een hoek boven, en daar begon mijn armzalig restant van een luizig lichaam te koken van de koorts. Er waren enkele thermometers; eens heb ik vagelijk kunnen onderscheiden dat hij bij mij 40.8° aanwees. Erger dan de brand in het lijf was de bijl voorin de schedel. Vlektyphus veroorzaakt een soort hoofdpijn die je je niet kunt voorstellen, tenzij je fantasie zó sterk is dat je begrijpt hoe het is als je een paar centimeter diep in je voorhoofd, daar waar de haarinplanting begint, een bijl hebt vastzitten. En boven de brand en de bijt uit gloeide het geel: je zag alles helgeelvan kleur."
XCDe vlektyphus bereikte Dachau in december en besmette er onder meer Block 30 een barak die door de SS was volgepropt met verzwakte gevangenen die niet meer tot werken in staat waren; zij kregen nog minder te eten dan de overige gevangenen en hun (dunne) dekens waren hun afgenomen. Een SS'er die de in de barak hangende stank niet kon verdragen, had er de ramen uit laten verwijderen - veel gevangenen leden al aan longontsteking voordat zij ook nog aan vlektyphus gingen lijden. Vlektyphuspatiënten werden ook in andere barakken van Dachau geïsoleerd, soms evenwel, teneinde gedesinfecteerd te worden, in de winterse kou naakt naar de doucheruimten gedreven waarna men hen, in hun barakken teruggekeerd, enkele dagen liet wachten op hun kledij die gedesinfecteerd werd: naakt lagen zij dan samengepropt op overvolle britsen. Kapelaan Rothkrans, al sinds maart '42 in Dachau opgesloten, noemde Block 21 (dit was mèt Block 25 een barak waarin louter vlektyphuspatiënten lagen) 'een hel in de hel. Zelfs de blokoudste, kameroudste, blokschrijver, karnerschrijver, allen hadden typhus. Niet alleen de slaapzalen, ook de waslokalen lagen vol met stervende mensen. Naast hen enkele doden in een hoek, als weggeworpen vuil. Overal uitgemergelde mensen, hun buik gezwollen, hun hemd reeds zwart, helemaalonder de zweren, vol wonden aan hun benen, op hun ruggen grote, open gaten van flegmonen, de een mist een arm, de ander een been.
XCDe enkele dokters en verplegers die er tenminste nu in I944-'45 waren (vroeger waren er geen), wisten haast niet waar ze beginnen moesten. Zij stonden als het ware machteloos tegen de steeds om zich heen grijpende vlektyphus, dysenterie, tbc en al de andere ziekten. Velen waren bang, zelf besmet te worden'2
XCI F. B. Bakels: Nacht-und-Nebel. Mijn verhaal uit Duitsegevangenissen en concentratiekam pen (1977), p. 243. 2 J. Rothkrans: Dachau, hel en hemel (1957), p.
enkele artsen onder de Nederlandse gevangenen overwonnen die angst en boden hulp (één hunner, dr. G. J. Krediet', die, aldus Rothkrans, 'dag in, dag uit' de vlektyphusbarakken was binnengegaan", bezweek in februari aan de ziekte die hij vergeefs had trachten te bestrijden);'
XC'De SS'ers waagden het niet meer, op deze bloks te komen. Er moesten vrijwilligers komen om enige redding en orde te brengen in deze haast redeloze chaos van lijden en sterven. Er werd een beroep gedaan op de priesters en velen hebben zich gemeld, zelfs ten koste van hun leven"
XCéén van die helpers was kapelaan Rothkrans zelf die er in de vlektyphusbarakken 'maandenlang van's morgens 7 uur tot's avonds 9 uur duizenden (had) geholpen, getroost, gebiecht, het H. Oliesel toegediend, de H. Communie uitgereikt, ja zelfs velen gedoopt" - hij werd tenslotte zelf ziek, 'meer dan zes weken, waarvan zeventien dagen buiten kennis, ... met vlektyphus in de ergste graad, gepaard met diarrhee."
XCZo was het in Dachau, zo was het óók (het zal uit het vervolg nog blijken) in andere karnpen. Luizen (de meeste kampen raakten van luizen vergeven) brachten de besmetting over en, zoals al uit het over Dachau vermelde bleek: de SS deed niets om de epidemieën effectief tegen te gaan. Duizenden door honger verzwakte, mannelijke gevangenen liet men sterven in geïsoleerde barakken - uit sommige karnperi evenwel, o.m. uit Sachsenhausen en Dora, werden de zieken overgebracht naar het Z.g. Häfilingslagervan Bergen-Belsen. Dat was een tentenkamp, waarin in maart '44 de eerste duizend zieken uit Dora waren ondergebracht (er zijn ui! deze groep zeven-en-vijftig overlevenden) - men kan dat Hi.ifilingsJ. in. Dachau, p. 204) 'J. Rothkrans: Dachau, hel en hemel, p. 178. 5 A.v. 6 A.v., p.
I Dr. Krediet, arts te Wassenaar, had o.m. in de winter van '41 op '42 belangrijke hulp verleend aan de geheime agent Peter Tazelaar, die door de groep-HazelhoffRoelfzema op het strand te Scheveningen was afgezet; hij was eind februari '42 gearres teerd en via NatzweiIer in Dachau beland. 2 Rothkrans: p. 177. 3 Lijdend aan vlektyphus werd dr. H. B. Wiardi Beckman, een van de voor mannen van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij, die injanuari '42 samen met Frans Goedhart op het strand te Scheveningen was gearresteerd en in NatzweiIer was geweest, begin maart in het van Dachau opgenomen; hij stierf er in de nacht van 14 op maart. 'Wij allen zijn diep onder de indruk', noteerde Nico Rost (die enkele maanden lang vergeefs gepoogd had, Wiardi Beckman te winnen voor een naoorlogs samengaan van socialisten en com munisten), 'en er is vandaag veelover hem gesproken; we beseften dat zijn heengaan een groot verlies is. Voor ons allen hier, en vooral voor later.' (Nico Rost:
lager slechts aanduiden als een gigantische vuilnisbak waarin waardeloos geachte gevangenen als afval werden gedeponeerd. Niet anders was de· situatie in een tweede nieuw kamp van het Bergen-Belsen-complex: het in augustus '44 in gebruik genomen Prauenlager. Op de katastrofale situatie in beide kampen komen wij nog terug.
XCHet oorlogsverloop had niet alleen doordat het tot grootscheepse evacuaties en het samenproppen van gevangenen in een kleiner aantal kampen leidde, een ongunstig effect op het bestaan dier gevangenen, maar het bracht ook bombardementen op de in de kampen en hun Aussenkomman dos gevestigde bedrijven met zich die aan veel gevangenen het leven kostten. In deel 8 vermeldden wij al dat het IG-Farben-complex bij Monowitz van april '44 af enkele malen door zware hommenwerpers van de American Fifteenth Air Force, d.w.z. van Zuid-Italië uit, werd aangevallen; hetzelfde geschiedde van juli '44 af met een tweede IG-Farben complex dat gebouwd werd bij Blechhammer (zie kaart VIII op pag. 855) - in het daar gevestigde, grote judenlager, dat tot het Auschwitz-complex behoorde, waren de meesten van de overlevenden uit de Kosel-groep opgesloten.
XCEind augustus '44 werden bij het concentratiekamp Buchenwald de grote fabriekshallen gebombardeerd waarin allerlei conventioneel oorlogstuig maar ook onderdelen van V-wapens werden gefabriceerd; tevens werden toen de werkgarages en de woningen van de SS-officieren aangevallen. Onder de gevangenen vielen bijna vierhonderd doden en ca. zeshonderd zwaargewonden - men moet wel aannemen dat ook van die zwaargewonden nog velen zijn bezweken.
XCMidden maart '45 werden de fabrieken en opslagplaatsen van het bij het kamp Sachsenhausen gelegen stadje Oranienburg gebombardeerd. Bij die gelegenheid werden de buizen van de drinkwatertoevoer en die van de riolering van het kamp Sachsenhausen vernield, 'inderhaast geslagen pompen leverden', aldus een Nederlandse politieke gevangene, 'uitsluitend water voor de steeds schaarser wordende maaltijden. Van wassen kwam niets meer terecht en voor de toiletten kwamen allerprimitiefste latrines." Begin april werden de werkplaatsen van Sachsenhausen en van
XC1 K. Toornstra: Van onderwijzer lol burgemeester
een van de grootste daarbij gelegen Kommandos. de z.g. Klinkenoerke (een fabriek waar men eerst bakstenen had vervaardigd en vervolgens granaten), door bommenwerpers aangevallen. Omstreeks zeshonderd gevangenen kwamen hierdoor om het leven.
XCNog groter verliezen leden de gevangenen van het Dora-complex in de Harz. Daar werd, eveneens begin april, een kazerne in Nordhausen gebombardeerd die als (primitief en onbeschrijfelijk smerig) noodziekenhuis fungeerde. Van de negentienhonderd gevangenen die ten tijde van dat bombardement in de kazerne lagen, kwamen er vijftienhonderd om het leven.
XCEr zijn, zo veronderstellen wij (nadere gegevens ontbreken), veel méér bombardementen geweest waarbij concentratiekamp-gevangenen gedood werden ofzwaargewond raakten; men moet in het oog houden dat de honderden Aussenkommandos veelal gelegen waren in industriewijken welke in de laatste fase van de Tweede Wereldoorlog herhaaldelijk door de Geallieerde luchtmachten werden bestookt.
XCOp al die bombardementen werd door de gevangenen met gemengde gevoelens gereageerd: met een wilde vreugde dat Duitsland er van langs kreeg, en met angst dat men als slachtoffer het einde van de oorlog, de dag der bevrijding, niet zou beleven. Naar die dag werd uitgezien met een verlangen, zo ondragelijk sterk dat veel gevangenen het maar liever diep in hun geest verborgen. Het spreekt intussen vanzelf dat het telkenmale naar boven kwam wanneer de mare doordrong van grote gebeurtenissen die de belofte van een snel naderend einde van de oorlog leken in te houden. Toen de gevangenen in de loop van juni '44 vernamen dat de Geallieerden in Normandië waren geland, waren velen er van overtuigd dat Duitsland de strijd nog maar luttele weken zou kunnen volhouden, hoogstens tot in augustus. In september vernam men dat na Frankrijk nu ook België was bevrijd - zou dan nu Duitslands ineenstorting komen? Neen, de vijand kon zich handhaven. Erger nog: midden december bleek hij de kracht te hebben tot een gevaarlijk offensief in het westen, het Ardennen-offensief.
'opeens het oude spookbeeld voor me: alle warmte, alle geborgenheid in God, alle vertrouwen vloeien snel weg, God is weg, de oorlog grijnst: nog één jaar, nog twee jaar! we beginnen pas! je zult de grootste ontberingen lijden en dan omkomen!
XC23 december. Alles bedorven door het bericht dat de Moffen in Luik zouden staan, ja zelfs de Belgisch-Franse grens zouden hebben overschreden. Wat betekent dit? Hebben ze nieuwe wapens? Zouden we Zuid-Nederland weer moeten ontruimen? Hoe lang gaat dit alles weer duren? Niemand durft de gedachte aan, dat dit nogjaren kan duren. We kronkelen ons in de onmogelijkste bochten om een voor onsgunstige uitleg aan de zaak te geven. Mijn God, dit gaat vee! lei/ens leasten.'
XCInderdaad, dat was, schijnt het, het effect van de eerste berichten over het Ardennen-offensief. Een Franse politieke gevangene, die in die tijd in het Revier van Mauthausen was opgenomen, schreef later: 'Le coup fut meurttier. j'ai vu, chez des centaines d'hommes, se briser le dernier ressort de vie; ils s'abandonnèrent'? waarom zou dat verschijnsel zich alleen in Mauthausen hebben voorgedaan? Wij nemen intussen aan dat die eerste pessimistische reactie ('de oorlog grijnst: nog één jaar, nog twee jaar!'] spoedig is gecorrigeerd. Dan bleef toch nog bij veel gevangenen een veel diepere angst bestaan: dat zij, slachtoffers van een barbaars bewind, getuigen van een ontelbaar aantal misdaden (en wat de gevangenen van het Auschwitz-complex betrof: ooggetuigen van een uitroeiingsmachinerie die in de gehele wereldgeschiedenis nog door geen machthebber was ontworpen en in werking gesteld), door de SS niet in leven zouden worden gelaten maar dat zij vlak voor het einde van de oorlog en masse zouden worden geliquideerd: neergemaaid wellicht met machinegeweren of opgesloten in barakken welke in brand gestoken zouden worden.
XCEén ding werd in die laatste oorlogswinter duidelijk (en paste ook in het schrikbeeld van een laatste algemene liquidatie): de SS liet haar gevangenen niet los. Naderden bevrijders, dan werden kampen ontruimd: gevangenen in treinen geladen of te voet voortgedreven en wie op zulk een evacuatiemars uitgeput aan de kant van de weg neerzeeg, werd met een nekschot afgemaakt. Het hieruit sprekende streven, te waarborgen dat geen enkele gevangene, man of vrouw, de bevrijders zou kunnen begroeten, deed het ergste vrezen voor de massale slachtingen
XC, F. B. Bakels : Nacht-und-Nebel, p. 229-30. 2 Michel de Bouard: 'Mauthauserr', Revue d'Histoire de la Deuxième Guerre Mondiale, 15-16 (juli-sept. 1954), p.
waarmee de ondergang van Hitlers Duizendjarig Rijk gepaard zou kunnen gaan.
XCHet Auschwitz-complex was in drie onderdelen gesplitst: Auschioitz I, Auschu/itz II en Auschwitz IlL Auschwitz I, aan de rand van het stadje Auschwitz gelegen, was het z.g. Stammlager, in oude kazernes gevestigd welke de SD in '40 had betrokken; Auschwitz II was een groot, uit vele, apart afgesloten delen bestaand barakkenkamp, in '42 opgebouwd bij het dorp Birkenau dat bij die opbouw was verdwenen; tot Auschwitz III werden alle Aussenkommandos van het Auschwitz-complex gerekend waartoe o.m. de fabriekscomplexen van Monowitz en van Blechhammer behoorden die wij in dit hoofdstuk reeds noemden, maar ook andere plaatsen waar uit Nederland gedeporteerden waren tewerkgesteld - wij noemden in deel 8 (zie in dit deel kaart VIII op pag. 855) de steenkolenmijnen te Jawischowitz en Janina, de cernentfabriek annex steengroeve te Golleschau, de fabriek van spoorwagons te Gleiwitz en het bij uitstek zware Aussenkommando- Warschau waar van de ca. twaalfhonderd daarheen gezonden Joden uit Nederland (twaalfhonderd van de ca. vierduizend gevangenen van dit Kommando) eind juli '44, toen alle gevangenen van Warschau naar Dachau werden getransporteerd (behalve de zieken - zij werden doodgeschoten), nog slechts zeven-en-twintig in leven waren. Bij die tocht naar Dachau moesten de gevangenen eerst vier of vijf dagen lopen en daarop volgde een reis in goederenwagons die bijna drie etmalen duurde, 'de dorst', aldus een van de zeven-en-twintig Nederlanders, 'was zo erg dat we elkaars urine dronken."
XCIn Auschwitz I zaten in augustus '44 ca. zestienduizend gevangenen opgesloten, bijna allen mannen (maar in een aparte barak bevonden zich daar enkele honderden vrouwen, onder wie tweehonderdveertig uit Nederland afkomstige, die bijna allen aan sterilisatieproeven waren onderworpen), Auschwitz II telde negen-en-vijftigduizend gevangenen en onder Auschwitz III werkten er ca. dertigduizend, ca. tienduizend alleen al in Monowitz. Op het totaal van die honderdvijfduizend gevangenen waren er meer dan twee-en-zestigduizend Joden, onder wie meer dan vijf-en-twintigduizend vrouwen die bijna allen in Auschwitz IIopgeslo
XC! 'Verslag van mededelingen van]. Rabbie' (3 maart
ten zaten. Die cijfers moet men zien als momentopnamen: gevangenen vielen ten offer aan een van de periodieke selecties (wie dan werd afgekeurd, werd in Auschwitz II, Birkenau, vergast) of kwamen door andere oorzaken om het leven - zonder dat er wijziging kwam in de totaalcijfers werden hun plaatsen dan ingenomen door ingeschreven gevangenen uit de nieuwe deportatietransporten welke Auschwitz bereikten; in de lente en zomer van '44 waren dat vooral transporten van Hongaarse Joden. Die transporten waren zo groot dat de capaciteit van de gaskamers en van de verbrandingsovens van de vier grote crematoria die in de loop van '43 in Birkenau waren gereedgekomen: de Krematoria II, III, IVen V'(Krematorium I bevond zich in Auschu/itz I), tekortschoot: een van de twee als boerderij gecamoufleerde 'oude' gaskamers van Birkenau, Bunker I, werd weer in gebruik genomen; bovendien werden tienduizenden Hongaarse Joden met nekschoten afgemaakt - hun lijken werden vervolgens in de openlucht verbrand in gigantische vuren waarin, als geen gaskamers ter beschikking stonden, ook wel levende gedeporteerden werden gesmeten. 'Als vernietigingskamp is', zo schreven wij in deel 8, 'Birkenau nimmer zo furieus actief geweest als in die gruwelijke zomer van '44.'
XCIn die tijd bestond het in deenvan Birkenau dienstdoendeuit ca. vierhonderdvijftig Hongaarse Joden, ca. tweehonderd Poolse, honderdtachtig Griekse, vijf Duitse, drie Slowaakse en één Nederlandse Jood, alsmede uit vijf Poolse politieke gevangenen en negentien Russische krijgsgevangenen. Het was de taak van dit streng geïsoleerde en streng bewaakteom diegenen die ter vergassing dewerden binnengevoerd en die niet wisten wat hun daar te wachten stond (dat laatste wisten gevangenen die 'geselecteerd' waren, natuurlijk wèl), gerust te stellen en hun behulpzaam te zijn; waren zij vergast, dan werden hun kleren en schoenen overgedragen aan hef Z.g.(hetdat werkzaam was in de opslag-barakken waarheen de overige bagage al was overgebracht) en bij de lijken werden, voordat zij naar de verbrandingsovens getransporteerd en daar ingesmeten werden, de haren afgeknipt en de gouden tanden en kiezen uitgebroken. Op enkele specialisten na (als zodanig golden vooral de Kapo's
het in Birkenau aan het werk gezette Sonderkommando in de regel na twee of drie maanden zelf ook vergast - dat was een van de vele factoren die het zulk een Sonderkommando vrijwelonmogelijk maakte, in opstand te komen. Een opstand (op zichzelf begrijpelijk bij deze groep, gegeven de onuitsprekelijk stuitende taak die zij onder dwang uitvoerde) vergde tijd van voorbereiding - die tijd ontbrak. Hij vergde ook wapens en explosieven - die ontbraken óók. Trouwens, wat konden de paar honderd man van het Sonderkommando, gesteld al dat zij wèl wapens en explosieven kregen, uitrichten tegen de ruim tweeduizend bewakings-SS'ers van Auschwitz I en IJ? Die waren goed bewapend, hadden de beschikking over motorfietsen en auto's en konden een beroep doen op de Wehrmacht die een batterij luchtafweergeschut bij de kampen had opgesteld: stukken die ook tegen landdoelen konden worden ingezet.
XCHet waren, schijnt het, de in het Sonderkommando opgenomen Russische krijgsgevangenen die, alle moeilijkheden ten spijt, toch naar een opstand gingen toewerken. Volgens sommige naoorlogse verklaringen zou deze oorspronkelijk plaatsvinden in juni '44 maar toen zou het plan zijn verraden, waarna de Kapo van Krematorium II, die er weet van had gehad, samen met een aantalleden van het Sonderkommando werd doodgeschoten. De actiefsten onder de overigen zetten hun voorbereidingen voort en vormden een nieuwe opstandsleiding die in contact stond met de illegale kampleiding welke hoofdzakelijk uit Poolse communisten bestond. Enkele vrouwelijke gevangenen die werkzaam waren in de bij Auschwitz I gelegen munitiefabriek' Union', wisten het Sonderkommando pakjes dynamiet te doen toekomen; die werden de barakken van het Senderkommando binnengesmokkeld in een etensbak met een dubbele bodem. Voor andere hulpmiddelen zorgde het Kanada-Kommando, en het Kommando dat werkzaam was in het badhuis van de SS, kon daar enkele machinepistolen en ca. 20 handgranaten bemachtigen.
XCEind september werden ca. tweehonderd man van het Sonderkommando die in Krematorium IV werkten, opgeroepen om zich naar Gleiwitz te begeven. In plaats van daarheen te worden vervoerd, werden zij vergast in een bij het station Auschwitz gelegen desinfecteringsruimte. Hun lijken werden in de Krematoria van Birkenau verbrand - zij werden er herkend. Toen nu op 7 oktober door de SS werd bekend gemaakt dat ook de overige leden van het Senderkommando naar Gleiwitz zouden worden overgebracht, meenden de driehonderd mannen die in Bunker I en Krematorium IV werkten (hoofdzakelijk Hongaarse en Griekse Joden), dat men onverwijld tot actie moest overgaan. De opstandsleiding sprak zich daar tegen uit, maar de mannen van Bunker I en Krematorium
zetten door. Krematorium IVwerd opgeblazen en de meesten van de daar werkzame leden van het Sonderkommando, meer dan tweehonderd man, zetten het, terwijl de alarmsirenes loeiden, op een lopen, doorbraken de kampomheining en renden verder waarna zij zich als groep in een boerenschuur ter verdediging inrichtten. De mannen van Bunker I kwamen niet buiten het kamp - zij werden overweldigd door SS'ers die op vrachtauto's kwamen aanrijden en die, toen een eerste stormloop was afgeslagen, onmiddellijk twee stukken luchtafweergeschut lieten aanrukken; er werd ook met machinegeweren gevuurd uit de wachttorens. Lang duurde het gevecht bij Bunker I niet. Wie daar na afloop nog in leven was, werd ter plekke doodgeschoten. Doodgeschoten werden ook de overlevenden uit de groep die zich in de boerenschuur had verschanst en die spoedig was opgespoord en overweldigd. Van de ca. zeshonderdvijftig leden van het Senderkommando die op 7 oktober nog aan het werk waren, bleven, schijnt het, niet meer dan tweehonderd over.
XCDe SS ging spoedig vermoeden dat de bij de opstand gebruikte explosieven afkomstig waren uit de 'Union' -fabriek. Een gevangene, een Tsjechische half-Jood, wist er daar achter te komen welke meisjes bij de smokkel van de explosieven betrokken waren geweest en gaf hun kampnummers aan de SS door (de man is in Mauthausen door medegevangenen doodgeslagen) - vier meisjes werden, na zwaar gemarteld te zijn (daarbij brachten zij het op, de namen van andere gevangenen die ook in het komplot waren geweest, te verzwijgen), publiekelijk opgehangen.
XCHoe groot de verliezen waren die de SS bij de opstand had geleden, is niet precies bekend: volgens sommigen waren er in hun rijen verscheidene tientallen doden gevallen, volgens anderen minder dan tien. Een feit is dat de opstand, al was dan slechts één van de vier grote Krematoria vernietigd diepe indruk maakte op de overige gevangenen; het was, schreef later een Tsjechische vrouwelijke gevangene, 'als hätte man die Angst weggeschoben, als u/aren auck wir urn einen Kop] grösser geworden."
XCNog geen vier weken na de opstand, opnovember, kwam in Auschwitz een bevel van Himmler binnen dat de vergassingen moesten worden
2
XC, Ana Novae, aangehaald in H. Langbein: Menschen in Auschwitz
gestaakt. Dat bevel vloeide voort uit Himmlers pogingen om in contact te treden met Engeland en de Verenigde Staten (daarover hebben wij in dit hoofdstuk meer te schrijven) - pogingen die het hem wenselijk deden voorkomen, een einde te maken aan de gemechaniseerde massamoord die in Auschwitz werd bedreven. Uiteraard was het dan ook wenselijk dat de sporen van die massamoord verdwenen. Tot het doen verdwijnen van dergelijke sporen had hij al eerder een algemeen bevel gegeven: begin '42 was een speciale staf gevormd onder leiding van SS-Standar tenführer Paul Blobel, die op alle plaatsen waar buiten de grote kampen lijken van Joden waren begraven (het betrof hier meestal de slachtoffers van de acties der Einsatzgruppen in '41-'42) die lijken door speciale Kommandos had laten opgraven en alsnog verbranden - die Kommandos werden op gezette tijden doodgeschoten. Bij Auschwitz-Birkenau was van de talloze mensen die er waren vergast, slechts de as overgebleven - ze was ten dele gestort in de Sola, een zijrivier van de Weichsel, dicht bij het kamp, ten dele in enorme kuilen geworpen. Die kuilen werden van eind november '44 af leeggehaald (ook die as werd in de Sola geworpen), dichtgegooid en met graszoden bedekt; ook werden er boompjes geplant. Al dit werk werd verricht door een Abbruchkommando van zeventig mannelijke gevangenen (begin december werden daar tweehonderd vrouwelijke aan toegevoegd). Die zeventig waren de overlevenden van de tweehonderd mannen van het laatste Sonderkommando, van wie de overigen midden of eind november waren vermoord. Uiteraard waren de leden van het Abbruchkommando er van overtuigd dat ook zij na gedane arbeid uit de weg geruimd zouden worden (zij zijn slechts in leven gebleven doordat zij, injanuari naar Mauthausen getransporteerd, daar geheim hebben weten te houden wat de laatste arbeid was die zij in Auschwitz hadden verricht) trouwens, ook de meeste SS'ers die in de Krematoria werkzaam waren geweest, namen aan dat zij uiteindelijk op bevel van Himmler zouden worden geliquideerd; verscheidenen van hen verkeerden in een sombere stemming en vluchtten in de drank.
XCEind november werd begonnen met het afbreken van Bunker I en de Krematoria II, III en V Wat twee maanden later van al die gebouwen nog over was, werd vlak voordat het Rode Leger Auschwitz bereikte, opgeblazen.
XCOvereenkomstige plannen werden, schijnt het (het is op zichzelf ook logisch), met betrekking tot de gevangenen van het Auschwitz-complex opgesteld - die gevangenen zelf gingen er in elk geval van uit dat het, als bevel tot evacuatie gegeven zou worden, hoogst riskant zou zijn om in het kamp te blijven. Wel te verstaan: zieken hadden geen keus, en onder hen waren velen die niet anders verwachtten dan dat de laatste SS'ers die het complex zouden verlaten, de ziekenbarakken in brand zouden steken.
XCEerder vermeldden wij dat zich in Auschwitz IIen III in augustus '44 honderdvijfduizend ingeschreven gevangenen bevonden. Daar waren nieuw ingeschreven gevangenen bijgekomen, ook uit Nederland (het laatste deportatietransport uit Westerbork dat dit kamp in Drente op 3 september had verlaten, kwam op dein Auschwitz aan en nadien waren daar nog transporten uit Theresienstadt gearriveerd waarin zich omstreeks drieduizend uit Nederland gedeporteerden bevonden) - anderzijds waren ingeschreven gevangenen aan selecties ten offer gevallen of 'normaal' overleden
yde
plexen overgebracht. Dat laatste gold voor niet zo weinigen. Enkele tienduizenden waren in de periode van augustus '44 tot 17 januari '45 naar elders getransporteerd: naar Gross-Rosen, naar Sachsenhausen, naar Stutthof, vrouwen en meisjes ook naar het Prauenlager van BergenBelsen. In dat Prauenlagerwerden die vrouwen en meisjes, gelijk gezegd, als afval gedeponeerd, in de andere complexen moesten de gevangenen die er aankwamen, tewerk worden gesteld, althans: dat was de bedoeling.
XCWat er gebeurd is met tussen de honderdtachtig en tweehonderdveertig mannelijke gedeporteerden uit Nederland die eind oktober, resp. eind november naar Stutthof werden gezonden (allen behorend tot het laatste transport uit Westerbork), is onbekend: geen van hen is in leven gebleven. Wat diegenen betreft die naar Sachsenhausen en Gross-Rosen op transport werden gesteld: beide kampen waren al propvol; de in Sachsenhausen aankomenden werden dus doorgezonden: naar Buchenwald, naar Dachau of naar een van de zwaarste Aussenkommandos van Sachsenhausen: Lieberose. Ook zij die in Gross-Rosen arriveerden, werden doorgezonden: naar Aussenkommandos, waaronder enkele waren waar het leven dragelijk bleek te zijn. Dat gold bijvoorbeeld voor het Aussenkom mando-Reichenbach (70 km ten zuiden van Breslau), waar eerst al ca. vierhonderdvijftig Joodse mannen en vrouwen waren terechtgekomen (in een fabriek van het Telefunken-concern) die in het concentratiekamp Vught in het Philips-Kommando hadden gewerkt! en vervolgens andere uit Nederland afkomstige vrouwen die voordien in Ravensbrück opgesloten waren; het gold ook, om een tweede voorbeeld te geven, voor het Aussenkommando-Hundsfeld (bij Breslau), waar tenslotte ca. tweeduizendtweehonderd vrouwen werkten in fabrieken voor vliegtuigonderdelen. 'Het kamp was', aldus later een uit Auschwitz overgebrachte Nederlandse gedeporteerde,
XC'wat eten en drinken betreft, behoorlijk Ieder had een eigen bed, later lag men ten hoogste met twee personen terwijl ieder twee katoenen dekens had. Zolang ik er geweest ben, zijn er slechts drie doden geweest ... Onze doden werden op de Joodse begraafplaats in Breslau begraven."
XCIn andere, tot het Gross-Rosen-complex behorende Aussenkommandos (Aussenkommandos met mannelijke gevangenen) waren de omstandigheden over het algemeen veel ongunstiger (er moest zware arbeid worden
XC1 Te hunnen behoeve had de Philips-directie bereikt dat zij onmiddellijk na aankomst in Auschwitz, begin juni '44, naar Reichenbach zouden worden doorgezonden. 2 'Verslag van mededelingen van G. Deen-Kaufmann' (z.d.), p. 11-12, 15
verricht in steengroeven of er moesten wegen worden aangelegd), zij het dat ook hier enkele kampen waren (kampen waar de leiding in handen was van de Organisation Todt, niet van de SS), waar redelijk goed voor de gevangenen werd gezorgd. In één van die OT-kampen kregen de gevangenen niet alleen voldoende te eten, maar, zo verklaarde later een mannelijke gedeporteerde, 'daarnaast altijd koffie met melk en suiker en op zondag tien bonbons en sigaretten. Het was werkelijk prima! Het was hier een hemel, vergeleken met andere kampen."
XCWanneer men de verklaringen leest die na de bevrijding werden afgelegd door naar Auschwitz gedeporteerden die vandaar in de laatste maanden van '44 naar elders werden getransporteerd, dan is het opvallend hoe verschillend de omstandigheden waren waarin de een dan wel de ander terechtkwam. Ook binnen het Auschwitz-complex zelf waren trouwens de verschillen groot. Zo werden eind oktober ca. vijf-entwintig mannelijke gedeporteerden uit Nederland ingedeeld bij een transport van honderdvijftig gevangenen die in een groot metaalbedrijf te Gleiwitz tewerk werden gesteld van een Aussenkommando uit dat Gleiwitz III heette en waar zich in totaal ca. zeshonderd gevangenen bevonden. Wel was er de behandeling, aldus een der Nederlanders, 'gemeen', maar daar stond tegenover dat het onderdak 'buitengewoon goed' was." 'De eerste avond', aldus een tweede gedeporteerde,
XC'kregen we al eten ... Onze eerste indruk van dit kamp was geweldig. We voelden ons alsof we van de hel in de hemel gekomen waren. We kregen ieder een eigen deken. De volgende morgen kregen we allemaal een eigen etensbakje, een eigen bakje voor thee en ieder kreeg een lepel. Het brood werd in zijn geheel naar binnen gebracht en in de barak, waar wij bij waren, in vieren gesneden, evenals de margarine. Dit om te bewijzen dat er niets gestolen was, want dat bestond in Gleiwitz III niet. De zieken kregen er zelfs pap. Het was àf! ... Als we van het werk kwamen en koud waren, dan hield de Kommandant binnen appèl in de verwarmde zaal.'
XCDe evacuatie nu van het Auschwitz-complex in januari '45 en die van het Gross-Rosen-complex in februari (die laatste evacuatie vloeide voort uit de opmars van het Rode Leger van de Oder naar de Neisse) betekenden dat alle geëvacueerde gevangenen, welke ook de omstandigheden waren waarin zij in de voorafgaande maanden hadden verkeerd, aan
XCI 'Verslag van mededelingen van E. Franken' (2 dec. 1947), p. 23 (a.v.). 2 'Verslag van mededelingen van E. Cohen' (20 okt. 1947), p. 4 (a.v.). "Verslag van mededelingen van B. Kronenberg' (30 april 1947), p. 23-24
nieuwe, ongekend zware beproevingen werden blootgesteld. Trachten wij daar een beeld van te geven, dan is het ons niet mogelijk, speciaal de uit Nederland gedeporteerden te volgen: dezen vormden immers geen aparte groep maar bevonden zich, in totaal ten getale van misschien tweeduizendvijfhonderd, temidden van andere gevangenen van allerlei soort en nationaliteit in vier grote kampen (Auschwitz I, Auschwitz II, Monowitz en Blechhammer) alsmede in talloze kleinere van welke een deel tot het Gross-Rosen-, een deel tot het Auschwitz-complex behoorde.
XCOp 17 januari' 45 liet de SS het bevel verspreiden dat alle gevangenen van het Auschwitz-complex die nog in staat waren te lopen, de kampen moesten verlaten. Er dienden groepen te worden gevormd van vijfhonderd tot duizend gevangenen; aan elk van de gevangenen zouden een of twee broden en een half pond margarine worden uitgereikt, elke drie gevangenen kregen voorts een blik vlees mee, de groepen zouden worden begeleid door gewapende SS'ers. Uit het Stammlager (Auschwitz I), het kamp Birkenau (Auschwitz II) en het kamp Monowitz trokken de eerste grote groepen in de ochtend van 18 januari weg en's avonds om elf uur (de gehele dag was de SS bezig geweest, archiefstukken te verbranden) waren in totaal van de drie-en-veertigduizend gevangenen die zich in die drie kampen bevonden, bijna twee-en-dertigduizend op pad gegaan; de meesten hadden urenlang moeten wachten voordat het sein tot vertrek was gegeven. Er waren toen in het Starnmlager en in Birkenau nog een kleine vierduizend gevangenen die niet ziek waren, achtergebleven (behalve een klein aantal dat zich wist te verbergen, verlieten zij die kampen op de rode) - in Monowitz bevonden zich voorts ca. achthonderdvijftig zieken, in het Stammlager ca. twaalfhonderd, in Birkenau ca. vijfduizendachthonderd, onder wie ca. vierduizendzeshonderd vrouwen en meisjes. In een van de ziekenbarakken van Birkenau kwam op die rede (de grote magazijnbarakken van Kanada werden die dag door de SS in brand gestoken I) de Blockälteste binnen. 'Alles wat maar
1 De branden woedden vijf dagen - toen hadden 6 van de 35 barakken maar weinig schade opgelopen; men trof hier na de bevrijding o.m. de kleren en het ondergoed aan van meer dan een half miljoen gedeporteerden.
enigszins lopen kan', aldus een Nederlandse gedeporteerde, Ro de Winter (zij was als onderduikster in juli '44 gepakt en met het laatste transport uit Westerbork naar Auschwitz gestuurd), die voor een zieke vriendin, Jo, zorgde,
XC'moet op transport mee naar Duitsland. Wat zullen wij doen, we hebben niets dan een dun hemd aan. De dekens scheuren we kapot om de stukken om borst en benen te binden. We zien er rampzalig uit. Jo kan niet tot de deur komen, ik moet haar naar bed brengen. Buiten ligt de sneeuw wel een meter hoog. Rijen vrouwen, in lompen gehuld, trekken voorbij. Het hele kamp wordt geliquideerd.
XCEen SS-officier roept: wie niet minstens veertig kilometer lopen kan, gaat terug in het Block. Ik aarzel niet lang, maak rechtsomkeert en kruip weer bij Join ons bedje. 'Ik blijf bij je wat er ook gebeurt', zeg ik tegen haar. 'Ro, je moet mee, je weet niet wat ze van plan zijn met ons te doen, misschien wordt de boel in brand gestoken.' Toch zeg ik vastberaden: 'Liever in bed sterven, dan in de sneeuw doodvriezen of neergeschoten worden.'
XC's Avonds laat komt de Lagerälteste ... Ze is erg gejaagd en roept: 'Alle Frauen mussen auf der Lagerstrasse an/relent' Onze schrik is geweldig. Ik draai me om, druk me dicht tegen Jo aan en zeg haar gedecideerd: 'Ik blijf bij je, ik ga niet mee, afgelopen!'"
XCDe volgende dag, 20 januari, bleek de SS het Stammlager en Birkenau te hebben verlaten. Wel te verstaan: af en toe verschenen er nog groepjes SS'ers: zij bliezen de Krematoria op en schoten rondlopende gevangenen of groepen die ze uit de barakken haalden, dood; een apart bevel evenwel van de Höhere SS und Polizeifûhrer in Kattowitz om alle zieken van het leven te beroven, werd niet meer uitgevoerd en enkele groepen die door SS'ers buiten het kamp werden geleid om daar afgemaakt te worden, brachten er het levend af doordat die SS'ers er vandoor gingen. Sommige gevangenen maakten zich inmiddels meester van voedsel en kleding - de toestand van de achtergeblevenen werd moeilijker toen als gevolg van Russische luchtaanvallen op Auschwitz de waterleiding uitviel.
XCDe Nederlandse arts E. de Wind die zich met andere gevangenen in het Stammlager had kunnen verbergen, liep enkele dagen nadat de laatste grote groepen geëvacueerden waren verdwenen, de weg en de spoorweg volgend, naar Birkenau. 'Daar langs de weg', schreef hij later,
XC'lagen vrouwen, zo op elke tien meter één. Het waren haast allen oude vrouwen, zwakkeren, die al in het begin ... niet meer gekund hadden, die misschien al
, R. de Winter-Levy: (1946), p. 29-30.
tijdens het urenlange appèl in elkaar gezakt waren. Ze lagen allen in bizarre houdingen ... maar allen hadden het hoofd onder het bloed, van het nekschot.'
XCSamen met een andere gevangene, een Spanjaard, liep de Wind (hij schrijft over zichzelf in de derde persoon) een ziekenbarak in het Frau enlager van Birkenau binnen. 'De adem stokte en de benen weigerden hun dienst en de walging die hen overviel, was als van de zieke die in de zoetig weeë chloroformlucht de dood op zich af voelt sluipen.' De Wind
XC'hield zich vast aan de deurpost, want dit inferno van honderden armzalige creaturen, dit pakhuis van zovele individuen, die allen in het stadium tussen dood en leven verkeerden, deed hem duizelen. Het oog werd gefixeerd door die aanblik van ... levenden en ... lijken die hier dooreen lagen in de kribben. En bij dat alles die mengeling van zacht weeklagen en, toen de mannen zich vertoonden, kreten van angst en beden om hulp .
XC. . . Zoals deze barak, zo waren er vijf barakken."
XCOm één uur in de nacht van 25 op 26 januari werd het laatst overgebleven Krematorium door een laatste groep SS'ers opgeblazen - de eerste Russische militairen verschenen in de middag van de z-zste, In Monowitz waren toen van de ca. achthonderdvijftig achtergebleven zieken vijfhonderd bezweken en in de eerste dagen na de 27ste stierven er nog eens honderdvijftig; in het Stammlager lagen bij de bevrijding enkele tientallen lijken, in Birkenau omstreeks zeshonderd. Er werden levensmiddelen door de Russen aangevoerd, spoedig verschenen er ook artsen die medieamenten meebrachten. Onder diegenen die in de ziekenbarakken nog in leven waren, bleken zich enkele dagen later bij telling honderdtweeen-negentig Nederlanders te bevinden maar wij moeten wel aannemen dat ook van hen nog velen zijn bezweken aangezien een registratie die op 6 februari door het Poolse Rode Kruis werd uitgevoerd, aantoonde dat van diegenen die, toen het Stammlager, Birkenau, Monowitz en de dichtstbijgelegen Aussenkommandos werden bevrijd, nog in leven waren (in sommige Aussenkommandos had de SS alle zieken gedood) ruim een derde was overleden.
XCTot midden maart bleven nog overlevenden, onder hen ook Nederlanders, in de barakken van Auschwitz-Birkenau huizen. Zij moesten toen beide kampen verlaten omdat die voor Duitse krijgsgevangenen zouden worden ingericht. Geleidelijk aan werden de Nederlandse over
XC1 E. de Wind: Eindstation Auschwitz
levenden geconcentreerd, de meesten (onder hen ook een tiental dat in Blechhammer was achtergebleven en daar was bevrijd) in Kattowitz. Naar die stad werden ook Nederlandse arbeiders overgebracht, slachtoffers van de arbeidsinzet, die op verscheidene plaatsen in Opper-Silezië waren aangetroffen. Inmiddels hadden de Engelsen in Odessa een repatriëringskamp voor Britse krijgsgevangenen ingericht - de Nederlandse ambassadeur in Moskou wist te bereiken dat alle Nederlanders die door de operaties van het Rode Leger bevrijd waren, via Odessa waarheen zij per trein zouden worden overgebracht, zouden worden afgevoerd. Van midden maart tot midden mei '45 heeft die afvoer uit Odessa (de treinreis daarheen kon, met onderbrekingen, bijna vier weken duren) plaatsgevonden - in totaal zij n omstreeks twaalfhonderd Nederlanders met Britse schepen naar havens in Frankrijk of Engeland overgebracht, onder hen ook enkele uit krijgsgevangenenkampen of -transporten gevluchte officieren die in Hongarije hulp hadden gevonden en aan het illegale werk deelgenomen. Tot die twaalfhonderd behoorden vermoedelijk niet meer dan omstreeks tweehonderd overlevenden uit het Auschwitz-complex.
XCHoeveel uit Nederland gedeporteerden in totaal krachtens de bevelen van de SS de kampcomplexen Auschwitz en Gross-Rosen hebben verlaten, is niet bekend. Met zekerheid weten wij slechts dat zich in Blechhammer vlak voor de evacuatie vijfhonderdtwaalf Nederlanders bevonden, hoofdzakelijk overlevenden van de Kosel-groep'; van die groep die toen wellicht nog uit vier- tot vijfhonderd gedeporteerden bestond, zijn blijkens de naoorlogse onderzoekingen van het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis honderdeen-en-tachtig personen in leven gebleven. Nu bestond de Kosel-groep uit valide mannen en jongens die het in Blechhammer beter hadden gehad dan bijvoorbeeld de gevangenen in het Stamm/ager van Auschwitz, in Birkenau en in Monowitz. Niettemin is uit die valide groep tijdens en na de evacuatie dus toch nogLagerä/tesle) 'zei: 'Doe dat even." ('Verslag van mededelingen van S. Lierens' (z.d.), p.21
I Een der gedeporteerden, S. Lierens, verklaarde na de oorlog: 'De zaterdagmorgen voor ons vertrek uit Blechhammer op 20 januari 1945' (die zoste was een zaterdag) 'maakte ik de op op het bureau. Er waren toen vijfhonderdtwaalf Hollan ders in het kamp. Het was heel toevallig dat ik dat deed maar Dernmerer' (de
55 tot 65 % omgekomen. Vast staat ~erder dat van de in Reichenbach belande groep, die ca. vierhonderdvijftig personen telde, na de evacuatie (ook deze groep had het relatief goed gehad) honderdzestig personen in leven zijn gebleven - 65 % is dus omgekomen.
XCDit alles maakt het waarschijnlijk dat van de naar schatting tweeduizend Nederlandse gedeporteerden die het Stammloper van Auschwitz, Birkenau en Monowitz moesten verlaten, ook op zijn minst ongeveer twee-derde is omgekomen, en vermoedelijk nog wel een groter deel: velen waren er namelijk slechter aan toe en allen moesten, voorzover zij te voet werden weggevoerd, een grotere afstand afleggen.
XCUit de laatstgenoemde drie kampen en de nabijgelegen Aussenleonuuandos (waaronder Blechhammer) zijn blijkens de onderzoekingen van het Informatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis' gevangenen van het station Auschwitz af in treinen weggevoerd: vrouwen naar BergenBelsen, mannen naar Buchenwald, Mauthausen en Sachsenhausen; de duur van die treinreizen heeft gevarieerd van twee tot zes etmalen.
XCEr zijn voorts gevangenen in stoeten voortgedreven: sommigen (zie kaart VIII op pag. 855) naar Gleiwitz, anderen naar Loslau. In Gleiwitz werd onder een deel van de daar aankomende mannen een selectie gehouden; de zwakken zijn vermoedelijk in bossen in de omgeving van Gleiwitz doodgeschoten, met de overigen is men na een korte treinreis (afgebroken doordat de lijn was vernield) te voet verder getrokken - van hen is een deel diep in Bohemen terechtgekomen waar zij in een kamp van de Organisation Todt tewerk werden gesteld", een ander deel kwam in de tweede helft van maart resp. begin april in het concentratiekamp Flossenbürg (in Noord-Beieren) aan. In Gleiwitz evenwel en eveneens i n Loslau zijn ook gevangenen in treinen geladen welke hun bestemming hebben bereikt; één trein reed naar Gross-Rosen, andere treinen met mannen via Gross-Rosen (waar geen plaats voor hen was) naar Dachau,'de OT', aldus een hunner, 'bleek gevaarlijk te zijn, erger dan de SS.' (J. Snellen van Vollenhoven: 'Relaas over mijn belevenissen'
1 Neergelegd in het in '52 verschenen rapport 'Auschwitz, deel VI: De afvoertrans porten uit Auschwitz en omgeving naar het noorden en het westen, en de grote evacuatietransporten.' 2 Van dat kamp uit dat onder bewaking van de stond, moesten de gevangenen, wier rijen danig waren geslonken, loopgraven aanleggen, Sachsenhausen, en Mauthausen - treinen met vrouwen reden naar Ravensbrück en Bergen-Belsen. Deze treintransporten (het ene transport dat niet verder kwam dan Gross-Rosen, buiten beschouwing gelaten) hebben in duur gevarieerd van vijf tot veertien etmalen. Veertien! Er zijn namelijk treinen geweest die, in een bepaald kamp aankomend, daar 'geweigerd' werden, waarop, soms na lang wachten, de reis naar een ander kamp moest worden voortgezet; één trein met mannelijke gevangenen uit Monowitz reed van Gleiwitz naar Mauthausen, van Mauthausen naar Buchenwald, van Buchenwald naar pas daar konden de gevange nen, voorzover nog in leven, de trein verlaten. Tenslotte zijn dan gevangenen, allen mannen, te voet voortgedreven naar Gross-Rosen; zij kwamen daar aan na een tocht van ongeveer twee weken, soms nog langer, en zijn vier of vijf dagen later per trein doorgestuurd naar Buchenwald - een reis van twee of drie etmalen.
\ (' '\ i. <, '-._'---.. \ \ \ ',-~ -.J .I l. 100 kmkmVIII. De evacuatie van het Auschwitz-complex De rode lijn geift de posities aan die het Rode Leger begin februari 1945 had bereikt. Op 8 februari werd een offensief ingezet van het bruggehoofd bij Ohlau uit, waarna het Rode Leger op 24 februari de positie had bereikt die met de rode stippellijn is aangegeven. Bres/au bleef tot aan de algemene Duitse capitulatie (7 mei 1945) in Duitse handen.
XCVoor al die transporten, d.w.z. voor die welke te voet en voor die welke met treinen geschiedden (treinen die uit goederenwagons, veelal uit open kolenwagons bestonden) geldt dat men de weersomstandigheden geen moment uit het oog mag verliezen: het vroor hard ('s nachts tot 30 graden) en er stonden vaak sneeuwstormen. In Silezië lag op de velden een dikke sneeuwlaag en de wegen die in bergachtige streken talrijke hellingen kenden, waren vaak door hun gladheid moeilijk begaanbaar.
XCDe tocht te voet naar Gleiwitz resp. Loslau duurde enkele dagen, die naar Gross-Rosen op zijn minst twee weken. Elke groep die werd voortgedreven, had haar eigen schokkende ervaringen - misschien heeft het zin, hier eerst het beeld weer te geven dat kort na de oorlog werd vastgelegd door een Poolse priester in een van de vele dorpen in Oppersilezië waar groepen geëvacueerden in het duister doorheen trokken. Sommigen uit de bevolking waren er eerst opgeschrikt door naderend geblaf van honden - wie dan naar buiten ging, zag lichten in de verte en hoorde kreten. 'Het hondengeblaf', aldus deze beschrijving, I 'werd steeds duidelijker. Steeds vaker werden de lichten gezien. De kreten werden luider en luider. Over de brede weg werd een vreemd, zich over de gehele breedte uitstrekkend geluid hoorbaar. Het hele dorp ontwaakte. Vrouwen en kinderen verlieten de huizen.
XCDe ene kolonne volgde op de andere, zonder onderbreking; dikwijls kwam er evenwel een gaping in de rijen wanneer revolvers hun doffe knallen lieten horen. Er liepen vrouwen en meisjes, mannen en jongens. Uit alle landen waren zij gekomen, van de Pyreneeën tot de Oeral. Zij trokken voort - je zou zeggen: het waren volkeren, hongerig en verkleumd, voortgedreven door het geschreeuw van bezetenen en het fluiten der kogels, opgejaagd door honden. Z~ trokken voort - en het dreunde op de bevroren aarde van hun houten kleppers. Zij trokken voort - en deden uit de dode aarde de vreselijke en smartelijke melodie opklinken van hun jarenlang lijden in de kampen. Zij trokken voort, zes uur lang. Het gedreun van de houten kleppers verwijderde zich tenslotte en het hondengeblaf hoorde men na enige tijd niet meer.Poolse tekst is in '62 gepubliceerd in no. 6 van de Hefie 11011 Auschwitz, een weten
I Wij geven deze in het Nederlands weer; de in het Duits vertaalde, uit '48 daterende
XCDe volgende morgen zagen de dorpsbewoners met ontzetting dat op de brede weg de lijken lagen van twee-en-veertig gevangenen uit Auschwitz.'
XCHet was de zekerheid dat men, als men achterbleef, zou worden gedood, die de gevangenen, mannen en vrouwen, noopte het uiterste van zichzelf te vergen. Meestal werden diegenen die niet verder konden, ter plekke met een nekschot afgemaakt, soms werd hun de scbedel verbrijzeld, soms werden gevangenen die overdag plaats hadden kunnen nemen in wagentjes van de SS, de volgende morgen opgeroepen zich te melden waarna zij allen onverhoeds werden afgemaakt, soms ook werden boeren door de SS gedwongen, uitgeputte gevangenen die naast de weg waren gaan liggen, met sleden op te halen - die gevangenen werden dan op een hoop gesmeten waar SS'ers enkele handgranaten op wierpen. Er waren gevangenen, niet zo weinigen, scbijnt het, die in het nachtelijk duister konden vluchten of die, als men's nachts in boerenscburen was gepropt, zich daar 's morgens, wanneer het sein tot vertrek werd gegeven, verstopten - velen van die vluchtelingen ontvingen hulp van de plattelandsbevolking. Die hulp kreeg men dan eerder van Polen dan van Duitsers - onze indruk is dat onder de vluchtelingen maar weinig Nederlandse gedeporteerden zijn geweest van wie immers vrijwel niemand Pools sprak. Wie niet kon vluchten, moest doorlopen, uur na uur, dag na dag.
XC'Het is weer gaan sneeuwen en nog wel heel hard' (wij citeren een gedeelte uit de herinneringen van de Amsterdamse kleermaker Co en Rood die uit het 'slechte'Aussenleommando-Giei witz I werd geëvacueerd en eerst naar Blechhammer moest lopen)
XC'en met de hoge sneeuw waar we doorheen baggeren, vormt dit een harde dobber waarmee we te worstelen hebben. De benen lopen vanzelf, de moeheid die niet meer in de voeten zit, maar omhoog gekropen is tot in de lendenen, werkt als een wiel dat spant, trekt en drukt, om je neer te krijgen. De plooien en messen, waarmee mijn schoenen gevuld zijn, drukken steeds op dezelfde plekken in mijn voeten. Angstvallig zorg ik steeds mijn voeten op dezelfde plaats in de schoenen te houden, zodat er niet opnieuw gekorven wordt in het vlees dat in mijn gedachten in stukken en brokken in de houtklompen ligt. We houden er bij elkaar de moed in. Vooral Japie Emmerik en Vassie doen hun best, ze zingen zelfs af en toe. Ze zingen met moede stemmen. Ik voel ze zingen, ik voel het aan mijn mond. Mijn mondhoeken zijn zo flauw, zo moe, zo verlamd en die sneeuw bevriest alles zo en toch trillen mijn lippen mee met het zingen van Japie en Vassie. Sommigen lopen weer te fantaseren over het eten, dat ze vroeger gewend
te doen eonverseren dan ze vandaag gedaan hebben. Het gemurmel om je heen maakt je slaperig. Je voeten lopen vanzelf. Daar ben je niet bij, de sneeuwen het suizen in de hoge en lage bomen zorgen voor een sfeer, waarin alles onwerkelijk is. Dit alles gaat zo buiten mezelf om, net of ik naast de troep loop en alles vandaar gadesla. En die schoten klinken steeds als zweepslagen, of er achter ons, onzichtbaar en onhoorbaar, paarden lopen, die ook onhoorbaar aangevuurd worden. Er moeten al heel wat van ons doodgeschoten zijn.
XCUren hebben we door een bos gelopen, uren die een eeuwigheid leken. Dan staan we ineens weer tussen wat huizen. In die hele witte wereld, die donkere huizenschimmen en verder alles verlaten. Daartussen wij, ellendigen, op weg naar de hel, het is iets zo onwerkelijks, dat ik in mijn gezicht moet knijpen om te weten of ik er ben. Maar mijn hand is een klomp ijs, mijn vingers gevoelloos. We staan hier stil, niet even, maar een hele tijd. Er is bier een soort pleintje tussen de huizen. Ik heb ineens de vaste overtuiging, in Abcoude te zijn, die keer dat we met de AJe' een nachtwandeling maakten en daar ook stonden te beraadslagen welke kant wij uit zouden gaan. Maar mijn voeten roepen me tot de werkelijkheid terug. Ik voel duidelijk dat mijn knieën zakken, lager gaan dan mijn enkels, en toch sta ik rechtop. Nee, ik leun tegen de kar aan. Mijn knieën gaan steeds hoog, laag, hoog, laag, zonder dat ik me beweeg. En dan weer merk ik dat ik nog maar gevoel heb tot aan mijn heupen. Daaronder is alles dood, koud, gevoelloos. Als we weer doorlopen heb ik moeite om mijn voeten langs elkaar voort te bewegen. We lopen onordelijk, dicht op elkaar gedrukt, je kunt niet vallen. Trillende knieën, gevoelloze handen, stijve wangen, ogen die niet open kunnen blijven.
XCDan plotseling commando's. Bruno schreeuwt. We moeten een smal zijpad in. Daar zal je het hebben. Bram de Hond zegt, we worden hier allemaal doodgeschoten. Iedereen weet bet al. En niemand is er tegen in opstand, nu vinden we alles goed.
XCMaar dan is er een grote schuur, een enorme schuur'
XCer werd rust gegund. Dat was niet altijd het geval. Groepen waren er die, opgejaagd door SS'ers die bang waren in handen van de Russen te vallen (op menig traject kon men in het oosten kanonnen horen schieten), twee etmalen of langer aan één stuk door moesten lopen. Dan knalden er nog méér schoten dan bij andere transporten. Trouwens, in de rustperioden bezweken ook velen. De ca. vierduizend gedeporteerden die Blechharnmer verlieten, moesten een dag lang lopen voor zij voor de eerste keer boerenschuren werden binnengedreven. 'Het was's nachts', aldus later een der Nederlanders uit deze groep,
I Arbeiders Jeugd-Centrale: de jongeren-organisatie van de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij. 2 C. Rood: 'Herinneringen', p. 233-35.
'zeer koud en's morgens moesten er telkens een honderd tot honderdtwintig man uit de schuren gehaald worden die bevroren waren of doodgetrapt. Die nachten in de schuren zijn niet te beschrijven Wij die het hebben meegemaakt, zeggen: men kan het nooit zo erg schilderen als het is geweest. De mensen werden gewoon gek en vlogen dan met hun schoenen over de hoofden van hun kameraden. Het eten was hopeloos. Er zijn mensen bij onze groep geweest die vier tot vijf dagen zonder eten zijn geweest. De anderen kregen twee of drie aardappelen of een klein stukje brood. Er waren mensen wier handen en voeten bevroren - het was iedere dag een ellendige troep die door de sneeuwstorm trok. Eenmaal zijn we in zo'n sneeuwstorm een verkeerde weg ingeslagen en hebben we tot's nachts twee à drie uur rondgedoold. Die nacht zijn er wel viertot vijfhonderd man verloren gegaan, het schieten van de SS op de arme mensen was niet van de lucht."
XCS. van den Bergh, di) uit Theresienstadt naar Auschwitz was gedeporteerd, werd geëvacueerd uit het al genoemde Aussenleonunando-Gieivoxz I en moest, evenals Rood, naar Blechhammer op weg gaan (daar werd hij bevrijd doordat hij zich had verborgen"), 'Zestien, zeventien uur', schrij ft hij, 'hebben we die eerste dag gelopen: een verzameling stumperds, met flegmonen, zweren, karbonkels, puisten en met verbanden bedekt. Velen hadden schoenen die niet pasten en onderweg gingen schaven of knellen. Zij liepen dan op blote voeten verder door de sneeuw of op vodden, met touwtjes of stukken ijzerdraad om hun enkels gebonden. Links en rechts liepen de SS-veedrijvers; met knuppels joegen ze de kudde op, achter ons klonken soms geweerschoten van het moord KOl/I 1/1Ill/do."
XC'Het was', aldus kort na de bevrijding de arts dr, E. A. Cohen die uit het Stammlooer van Auschwitz werd weggevoerd, 'één lange dodenweg. In het begin telden wij de lijken, maar wij raakten al gauw de tel kwijt. Mannen smeekten elkaar om elkaar te helpen. Er raakten vrouwen tussen onze groep verzeild, oude vrouwen en jonge vrouwen die op pantoffelliepen of op blote voeten en dan ondersteunde je ze twee, drie kilometer en tenslotte liet je ze ook weer los'
XCwaarna vaak SS'ers naderden.
XC, B. Simmeren: 'Verslag' (z.j.), p. Ia (GC). 2 Ook in Blechharnmer is door de SS getracht, alle achterblijvenden te vermoorden: er werden barakken in brand gestoken en er werd met machinegeweren op gevangenen geschoten. Velen die geweigerd hadden te vertrekken, kwamen om het leven. 3 S. van den Bergh: Deportaties. Westerbork, Tliercsienstadt, Ausclnoitz, Cleiroitz (1945), p. 77.
'Men moet de onverschilligheid, het gemak, de achteloosheid gezien hebben waarmee zij iemand vroegen: 'Kannst du nicht ioeiter?' Het slachtoffer zei dan niets en boog het hoofd voor de genadeslag. Men moet het gezien hebben om de SS en via de SS het Duitse volk te kunnen haten. Men moet het hebben meegemaakt hoe, terwijl de bevolking (wij gingen door Opper-Silezië) kannen hete thee bij ons bracht, de SS deze aannam en voor onze voeten leeggooide.'!
XCHoeveel slachtoffers deze evacuatiemarsen in totaal hebben gevergd, is niet bekend. Sommige overlevenden hebben geschat dat er van de ruim negenduizend gevangenen waarmee zij Monowitz te voet verlieten, niet veel meer dan vierduizend het station te Gleiwitz hebben bereikt. GrossRosen evenwel was veel verder dan Gleiwitz en de lange trajecten naar Gross-Rosen vergden, schijnt bet, naar verhouding de meeste slachtoffers. Van ca. drieduizendtweehonderd gevangenen bijvoorbeeld die van het Aussenleommando ]aworzno bij Auschwitz naar Gross-Rosen moesten lopen, kwamen er na een tocht van zestien dagen niet meer dan duizend in Gross-Rosen aan, van de ca. vierduizend die uit Blecbhammer werden weggevoerd (onder ben, gelijk gezegd, vier- tot vijfhonderd gedeporteerden uit Nederland), niet meer dan twaalfhonderd, van ca. achthonderd die [aninagrube, een ander Aussenkommando van Auschwitz verlieten (een tocht van achttien dagen), niet meer dan tweehonderd.
XCVan de duizend uit ]aworzno geëvacueerden stierven er in Gross-Rosen zevenhonderd - hoevelen daar gestorven zijn van de twaalfhonderd die er uit Blechhammer aankwamen, is niet bekend, maar het moeten er velen zijn geweest. Gross-Rosen was een betrekkelijk klein, volstrekt vervuild kamp, waar de gehele kamp-hiërarchie was blijven bestaan uit misdadigers ('groenen') en asocialen ('zwarten'). Het was een kamp dat in '41 en '42 de functie had gehad om er politieke gevangenen die er uit andere concentratiekampen heen waren gebracht, op korte termijn door die misdadigers en asocialen te doen liquideren, 'Ik ben', zo scbreef eind '46 een Nederlandse politieke gevangene, K. van den Berg, die in april '42 met ca. tweehonderd andere gevangenen naar Gross-Rosen was gestuurd,
I 'Verslag van mededelingen van E. A. Cohen', X1I (I947), p. 8 (GC).
'in Buchenwald en in Dachau geweest en altijd heb ik honger gehad, maar zoals het in Gross-Rosen was, heb ik nooit meer meegemaakt ... Elke week kwamen transporten binnen van een paar honderd man, en nooit werd het cbestand groter. Er waren dagen dat we vijf-en-negentig doden telden ... Van de 'groenen' of 'zwarten' stierf er maar zelden een. Die aten zich dik en rond aan alles wat voor ons bestemd was."
XCEen tweede Nederlandse politieke gevangene, W. L. Harthoorn (hèm en van den Berg citeerden wij al in deel 8), werd midden mei '42 met o.m. honderdvijftig andere Nederlandse politieke gevangenen uit Buchenwald naar Gross-Rosen overgebracht - die Nederlanders waren er nog maar een week of er bevond zich, aldus Harthoorn, 'niemand' onder hen, 'die niet op blote knieën de 400 kilometer terug naar de hel van Buchenwald zou willen kruipen."
XCEr zijn aanwijzingen dat Gross-Rosen in de loop van '43 een iets minder barbaars kamp werd, maar in de winter van '44 op '45 stierven er meer gevangenen dan ooit tevoren. 'Dolblij waren we', aldus later een der Nederlandse geëvacueerden uit Blechhammer,
XC'een kamp te vinden waar we konden blijven, maar nog gelukkiger waren we in onze wanhoop, het kamp na vier of vijf dagen van ellendige marteling weer te mogen verlaten. Dit kamp heeft ons getoond dat ophangen en doodschieten niet de moeite waard is - wat wij hier te zien kregen, is voor een buitenstaander bijna niet te realiseren. Een barak zonder achterwand, zonder ramen, zonder vloer, en met een hele kleine uitgang werd ons aangewezen als verblijfplaats voor de tijd dat wij daar niet op appèl vertoefden, doch de eerste twee dagen moesten wij lijden, staande op de zachte leem, wegzakkend tot de enkels, geslagen met gummislangen die met ijzerdraad doorvlochten waren, steeds maar antretend en ab/re/end onder knallende zwepen."
XC'De appèlplaats', aldus een tweede Nederlander, 'was een en al modder' (gevolg van de inmiddels ingevallen dooi) 'en in het algemeen kan gezegd worden: wie achteraan liep, werd doodgeslagen, wie in het midden stond, doodgedrukt en als de voorsten vielen, dan werd er gewoon overheen gelopen."'Een slechter kamp dan Gross-Rosen', aldus een derde,J.
, K. van den Berg: 'Verslag' (I2 dee. 1946), p. 2 (GC). 2 W. L. Harthoorn: (1963), p. 173. 3 H. Leefsma: 'Verslag' (z.j.), p. 7 (GC). 4 'Verslag van mededelingen van H. Bonn' (23 jan. 1947), p. 6 (a.v.).
'bestaat er volgens mij niet. De mensen werden hier gewoon aan een hooivork gestoken. Ik heb dit gezien bij een-en-twintig mensen. Ze waren ziek en konden niet meer mee ... Dit werd gedaan door mede-gevangenen, niet door de SS, maar door Polen, Russell en Oekraïners"
XChet gebeurde wel dat zieken die met de hooivork waren opgeprikt, in de ketels van het kampcrematorium werden geschoven hoewel zij nog niet waren overleden.
XCDe Blechhammer-groep kreeg in Gross-Rosen maar weinig te eten en moest op dat weinige tot diep in de nacht wachten. De eerste keer dat brood werd uitgereikt, waren er drie porties te weinig. De Kapo die voor het uitdelen verantwoordelijk was, vroeg toen of de drie gevangenen die nog geen brood hadden ontvangen, naar voren wilden treden; zij deden dat en werden ter plekke door de Kapo met de steel van een houweel doodgeslagen.
XCGebeurtenissen als deze waren het, die mèt de afgrijselijke situatie in het kamp, de gevangenen die verder zouden worden getransporteerd, met opluchting het bericht deden vernemen dat er voor ben treinen gereed stonden. De overlevenden uit de Blechhammer-groep en uit de groepen die uit karnpen als ]aworzno en faninagrube waren gearriveerd, maar ook nog overlevenden uit andere transporten, bijvoorbeeld uit het 'goede' vrouwenkamp Hundsfeld bij Breslau (van de ruim tweeduizend vrouwen die dat kamp hadden verlaten, waren op de voettocht naar Gross-Rosen ca. zeshonderd bezweken of doodgeschoten), bleven niet langer dan vier of vijf dagen in Gross-Rosen. De treinen die zij vervolgens bestegen, bestonden uit veewagons of (open) kolenwagons.
XCE. A. Cohen was een van de uit Auschwitz geëvacueerden die in Gleiwitz ingeladen werd, 'in open kolenwagons', aldus zijn verslag,
XC'met honderdtwintig man in één wagon, d.w.z. met honderdtwintig wilde beesten.
XCDe brutalen hebben de halve wereld en zo namen hier vijf-en-twintig brutalen een derde van de wagon in beslag, terwijl vijf-en-negentig anderen maar moesten staan. Het waren natuurlijk de promineriten die zaten, beschermd door de SS die
I 'Verslag van mededelingen van S. Winnik' (aug. 1947), p. 6 (a.v.).
boven op de wagons zat. De eerste dag werd het de heren echter te koud en daarna hebben ze plaats genomen in hun verwarmde wagon.
XCVijf dagen en vijf nachten hebben wij in de trein doorgebracht en ik heb toen aan den lijve ondervonden wat een acute psychose is. Het draaide je, je kon niet links, je kon niet rechts. Je kunt het je ook wel voorstellen dat iedereen wild werd. Er kwam geen eten en er kwam geen drinken. Op de spoorwegemplacementen hebben wij de machinisten van de treinen gesmeekt, ons een beetje condenswater te geven. Velen warenlaf en gaven niets, maar enkelen die minder laf waren, gaven wat water. Maar dat lauwe vocht verfriste je niet. !-Iet had een verschrikkelijk vieze smaak. Toch werd er gevochten om een slok. En als ik nu een hond op straat zie met zijn tong uit zijn bek, dan moet ik er altijd aan denken dat ik ook zo gestaan heb, want als het sneeuwde, stak je je tong uit, opdat er maar een paar vlokjes in je mond zouden komen. Je stond met je mond open en het is opmerkelijk, als dan de sneeuw in dikke vlokken dwarrelde, hoe weinig vlokken er in je mond kwamen.
XCNu en dan werd toegestaan dat er één of twee mensen uit de wagon gingen om sneeuw te balen. Dat gevecht om een hap sneeuw! Wie kan zich voorstellen dat je nog om sneeuw moet vechten'
XCDeze tocht heeft tenslotte wel heel erg op mij ingewerkt. Op een nacht heb ik niet veel meer geweten, maar de volgende morgen zei Löffler, een Duitse Jood, een tandtechniker, tegen mij dat hij die nacht mijn leven had gered. Alles is mogelijk. Ik weet alleen dat ik het gevoel had, dat ik alsmaar moest lopen, van het ene eind van de wagon naar het andere, dat ik er niet door kon komen en dat ik een brug op moest, maar dat ik er niet op kon komen, dat overal de weg versperd was en dat ik verschrikkelijk moe was.
XCIk had namelijk pech dat ik niet tegen een wand stond, zodat ik niet konleunen en als ik wou zitten, moest ik gehurkt op mijn knieën zitten en als je dan even niet zat, dan ging die hele zaak weer in beweging. Stond je niet op tijd op, dan werd je gewoon vertrapt door al die mensen.
XCWij waren erg blij als er iemand vertrapt was, want dan ging het een-tweedrie-hoepla uit de wagon en hadden wij weer wat meer ruimte. En zo waren wij ook blij als er iemand doodgevroren was."
XCDe trein die Cohen vervoerde, kwam in Mauthausen aan.
XCSebil Minco, lid van de Geuzengroep, die als Joods politiek gevangene naar Auschwitz was gestuurd en daar, omdat hij politiek gevangene was, niet mocht worden vergast, werd uit Gross-Rosen getransporteerd in een trein die gedeeltelijk uit kolenwagons, gedeeltelijk uit veewagons bestond - ook hier werden in elke wagon honderdtwintig man gepropt. 'De laatste twintig', schrijft Minco (hij kwam met ongeveer twintig
XC, 'Verslag van mededelingen van E. A. Cohen', XII, p.
andere Nederlanders in een gesloten wagon terecht waarin zich verder louter Hongaren en een enkele Pool bevonden)
XC'moesten er letterlijk ingeslagen worden en toen iedereen in een open of dichte wagon zat, begon een van de verschrikkelijkste reizen, die ik ooit heb meegemaakt. Het tart alle beschrijving. De wagons waren gesloten en aan beide kanten was een klein luik uitgezaagd, dat zwaar getralied was. Wij kregen niets te eten en moesten onze behoeften in de wagon doen. Wij gebruikten daarvoor etensbakjes.
XCHet was halfdonker in de wagon, zodat men niet goed kon zien waar en op wie men stond. Men stelle zich de gemoedstoestand voor van honderdtwintig man die op misschien I2 vierkante meter vijf dagen moeten huizen zonder eten en drinken, zonder gebruiken, die zelfs de meest primitieve mens eist. Honger, kou, alle omstandigheden werkten mee om iedereen zo prikkelbaar mogelijk te maken. Niemand kon iets van de ander verdragen. Dus kreeg men het toneel, dat honderdtwintig uitgemergelde, geïrriteerde mensen vochten om een plaatsje, terwijl ze nog niet konden hebben dat een ander de knie in hun rug zette. Er werd geschopt, geslagen in het wilde weg. De wagon was halfdonker en een aantal mensen, meestal het groepje van de sterksten, regeerde. Met hun krachtige armen maaiden ze in de wagon in het rond, niets en niemand ontziend, om dan zichzelf languit op de grond te leggen. De rest van het gezelschap, door de overheersers in de hoek gedrukt, hield zich dan nog niet rustig, maar sloeg er onderling ook nog op. Zo nu en dan zag men een mes flikkeren, waarop dan even later een kreet volgde of zag men dan een of andere gemeen kijkende Hongaar of Pool zijn houten schoenen uittrekken en hiermee iemand, die hem in de weg zat, de hersenpan verbrijzelen. De lijken werden in een hoek gelegd en als hoofdkussen gebruikt, bewust of onbewust. Soms lukte het de sterkste om een van de kleine getraliede vensters er uit te breken en daar werden dan de lijken uitgesmeten. In de wagons die zo'n open venster hadden, was men nog het beste af. Men kon dan zijn behoeften doen in een eetschotel en deze door het venster leeggooien.
XCHet laatste gedeelte van de trein bestond uit open veewagons. Stikte men bij ons in de wagon bijna van benauwdheid, in een andere bevroren ze van de kou, die misschien nog erger is dan de honger. Tientallen kregen bevroren ledematen en even zovele tientallen moesten in elke wagon overboord gesmeten worden, daar ze onder de slagen van hun lotgenoten bezweken waren.'
XCDe trein die Minco vervoerde, kwam in Dachau aan.
XCSlechts van een aantal treintransporten weten wij hoeveel gevangenen onderweg bezweken. Naar verhouding waren er de minste slachtoffers in de treinen die het station Auschwitz verlieten. Heel begrijpelijk: die
XC1 S. Minco: Gevangene 136862 vertelt ... , p.
gevangenen hadden niet een onbeschrijfelijk zware en uitputtende voettocht behoeven mee te maken. Niettemin bleek toch bij aankomst in Buchenwald dat in één trein uit Auschwitz die vierduizend gevangenen vervoerde, driehonderd waren overleden en in een tweede met vierduizendachthonderd gevangenen achthonderd. In de trein evenwel die met ca. vierduizend gevangenen van Gleiwitz naar Dora reed en die de omweg maakte via Mauthausen, waren er op zijn minst dertienhonderd doden. Er zijn verklaringen van vervoerde gevangenen waarin van naar verhouding nog grotere aantallen doden wordt gerept, maar wij zijn van de juistheid van die verklaringen niet overtuigd. Een feit is dat vooral de uit Gleiwitz, Loslau en Gross-Rosen binnenkomende transporten de gevangenen in de karnpen van aankomst confronteerden met tonelen die zelfs de meest geharden onder hen deden huiveren.
XC'Op een bitterkoude dag in februari, met echt Buchenwaldse mist', aldus de socialistische journalistJ. van Looi, die in april' 43 als uitvloeisel van het Englandspiel was gearresteerd,
L. 'arriveerde aan het station van het kamp een trein met Auschwitz-gevangenen. Het eerste wat wij ervan hoorden was het bevel door de luidsprekers van het kamp: 'Alle beschikbare verplegers en het kampcommando met brancards en wagens naar de poort!' Een uur daarna drong de werkelijke situatie tot ons door: de wagons bevatten meer stervenden en lijken dan levenden. Van honger, dorst, kou, uitputting en ellende was een groot deel van de mensen omgekomen. De werkelijkheid was echter nog erger, veel erger dan wij, toch wel geharde concentratiekamp-mensen, konden geloven. Zo erg, dat de kampcommandant de appèlplaats en de kampstraten, die naar het desinfectiegebouw leidden, liet afsluiten, opdat wij de beestachtige gruwelijkheid die uit de wagons strompelde, niet zouden zien. Wij zagen het natuurlijk toch. Drie dagen lang ruimden de verplegers en een aantal vrijwilligers lijken uit de wagons. In ijltempo werden de bevroren lichamen, die in de wagons op een hoop waren neergekwakt en tot een verward kluwen van grotesk aan elkaar gevroren ledematen verworden waren, op wagons geladen en naar het cremato rium vervoerd. De gruwelijke vlam uit de schoorsteen van de verbrandingsoven verlichtte weer wekenlang het avondappèl als een teken, dat alle vuren onder hoge druk brandden. Een afgrijselijke lijkenstank drong door het kamp. Dagenlang strompelde en kroop een afzichtelijke, in lompen gehulde, vuil stinkende, spookachtige stoet van inletterlijke zin tot op het gebeente vermagerde
overblijfselen van mensen naar de desinfectielokalen. Wemelend van luizen, dik onder de schurft, doof en blind voor alles, wat er om hen heen gebeurde, autornatisch in rijen van vijf gaande met de armen in elkaar gehaakt, omdat geen hunner alleen kon gaan of staan - om de twee, drie passen stilstaand om op adem en krachten te komen, vallend en weer omhoog worstelend, omdat aan het einde van deze kruisweg de veiligheid (notabene de veiligheid van Buchenwald!) lag - zo bereikten deze ongelukkigen de linnen tenten, die als voorlopige verblijfplaats waren aangewezen .
XC. . . In de paardenstalbarakken. normaal bewoonbaar door vierhonderd man, werdcri duizend, twaalfhonderd man samengeperst. Twaalfhonderd lichamelijke wrakken, geestelijk gedegenereerden. De honger had van deze ongelukkigen slechts weinig menselijks overgelaten. Bij het eten uitdelen overvielen zij met hun zwakke krachten de etensdragers en daarbij verleende de wanhoop hun zulk een moed en taaiheid, dat de gevangenenpolitie met gummiknuppels niet eens in staat was om de etensketels te verdedigen. Vele malen zagen wij die Lagerschutz met aan flarden geslagen einden gummikabel ... terugkeren."
XCVolgens een Engelse gevangene in Buchenwald kwam er één treintransport van Auschwitz-gevangenen aan van wie achthonderd in de wagons waren gestorven - driehonderdvijf-en-zeventig stierven er voor zij in de paardenstallen een plaatsje hadden gevonden en binnen vieren-twintig uur stierven er nog eens vijfhonderd. 'Ta ioork in the Desin fation durinç this period u/as almost unbearable.. We (were) working all the time ill all atmosphere of gas-gangrene, rotting wounds and dysentery. But even if {here u/as no way of saving them' (de aankomenden), 'the callousness, et/en cruelty, with which they were treated by the prisoners working there was hard to forgive." Hoe het in Buchenwald in de desinfectie-barak toeging, wordt beschreven in een relaas van een Nederlandse gedeporteerde wiens trein uit Gross-Rosen ontladen werd in het niet ver van Buchenwald gelegen stadje Weimar. 'De doden', schrijft hij,
XC'moesten door ons meegenomen worden langs de spoorlijn die een dag tevoren gebombardeerd was en na een klein kwartier lopen kwamen we op een plaats waar honderden lijken lagen en waar wij de onze bij moesten deponeren onder het commando van hier das Dreck abschmeissen.
XCUren moesten we toen wachten op een aparte trein die ons van Weimar naar Buchenwald bracht en toen wij daar aankwamen, waren we een minuut oftwintig te laat om die avond het kamp nog te mogen betreden. We werden toen metJ.
I G. van den Bergh en L. van Looi: (1945), p. 54, 56. 2 Chris topher Burney: TIle (1945), p. 65.
elkaar in een paar wagons gepropt en stonden zo de hele nacht in een sneeuwstorm met de ruggen tegen elkaar te wachten tot het de heren beliefde ons binnen te laten, wat eerst in de loop van de volgende morgen gebeurde. Bij het betreden van het kamp bleek echter dat we nog lang niet aan de beurt waren voor de Entlausuno en in een open in aanbouw zijnd gebouw moesten we die hele dag plus nog de nacht wachten om in de loop van de volgende dag ons leed verder te lijden. Die Entlausung was ook heus geen plezier. Het begon met je totaal uit te kleden en dat was niet zo erg. Maar ik had een paar schoenen aan die ik in drie tot vier weken niet uitgetrokken had en voor dit pijnlijke werk achter de rug was, was er al menige vloek over mijn lippen gekomen. Vervolgens kwam ik toen bij een kapper die je grondig knipte en daarna ging ik met mijn bevroren, veretterde tenen in een lysolbad kopje onder. Door die lysol werd je helemaal heen gesleurd en aan het andere einde van de kuip er weer uitgehaald om dan als een hoop oud vuilonder een gloeiend hete douche te komen die je so suf maakte dat verscheidenen hieronder in slaap vielen tot ze er werden weggetrapt in een reusachtig hete droogkamer. In die droogkamer werd ik eerst droog maar op hetzelfde moment weer nat van het zweet en zo: spiernaakt en bezweet, kwamen we uit die droogkamer door een luik in een gang die naar buiten leidde. Deze gang bracht ons naar het kledingmagazijn waar ik een paar uur zo in natura heb moeten wachten op een broek, hemd, jas, pet, die me direct werd afgegapt, en een paar schoenen die ik maar niet heb aangetrokken want mijn voeten konden geen daglicht velen, laat staan een paar houten schoenen. Dus barvo ets en al kreupelend ging ik verder in de stroom mee die me bracht in een kapot gebouw waar ik overnachtte.' I
XCUit het z.g. Kleine Lager van Buchenwald waarin zij waren terechtgekomen (het gold als een quarantaine)", werden de overlevende geëvacuJ.J.vertrouwde sfeer van menselijkheid en orde; een veilig onderdak; gevoel van vrede en geborgenheid ... 't
I H. Leefsma: 'Verslag', p. 8. 2 Het een groep barakken buiten het eigenlijke kamp, was van de lente van '44 af gebruikt als quarantaine voor alle gevangenen uit de transperten die Buchenwald binnenkwamen. Van de herfst van '44 af zaten er in doorsnee steeds ca. twintigduizend gevangenen in opgesloten - de hadden evenwelopdracht, er zorg voor te dragen dat de zieken en zwakken onder hen zo spoedig mogelijk te gronde zouden gaan. Die werden in één barak, 61, samengeperst waar men hen aan hun lot overliet. Per week stierven in die barak minstens tweehonderd gevangenen, soms vijfhonderd. Or. Hemelrijk, begin september '44 gepakt als Joods onderduiker, uit Vught naar Sachsenhausen gevoerd en vandaar begin februari naar Buchenwald getransporteerd, noemde, toen hij enkele weken later uit het in het eigenlijke kamp werd opgenomen en daar in de aparte barak voor Nederlandse gevangenen een plaatsje kreeg, 'de overgang aangrijpend, het verschilonmetelijk groot. Dáár de hel der verdoemden, der reddeloos verzinkenden, elkaar bedreigend en verminkend; hier een
eerden uit het Auschwitz- en Gross-Rosen-complex na korte tijd overgebracht naar Aussenkommandos van Buchenwald, velen evenwel naar het concentratiekamp-complex Dora in de Harz waar de meesten geplaatst werden in het Aussenkornmando-Ellrich,'een ontzettend kamp', aldus een der geëvacueerden,
XC'iets vreselijks. Er was geen water en dus konden we ons niet wassen Er waren zesduizend à zevenduizend mensen waarvan er enige honderden per dag gedood werden.' De modder lag er decimeters hoog Wij hebben verschrikkelijk hard moeten werken Wij hadden een vreselijke Block-oudste, die de mensen liet ophangen voor heel kleine vergrijpen. Als hij ze niet liet ophangen, werden ze doodgeslagen."
XCIn Sachsenhausen werden geëvacueerden die er met treinen aankwamen, hetzij uit Auschwitz, hetzij (na de voettocht) uit Gleiwitz en Loslau, in twee groepen gesplitst: zij die nog konden werken, werden doorgezonden naar Flossenbürg of Mauthausen, zij die niet meer konden werken, naar het Hàjtlingslager van Bergen-Belsen.
XCBij de vrouwelijke gedeporteerden werd een soortgelijke splitsing aangebracht in Ravensbrück, met dien verstande dat diegenen die nog konden werken, naar Aussenleommandos van Ravensbrück werden gezonden. Zij die niet meer konden werken, verdwenen naar het Frauenlager van Bergen-Belsen.
XCEvenals in Buchenwald het geval was geweest, waren de geëvacueerden in Sachsenhausen, Ravensbrück, Flossenbürg en Mauthausen eerst in de quarantaine-barakken terechtgekomen. Daar waren velen gestorven.
XCvan een gastvrij vertrek' Hemelrijk, een classicus, ging er aan twee groepjes Nederlandse gevangenen Jes geven in het Latijn (uit de Häfilingsbücherei had een gevangene hem een bloemlezing van Latijnse verzen doen toekomen): een groepje beginnelingen en een groepje gevorderden. 'Deze lessen', zo schreef hij, 'zijn de merkwaardigste geweest die ik in mijn leven gegeven heb. De maand maart was ongekend mooi. We hadden tijd na de arbeid en spijbelden ook vaak op een zonnige dag (want de discipline was zeer verslapt). Dan werden banken en kratjes naar buiten gesleept en zaten er veel, soms met ontbloot bovenlijf, zich te koesteren in de milde voorjaarszon. Wij gingen in een kringetje zitten en lazen Latijnse poëzie in volle gemoedsrust, alsof we met vakantie waren.' (J. Hemelrijk: Zeven maanden eoncentratie kamp (1952), dl. III: Buchenwald, p. 49-50,56) , De schatting is vermoedelijk te hoog; wij weten slechts dat in de periode eind '44-begin april '45 (het Dora-complex werd toen geëvacueerd) in het complex op zijn minst zesduizend gevangenen om het leven zijn gekomen. 2 'Verslag van mededelingen van E. Halverstadt' (25 febr. 1947), p. 12 (GC).
Alleen de sterksten hadden de verschrikkingen van de evacuatie kunnen doorstaan.
XCNa de evacuatie, begin september' 44, van het concentratiekamp-Vught waaruit (wij komen er nog op terug) de mannelijke gevangenen naar Sachsenhausen, de vrouwelijke naar Ravensbrück waren getransporteerd, zijn, de gehele hongerwinter door, gevangenen uit bezet Nederland slechts naar één concentratiekamp gezonden: Neuengamme. Niet zo weinigen! Cijfers gaven wij al in hoofdstuk 5: ruim drieduizend uit het concentratiekamp Amersfoort en meer dan driehonderd uit gevangenissen in diverse plaatsen: ruim tweehonderd uit Groningen, ca. vijftig uit Assen, ca. tachtig uit Doetinchem; daarenboven is begin december '44 en eind februari '45 nog een klein aantal Nederlandse Joden uit BergenBelsen naar het Neuengamme-complex overgebracht.
XCDe transporten uit Groningen naar Neuengamme duurden twee of drie dagen, die uit Amersfoort nog iets langer: vier of vijf dagen. Zoals wij al in hoofdstuk 5 weergaven, hadden, toen op 8 september ruim elfhonderdvijftig gevangenen uit Amersfoort werden weggevoerd, velen hunner geen tijd gekregen om voldoende kleren uit te zoeken, sommigen verlieten het kamp haast ongekleed. Dit transport bestond uit weigeraars van de arbeidsinzet en z.g. contractbrekers - de bedoeling was dat zij allen aan het Duitse bedrijfsleven ter beschikking zouden worden gesteld. In Neuengamme evenwel maakte men het zich gemakkelijk: allen die uit Amersfoort aankwamen, werden er vastgehouden. Dit transport had voor de reis geen voedsel meegekregen.
XCDat laatste gold ook voor het grote transport dat op I loktober Amersfoort verliet: veertienhonderdveertig gevangenen, onder wie zeshonderdtwee mannen en jongens die tien dagen eerder in Putten waren opgepakt. Van die Puttenaren sprongen er veertien uit de rijdende trein.' Die trein bestond namelijk uit personenwagons met coupe's en, aldus Tj. Wouters in het door hem samengestelde werk Het drama van Putten: 'Juist voordat de trein het station Amersfoort verliet, werd van buiten een der coupédeuren opengerukt en klonk het uit de mond van een oude
XCI Eén van die veertien kwam daarbij
weermachtsman die ervoorverschijnt: 'Deze deurwordt niet gesloten."! Er kwam in de betrokken coupé geen bewaker terecht, in andere bevonden zich wèl bewakers. 'Voor eten of drinken', zo schreef later een der Puttenaren, J. Donker, 'werd niet gezorgd, wie het geluk had wat bij zich te hebben, kon eten, de rest moest teren op zijn vet.' Spoedig werden de gevangenen door banger en dorst gekweld. Ook als de trein stilstond, kregen zij niets te drinken, wèl werd bij één gelegenheid goedgevonden dat een aantal gevangenen wat knollen rooide, 'in r03 uren hebben de meesten van ons', aldus Donker, 'als eten en drinken gehad twee à drie kleine veevoederknollen. '2
XCVan de Nederlanders die Neuengamme werden binnengevoerd, werden er honderdtien, allen gevangenen van de SD te Groningen die op 18 januari in Neuengamme werden ingeschreven, niet als 'gewone' gevangenen behandeld. Zij werden z.g. Toysperre-gevangenen, hetgeen betekende dat zij het hoofdkamp niet mochten verlaten; men had hun paarse armbanden gegeven en hun hoofd slechts voor de helft kaalgeschoren. Voor de SS en de Kapo's was dit een aanduiding dat zij door de Groninger SD als Todeskandidaten waren bestempeld. Die honderdtien gevangenen werden in één barak ondergebracht en moesten elke dag herhaaldelijk op een apart appèl verschijnen dat extra lang duurde en met veel mishandelingen gepaard ging. Geen hunner mocht daarbij ontbreken: wie ziek was, werd van zijn brits afgesleurd. Na een week of vier waren er van de honderdtien twee-en-dertig overleden - de acht-enzeventig overigen werden eind februari en begin maart in de kampgevangenis, de Bunker, in groepen opgehangen, 'men vertelde ons', aldus een Nederlandse gevangene die tot het laatste uit Nederland arriverende transport behoorde (het transport dat op 15 maart Groningen had verlaten en op de t Sde in Neuengamme werd ingeschreven), 'dat de terdoodveroordeelden elkander bij de galg hadden moeten optrekken."
XCVan de overige gevangenen die Neuengamme werden binnengevoerd (daaronder ook, medio oktober, ca. vijfhonderd die in eerste instantie uit Vught naar Sachsenhausen waren getransporteerd), werd na de quarantaine-periode een deel in of bij het hoofdkamp tewerkgesteld, een deel naar diverse Aussenkommandos gezonden.
XCWat dat hoofdkamp betreft: het was berekend op ca. tienduizend gevangenen, maar eind '44 was dat aantal vermoedelijk al opgelopen tot ruim dertigduizend en eind maart '45 waren er in het gehele Neuengam
XC1 He! drama vall Putten, p. 49. 2 J. Donker in a.v., p. r05-06. 3 III stonnoeti] (Idaarderadeel),
me-complex, de Aussenleommandos inbegrepen, volgens het officiële kwartaalrapport van de SS-Stal1dortarzt 1 ca. twee-en-vijftigduizend gevangenen (onder wie zich, allen in Aussenkommandos, bijna twaalfduizend vrouwen bevonden). Van de ruim veertigduizend mannelijke gevangenen waren volgens dit rapport, uitgebracht aan het SS- Winschafis- und Veru/altungsh auptamt, in de periode 26 december '44-25 maart '45 ruim zesduizend bezweken: de helft in de Aussenleoinmandos, de helft in het hoofdkamp; of dit cijfer juist is, weten wij niet - het rapport bevat op andere punten passages die slechts de conclusie toelaten dat de bedoelde Standortarzt er op uit was, zijn superieuren een rad voor de ogen te draaien, of dat hij nooit een voet binnen het kamp had gezet. Wij citeren:
XC'Der hygienisehe Zustand der Wohnbloclee im KL Hamburg-Neuengamme gibt ZI/ Beanstandungen leeinen An/ass. . Die Laçcrinsassenu/erden wöehent/ieh eintnal gebadet. Son/cit velfzïgbar iuird frisdie Leibu/dsche ausgegeben. . Die Verpflegl/ng der Häfi/inge ioird durch den Lagerarzt ständig ûberprû]: und ist eben ausreithend . . Die Zubereitung del' Mahlzeiten in del' Häfi/ingskiiehe ist sal/bel' und einioandfrei, die Vertei/ung gerecht'
XCmededelingen die met de werkelijkheid van het kamp nauwelijks iets te maken hadden. De woon barakken waren er propvol en vergeven van vlooien en luizen. Wat het voedsel betreft: 'Een liter koolrapenof koolbladerensoep per dag vormt', aldus een Nederlandse gevangene die bij het transport van 15 maa rt was ingedeeld,
XC'het warme eten 's Morgens voor ontbijt een sneetje brood van een pink dikte. Droog. 's Avonds het dubbele van zo'n portie, meestal met een klein stukje margarine, ofeen lepel jam, of een schijfje worst. Je bent dan zo langzamerhand in het stadium gekomen dat je de kleine visjes", die je aanvankelijk van de stank niet kon benaderen, als een lekkernij gaat beschouwen."
XCEr moest in het kamp (het had grote werkplaatsen waar diverse wapens werden vervaardigd) hard worden aangepakt, de appèls werden driemaal per dag afgenomen en duurden dan minstens een uur ('al regent het dat het giet, al ligt de sneeuw voeten hoog, al vriest het dat het kraakt, ditkantine kopen. 'H. Rolsrna: Neuençannne. De ramp vall de vocht vall Liibecle (1945 ?),
1 Dit rapport d.d. 29 maart 1945 is als document PS-2169 gebruikt bij de Neurenberger processen, gevoerd voor Amerikaanse militaire rechtbanken. ' Die kon men in de
gaat altijd door"). Wie ziek werd, ging, als hij tot de aan de hongerziekte lijdende, Z.g. Muzelmannen behoorde, onherroepelijk te gronde ('het waren', aldus een gevangene uit Groningen, 'geraamten, onherkenbaar vermagerd en bij de minste aanraking schreiden ze als kinderen") - leed hij aan een andere ziekte, dan kon hij (met alle risico's van dien!) wellicht een plaatsje krijgen in een Zimmer van de ziekenbarakken waar het Revier uit bestond. 'Ik open' (wij citeren een Friese illegale werker, die begin april '45 in het Revier van Neuengamme werd opgenomen)
XC'een willekeurige deur en betreed vervolgens een kleine ruimte waar een twaalftal driedelige kribben is opgesteld. De onderste krib ligt gelijk met de vloer. Vijftig centimeter hoger is de tweede krib; nog weer vijftig centimeter hoger krib numero drie. De kribben zijn tachtig centimeter breed. In iedere krib vier patiënten; dat wil dus zeggen dat in een driedelige krib twaalf mensen liggen. Derhalve huizen in deze stinkende, veel te kleine en te lage ruimte een honderdvier-en-twintig mensen. Ieder Zimmer (zo wordt dit hok genoemd) heeft een Zimmerdlteste (kameroudste). Deze kameroudste heeft macht over leven en dood in dit hok. Hij is de gevreesde. Hij zorgt voor ons wel en wee. Voor het wee is hij uitermate geschikt. Dit duivelse wezen beschikt over een harde knuppel, waarmee hij letterlijk en figuurlijk indruk weet te maken. Hij wil niets liever dan'RL/he'. Rust in de kamer, rust in de bedsteden. Je moet er voor zorgen, dat je met je vieren rustig ligt in die krib van tachtig centimeter; want anders zal de knuppel van de kameroudste het je wel leren, want die slaat raak!
XCMoeilijk is het aan deze toestand te wennen. Want hoe moet je met je vieren als zieke mensen in zo'n bak liggen? Welnu, dat gaat als volgt: je ligt op de zij met het gezicht van één kameraad bij je, van de twee andere heb je de voeten bij je - met je eigen voeten lig je dus tussen hun gezichten in. Ik moet even wachten voor ik een plaatsje kan krijgen; maar al gauw sterft er iemand en dan kan ik zijn plaats innemen.
XCOns bed is van stro; met z'n vieren hebben we één deken."
XCVolgens het rapport van de Standortarztvan Neuengamme dat wij zojuist citeerden, was van de ruim zesduizend mannelijke gevangenen van het Neuengamme-complex die van eind december '44 tot eind maart '45 waren overleden, de helft bezweken in het hoofdkamp, de helft in de
XC1 J. A. de Roos: 'Neuengamrne', dl. I, p. 10 (GC). 2 K. D. Dijkstra: Waarom terug uil Neuençamme? (I94S?), p. IS. 3 In starmoetij (Idaarderadeel), p.
Aussenkommandos. In totaal waren in die Aussenkommandos veel minder gevangenen opgenomen dan in het hoofdkamp - de overlijdenscijfers vormen dus een aanwijzing dat de kansen om het er levend af te brengen in de Aussenkommandos geringer waren dan in het hoofdkamp. In de laatste maanden van '44 werden veel Nederlandse gevangenen (onder hen ook veel Puttenaren) naar Aussenkommandos even beoosten Drente en in Sleeswijk-Holstein gezonden waar zij tankgrachten moesten graven (daarover straks meer), in februari '45 kregen talrijke, ten dele pas gearriveerde Nederlandse gevangenen andere bestemmingen: eenen-vijftig werden als deel van een transport van ca. vijfhonderd gevangenen naar het belangrijke (en zwaar gebombardeerde) spoorwegknooppunt Soest in Westfalen overgebracht waar zij herstelwerkzaamheden moesten uitvoeren. Bij dit Eisenbahn-Kommando vielen eind februari bij een Geallieerd luchtbombardement vijftig doden - eind maart (de Britten waren toen over de Rijn gekomen) werd nog een deel van het Kommando naar Sachsenhausen, een deel naar Ebensee (een Aussenkommando van Mauthausen) overgebracht. Van de een-en-vijftig Nederlanders die bij het Eisenbahn-Kommando waren ingedeeld, bezweken er negen-en-twintig.
XCNaar verhouding vielen er wellicht nog méér slachtoffers onder de Nederlanders die midden februari uit Neuengamme werden overgebracht naar een verlaten krijgsgevangenenkamp bij het plaatsje Wöbbelin, dat in Mecklenburg ligt (zie kaart IX op pag. 874). Van dat kamp waren slechts vier barakken over, alle vier zonder vloer. De bedoeling was dat er een groot nieuw concentratiekamp zou verrijzen. Met die opbouw was nauwelijks een begin gemaakt toen eind maart-begin april '45 duizenden gevangenen uit Aussenkommandos in gebieden waar de Geallieerde strijdkrachten in aantocht waren, naar Wöbbelin werden gezonden. Tot overmaat van ramp brak daar een vlektyphus-epidemie uit. Van de Nederlandse gevangenen die rechtstreeks uit Neuengamme of via een ander Aussenkommando in Wöbbelin terechtkwamen, stierven er omstreeks honderddertig.
XCNu de Aussenkommandos die tankgrachten moesten graven.
XCEr waren er, gelijk gezegd, even beoosten Drente, n1. bij Meppen (zie kaart IX op pag. 874), en in Slceswijk-Holstein, en naar die laatste Aussenkommandos werd een groot deel van de Puttenaren gezonden.
XCIn de nacht van zaterdag 14 op zondag 15 oktober kwam het transport van meer dan veertienhonderd gevangenen waartoe ook zij behoorden, uit Amersfoort in Neuengamme aan. Tijdens de treinreis hadden de gevangenen,
XCNOORDZEE IX. Neuengamme en enkele van zijn Aussenleommandos
XCkleine knollen - de 'soep' evenwel die hun op de zondag van aan komst werd uitgereikt ('soep' die gehaald moest worden in een hoed of pet en zonder lepel verorberd), zag er zo walgelijk uit dat de meesten geen hap naar binnen konden krijgen, 'ze kotsten er van', aldus een Puttenaar.'
XCDrie etmalen lang werden alle gevangenen van dit transport in quarantaine gehouden. De handwerkslieden werden er uit gehaald om bij devan het hoofdkamp te worden ingedeeld, de overigen (geschat wordt: ca. vierhonderd Puttenaren en drie- tot vierhonderd andere Nederlandse gevangenen) werden opoktober op transport gesteld naar Husum aan de Sleeswijk-Holsteinse kust.
I8
XCHetwas eind september '44 gevormd. Als eersten waren er uit Neuengamme ca. vijf-en-twintighonderd gevange
XC, T. in Het drama van Putten, p.
nen heengezonden, onder wie de meesten uit het Amersfoortse transport van 8 september (de elfhonderdvijftig weerspannigen van de arbeidsinzet die in Neuengamme waren vastgehouden) en voorts nog Belgische, Franse, Russische en Poolse gevangenen. Lagerältester werd er een Duitse misdadiger en het waren slechts Duitsers die er als Kapo's gingen fungeren. De dag na aankomst werden de gevangenen aan het werk gezet bij objecten die enkele uren lopen van het kamp waren verwijderd. 'Ik zie ze', aldus later een Nederlander die een ziekenbarak moest inrichten,
XC'nog terugkomen de eerste avond, dooden doodmoe, met kapotte voeten van de te grote of te nauwe schoenen, vele zieken en zelfs doden met zich mee slepende. Zij hadden drie tot vier uur moeten lopen en tot aan hun knieën in het water moeten werken en als ze even probeerden te rusten, ging de Ochsenriem er over. De Kapo's en Vorarbeiter waren beesten ... De eerste de beste avond hadden we ca. vijfhonderd gevallen te helpen, verbinden van voetwonden, sommigen met koorts en twee gevallen van longontsteking die ik, tegen het verbod in, een Schonungsschein gaf en die in hun barak in bed moesten blijven. De volgende dag, om vijf uur al, probeerden er tientallen bij ons te komen, maar met zweep- en stokslagen werden zij ... teruggedreven. Om tien uur stond de Laoerfuhrer bij ons en begon ons uit te schelden voor alles wat mooi en lelijk was, omdat we er twee hadden thuisgehouden.
XCNa acht dagen hadden we de hele barak in gebruik. Er lagen een tweehonderd man ziek en we hadden gebrek aan medicamenten.
XCNa twaalf dagen hadden we driehonderd zieken en honderdtwintig doden."
XCHet Aussenkommando-riasuui bestond een kleine maand toen er de groep Nederlanders arriveerde waartoe een groot aantal Puttenaren behoorde. De situatie was er toen in zoverre verbeterd dat de gevangenen uit het primitieve kamp per trein tot in de buurt van de werkobjecten werden gebracht - 'het ongelukkige was', aldus later de Puttenaar J. Donker, die wij al eerder citeerden,
XC'dat het werk nog wel duizend meter van de trein verwijderd was. Deze afstand was moerassig weiland met sloten waarover wij in looppas moesten springen als opgejaagde kuddedieren. Bij deze sloten stonden de Kapo's klaar met hun knuppels en hoe meer gevangenen in de sloot vielen, hoe meer plezier zij er in hadden.'
XCBrede tankgrachten moesten worden gegraven, 'het was daar ontzet
XC, J. A. de Roos: 'Belevenissen in Neuengamme' (z.j.), p. 14-16
tend hard werken met slecht materiaal, , , Al heel gauw stond je in de modder en in het water. Als het werk niet voldoende opgeschoten was, brak de hel los: dan werd het aan één stuk door trappen, slaan en schoppen," "s Middags', aldus deze zelfde Puttenaar,
XC'werden er ketels koffie op het werk gebracht; tijd om die te gebruiken was er echter niet en meestal werden ze, zonder dat we er een druppel van gehad hadden, voor onze ogen op het gras leeggegoten door de Kapo's, 's Avonds opnieuw slootje springen, , ' , weer in de goederenwagons gedreven en dan ging het doodmoe, uitgeput, met pijnlijke ledematen en een knagende honger 'huis' toe, Daar kregen we onze liter watersoep en dan met twee of drie man in één krib, Van rusten kwam niet veel en het was weer direct's morgens vijf uur: de knuppels gingen weer omhoog."
XCNiet langer dan anderhalve week bleven de Nederlanders in Husum; de meesten hunner werden toen overgeplaatst naar een tweede nieuw Aussènkommando van Neuengamme: Ladelund (zie kaart IX op pag, 874), Dat was een nog primitiever kamp dan Husum: er waren vijf barakken voor niet meer dan driehonderd man - die werden nu gebruikt voor tweeduizend, Er waren geen kribben, er was geen stro en er was geen waterleiding - de gevangenen vervuilden dus snel. Bovendien was het kampregime nog strenger dan dat van Husum, moest er nog harder worden gewerkt en moest men weer naarde werkobjecten lopen, In rijen van vijf marcheerden de gevangenen naar de tankgrachten in wording - de zieken moesten mee, 'Daar aangekomen konden de zieken', aldus Donker, 'natuurlijk geen spade vasthouden; wij legden ze dan in het natte gras neer en zonder dat er iemand naar om mocht kijken, lagen ze daar te sterven als beesten' -veelal in de regen, in de wind, "s Avonds moesten wij die lijken dan op onze rug nemen en zo marcheerden wij dan naar het kamp terug.' 3 Naarmate het werk aan de tankgrachten opschoot, werd die mars langer - het werd er tenslotte een van drie uur.
XCMidden december waren de tankgrachten gereed, Het Aussenkommando Ladelund had toen zes weken bestaan - in die zes weken waren van de ongeveer tweeduizend gevangenen met wie het Aussenkommando was begonnen, ca, vijftienhonderd overleden, 'IS december ging', schrijft Donker, 'het afgebeulde en uitgemergelde overschot in goederenwagons terug naar Neucngamme."
XCI 'Verslag van mededelingen van J Donker' (12 aug, 1947), P: 4-5, 2 J Donker in Hef drama van Putten, P 121-22, 'A.v" P: 128, 4 A.v" P:
XCUit dit hoofdkamp werden de overlevenden van Ladelund mèt andere Nederlandse gevangenen (onder hen ook Puttenaren die in eerste instantie in het hoofdkamp Neuengamme aan het werk waren gezet) na enige tijd naar weer andere Aussenkommandos overgebracht: een deel naar Meppen waar gegraven moest worden (en in de winterse weken sneeuw geruimd), een deel naar een nieuw Aussenleommando in Westfalen: Lerbeek, waar in een fabriek een werkplaats werd ingericht voor het repareren van vliegtuigmotoren. 'Hier ging het', aid us een Puttenaar, 'vrij goed. Men had wel honger, maar overigens, als je op de fabriek werkte, ging het best."
XCDat eind april en in de eerste dagen van mei, toen ook het Neuengamme-complex werd ontruimd, nog talloze gevangenen zijn omgekomen, zal uit een volgend hoofdstuk blijken. Hier willen wij nog slechts bij één punt stilstaan: de verliezen die de uit Putten gedeporteerde groep heeft geleden.
XCDe cijfers waaruit die verliezen blijken, gaven wij reeds eerder weer (nl. in hoofdstukvan de vijfhonderdacht-en-tachtig, in Neuengamme ingeschreven leden van de Puttense groep, van wie de meesten in Putten geboren en getogen waren, zijn vijfhonderdnegen-en-dertig bezweken: bijnaSommigen hebben dit sterftepercentage in verband gebracht met factoren die specifiek voor de Puttense groep zouden gelden: de Puttenaren waren gewend hard te werken en dus werkten ze ook in hun gevangenschap hard in plaats van zoveel mogelijk lijn te trekken, ze waren niet in het minst voorbereid op wat hun te wachten stond, en ze konden zich, plotseling overgebracht in een situatie waarin de dood op de loer lag, afgesneden van hun gezin, hun bekenden, hun dorp, niet aanpassen. Men heeft ook wel verband gelegd met de aard van de prediking van sommige in Putten staande predikanten. De Puttenaren 'hadden', aldus later een hunner die als twintigjarige elders was ondergedoken maar op de dag van de razzia toevallig bij zijn ouders in Putten was geweest, 'in hun kleine, besloten gemeenschap veelover hel en hemel gehoord. Ik heb de indruk: in het verleden meer over de hel dan
I): 92 %.
over de hemel. En ik heb gehoord, uit hun eigen mond, dat ze zich er bij neer hebben gelegd dat dit dan de hel was die hun was voorspeld.' I Anders gezegd: zij aanvaardden het lijden en in die aanvaarding zouden zij sneller en in groter getale te gronde zijn gegaan dan anderen.
XCVoor de beantwoording van de vraag of zij inderdaad sneller te gronde zijn gegaan, ontbreken alle gegevens. Wat het aantalomgekomenen betreft: men is er, menen wij, te veel van uitgegaan dat de Puttense verliescijfers uitzonderlijk hoog zouden zijn geweest. Dat men die indruk kreeg, was begrijpelijk: hier was (en in dat opzicht stond het Puttense gebeuren op zichzelf) een grote groep die uit slechts één landelijke gemeente was weggevoerd - één gemeente waar men na de bevrijding de ontzaglijke schok te verwerken kreeg dat slechts zo weinigen waren teruggekeerd. Dat leek een exceptioneel gebeuren dat een bijzondere verklaring van node had. Maar is dat gebeuren wel zo exceptioneel geweest? Van allen die van september '44 af naar Neuengarnme op transport werden gesteld, is blijkens de naoorlogse onderzoekingen van het Inforrnatiebureau van het Nederlandse Rode Kruis 85 % omgekomen"; in hoofdstuk 2 van dit deel vermeldden wij voorts dat van de drie-en-veertig, als anti-nationaal-socialistisch bekend staande mannelijke inwoners van Gorinchem die op 3 oktober '44 waren opgehaald, negen-en-dertig (90%) in Duitsland (d.w.z. in het Neuengamme-complex) zijn bezweken. Let men er dan voorts op dat het grootste deel van de Puttense groep terechtgekomen is in een Aussenkommando (Ladelund) waar in zes weken tijd drie-vierde van alle gevangenen bezweek, en dus in een situatie werd geplaatst waarin het onvermijdelijk was dat deze groep Nederlanders zwaardere verliezen zou lijden dan andere, dan zien wij geen dwingende noodzaak om de omvang van de Puttense verliezen in verband te brengen met factoren die bepalend zouden zijn geweest voor de Puttense samenleving. Denkbaar is dat het tempo waarin die verliezen zich voordeden, wèl hoger heeft gelegen dan bij andere groepen, maar de vraag of er van dit hoger tempo sprake is geweest, kan, zoals al opgemerkt, niet beantwoord worden.J.directeur van het Infonnatiebureau van het Neder!. Rode Kruis aan de Enquêtecommissie, Enq.,
I H. Idema, aangehaald in K. Groen en W. G. van Maanen: 1944 (1977), p. 59-60. 2 Brief, [3 juni )950, van de
XCWij hebben aan het Neuengamme-complex speciale aandacht besteed omdat, gelijk gezegd, na de evacuatie, begin september '44, van de gevangenen uit Vught naar Sachsenhausen en Ravensbrück, Neuengamme het enige concentratiekamp was waar Nederlandse gevangenen naar toe werden gezonden. Er zaten overigens begin september '44 al Nederlanders in de complexen van Sachsenhausen, Ravenbrück en Neuengamme en bovendien, afgezien nog van de complexen van Auschwitz en Gross-Rosen welke wij al behandelden, nog in andere: in die van Dora, Buchenwald, Dachau en NatzweiIer; dan waren er nog de Joodse groepen in het Altersghetto Theresienstadt en in het Austauschlaoer Bergen-Belsen.
XCEerder gaven wij weer dat zich in de concentratiekampen in Duitsland midden augustus '44 bijna negen-en-twintighonderd mannelijke en ruim tweehonderd vrouwelijke Nederlandse Schutzhäfilinge bevonden: ca. een-en-dertighonderd in totaal dus. Daar kwamen in Duitsland ten westen van de Odcr-Neisse-Iijn in die laatste oorlogswinter talrijke Nederlandse gevangenen bij: ca. drieduizendvierhonderd in het complex-Neuengamme, in Ravensbrück ruim zeshonderdvijftig vrouwen uit Vught en onbekende aantallen uit Auschwitz en Gross-Rosen, in Sachsenhausen ca. tweeduizendvijfhonderd mannen uit Vught en onbekende aantallen uit Auschwitz en Gross-Rosen - andere, ook onbekende aantallen geëvacueerden uit Auschwitz en Gross-Rosen belandden in het Frauenlager van Bergen-Belsen, in Dora, in Buchenwald, in Flossenbürg, in Dachau, in Mauthausen. Hoeveel waren die onbekende aantallen als men ze bij elkaar telt? Er zijn in totaal volgens onze schatting onder de gevangenen die de complexen van Auschwitz en Gross-Rosen moesten verlaten, misschien tweeduizendvijfhonderd uit Nederland gedeporteerden geweest; dat de helft hunner de verschrikkingen van de evacuatietransporten heeft kunnen doorstaan, lijkt een ruime schatting.
XCHet is ons niet mogelijk, hier de wederwaardigheden in de laatste oorlogswinter weer te geven van de groepen Nederlandse -gevangenen in al die concentratiekarnp-cornplexen welke wij zoj uist noemden: er zijn niet voldoende gegevens. En als die er wèl waren, wat zou dan hun weergave anders worden dan een reeks variaties op een-en-hetzelfde thema? Wij betwijfelen of dat in ons algemene werk zin zou hebben. Trouwens, in de aanhef van dit hoofdstuk gaven wij al een beeld van de elementen die karakteristiek waren voor wat wij 'de derde fase' in de geschiedenis van de Duitse conccntratiekampcn in de Tweede Wereldoorlog hebben genoemd en wat wij i n de voorafgaande
het Neuengamme-complex hebben geschreven, mag men zien als typerend voor de situatie in andere kamp-complexen.
XCWij kunnen niettemin aan die andere kamp-complexen niet geheel voorbijgaan. Voordat wij bij een belangrijk feit stilstaan dat alle Nederlanders in de concentratiekampen in Duitsland in de laatste oorlogswinter pijnlijk heeft getroffen (het feit dat zij, in tegenstelling tot gevangenen van andere nationaliteiten, nauwelijks voedselpakketten ontvingen), willen wij weergeven wat ons bekend is over enkele relatief grote groepen: de geëvacueerden uit Vught, de geëvacueerden uit Natzweiier (de Nacht und-Nebel-gevangenen), de geëvacueerden uit het Auschwitz-complex en de groep die opgesloten zat in het Austauschlager Bergen-Belsen - schrijven wij over deze groepen, dan komt vanzelf de algemene situatie in de desbetreffende kamp-complexen aan de orde. Wat in al die kamp-complexen in de slotfase van de Tweede Wereldoorlog is geschied, vindt pas zijn logische plaats in het hoofdstuk over Duitslands ineenstorting.
XCOp twee achtereenvolgende dagen: S en 6 september '44, werden de gevangenen uit het concentratiekamp Vught met treinen naar Duitsland overgebracht: op de yde alle mannelijke Schutzhäfilinge, op de 6de de overige gevangenen (op enkele uitzonderingen na), onder hen de vrouwen. De mannen die op de yde op transport gingen, hadden slechts mee kunnen nemen wat zij in hun zakken of sokken hadden kunnen opbergen, het transport van de öde kreeg eten mee - geen drinken.' Op beide dagen tezamen werden tweeduizendachthonderd mannen afgevoerd (onder hen enkele honderden Belgen en Fransen) en ruim zeshonderdvijftig vrouwen. Voor beide transporten werd gebruik gemaakt van gesloten goederenwagons - in de meeste daarvan waren zeventig tot tachtig gevangenen opgesloten. In sommige wagons werd met gemeenschappelijk goedvinden een 'leider' benoemd om de onvermijdelijke twisten wist bij te leggen, in andere geschiedde dat niet en daar kon dan het ongemak van de lange reis (zij duurde drie etmalen) tot felle ruzies leiden. In de afgesloten ruimten werd het spoedig benauwd, zodat
1 Op 7 september werd uit het nog een onbekend aantal gevangenen naar Duitsland getransporteerd, op de r zde geschiedde hetzelfde met de zestig gevangenen van het dit waren allen mannen.
sommige gevangenen flauwvielen. Beide transporten kregen eenmaal voedsel uitgereikt: brood en worst op een station in Duitsland, en toen werd ook in elke wagon van het transport van de yde een tonnetje met water geplaatst, waarna zich althans in één der wagons, aldus een inzittende, 'ongelofelijke taferelen' afspeelden: 'ieder drong op; er werd geslagen en geschreeuwd en het bleek wel, welke beesten in de mensen huisden.' I Het transport van de 6de kreeg niets te drinken, 'de dorst die wij hadden, was', aldus een gevangene, 'niet om uit te houden. Ik had steeds een knoop in mijn mond. Wij durfden het brood niet op te eten, uit angst dat we zouden stikken."'Naast de benauwdheid was', schreef later een der vrouwen van het transport van de 6de,
XC'de afwezigheid van water wel het ontzettendst. In elk station jammerden we om drinken en af en toe werden, op de perrons, door medelijdende soldaten wel eens enige van onze pannetjes gevuld; er ontstonden dan ... zulke vechtpartijen dat er heel wat van dit kostbare nat gemorst werd."
XCWij willen eerst deze ruim zeshonderdvijftig vrouwen volgen.
XCIn hun Vughtse kampkleding (blauwe overalls met blauwe hoofddoeken) stapten zij bij Ravensbrück uit de trein. Geradbraakt voelden zij zich maar niet gebroken. In rijen van vijf passeerden zij zingend de SS-wacht van het concentratiekamp. 'We waren trots op jullie, zoals je binnen kwam marcheren', kregen zij later van Nederlandse vrouwen te horen die toen al in Ravensbrück gevangen zaten, 'jullie houding was zo fier."
XCHet transport uit Vught werd in eerste instantie niet in een barak ondergebracht maar in een grote tent met stro op de grond, dat wemelde van luizen en vlooien, en naar die tent op weg kregen de vrouwen beelden te zien welke zij in Vught nooit hadden aanschouwd: geen barak passeerden zij of magere vrouwen met armen als van skeletten smeekten om eten; aan sommigen wierpen de vrouwen wat brood toe - prompt verschenen SS-Aufseherinnen die de bedelaressen wegranselden.
XCIn de tent was het niet om uit te houden: voor de luizen en vlooien op de vlucht, gingen de vrouwen uit Vught in de openlucht slapen. Na twee dagen werden zij ingeschreven. Daarbij werden hun al hun bezittingen, ook de Vughtse kampkleding, afgenomen - zij kregen niet meerJ.J.'c.
1 Gerber: 'Mijn ervaringen in gevangenis en concentratiekamp. Weteringschans, Vught, Oranienburg' (1945 ?), p. 30. 2 Gem. politie Groningen: p.v. de Jonge (7 sept. 1946), p. r (Ge, c (6r) 7). 'G. Kijzer-Lanz in dl. I, p. 663. ten Boom: (1946), p. 86.
dan een hemd, een dunne jurk en een paar klompen uitgereikt. Vervolgens kwamen zij in de quarantaine-afdeling van het kamp terecht, t.w. in een vervuilde barak. Daar bleven zij twee weken, waarin zij dagelijks urenlang op appèlmoesten staan - na afloop van die periode had elk haar plaats gekregen in een of ander Kommando, hetzij binnen, hetzij buiten het kamp.
XCWat die laatste, de Aussenkommandos, betreft, weten wij slechts met zekerheid dat eind september ca. vijftig vrouwen die in Vught in het Philips-Kommando hadden gewerkt, overgebracht werden naar Reichenbach en enige tijd later omstreeks tweehonderd andere vrouwen naar een Aussenkommando van Dachau in München.
XCIn Reichenbach bevonden zich, zoals eerder bleek, reeds ca. vierhonderdvijftig Joodse mannen en vrouwen die uit Vught eerst Auschwitz waren binnengevoerd. Het (nogal primitieve) kamp waarin de vijftig vrouwen terechtkwamen, bleek tevens een opleidingskamp te zijn voor SS-Aujseherinnen. Het werd steeds voller: niet alleen de Joodse vrouwen uit Vught kwamen er in terecht maar ook Poolse en Hongaarse Jodinnen. Van het kamp uit moest in verscheidene fabrieken (die van Telefunken was er een van) hard worden gewerkt, 'we hadderi', aldus een van de vrouwen uit Ravensbrück, 'altijd honger, maar vergeleken bij later was 't eten niet slecht.' I Voorzover ons bekend, is van alle in het Aussenkom manda-Reichenbach tewerkgestelde Nederlandse vrouwen aldaar in de vier-en-een-halve maand dat zij er waren, niet één overleden.'
XCOok de ca. tweehonderd vrouwen die naar een zich in München bevindend Aussenkoinmando van Dachau werden gezonden, kwamen in een relatief gunstige situatie terecht. Samen met ca. driehonderd Poolse vrouwen (geëvacueerden uit Warschau) en enkele vrouwen uit Joego
I A. Siegenbeek van Heukelorn: Verslag (z.j.), p. 7 (GC). 2 De gevangenen uit dit werden, toen het Rode Leger naar de Neisse oprukte, midden februari te voet afgevoerd, dwars door het Reuzengebergte; onderweg werd uit de groep van vijftig vrouwen uit Ravensbrück één, die niet meer meekon, doodgeschoten. Na vier dagen lopen werden de vrouwen in een trein geladen die goeddeels uit open wagons bestond. Die trein reed hen in vijf etmalen naar Minden in Westfalen waar zij in een van Neuengamme terechtkwamen van waaruit zij de dagen door brachten in een onderaardse fabriek van het Siemens-concern. Werken konden zij er niet; er was geen materiaal. In april werd een deel van deze groep eerst nog naar de Volkswagenfabriek in Fallersleben gevoerd, vervolgens werd ze per trein naar een kamp in Salzwedel overgebracht. Daar werd zij door Amerikanen bevrijd. Een ander deel kwam uiteindelijk na een gruwelijke reis in Wöbbelin terecht en vandaar in Hamburg de overlevenden werden daar overgedragen aan het Zweedse Rode Kruis.
slavië en België werden zij gehuisvest in een met prikkeldraad afgesloten deel van een gewoon woonblok; zij werkten in een fabriek vall de I-cl. Agfa (deel van het IG-Farben-concern) waar aan een lopende bandtijdmechanismen voor bommen werden geassembleerd. Elke zondag gingen zij wandelen met de SS-Aufse/ierinnen. Hun voedsel was karig. Toen er in januari geen zout meer in het warme eten was gedaan, gingen de Nederlandse vrouwen in staking. 'One of them', aldus later de Oostenrijkse arts van dit Aussenkommando, Ella Lingens-Reiner, die in december uit Auschwitz naar Dachau was overgebracht,
XC'switched off the colweyor bell. Thev crossed their arms and when the Conunandam IIlelJl from aile to the other, completely beside himself, askillg lIJhy Ihey If/ere 1101 II'O/'killg, Iii was gillen the answer; 'Because we don't want to al1y more.' A strike in a munition factory, a strike of concentrationcamp-prisoners! II was something completely unheat.i of>
XCstraffen (was zoiets in andere kampen gebeurd, dan zouden diegenen die voor de staking verantwoordelijk waren gesteld, onmiddellijk zijn opgehangen) bleven alleen achterwege doordat, schijnt het, op het rapport over deze zaak niet tijdig werd gereageerd door het SS- Wirtschafts IIl1d Veru/altunoshanptamt en de SS-offIcier die als Kommandant van het Aus senkommando optrad, niet geïnteresseerd was in een spoedige afhandeling. Voorzover ons bekend, zijn onder deze omstreeks tweehonderd Nederlandse vrouwen in het geheel geen slachtoffers gevallen."
XCVeelongunstiger was de situatie voor de vrouwen die in Ravensbrück moesten blijven. De barakken werden er van maand tot maand voller, de rantsoenen van maand tot maand kleiner. Veel vrouwen werden ziek, vooral als gevolg van de moordende appèls, en konden niet langer werken. Dan dreigde voor hen het gevaar dat zij uit de groep van diegenen die niet bij een bepaald Kommando waren ingedeeld, geselecteerd zouden worden. Die geselecteerden werden naar een dicht bij Ravensbrück gelegen, kleiner kamp overgebracht, Uckermark, waar zij vrijwel niets te eten kregen, waar de SS-Atifseherinnen als hellevegen optraden en waar van tijd tot tijd nieuwe selecties plaatsvonden - velen werden naar het kamp Ravensbrück teruggebracht waar zij èf doodgeschoten werden èf in een primitieve gaskamer vermoord (geschat wordt dat in de gaskamer van midden januari tot midden april tussen de vijf
XCJ Ella Lingens-Reiner: Pl'isollerojjear(I948), p. T70. 2 De groep werd eind april door de Lagerleommandant naar een plaats buiten München gevoerd. "There it rained', aldus Ella Lingens-Reiner, 'he left them in a bam, dressed in civilian clothes and u/ent off 01'1 his bike. On the folloiuing day the French came.'
en zesduizend vrouwen zijn vermoord), anderen werden in de ziekenbarak van Uckermark vergiftigd. Van één groep van zeventig Nederlandse vrouwen die in februari naar Uckermark werd overgebracht, zijn elf in leven gebleven, van een tweede, kleinere groep die in maart hetzelfde lot trof, niet één.
XCWij vermelden tenslotte dat begin maart in Ravensbrück een speciaal transport werd gevormd van vrouwelijke politieke gevangenen die als Nacht-und-Nebel-gevangenen behandeld moesten worden; dat transport, waarbij zich vijf-en-dertig Nederlandse vrouwen bevonden, werd naar Mauthausen overgebracht.
XCNu de mannen van het transport uit Vught.
XCZij werden niet in het hoofdkamp Sachsenhausen opgenomen maar moesten na aankomst marcheren naar de grote montagehal van de HeinkeI-vliegtuigfabrieken die op ongeveer 8 km van Sachsenhausen lagen. Het gehele fabriekscomplex was in april '44 door een Geallieerd bombardement zwaar beschadigd maar de montagehal was toen vrijwel intact gebleven. In die immense, sombere en tochtige hal waren, toen de mannen uit Vught er werden binnengebracht (alsook andere Nederlandse mannen die afkomstig waren uit de gevangenis te Rijssel en uit diverse tuchthuizen in het Rijnland), al duizenden uit Warschau geëvacueerde Polen aanwezig, 'velen', aldus een der Nederlanders, 'afkomstig uit de donkere wijken van deze Oosteuropese stad' - 'iedere avond' werd met die Polen gevochten 'om een deken of een ledige krib' (er waren èn te weinig dekens èn te weinig kribben),
XC"s middags bij het eten dezelfde gevechten om een schotel. Meestal wonnen de Polen. Zij aten dan het eerst, likten de schotels grondig schoon en zonder dat deze gewassen konden worden, moesten daarna de Hollanders er uit eten. Machteloos waren we, ook als we zagen dat het toch al karige eten oneerlijk verdeeld werd. Werk was er vrijwel niet."
XCDe gevangenen moesten elke dag urenlang op appèl staan (bij elkaar meestal zes uur lang) en voor de rest diende ieder te zien hoe hij, zonder
XCI 'De Visser' in Den vijand u/ederstaan, p.
teveel last te krijgen met de Kapo's (voor een deel Duitsers, voor een deel Polen), de dag zo goed mogelijk doorkwam.
XCVoor werk werd spoedig gezorgd. Er verschenen in de Heinkel-hal ambtenaren van de Arbeitseinsatz en bedrijfsleiders. Zij vroegen om geschoolde arbeiders. Slechts weinigen meldden zich. Daarop werd de gevangenen eenvoudig aangezegd, naar welk Aussenkommando zij zouden worden overgebracht. Wie dan de Heinkel-hal verliet, verloor al zijn bezittingen en kreeg in ruil slechts de gestreepte concentratiekampkleding. Zo werden omstreeks vierhonderd (volgens sommigen: tweehonderd) mannen uit Vught samen met ongeveer tweehonderd andere gevangenen van diverse nationaliteit naar Rathenow-Heidefeld gestuurd, ca. 70 km ten westen van Berlijn, waar zij tewerk werden gesteld in de Arado-vliegtuigfabriek.' Andere mannelijke gevangenen uit Vught werden naar de Klinker-Werke van Sachsenhausen gedirigeerd, ca. vijfhonderd verdwenen midden oktober naar Neuengamme, nog anderen werden doorgestuurd naar Buchenwald en naar de mannen-afdeling van Ravensbrück, ook bleven er Nederlanders in de Heinkel-hal achter als leden van het Kommando dat werd ingezet om in de chaos die door het Geallieerde bombardement was ontstaan, weer enige orde te scheppen, later ook elders in het fabriekscomplex toen daar weer kon worden gewerkt.
XCHet schijnt dat er eind oktober vari de ca. tweeduizendvijfhonderd Nederlandse mannen die zich begin september in de Heinkel-hal hadden bevonden, nog ongeveer driehonderd over waren voor wie men nog geen bestemming had gevonden - de meesten van die driehonderd werden in het hoofdkamp Sachsenhausen opgenomen; daarheen waren uit de Heinkel-hal ook al anderen overgebracht.
XCHoeveel Nederlanders zaten er in dat hoofdkamp?
XCEind augustus '44, naar het schijnt, ca. driehonderdvijftig. Daarbij kwamen dus, formeel, de uit Vught geëvacueerde mannen en de uit Rijssel en uit het Rijnland overgebrachte Nederlandse gevangenen, bij
1 Uit Rathenow-Heidefeld zijn de zieken steeds naar Sachsenhausen getransporteerd - één schatting houdt in dat tweehonderd gevangenen van dit zijn overleden. De anderen werden eind april door het Rode Leger in Rathenow-Heidefeld bevrijd.
elkaar misschien tweeduizendvijfhonderd mannen. Er zijn in het hoofdkamp evenwel niet tweeduizendachthonderdvijftig Nederlanders ingeschreven gebleven - volgens de socialistische leider Koos Vorrink (die in Sachsenhausen geïsoleerd zat in een barak van de kampafdeling voor Russische krijgsgevangenen maar die van daaruit tal van clandestiene contacten kon onderhouden) waren het er, zo verklaarde hij aan de Enquêtecommissie, 'in de winter 1944-1945 achttienhonderd.'!'Winter '44-'45' moet dan, dunkt ons, begrepen worden als: eind '44begin '45, want eind januari en begin februari vonden uit Sachsenhausen, waar toen een deel van de evacuatietransporten uit Auschwitz binnenkwam, grote transporten naar andere kampen plaats (transporten die de hele maand februari en ook in maart werden voortgezet), waarbij ook groepen Nederlanders Sachsenhausen verlieten. Zieke gevangenen werden bij duizenden naar het HäJtlingslager van Bergen-Belsen gezonden, valide gevangenen naar Buchenwald, Flossenbürg en Mauthausen. Midden april '45 waren in het hoofdkamp nog ca. negenhonderd Nederlanders over.
XCDe verklaringen van de Nederlanders die na september '44 in Sachsenhausen opgesloten waren, maken er geen melding van dat in de periode tot de evacuatie van het kamp (21 april '45) grote aantallen Nederlanders zouden zijn overleden- - dat kan hebben samengehangenJ. J.J.
! Getuige Vorrink, dl. VI c, p. 83. 2 Het spreekt vanzelf dat Sachsenhausen ook in die laatste oorlogswinters schrille tegenstellingen kende. Voor 'aristocratie' en 'middenstand' bestonden er diverse geneugten. Dr. Hemelrijk, begin november uit de Heinkel-hal het hoofdkamp binnengevoerd (hij werd, gelijk reeds vermeld, begin februari '45 naar Buchenwald op transport gesteld), beschreef later aldus een zondag middag in Sachsenhausen midden december '44: 'Zondagmiddag had je keuze. In het badhuis, dat met zijn stoelen tot concertzaal was ingericht, speelde een strijkje van gevangenen klassieke muziek, afgewisseld door cernposities van de dirigent-zelf. Het programma kreeg je bij de ingang netjes gestencild toegereikt. Maar er was slechts een beperkt aantal plaatsen, 100 à 150. Een toegangskaart was niet gemakkelijk te krijgen, zeker niet voor het plebs, waartoe ik hoorde; alleen door connecties met een der promineriten had je er kans op . . . . Voor de voetbalwedstrijd die op het appèlplein gehouden werd, had je geen toegangskaart nodig. Er speelden elftallen van verschillende maar er werden ook landenwedstrijden gehouden; ik meen zelfs een competitie. Elke club had zijn eigen costuum. Ik keek de eerste keer mijn ogen uit naar die athletische gestalten, naar het prachtige enthousiaste spel en de sportiviteit van de spelers. Er ontbrak niets aan. Alles was in de puntjes in orde. Het veld was tevoren geëffend, met krijtstrepen en hoekvlaggen voorzien, en de doelpalen waren uitgezet. Op de galerij van de toren boven de toegangspoort zaten en stonden belangstellend naar het spel te kijken. Soms vloog er een bal boven op hun balustrade. Welwillend schopten ze die weer in het veld. Maar de machinegeweren stonden
met het feit dat de gevangenen, zodra zij ernstig ziek bleken te zijn, naar het Häfilingslager van Bergen-Belsen werden gezonden.
XCNaar dat Häfilingslager verdwenen begin maart '45 ook twee Nederlanders die zich in Sachsenhausen bij uitstek verdienstelijk hadden gemaakt door er van de vierhonderd SD-dossiers tegen politieke gevangenen die uit Vught waren geëvacueerd, ongeveer driehonderd te laten verdwijnen: dit waren joop Zwart, een in december '41 gearresteerde, communistische illegale werker, die in Sachsenhausen met steun van de communistische kamphiërarchie Vorarbeiter was geworden in het aan de Politische Abteilung toegevoegde Kommando, en de liberale voorman prof. dr. B. M. Telders, die, uit Vught overgebracht, in Sachsenhausen spoedig een van Zwarts naaste medewerkers was geworden. In deel 8 vermeldden wij reeds dat in Sachsenhausen eind januari verdenking rees tegen Zwart en Telders en dat zij door een toeval aan de uitvoering van hun doodvonnis ontsnapten. Met hulp van andere gevangenen konden zij toen onder een andere naam in Sachsenhausen als het ware onderduiken. Met dat alleek het hun veilig, niet daar te blijven. Zij lieten zich begin maart op een lijst plaatsen van gevangenen die naar Bergen-Belsen zouden worden overgebracht. Op 6 apriloverleed Telders daar aan vlektyphus. Edouard de Nève, een van de eerste 'pilotcnhelpers' (en bovendien de man die in de lente en zomer van '41 de publikatie van Vrij" Nederland had voortgezet), in de herfst van '41 gearresteerd en na tal van wederwaardigheden in september '44 uit Vught in Sachsenhausen beland I,In juli '44 was hij naar Nederland teruggestuurd. Daar bevond hij zich in het concentratiekamp Vught
niettemin, als altijd, op ons gericht. Wonderhjk, wonderlijk, die tegenstrijdigheid van menselijke belangstelling en aangeleerde haat. Het ziekenhuisterrein was de zondagse ontmoetingsplaats van vrienden. Op de hoofdstraat kon je 'iedereen' treffen: het leek er een wandelpark. een Kalverstraat in het klein. Achter het terrein stond het bordeel. 'Wie maakt daarvan gebruik?' vroeg ik, verbaasd dat zoiets in een kamp bestond. 'Is dat voor ons bedoeld?' 'Ja zeker, maar een gevangene, die zichzelf respecteert, gaat er niet heen." (J. Hemelrijk: dl. II: p. 56-57) I De Nève (zijn werkelijke naam was Jean Lenglet - in de Eerste Wereldoorlog was hij officier geweest in het Franse leger) had na zijn arrestatie krankzinnigheid gesi muleerd. In april '42 was hij vrijgesproken maar tegelijk was bepaald dat hij voor de duur van de oorlog in een krankzinnigengesticht in Duitsland moest worden vastge houden. In dat gesticht was hij bijna verhongerd. Eind '43 was hij toen in een brief aan de Duitse rechtbank die hem had vrijgesproken, voor de waarheid uitgekomen.
schreef later: 'Ik heb nooit bij iemand in het kamp een gelijkmatiger en beter moreel aangetroffen dan bij Telders. Hij vond altijd een argument om de mistroostigen op te beuren, om de ontmoedigden weder te bemoedigen."
XCDe meeste gevangenen van Natzweiler, onder hen ca. driehonderdvijftig Nederlandse Nacht-und-Nebel-gevangenen 2, werden begin september, toen het er naar uitzag dat de Amerikanen spoedig de hele Elzas zouden bevrijden, naar Dachau overgebracht - ca. driehonderd gevangenen, onder hen ook enkele Nederlanders, bleven achter om het kamp op te ruimen. Die opruimingswerkzaamheden werden na enkele dagen gestaakt, toen bleek dat de Wehrmacht troepen wilde legeren in de barakken; nadien duurde het nog een kleine drie weken voordat de laatste driehonderd gevangenen (zij waren in tenten ondergebracht in de steengroeve en werden bewaakt door Franse fascisten) ook naar Dachau werden getransporteerd. Alle Natzweiiers werden daar eerst in de overvolle quarantainebarakken opgenomen - elke barak, berekend voor vierhonderd gevangenen, herbergde er omstreeks achttienhonderd.
XCNiet anders was het in de barakken van het eigenlijke kamp. Veertienhonderd priesters en predikanten (Dachau fungeerde van eind' 39 af als concentratiekamp waarin alle priesters en predikanten werden opgesloten) die voordien drie barakken tot hun beschikking hadden gehad, behielden er slechts één: Block 26. 'We sliepen', aldus een Nederlandse priester, 'dicht aaneengedrukt op de harde vloer, zonder stro of strozakken; we sliepen op tafels en schragen."
XCVan het bij uitstek strenge regime dat Dachau tot eind '42 had gekenmerkt, was eind '44 niet veel meer ,over. Een geestelijke uit Putten die in Ladelund was terechtgekomen maar eind november naar Dachau werd overgebracht (' Ordnung muss sein!'), constateerde er dat de behandeling in dat 'beruchte kamp' meeviel: 'Geslagen werd er naar verhouding
I Ed. de Nève: p. 384. 2 Vóór de evacuatie zijn in Natzweiler omstreeks vijftig Nederlandse gevangenen overleden; wij merken hierbij op dat de Nederlandse groep in Natzweiler ook een aantal gevangenen insloot die geen waren. ' B. van Genuchten: 1945) (1957), p. 23.
weinig. Gewerkt ook veel minder en de tucht was er uit. Met de appèls werden de Moffen 'genomen' en ze duurden nooit langer dan een kwartier.'!
XCMaar het voedsel! Maar de epidemieën! Gelijk eerder weergegeven, daalde de calorische waarde van de dagrantsoenen in Dachau van ruim 1000 in september '44 tot ca. 530 in april '45. Dat zijn gemiddelden: de kamp- 'aristocratic' en de kamp- 'middenstand' had aan niets te kort, het kamp- 'proletariaat' kreeg minder dan waarop het recht had. Vooralonder die verzwakte 'proletariërs' vielen er doden toen in december de vlektyphus Dachau bereikte. In maart noteerde Nico Rost:
XC'Nu ik dag-in, dag-uit met de dodenlijst van Block tot Block ga (vaak zelfs tweeof driemaal), weet ik met stellige zekerheid dat honger de voornaamste oorzaak van het grote sterven is.
XCIn Block 2, waar de meeste Duitsers liggen: bijna geen doden. Ze zijn al heel lang in het kamp, hebben 'goede'Kommandos en dus ook meer te eten.
XCIn Block 14: geen doden. Daar ligt het keukenpersoneel.
XCIn Block 18: bijna geen doden. Het Block van de Tsjechen, wier pakketten tot nu toe nog aankomen.
XCIn Block 26 (het geestelijken-Block): bijna geen doden. Ze hebben heel lang en heel veel pakketten ontvangen; een groot aantal van hen ontvangt ze nog.
XCOveral elders: doden - doden - doden."
XCDoden, niet alleen door de vlektyphus en de hongerziekte maar vaak ook door de dysenterie. Dachau had, zoals eerder bleek, aparte barakken waar de vlektyphus-patiënten aan hun lot werden overgelaten - het kamp had óók een' Scheisserei-Block '. Rost liep er begin maart naar binnen,
XC'maar kon het in deze lucht niet langer dan vijf minuten uithouden. Alles ruikt hier naar uitwerpselen, naar urine, naar bevuilde lakens en natte matrassen.
XCVanaf de bovenste bedden druipt de urine naar beneden - en niet alleen urine! Het sijpelt door in de benedenrijen waar ze ook in natte, bevuilde bedden liggen.
XCErgere ellende is niet denkbaar.
XCDe meeste zieken hebben hier geen weerstand meer. Ze liggen stil voor zich uit te staren, laten alles lopen en wachten slechts op de dood."
XCGeschat wordt dat in Dachau van eind december tot eind april een derde van alle gevangenen bezweek, 'ook precies', aldus een aldaar
XC1 P. de Ruig in Het drama van Putten, p. 285. 2 Nico Rost: Goethe in Dachau, p. 208. 'A.v., p.
opgesloten Nederlandse predikant, ds. F. Guillaume, 'een derde van ons contingent Hollanders." Enkele dagen voor de bevrijding stonden in Dachau, de Aussenkommandos inbegrepen, achthonderdzes-en-dertig Nederlanders ingeschreven - zijn er dus in het hoofdkamp en in de Aus senkommandos bij elkaar in de genoemde periode omstreeks vierhonderdtwintig Nederlandse gevangenen overleden? Dat betwijfelen wij. Op de dag van de bevrijding bevonden zich van de bijna acht-en-zestigduizend in het complex-Dachau ingeschreven gevangenen bijna een-en-dertigduizend in het hoofdkamp en ruim zeven-en-dertigduizend in de Aus senkommandos en wij veronderstellen dat ds. Guillaume slechts iets wist over de Nederlandse groep in het hoofdkamp die bij de bevrijding bijna vijfhonderd personen telde; in dat hoofdkamp zouden dan in de genoemde periode bijna tweehonderdvijftig Nederlandse gevangenen zijn bezweken.
XCHoeveel Nederlanders in devan Dachau om het leven zijn gekomen, weten wij niet.
XCEr waren 'goede' en 'slechte'(één 'goed'behandelden wij al: dat van de Agfa-fabriek te München waar ca. tweehonderd Nederlandse vrouwen uit Ravensbri.ick moesten werken) en men kon gemakkelijk van het ene soort in het andere belanden. Floris Bakels bijvoorbeeld, begin september als NN-gevangene uit NatzweiIer naar Dachau geëvacueerd, werd na enkele dagen eerst met ongeveer dertig andere Nederlandse NN'ers (en bijna vierhonderd gevangenen van andere nationaliteit) naar hetovergebracht (zie kaart X op pag. 891), 'een gemoedelijk kamp' ('er was bijna nooit SS te zien', 'ik heb er nooit zien slaan') waar niemand hoefde te werken, 'het leek', schrij ft Bakels, 'een soort soldatentehuis." Vervolgens kwam hij in hetterecht, 'een oord van verschrikking onder leiding van Poolse criminelen' (geëvacueerden uit de achterbuurten van Warschau, die werkten onderdie Duitse misdadigers waren); er was geen waterleiding, aanvankelijk ook geen electriciteit, 'iedereen zat onder de luizen', 'alleleden aan
XCI F. Guillaume in Den vijand urederstaan. p. 295. 2 F. Bakels: Nacht-und-Nebel,
XCX. Dachau en Mauthausen en enkele van hun Aussenkommandos
XCdysenterie', 'medische behandeling was er niet' en het werk (het 'bestond uit stenen, balken, cementzakken en smalspoor sjouwen, voorts uit zand scheppen en werken aan betonmolens', een en ander samen met Russische krijgsgevangenen) was zwaar.' Het voedsel was schaars en werd in de eerste plaats door deen hun Poolse helpers in de wacht gesleept; ter aanvulling at Bakels er 'aardappelschillen met klokhuizen, uitgespogen door de Russische krijgsgevangenen, opgewarmd op een vuurtje onder een blikje, gevuld met modderwater uit de karresporen op het werk."
XCTwee maanden bleef Bakels in Dautmergen, tenslotte in de barak van diegenen die wegens hun gezondheidstoestand een tijdlang niet hoefden te werken. Uit datwerd hij overgebracht naar een kamp in Vaihingen dat voor een deel van Zuid-Beieren dezelfde functie had als elders hetvan Bergen-Belsen: vergaarbak te zijn van
zieke gevangenen. De kamphiërarchie in Vaihingen bestond goeddeels uit Poolse Joden: leden van de Joodse ghettopolitie uit Krakau en Radom die niet naar de gaskamers waren gezonden. 'Zeker driekwart van de kampbevolking', aldus Bakels,
XC'bestond steeds uit zieken die nooit behoefden te werken maar in een Revier, over vier barakken verspreid, werden opgenomen Zo in-slecht als de nietJoodse Polen in Dautmergen voor ons waren geweest, zo in-hartelijk waren de Poolse Joden in Vaihingen' Na de hel van Dautmergen was Vaihingen aanvankelijk voor ons een soort paradijs ... De luizenplaag werd echter gaandeweg onbeschrijflijk ... In Vaihingen is een heel groot aantal Häfilinge, onder wie bijna alle Nederlanders, bezweken',"
XCzulks vooral als gevolg van de vlektyphus die half februari '45 uitbrak en honderden deed sterven.
XCBakels werd begin april met een groot aantal andere gevangenen weer naar Dachau op transport gesteld. Daar werd, schrijft hij,
XC'begonnen met een Desinfektion en wel in het holst van de nacht. Wij kleedden ons buiten uit, in een plensregen. Onze kleren moesten tot bundels worden verpakt, het jasje met het borstnummer bovenop, zodat men na de desinfectie van de kledij (blijkbaar per gehele bundel tegelijk) de bezitter ervan zou kunnen terugvinden via het nummer. Er is natuurlijk niets van terechtgekomen: de bundels vielen uit elkaar. Toen wij versteend waren, een paar uur naakt in de nacht vol regens, werden wij het Baderaum binnengedreven. Wie lopen kon, liep. Wie alleen strompelen kon, strompelde. Wie nog slechts kroop, hij kroop. Wie niet meer bewoog, werd gesleept. Wie dood was, evenzo. Het Baderaum van Dachau was ruim, de douches waren warm, zeep en handdoeken waren er onbekend. Maar het schouwspel van ons transport onder de douches van Dachau, begin april 1945, een maand vóór Duitslands totale ondergang, was zó verschrikkelijk dat de ogen aarzelden het anders dan wazig aan de hersenen door te geven. Een klein gedeelte van ons stond overeind onder de douche en probeerde zich de stront van het skelet te wassen; de koeken stront dreven langzaam mee naar de afvoerputten. Een groter gedeelte lag op de knieën onder het warme water, of zat eronder, de benen gekruist. Bloed en pus dreven gorgelend mee naar de putten. Een ander gedeelte lag onder het warme water van de douche in Dachau, mompelend, huilend, stuiptrekkend. Sommigen lieten faeces en urine lopen, ze stroomden wervelend mee naar de putten. Terzijde van de badenden, maar ook onder de douches zelf, was het Waschraumkommando in actie, in zwembroek.
XC, Nederland had onder de Oosteuropese Joden een bijzondere naam wegens de jegens de Joden betrachte tolerantie. 2 Bakels: Nacht-und-Nebel, p.
Stevige kaalkoppige mannen stapelden de lijken hoger en hoger op, één, twee, hopsa - en weer kletste een dood lijf bovenop de stapel. Ze pakten ook vele liggenden op, de stuiptrekkenden, de hijgers in doodsnood: één, twee, Hoch Amerika! en weer kletste iets wat mens moest zijn (geweest) op de steeds hogere berg, en ik zag nog handen bewegen, en voeten, en ze trokken nog met armen en benen, en uit de stapel lekte het bloed, de etter, de faeces en de urine; in die berg werd nog gerocheld, gehoest, gesteund - maar: één, twee, hopsa! En men sleepte ze weg van onder de verste douche, bij de voeten, los! los! dwars door de staanden, de knielenden, de zittenden heen, en dan: één, twee, hopsa! Totdat men aan een nieuwe berg begon.
XCNa het dodenbad werden wij nat en naakt weer de nacht ingedreven. Er volgde een tocht over de appèl-plaats naar een quarantaineblok. Daar moesten wij zien ons in te dringen in de alovervolIe slaapzaal. Wij sliepen in een papieren zak, naakt."
XCVan de Nederlandse Joden die uit het Auschwitz-complex naar het Dachau-complex werden overgebracht, kwamen enkelen in 'goede'terecht. Dat gold met name voor de zeven-en-twintig overlevende Nederlanders van hetdie eind juli '44 in Dachau werden ingeschreven. Een deel hunner (zie kaart X op pag. 891) werd in een klein kamp bij Uting geplaatst waar voor degewerkt ('wij hebben er een prima leven gehad'2), een ander deel in hetook een kamp waar voor dewerd gewerkt, maar het was veel groter dan het kamp in Uting: aanvankelijk waren er hoofdzakelijk Hongaarse Joden in opgesloten, ca. vijfhonderd, later kwamen er enkele honderden Franseen Italiaanse partisanen bij. De behandeling was er in den beginne redelijk, werd slechter toen denieuwe'groenen' (misdadigers), uit Dachau liet komen - ook hier was de grootste ramp dat een vlektyphus-epidemie uitbrak die de meeste gevangenen deed sterven.
XCIn tegenstelling tot de kleine groep die uit Warschau was gearriveerd, kregen de grotere groepen mannelijke geëvacueerden uit het Auschwitzcomplex die eind januari of begin februari '45 Dachau bereikten, bij
XC, A.v., p. 258-59. "Verslag van mededelingen van J. Rabbie' (3 maart 1947), p. 8
uitstek slechte Kommandos toegewezen: zij werden overgebracht naar de bossen bij Kaufering (zie kaart X op pag. 891) waar door duizenden gevangenen dag en nacht werd gezwoegd bij de aanleg van enorme ondergrondse werkplaatsen voor de Messerschmitt-vliegtuigfabrieken. Die gevangenen waren gehuisvest in elf kampen, z.g. Waldlager. Naar al die karnpen waren, van midden juni '44 af, uitsluitend Joden overgebracht - dat werden er tot midden maart '45 in totaal meer dan acht-entwintigduizend (onder wie ruim vierduizend vrouwen), afkomstig uit Litauen, uit het Auschwitz-complex (vooral Hongaarse en Griekse Joden die al vóór de evacuatie van Auschwitz naar Kaufering waren getransporteerd), uit Ravensbrück en uit Bergen-Belsen. De meeste van die Wald lager waren uiterst primitief (er waren er met 'barakken' die bestonden uit een langwerpige diepe kuil met een 'dak' er op), het dieptepunt was Waldlager IV dat als ziekenkamp voor het gehele complex fungeerde - daar alleen zijn ca. drieduizend gevangenen bezweken. In al deze Waldlager bestond de gevangenen-hiërarchie uit J oden, er was ook een Joodse kamppolitie, 'waarvoor ik', aldus later een gedeporteerde Nederlander die in Waldlager XI terechtkwam, 'geen terminologie kan vinden, het waren de ergste mensen die ik ooit heb meegemaakt."'Op het werk', aldus deze zelfde Nederlander,
XC'kwamen bij de kou steeds meer bevriezingen voor. Vooral de nachtploeg leed daaronder, wij hoorden hen gillend en brullend van pijn terugkomen. Voor ons allen gold: niet stilstaan, want dan ben je er geweest. Ons werk ging gewoon door, er werd rustig verder gebetonneerd bij 30 graden vorst, hoewel dit geen enkele zin had omdat beton dan niet houdt. Maar dat hinderde niet, wij moesten werken, het vlees trok van onze handen, iedereen vloekte, maar alles ging gewoon door tot de Duitsers geen materiaal meer hadden'
XCtoen kwamen de luizen, met hen kwam de vlektyphus en 'er stierven ontzettend veel mensen." Cijfers omtrent de aantallen slachtoffers onder de Nederlanders zijn niet bekend.
XCInderdaad, in het Mauthausen-complex was nog minder voedsel dan elders en er moest, met name in Aussenkommandos als Melk en Ebensee waar de gevangenen ingezet waren bij de aanleg van enorme tunnelcomplexen voor de vervaardiging van V-wapens, buitensporig hard worden gewerkt. In het Revier van het hoofdkamp Mauthausen, waar de Kapo's de zieken in de regel aan hun lot overlieten, kwam regelmatig kannibalisme voor, "Muskelpanien dey Oberarme und dey Oberschenkel, aber aucn Leber und Milz uiurden den noch atmenden Opfern herausyeschnitten und rascn von den Tdtern, in u/arm-rohem Zustand, verzehrt.'?'Er werd', schreef de arts Cohen die uit het Stammlager van Auschwitz via Mauthausen in het Aussenkommando-Melk was beland, 'honger geleden, zoals ik nog niet had meegemaakt. Ik vulde mijn 'menu' aan met gras, jonge uitgelopenkommando-Linz III, de overigen in zeer kleine aantallen in zeven andere Aussenkom mandos. (a.v., p. 240)
, 1-1. Marsalek: (1974), p. II9-20. 2 Zeventig in het hoofdkamp. negen-en-twintig in het negentien in het vijftien in het
dennetakken, houtskool, bruinkool, enz." 'De honger', aldus Nico Wijnen over de situatie in maart en april '45,
XC'tart iedere beschrijving. Onze Portion bestond uit de aardappelschillen van de achttienhonderd bewakers, gekookt in water met een handjevol zout, waar zo nu en dan wel eens een balletje vet in dreef, voor de achttienduizend gevangenen. Van de 'soep' kregen we 3/4 liter; als er een stuk of vier aardappelschillen in de soep zaten, was het veel. Daarbij een zesde brood per dag?
XCdat één-zesde deel van een brood werd later in april één-achtste doordat enkele bakkerijen die aan het Mauthausen-complex brood moesten leveren, waren uitgevallen.
XCDoor de gevangenen in Ebensee en Melk werd, evenals door de gevangenen in de Waldlager bij Kaufering, in dag- en nachtploegen gewerkt, hetgeen voor de nachtploegen vooral in de vorstperiode een verschrikking was. 'Stelt u zich voor', zo vertelde Cohen enkele jaren na de bevrijding,
XC'van's avonds half elf tot's morgens zessen steeds maar buiten zijn terwijl het vroor dat het kraakte, terwijl je natuurlijk niets te drinken had, want dat was toch overbodig, en terwijl je practisch geen kleren aan had.
XCTragisch was het vechten dat je daar voortdurend deed. Je moest steeds weer van voren af aan beginnen. Het werk was er onmenselijk zwaar. Grote lange ijzeren staven of rails (ik weet niet wat het waren, in ieder geval waren ze verschrikkelijk zwaar) moesten wij met vijf gevangenen door die grotten slepen - je schouders gingen er kapot van. Op het laatst kon je niet meer tillen, maar ze sloegen je net zo lang tot je toch weer verder kon. Je bezweek er bijna onder, maar je bezweek nog net niet'
XCmerkwaardig was, dat er, aldus Cohen, in Melk geen verschil werd gemaakt tussen Joden en niet-Joden (Joden hadden er niet een gele driehoek op hun kampkleding). De gevangenen-hiërarchie bestond in dit kamp uit Fransen, 'en ik kan niet zeggen dat zij beter waren dan de Polen, echt niet. Ze gapten net zo hard."
XC1 E. A. Cohen: Het Duitse concentratieeamp, p. 35. N. Wijnen' (3 I maart 1948 en volg. dagen), p. 65. E. A. Cohen', XI, p. 13-14, 16. 2 'Verslag van mededelingen van 3
Wij komen nu tot Bergcn-Belsen.'
XCHet in '43 in een deel van een verlaten en verwaarloosd krijgsgevangenenkamp ingerichte Aastauschlager ('uitwisselingskarnp') Bergen-Belsen ging in de loop van '43-'44 bestaan uit verschillende 'afdelingen': het Sonderlager met ca. driehonderdvijftig Poolse Joden die officiële toelatingspapieren (immigration-certificates) voor Palestina bezaten; het Griechenlager met ca. vierhonderdvijftig Griekse Joden die de Spaanse nationaliteit hadden; het Neutralenlager met tweehonderd Joden uit verschillende landen die burgers waren van Spanje, Portugal of Argentinië; het Ungarnlager met bijna zeventienhonderd Hongaarse Joden die door Himmler waren gereserveerd om vroeg oflaat als blijk van zijn z.g. goede wil (en als middel om met de Geallieerden in contact te treden) Duitsland te verlaten; het al enkele malen genoemde Häfilingslager, vergaarbak van zieke gevangenen uit di verse concentratiekampen; en tenslotte dan het z.g. Stern lager waarin zich eind juli '44 in totaal ca. vierduizend Joden bevonden van wie ca. drieduizendtweehonderdvijftig afkomstig waren uit Westerbork (de overigen waren Joden uit Frankrijk, Joegoslavië en Albanië) - daar kwamen op r6 september nog tweehonderdvijf-enzeventig Westerborkers bij die twee dagen en drie nachten in goederenwagons onderweg waren geweest. Wij hebben in het Stern lager dus in totaal met ruim drieduizendvijfhonderd uit Nederland gedeporteerden te maken, van midden september '44 af met drieduizenddriehonderd want in juni hadden ruim tweehonderd Joden Bergen-Belsen mogen verlaten op weg naar Palestina.
XCUit het voorafgaande blijkt dat zich in de zomer van '44 in de 'Joodse' kampgedeelten van Bergen-Belsen bij elkaar bijna zevenduizend Joden bevonden. Zij namen in zoverre al een aparte positie in dat zij geen kampkleding droegen en dat contact mogelijk was tussen de gezinsleden. Niettemin zou ook voor hen de periode tot aan Duitslands ineenstorting, gegeven de volmaakte onverschilligheid die ook de SS-leiding van Bergen-Belsen kenmerkte, onder alle omstandigheden er een zijn geworden van toenemende moeilijkheden - zij ging evenwel een katastrofaal karakter aannemen doordat het Bergen-Belsen-complex als geheel in de laatste oorlogsfase, gelijk reeds opgemerkt, een gigantische afvalbak werd: van zieke mannelijke gevangenen (het Häfilingslager) en van vrouwelijke gevangenen voor wie er geen werk was en voor wier lot er dus
XCI Wij ontlenen onze algemene gegevens aan de in '62 verschenen studie van Eberhard Kolb: Bergen-Be/sen. Geschichte des 'Aufenthaltslagers'
nog minder belangstelling was dan voor gevangenen elders (het Frauen lager). Volgens Kolbs schattingen zijn in de drie maanden december '44 enjanuari en februari '45 tussen de veertig- en vijftigduizend gevangenen naar het Hàjtlingslager en het Frauenlager getransporteerd van wie de meesten ter plaatse bleven, en zijn in de periode van begin januari '45 tot midden april (Bergen-Belsen, waaruit de Joden van het Austauschlager waren weggevoerd, werd toen bevrijd) in het kampcomplex omstreeks vijf-en-dertigduizend gevangenen bezweken.
XCLaat ons nu iets dieper op deze ontwikkeling ingaan, ook om beter te kunnen aangeven wat er het effect van was op de Westerborkers in het Stern lager.
XCMidden augustus '44 werd het Prauenlager in gebruik genomen, d.w.z. dat op het terrein waarop zich de werkbarakken van het Sternlager bevonden, tien tot twaalf grote kermistenten werden opgezet waarin enkele duizenden vrouwen werden ondergebracht; spoedig arriveerde ook het eerste vrouwentransport uit Auschwitz waarop in oktober en november nieuwe grote transporten uit Auschwitz volgden. Begin november werden de meeste tenten (daarin hadden bij elkaar meer dan tienduizend vrouwen iets van beschutting moeten vinden) door een zware storm vernield; gevolg was dat de Joden van het Sternlager o.m. de ziekenbarak, de barak voor ouden van dagen en twee 'gewone' woon- en slaapbarakken (al die barakken waren wrak en bouwvallig) moesten ontruimen - ter vervanging mochten zij enkele kort tevoren uit een oud judenlager bij Krakau gearriveerde barakken in gebruik nemen die overigens volslagen leeg waren: er waren daar aanvankelijk geen britsen, geen wc's, geen kranen, geen lampen. Nadien werd geleidelijk het gehele Stem lager naar die uit Krakau aangekomen barakken overgebracht - het Prauenlager kreeg de beschikking over de vroegere barakken van het Stern lager : barakken voor ca. vierduizend personen waarin op I december al achtduizend vrouwen (en meisjes) waren ondergebracht.
XCMidden januari '45 werd het Bergen-Belsen-complex uitgebreid met de 36 barakken van het tweede deel van het verlaten krijgsgevangenenkamp: die barakken waren voor de vrouwen uit het Frauen/ager bestemd benevens voor enkele tienduizenden andere vrouwen die uit de complexen van Auschwitz en Gross-Rosen afkomstig waren - Kolb meent dat er in de maanden december' 44 en januari en februari '45 in totaal tussen de twintig- en vijf-en-twintigduizend vrouwen in Bergen-Belsen zijn binnengebracht. En evenveel mannen! Zieke gevangenen uit diverse kampen, ca. duizend uit Buchenwald ('Muselmànner' die afkomstig waren uit een van de vreselijkste Aussenkommandos van Buchenwald: S III
Ohrdruf '), vijftot zesduizend uit Sachsenhausen. Het Hàjtlingslager werd te klein - de Joden van het Stern lager moesten begin februari uit de barakken uit Krakau verhuizen naar hun vroegere barakken waar tot midden januari het Frauenlager in was gevestigd, en de barakken uit Krakau werden de kern van het Hàjtlingslager II
XCVan begin maart af kwamen opnieuw transporten van duizenden vrouwen het Frauenlager binnen: uit Ravensbrück en uit diverse andere hoofdkampen en Aussenkommandos ook arriveerden transperten van duizenden mannen. Kolb vermeldt dat zich op I maart '45 bijna tweeen-veertigduizend gevangenen in het Bergen-Belsen-complex bevonden: bijna vijftienduizend mannen, bijna zeven-en-twintigduizend vrouwen: uit S II[ (bijna tweeduizend), uit Flossenbürg, uit Dora, uit Aussenkommandos v us Neuengamme. Begin aprilontruimde de Wehrrnacht een deel van het bij Bergen-Belsen gelegen kazerne-complex - daarin kwamen bijna dertigduizend pas gearriveerde gevangenen terecht van wie de meesten uit het inmiddels ontruimde Dora-complex afkomstig waren.
XCAl die cijfers op zichzelf geven nog geen denkbeeld van de peilloze misère waarin alle gevangenen waren komen te verkeren. In februari kregen zij per dag nog maar twee sneden brood en een halve liter 'soep' en tweemaal per week een klein beetje boter en een miniem stukje worst of kaas. In maart werden die rantsoenen verlaagd, sinds het midden van die maand verviel het broodrantsoen soms dagen achtereen. Er zijn dan ook in Bergen-Belsen meer gevangenen verhongerd dan in enig ander concentratiekamp.' Kannibalisme is er veelvuldig voorgekomen - alleen al in het Hàjtlingslager II zag één arts-gevangene met eigen ogen tussen de twee- en driehonderd gevallen.
XCEr was in Bergen-Belsen niet alleen vrijwel niets te eten, er was bovendien haast geen water. De kranen gaven per dag maar een uur water en op menige dag kwam er in het geheel geen water uit. De barakken van het Hiiftlingslager II (onderdak voor de Joden van het Sternlager vanmelkpoeder) en dat daar een volledig intacte militaire bakkerij was met een capaciteit van 60 000 broden
, Dat was een dat op het grote militaire oefenterrein bij Ohrdruf (Thüringen) een nieuwonderaards hoofdkwartier voor Hitler moest aanleggen - eind maart '45 waren daarbij bijna veertienduizend gevangenen ingezet. 2 In de tweede helft van april stelden de Engelsen vast dat zich in de die op 2 kilometer afstand van het concentratiekamp lag, grote levensmiddelenvoorraden bevonden (o.m. ·600 ton aardappelen, 100 ton vlees in blik, 30 ton suiker en 20 ton
eind november '44 tot begin februari '45) hadden tezamen één Waschraum met twaalf kranen, in het HäJtlings/ager I was geen enkele kraan - drinkwater kon men er putten uit een paar smerige cisternen, als daar tenminste water in stond, wat vaak niet het geval was. I Voorts had negen-tiende van alle gevangenen in het Häftlingslager IJ geen legerstede, hoe primitief ook, d.w.z.: bijna alle gevangenen moesten op de vloer slapen. Er waren geen dekens, er was geen verwarming. Zeker, de gevangenen in het HäJtlingslager IJ en in het Frauenlager behoefden evenmin te werken als die uit het HäJtlingslager I, maar zij moesten dagelijks urenlang op appèl staan. Na elk appèllagen er op de Appellplatz vijftig tot honderd doden en stervenden. Een ziekenafdeling was er aanvankelijk niet in het HäJtlingslager IJ toen daar drie barakken voor werden aangewezen, bleek dat het dak lekte en dat in elke barak het vuilnis een meter hoog lag. Het Frauen/ager had ziekenbarakken voor ruim tweeduizend vrouwen maar meestal bevonden zich in dit kamp vijftienduizend zieken van wie velen op de grond of in een kuil lagen te sterven. De paar artsen die er zich inspanden, hadden vrijwel geen geneesmiddelen> - machteloos waren zij toen ook hier een vlektyphusepidemie uitbrak.
XCDie epidemie begon in januari in het Häftlingslager I, sloeg over naar het HäJtlingslager IJ, daarna naar het Frauenlager, tenslotte (eind maart) naar het Stern lager - geschat wordt intussen dat van alle gevangenen die in Bergen-Belsen om het leven kwamen, veruit de meesten, 90%, aan de hongerziekte en aan dysenterie zijn overleden en 10 % aan vlektyphus. 'Bergen-Belsen', aldus een Nederlandse gedeporteerde die uit het Auschwitz-complex in het HäJtlingslager I was beland,
XC'is wel het ergste geweest wat ik heb meegemaakt Daar was absoluut niets, je kon niets doen, er was geen eten, geen leiding, een totaal hopeloos niets. De hele dag door kwamen er mensen binnen die alleen konden kreperen omdat er geen eten was. Je liep, je strompelde, je viel, je sliep ... Water was er niet, niets. De mensen werden zo tot wanhoop gedreven dat zij elkaar zelfs opaten. Ze hebben achter je gestaan, je een slag in. de nek gegeven en je je eten afgenomen, zeker als ze wisten dat je Hollander was of Belg of Fransman."
I Vier dagen na hun komst in Bergen-Belsen legden de Engelsen met materiaal uit het depot van Bergen-Belsen een waterleiding aan uit een nabije beek waarop alle kampkeukens onmiddellijk aangesloten konden worden. 2 Na de bevrijding bleken zich in de al genoemde nabije kazerne grote hoeveelheden geneesmiddelen en medische instrumenten te bevinden. "Verslag van mededelingen van E. Franken' (2 dec. I947), p. 3I (GC).
XCTekenend was het voor de staat van volledige, erbarmelijke chaos waartoe het Bergen-Belsen-complex verviel, dat lijken dagen- ja wekenlang bleven liggen op de plaats waar de betrokkenen hun laatste adem hadden uitgeblazen. Het kampcrematorium was maar klein - in maart ging men er toe over, enorme brandstapels te maken (een laag lijken, een laag hout, enzovoort), maar deze vorm van lijkverbranding moest tegen het einde van die maand worden gestaakt toen het Duitse staatsbosbeheer er geen hout meer voor wilde afstaan en de officieren van de nabije Wehnnacht-kazerne hadden geklaagd over de afschuwelijke stank. Toen een week of twee later, begin april, de Joden uit het Austauschlagerwerden weggevoerd, lagen er in het hele complex bijna zesduizend lijken. Lagerkommandant SS-Hauptstunnführer Josef Kramer, wetend dat de Engelsen in aantocht waren, gaf toen opdracht, die lijken in vier enorme, door gevangenen gegraven, rechthoekige kuilen te werpen - tweeduizend gevangenen, allen uitgeteerd, velen grijs van de luizen, waren daar vier dagen lang mee bezig van's morgens zes uur tot het invallen van de duisternis. 'Vier Tage lang', aldus Kolb,
XC'vol/zog sidi dieses Schauspiel des Crauens, schlepp ten die ausgemergelten Gestalten die ausoemerçelten Körper der toten Mithàftlinge zu den Massengräbern, ûberu/acht van den SS-Leuten, angetrieben van den Stockschlägen der polnischen Kapos, u/dhrend ziuei Häjt/iligskapel/en auf Anordnung Kramers den ganzen Tag hindurch 'zur Aufmunterung' Tonemusite spielten .' 1
XCVan de ca. drieduizenddriehonderd uit Nederland afkomstige Joden die zich na aankomst van het laatste transport uit Westerbork in het Stamm lager bevonden, zijn naar schatting zevenhonderd overleden voordat deze groep begin april '45 per trein werd afgevoerd. Al in de zomer van '44 werden de dagelijkse rantsoenen gevoelig verkleind - toch werd het midden oktober voordat mr. Abel J. Herzberg in zijn dagboekaantekeningen een aparte passage aan de honger wijdde:
XC'Honger is een rotgevoel. Het is onze levensdrang die van ons eist dat wij eten. Eten. Eten. Een ogenblik heb ik gedacht dat tenminste het familieverband9
1 Kolb: p. 14 8.
daartegen bestand was. Maar sinds ik een ingenieur met zijn vrouw heb horen kijven over aardappelen en brood, en sinds ik meermalen mensen heb horen schelden om de verdeling tussen hun vrouwen en hun kinderen weet ik beter.'!
XCEen meer algemeen beeld van de situatie van deze groep gedeporteerden in de laatste maanden van '44 treft men aan in een reeks aantekeningen in Herzbergs dagboek die eind oktober begon en waaruit wij de volgende fragmenten weergeven:
XC'Het is hondeweer. Het regent maar door en er heerst een vinnige, doordringende kou. Kachels zijn geplaatst, maar kolen zijn er niet. Die zijn beloofd tegen 1 november. Vandaag is het 30 oktober, maar kolen zijn niet te zien. De Engelsen zullen wel eerder hier zijn dan de kolen.
XCOnze schoenen zijn kapot. Repareren is onmogelijk en waar het nog mogelijk is, worden twee of drie rantsoenen brood daarvoor gevraagd. Zogenaamd voor het materiaal. Onze sokken zijn aan flarden. Het grootste deel der mensen loopt in lompen. De arbeid (buitenwerk) duurt van half zeven tot half zes. In de 'schoenen' 2 uur langer.
XCDoorweekt komen de mannen thuis. Alles wordt meegesleept. Zieken, ouden, wat men maar vinden kan. Op het ogenblik is 25 % van de mensen ziek. Zeshonderd liggen te bed, vierhonderd in het oudeliedenen invalidengesticht. Daar sterven er dag aan dag.
XC8 november Men kan zich ... helemaal niet voorstellen welk een uitwerking het noodweer hier heeft. De grond is nagenoeg geheelondergelopen, wat een katastrofe betekent, aangezien bijna niemand meer hele schoenen heeft en reparatiemogelijkheden nagenoeg niet bestaan. Vervolgens lekken de zolderingen van de barakken en tocht het er geweldig. Wij zijn dan ook zeer bang voor de winter.
XCOndanks het hondeweer gaat het buitenwerk en gaan de appèls gewoon door. De mensen keren terug, verkleumd tot in de botten en doorweekt van het water. De SS schept daarin een satanisch vermaak.
XCHet eten wordt belangrijk slechter. Het broodrantsoen is allang verminderd. Het middageten bevat nagenoeg geen aardappels meer. Wij eten elke dag koolraap, 7 dagen in de week. 15 november Natuurlijk kan het nog erger. Het sneeuwt .
XC. . . 23 november Oh, de somberheid, de duisternis, het onmogelijke vuil in de barakken. Mensen, die de hele dag in een donker krot liggen, waar men geen hond zou laten. En de kleren, de dekens, de lakens, zijn tot lompen geworden. Oh, deze afzichtelijke armoede, de grenzeloze honger, die erger en erger wordt. We eten elke dag koolraap in water gekookt met nauwelijks een aardappel er in.
XC! Abel J. Herzberg: Ttueestromenland. Dagboek uit Bergen-Be/sen (1950), p. 199·
XCBoter komt herhaaldelijk niet aan.
XCVan de luizen zullen we maar niet meer spreken. Het krioelt en het kriebelt .
XC. . . 30 november Elke dag sterven er mensen aan honger en uitputting. Het is niet aan te zien. Oedemen, furunkels enz.
XCVerder nieuws: door de verhuizing hebben we nu één waslokaal met 12 kranen voor vierduizend ... mannen en vrouwen samen. 12 december De was moet soms wekenlang smerig in de bedden liggen, was van diarrhee-patiënten.
XCEén waslokaal voor vijf-en-dertighonderd mensen. Die moeten zich binnen één uur wassen; mannen en vrouwen door elkaar. De vrouwen moeten tezelfdertijd de was doen. De helft van de waterkranen is kapot. Alles is verstopt. Het water staat ra cm op de vloer. De mensen moeten met kletsnatte voeten naar het werk.
XCDe toestanden in de latrines zijn niet te beschrijven. Er is's ochtends nooit licht. De gevolgen laten zich denken.
XCHet vriest, het sneeuwt, het hagelt. Dan dooit het weer. De modder is onbeschrijfelijk.
XCVerwarming nergens tenzij men een stukje hout vinden kan.
XCEergisteravond (ra dec.) kwam de Scharführer .... Morgenochtend om ra uur moeten het Altersheim (driehonderdvijftig mannen en vrouwen) en nog 3 andere barakken met vrouwen en kinderen ontruimd en naar de bestaande barakken overgebracht zijn. De katastrofe is onbeschrijfelijk. Dertienhonderdvijftig mensen moeten nu plotseling in een achttalovervolle barakken worden overgeplaatst. Het consigne luidt: mannen en vrouwen desnoods bij elkaar in bed. Overigens twee mensen bij elkaar in bed leggen. Een nieuwaantal bedden krijgen we niet.
XCBij dag hondewerk, slaag, geen eten. Bij nacht geen rust. En vuil, zoals niemand zich voor kan stellen, die het niet gezien heeft.
XCDe mensen van het Altersheim, voor een groot deel invaliden, verder zieken, zwakken, uitgeputten, alles moet in driehoog bedden.
XCEr worden 150 bedden in de Albanezenbarak leeg gemaakt. Daar komen de oude vrouwen. 150 bedden in mijn barak. Daar komen de mannen.
XCEn daar liggen ze dan in de drek, in de luizen, te kermen, te schreeuwen, te sterven. Enigen verdragen de spanning niet en sterven.
XCTot overmaat van ramp is de vorst ingetreden. Nergens verwarming. Het vriest 5 à 6 graden.' I
XCEind december werd door de SS de interne kampleiding van het Joodse gedeelte van het Bergen-Belsen-complex opgeheven: de Lageräl teste, de Altestenrat en de kamprechtbank verdwenen en het gezag werd overgedragen aan een Duitse politieke gevangene uit het HäJtlingslager I
die Lageraltester werd, en vijf daaruit afkomstige Kapo's: drie Duitsers, twee Polen. Die zes mannen kwamen opeens in een kamp terecht waarin vrouwen rondliepen. 'Het was', schreef Renata Laqueur in de herinneringen welke zij aan haar dagboek toevoegde,
XC'lucratief om de vriendin te zijn van een Kapo en ook om eens met de Lagerdlteste kennis te maken. Deze laatste ... had een enorm verbruik. Hij inviteerde een meisje of jonge vrouw slechts eenmaal en zij kon dan rekenen op brood, jam, sigaretten en boter.' Afgezien van het goede en intieme diner in de kleine maar gezellige kamer achter het kantoor dat hij zijn invitée aanbood en dat bestond uit sardines, macaroni met ham, abrikozen-compote, sherry, goede sigaretten." Hij beschikte voor privé gebruik over een Franse kok, zelf een Häjt/ing"
XCen dan stellen wij naast (en tegenover) dit beeld een ander, eveneens door Ren~t~ Laqueur vastgelegd:
XC'Een klein meisje zat dagenlang bij het bed van haar moeder. Het kind was afzichtelijk vuil, krabde rug en hoofd stuk. De ogen waren dichtgeplakt door luizevuil. De beentjes opgezet door oedeem. Zij zat bij de moeder. Dwong de dooduitgeputte een stukje lauwwarme koolraap te eten. Dan, met een schuldig en begerig gezicht, at het kind de portie van de moeder op. De moeder had de dekens weggeschoven. Zij drukten haar te zwaar op de opgezette dikke benen. Als glazig witte zuilen lagen die benen op de grijze kampdeken, met de krabbels van luizebeten op het goorvuile vel. De doek op het hoofd was verschoven en liet de kaalgeknipte grijzige hoofdhuid vrij. Het kind huilde. De moeder was een bekende schone uit de Amsterdamse Jodenbuurt geweest. Het kind ging de meelsoep halen. Zij zei: 'Moeder, er is soep vanavond!' De moeder antwoordde niet. Haar kleine dikke hand hing over de rand van het bed. Ik zag natte plekken op de grond. Er druppelde water uit haar opgezette hand. Toen het kind terugkwam, was de moeder dood. Het kind bleef als verstard zitten. Tenslotte trok het de deken over de benen, schikte de hoofddoek recht. Ging weg met de rode beker met meelsoep. Alleen. De vader was aan kampkoorts gestorven."
XCMidden februari werd de verhuizing van de Joden uit het Stemlager naar hun vroegere barakken die als Frauenlagerdienst hadden gedaan, 'een pogrom in volle omvang', aldus Herzberg. De Lagerälteste nam op eenzij naar Bergen-Belsen werden overgebracht. 'Renata Laqueur: Dagboek uit Berger/ Be/sen, maart 1944-apri/1945 (1965), p. 102. 'A.v.,
, D.w.z.: dat kreeg zij mee. 2 Dat zal wel allemaal geheel of grotendeels afkomstig zijn geweest uit de voorraden die de Griekse Joden hadden kunnen meenemen toen
gegeven moment de verhuizing in handen en requireerde daartoe helpers uit het Häfilingslager.'Wat ik', schreef Herzberg,
XC'met eigen ogen gezien heb, is o.a. het volgende:
XCHet ziekenhuis en het Altersheim moesten gelijktijdig verhuizen, plus de vrouwenbarakken en nog enkele mannenafdelingen. Voor de zieken en het Altersheim waren geen dragers en geen draagbaren beschikbaar, hoewel ze waren toegezegd. De zieken waren in bed blijven liggen en hun was hulp beloofd. Vóór 4 uur moest alles over zijn.
XCToen 't niet gauw genoeg ging, greep de Lagerä/teste in en binnen een minimum van tijd betaalden via Kapo's en HäJtlinge de Joden het gelag. In barak 13 sleepten ze de zieke mannen halfnaakt weg met z'n tweeën op elkaar in één bed. Jammerend en kreunend. In barak 12 vtouwerc-Altersheim - heb ik het afbreken van de driehoog bedden gezien. De oude vrouwen, die kreunend driehoog lagen en het bed niet verlaten konden, werden er eenvoudig uitgesmeten .... De zieken moesten de barak verlaten. Ze werden er anders uitgeknuppeld. De HäJtlinge stalen wat los en vast was. De rest werd nog gestolen door de Joden zelf. Het begon donker te worden, het ging regenen. Er ontstond een onbeschrijfelijke chaos. Op de grond, op de bagage, lagen de oude mensen te sterven. Men liep over ze heen, men trapte op ze; ze hadden geen kracht meer om te schreeuwen. In de schemering zag men ze trouwens niet liggen."
XCVerdere verhuizingen bleven de Joden van het Sternlager althans binnen het Bergen-Belsen-complex bespaard. Op hun wegvoering in de weken waarin zich de ineenstorting van het Derde Rijk voltrok, komen wij, zoals reeds aangekondigd, nog terug.
XCIn het laatste hoofdstuk van ons deel 8 hebben wij er op gewezen dat de hulp die gevangenen van buiten ontvingen, van de allergrootste betekenis was: moreel en materieelmoreel, omdat elk pakket dat zij kregen, een blijk was van belangstelling en medeleven; materieel, omdat de inhoud hun physiek ten goede kwam en hun met name in de concentratiekampen een sterkere positie kon geven in de verwoede strijd om het bestaan: desgewenst konden zij de levensmiddelen en de tabakswaren die zij ontvingen, ten dele gebruiken als ruilmiddelen, ook wel als middelen
XC, Abel J. Herzberg: Tweestromenland,
om gunsten te verwerven. Uit ons deel 8 nu bleek dat, wat de verschillende kategorieën gevangenen betrof, de gijzelaars in Nederland een overvloed aan pakketten hadden ontvangen, dat aan de krijgsgevangenen met regelmaat pakketten waren gezonden door het Nederlandse Rode Kruis (pakketten die voor een deel afkomstig waren van hun familieleden) en door de vervangende Rode Kruis-organisatie te Londen: The London Committee of the Netherlands Red Cross Society (in het vervolg aan te duiden als: het London Committee) en dat aan de gevangenen in verscheidene Duitse afdelingen van de Nederlandse gevangenissen en in de Duitse concentratiekampen in Nederland, na inspanningen van anderen, van de lente van '43 af veel hulp was geboden door de Dienst voor Speciale Hulpverlening van het Nederlandse Rode Kruis, d.w.z. door mevr. van Overeem en haar helpers en helpsters, op wier werk wij in dit deel opnieuw wezen toen wij in hoofdstuk 5 over het concentratiekamp ,Amersfoort schreven. Daarentegen bleek ook uit ons deel 8 dat Nederlandse gevangenen en gedeporteerden in de concentratiekampen in Duitsland, in vergelijking met gevangenen van andere nationaliteit, er, nadat de verzending van pakketten mogelijk was gemaakt, maar heel weinig hadden ontvangen. Die mogelijkheid was geopend, toen, gelijk eerder vermeld, Himmler in oktober '42 (als het ware ter inleiding van 'de tweede fase') had bepaald dat voortaan alle concentratiekamp-gevangenen, behalve de Joden en de Russen, regelmatig pakketten mochten ontvangen - die moesten hun toegezonden worden met vermelding van hun naam en hun 'karnpadres' (d.w.z. de naam van hun kamp, hun kampnummer en het nummer van hun slaapbarak). Wat deed toen het Rode Kruis? Men heeft met drie instanties te maken: het in Genève gevestigde Internationale Rode Kruis (Comité International de la Croix Rouge), het London Committee en het Nederlandse Rode Kruis (in bezet gebied). Het Internationale Rode Kruis werd in maart '43 door het Auswdrtige Amt omtrent de nieuwe regeling ingelicht, waarbij het Ausiuärtige Amt verzweeg dat Joden en Russen geen pakketten mochten ontvangen en de (onjuiste) mededeling deed dat de regeling niet gold voor (als weergegeven in het naoorlogse rapport van het Internationale Rode Kruis) 'those accused of offences against the German State or the German forces.' 1
1 dl. III (1948), p. 78.
Na lang aarzelen besloot het Internationale Rode Kruis, toch tot pakketverzending aan politieke gevangenen over te gaan. Begin augustus '43 bezat het de namen en 'kampadressen' van honderdvijftig politieke gevangenen in Duitse concentratiekampen (dat waren hoofdzakelijk Noren maar er waren ook enkele Nederlanders onder) en bij wijze van proef werden aan vijftig hunner pakketten toegezonden waaraan een ontvangst-bevestiging was toegevoegd - binnen zes weken waren vijf-endertig bevestigingen ontvangen. Inmiddels had het Internationale Rode Kruis, voorziende dat er wellicht heel veel meer pakketten verzonden moesten worden, de Zwitserse regering verzocht, daarvoor de nodige levensmiddelen ter beschikking te stellen - dat had die regering geweigerd; zij had het Internationale Rode Kruis verwezen naar de Britse en Amerikaanse autoriteiten die, als zij wilden helpen, een uitzondering moesten toestaan op de blokkade van Duitsland. Op grond nu van de overweging dat men niet kon nagaan of de inhoud van de voedselpakketten niet eerder de SS dan de gevangenen ten goede zou komen, weigerden de Britse autoriteiten alle medewerking - midden juni '44 werd het voordat zij, onder aandrang van de begin '44 in Washington opgerichte War Refugee Board, dat starre standpunt opgaven. Het 'Britse Ministry of Economic Warfare keurde toen goed dat drie maanden lang per maand 100 000 (Amerikaanse) voedselpakketten (hoofdzakelijk betaald door Joodse hulporganisaties in de Verenigde Staten') aan het Internationale Rode Kruis ter beschikking zouden worden gesteld. De eerste transporten van deze pakketten kwamen in de herfst van '44 in Zwitserland aan en de zendingen werden na die eerste drie maanden voortgezet. Het Internationale Rode Kruis bezat toen de namen en 'karnpadressen' van in totaal ca. zes-en-vijftigduizend gevangenen (wij herinneren er aan dat er eind' 44 ca. zevenhonderdvijftigduizend concentratiekamp-gevangenen waren) - de organisatie heeft de maandelijkse pakketverzending aan die zes-en-vijftigduizend gevangenen kunnen voortzetten en wat het per maand aan pakketten overhield, in grote hoeveelheden en bloc (als z.g. collectieve pakketten) aan diverse concentratiekampen toegezonden - zendingen die door de Lagerkommandanten van Mauthausen en Flossenbürg werden geweigerd.
XCEr waren onder die zes-en-vijftigduizend namen en 'kampadressen' maar weinige van Nederlanders. Dat was gevolg van het feit dat die
XCI De War Refugee Board heeft bijna al zijn operaties niet uit begrotingsgelden betaald maar uit schenkingen van Joodse organisaties in de Verenigde
gegevens in Nederland niet systematisch waren verzameld. Het Nederlandse Rode Kruis deed vrijwel niets voor de gevangenen in de concentratiekampen in Duitsland; ingelicht door de bezetter dat het zenden van pakketten aan gevangenen in concentratiekampen in Duitsland niet was gepermitteerd, onthield het zich daarvan (mede uit vrees dat, als het anders handelde, de pakketverzending aan Nederlandse krijgsgevangenen in gevaar zou komen) en het ging ook geen persoonsgegevens bijeenbrengen - het was een vrouwelijke employé van het Informatiebureau van het Rode Kruis, S. J. Ross-Regeur, wier man in een Duits tuchthuis gevangen zat, die er, ingelicht over de nieuwe regeling, in mei '43 op eigen initiatief en buiten het hoofdbestuur van het Nederlandse Rode Kruis om toe overging, namen en 'kampadressen' te verzamelen. Die gaf zij elandestien naar Genève door waar de adjunct-gedelegeerde van het London Committee, jhr. C. H. C. Flugi van Aspermont, de gegevens deed toekomen aan het Internationale Rode Kruis - in deel 9 kwamen wij tot de conclusie dat Flugi in de periode oktober '43-juli '44 gemiddeld per maand misschien aan ca. negenhonderd Nederlandse gevangenen in de concentratiekampen in Duitsland (enkele maanden later waren dat er ruim dertienhonderd geworden) een pakket kon laten zenden. Wel te verstaan: hij had uit bezet gebied veel méér namen ontvangen, enkele duizenden namelijk (daarbij ook namen van gevangenen in Duitse tuchthuizen), maar in veel gevallen hadden de 'adressen' ontbroken of waren zij onvolledig geweest.
XCMidden augustus '44 zaten er ruim drieduizend Nederlandse Schutz hi:ijtlinge in de kampen - dat cijfer werd alleen al door de evacuatie van Vught verdubbeld. Na omtrent die evacuatie bericht te hebben ontvangen, verzocht Flugi het Internationale Rode Kruis, voortaan tweemaal per maand 4400 'collectieve pakketten' te versturen aan Nederlandse gevangenen (2500 naar Sachsenhausen, 800 naar Ravensbrück, de rest naar andere kampen). Die zendingen werden betaald door het departement van sociale zaken te Londen (daaronder ressorteerde het London Commit tee) slechts heel weinig daarvan heeft de Nederlandse gevangenen bereikt; werd van de regels afgeweken (individueel geadresseerde verzending was voorgeschreven), dan was dat voor de kamp-SS een verleiding te meer om zich de gehele zending toe te eigenen.
XCIn tegenstelling tot het Nederlandse Rode Kruis hebben Nederlandse particulieren in '43 en '44 aan een aantal gevangenen in de concentratiekampen met zekere regelmaat wèl pakketten doen toekomen (de predikanten en priesters in Dachau hadden er zoveelontvangen dat zij tot de kamp-'aristocratie' waren gaan behoren) - deze pakketverzending kwam
(mèt die van pakketten aan krijgsgevangenen door het Rode Kruis) als gevolg van de Spoorwegstaking te vervallen.
XCWat was voordien door het London Committee ten behoeve van de concentratiekamp-gevangenen gedaan? Niets. De voorzitter van het Lon don Committee, mr. B. Ph. baron van Harinxma thoe Slooten (in mei '40 Nederlands gezant te Brussel), had in juni '44 in het Londense weekblad Vrij Nederland in antwoord op een ingezonden stuk geschreven, dat het zenden van pakketten naar concentratiekampen 'langs Rode Kruis-weg, d.w.z. door bemiddeling van het Internationale Rode Kruis te Genève', 'niet mogelijk (was)" - notabene: daarmee was het Internationale Rode Kruis al meer dan tien maanden bezig! Wist van Harinxma dan niets af van de moeite die Flugi zich in Genève gaf? Blijkbaar niet. Men moet wel aannemen dat Flugi's directe superieur, de gedelegeerde van het London Committee, J. W. J. baron de Vos van Steenwijk (die Flugi maar in zijn eentje liet doorploeteren), nagelaten heeft, het London Committee in te lichten - mogelijk is intussen óók dat van Harinxma teveel is afgegaan op, blij kbaar onjuiste, mededelingen van het Britse Rode Kruis.
XCHoe dat zij, aan de passiviteit van het London Committee ging zich een andere Nederlandse instantie te Londen grondig ergeren: de eveneens onder Sociale Zaken ressorterende dienst van de Regeringscommissaris voor de Repatriëring, G. F. Ferwerda. Deze wist te bereiken dat de minister, dr. J. van den Tempel, de pakketverzending aan de politieke gevangenen en aan de Joodse gedeporteerden, voorzover bereikbaar (ook voor die Joodse gedeporteerden had het London Committee niets gedaan), aan hem overdroeg, hetgeen op zichzelf ook niet onlogisch was, immers: het was de taak van Ferwerda's dienst om voor de repatriëring van gevangenen en gedeporteerden (en voor die van krijgsgevangenen en naar Duitsland en elders overgebrachte arbeiders) zorg te dragen; daarvoor was al een steunpunt gevormd in Stockholm waar een Nederlander, N. D. Woensdregt, benoemd was tot Chef van de Repatriëringsdienst. Woensdregt nu ontving begin augustus '44 het telegrafisch verzoek namens Ferwerda, na te gaan of van Zweden uit pakketten konden worden gezonden aan de politieke gevangenen in Buchenwald en Dachau en aan de Joden in Theresienstadt en Bergen-Belsen.? Woensdregt kwamwaren geen 'gewone' concentratiekampen: Bergen-Belsen was een Austauschlager en Theresienstadt
(Londen), 24 juni I944. 2 Hulpverlening aan de Joden in Bergen Belsen en Theresienstadt werd van Duitse kant kennelijk niet in strijd geacht met Himmlers bepaling dat Joden geen pakketten mochten ontvangen. Beide kampen
te weten dat van Zweden uit op grote schaal pakketten werden toegezonden aan Deense en Noorse gevangenen in de concentratiekampen - voor de Denen waren die pakketten als een aanvulling bedoeld (het Deense Rode Kruis dat alle 'kampadressen' kende, deed hun ook van Denemarken uit veel pakketten toekomen), de Noren kregen die pakketten door de zorgen van hun regering rechtstreeks uit Genève, uit Portugal, Spanje en Egypte, ten dele ook uit Denemarken (van het Deense Rode Kruis) maar vooraluit Zweden waar men beschikte over volledige naamen 'adres'<lijsten van alle Noorse gevangenen in Duitsland gegevens die door de Noorse illegaliteit waren verzameld en waarvan kopieën berustten bij de Noorse regering in Londen.
XCIn antwoord op het telegrafisch verzoek namens Ferwerda berichtte Woensdregt eind augustus na overleg met het Zweedse Rode Kruis, dat die organisatie bereid was, maandelijks een aantal Zweedse pakketten, waarschijnlijk evenwel niet meer dan 2000, aan Nederlandse gevangenen toe te sturen, indien de Nederlandse gezant te Stockholm dat zou verzoeken. Dat verzoek werd ingediend, waarop de Zweedse regering deed weten dat zij, alvorens tot het in werking treden van de regeling verlof te geven, het accoord nodig had van de in Stockholm gevestigde Brits-Amerikaans-Zweedse commissie waarin alle aangelegenheden van gemeenschappelijk belang werden besproken - eind november werd het voordat Woensdregt bericht ontving dat de zaak voor elkaar was. Hij had inmiddels het London Committee (dat stond, nu van Harinxma zich als gezant weer in Brussel had gevestigd, sinds 15 september onder voorzitterschap van de Nederlandse consul-generaal in Londen, Th. de Meester) gevraagd om toezending van naam- en 'adres' -lijsten van Nederlandse gevangenen. Het London Committee informeerde bij Flugi of hij kopieën kon toezenden van de lijsten die hij in de loop van '43 en '44 aan het Internationale Rode Kruis had toegezonden - Flugi antwoordde dat hij zo weinig administratieve hulp had gehad dat hij zelf geen kopieën had kunnen maken en dat het Internationale Rode Kruis in augustus onder Duitse druk had besloten dat van de gevangenen in de concentratickampen alleen de namen aan derden mochten worden verstrekt en niet de 'adressen'. Van de door hem doorgegeven namen, ruim I 300, kreeg Flugi een nieuwe lijst. Die stuurde hij naar Londen. Het London Committee liet na, die naamlijst aan Woensdregt te doen toekomen, er van uitgaande dat een lijst met alleen maar namen geen waarde had - de lijst verdween in de administratieve molen. Gevolg was, dat toen het Zweedse Rode Kruis in januari '45 in een Duitse goederentrein de eerste 2000 voor Nederlandse gevangenen bestemde pakketten verzond (zij bevatten elk 9
niet minder dan 7 kilo levensmiddelen), Woensdregt slechts de beschikking had over de namen van ruim tweehonderd gevangenen; die gegevens waren ten dele uit Londen verkregen, ten dele van Noorse gevangenen die waren vrijgelaten, nadien uit Noorwegen naar Zweden waren gevlucht en zich de namen van Nederlandse lotgenoten hadden herinnerd. Aan die ruim tweehonderd namen werd in februari en maart door het London Committee nog een klein aantal toegevoegd: bijna honderd. Woensdregt beschikte dus voor zijn verzending over ca. driehonderd namen en hij had geen enkel kamp-'adres'. Hij vulde de lacune aan door de meeste van de 2 000 pakketten (op de eerste zending in januari volgde een tweede midden februari en een derde eind maart) te adresseren aan gevangenen aan wie hij een willekeurige naam gaf - die namen had hij laten kiezen uit Nederlandse telefoongidsen die hij in Stockholm had weten te vinden. Van die 2000 pakketten ging het veruit grootste deel naar Buchenwald, Dachau, Sachsenhausen en Ravensbrück onderweg.
XCEen en ander betekende dat in de periode september '44-april '45 aan de bijna zevenduizend Nederlandse gevangenen in de Duitse concentratiekampen (de gedeporteerde Joden niet meegeteld) uitsluitend pakketten werden toegezonden door het Internationale Rode Kruis (misschien I 300 op naam en 'adres' en 4400 in de vorm van 'collectieve pakketten') en dat in de eerste drie maanden van '45 uit Stockholm, waar men de beste verzendmogelijkheden had, driernaal z 000 pakketten werden verstuurd, alle zonder 'adres' en veruit de meeste met gefingeerde namen. Slechts een klein deel van die pakketten is aan de gevangenen uitgereikt en daarbij heeft kennelijk het ontbreken van de juiste namen en van de volledige kamp- 'adressen' een belangrijke rol gespeeld - de Deense en de Noorse gevangenen aan wie allen van het juiste 'adres' voorziene, op naam gestelde pakketten werden toegezonden, kregen het voor hen bestemde namelijk wèl in handen; hetzelfde gold voor de Belgische en de Franse gevangenen, die hun pakketten toegezonden kregen door het Belgische, resp. het Franse Rode Kruis, en bijvoorbeeld ook voor de Poolse en Tsjechische gevangenen. Wat die Polen en Tsjechen betrof, was daarbij van belang dat het Generalgouvernement en het Protektorat in een postunie met Duitsland waren verbonden, zodat, totdat de chaos in Duitsland te groot werd (wat het Generalgouvernement betrof: totdat de Wehrmachi daaruit werd verdreven), particulieren zonder veel moeite pakketten aan gevangenen konden doen toekomen. Al die pakketten werden met treinen vervoerd - bezet Nederland evenwel had na het uitbreken van de Spoorwegstaking geen postverbindingen meer met Duitsland.
XCWij onderstreepten in hoofdstuk 3 van dit deel ('Hongerwinter') dat burgers in de steden van de drie westelijke provincies alleen in leven konden blijven wanneer zij hun absurd lage rantsoenen konden aanvullen, hetzij uit eigen voorraden, hetzij met levensmiddelen die verworven waren door gemeentelijke hulpdiensten, door bedrijven of door die burgers-zelf Zo was het ook in de concentratiekampen: wie geen pakketten ontving en dus uitsluitend op de kamprantsoenen was aangewezen, liep grote kans om te verhongeren.
XCWij hebben weergegeven wat aan de Nederlandse politieke gevangenen is toegezonden: bitter weinig. Wat hebben zij daarvan in handen gekregen?
XCVoorzover wij weten I: in N euengamme, Dora, Flossenbürg, Dachau en Mauthausen niets. In Dachau tekende Nico Rost kort voor Kerstmis aan:
XC'Nog steeds geen Kerstmispakket van het Nederlandse Rode Kruis, waar we zó op gehoopt hadden. De Belgen en Fransen hebben wèl pakketjes ontvangen, de Belgen zelfs ieder twee. [Wij] sinds maanden niets. En de Belgen en Polen en Fransen ontvangen geregeld. Soms tweemaal per week ... Er stierven en sterven thans dagelijks in Dachau Nederlanders van honger en ondervoeding, die waarschijnlijk niet gestorven waren, wanneer we geregeld Rode Kruispakketten ontvingen."
XCKorte tijd later kreeg elke Nederlandse gevangene in Dachau één pakket, afgestaan door Belgische medegevangenen.
XCIn Ravensbrück kwamen eind januari of begin februari pakketten uit Stockholm binnen ('zij waren', aldus een gevangene, 'niet op naam gesteld') - 'er waren niet voldoende pakketten gestuurd om iedere vrouw
I Er is een enkele aanwijzing dat sommige gevangenen af en toe of regelmatig ook na september '44 pakketten toegezonden kregen door particuliere relaties - in Ravens brück bleef Anne Berendsen, die daar sinds '42 zat opgesloten, pakketten ontvangen van haar familie in bezet gebied en tegen Kerstmis '44 bleek een van Vorrinks medewerkers uit de illegaliteit, KlaasToornstra, in Sachsenhausen te beschikken over, aldus Hemelrijk, 'zes grote aardappels, met een paar worteltjes, die hij in een klein pakje van iemand uit Noorwegen had toegezonden gekregen.' (J. Hemelrijk: dJ. II, p. 61) Zo kunnen zich meer gevallen hebben voorgedaan. 2 Nico Rost: p. 146-47.
een pakket te geven"; de inhoud werd verdeeld. De Nederlandse en de Noorse vrouwelijke gevangenen kregen voorts eind februari een (vermoedelijk beperkt) aantal pakketten van het Deense Rode Kruis. In Sachsenhausen kwam, zo vertelde een oud-gevangene aan de Enquêtecommissie, 'tegen Kerstmis een zending voor de Hollanders, wij hebben toen per man een half pakket gekregen De inhoud bestond uitsluitend uit tornatenpurée." Dit was een zending uit Genève. Er kwam later nog zulk een zending binnen, maar die was kleiner. 'De Noren zijn bijgesprongen en hebben gezegd: 'Degenen die niets hebben, krijgen wat van ons.' '3 Ook kwam in Sachsenhausen eenmaal een zending uit. Stockholm binnen, 'waarop', aldus een der ontvangers, 'namen stonden die zo uit het telefoonboek waren overgenomen." Dat deed zich begin april voor. De Nederlandse gevangenen, schreef later een hunner,
XC'stegen geweldig in aanzien. We werden met onderscheiding behandeld, velen boden hun diensten aan. Toen het echter bij dit ene pakket bleef, zakte dit weer spoedig af. We hebben alles zo snel mogelijk op moeten eten uit vrees voor diefstal. Ik deed er drie dagen over en had het knap benauwd. Een paar aten het pakket nog dezelfde avond leeg en werden doodziek, alles kwam er weer uit."
XCMen ziet: het was niet zo dat de Nederlanders in geen enkel kamp ooit pakketten kregen, maar dat nam niet weg dat zij ook daar waar deze wèl aankwamen, doodarme sloebers (kamp-'proletariërs') bleven of dat prompt weer werden: de zendingen waren te klein, er stak geen regelmaat in en de SS eigende zich veel toe. De positie van die Nederlanders stak schril af bij die van de leden van andere nationaliteiten. 'De Fransen en Belgen', aldus Hemelrijk over Sachsenhausen,
XC'kregen hun wekelijkse Rode Kruis-pakketten waarvan de inhoud je aan het paradijs deed denken. Opgewonden pakten ze uit, deden zich tegoed aan chocolade, vijgen en sigaretten en verdrongen zich de hele avond om de kachel met een pannetje macaroni en ham, rijst met krenten of een ander heerlijk gerecht De Polen en Duitsers kregen particuliere pakketten, veel grotere vaak, maar armoediger, met brood en reuzel, appels, koek en tabak er in, en ook weleens worst er bij."
XC1 Getuige J. c. Veltman, Enq., dl. VI c, p. 965. 2 Getuige H. van der Maaden, a.v., P.335. A.v. 4 Getuige A. J. Teunissen, a.v., p. r64. 5 W. van de Poll: 'Herin, neringen aan mijn gevangenschap' (z.j.), p. 46 a (GC). 6 J. Hemelrijk: Zeven
XCLes gevend aan eenjeugdige Noor (les in het Engels) kwam Hemelrijk de (door een eigen wacht omgeven) barakken der Noorse gevangenen binnen
XC'Niets heeft op mij zo'n overweldigende indruk gemaakt als die zindelijke, rijkbeladen Noren-tafels waaraan ik les zat te geven: wittebroden, meneer! Kilo's echte boter, halve kazen, hele worsten, koffie, suiker en room, bonbons, zuurtjes, chocolade en fruit. Het was om er flauw van te vallen; het sprookje van tafeltjedek-je in de werkelijkheid. En nog stapels Rode Kruis-pakketten langs de wanden en bovenop de kasten. Ik werd er wee van in mijn buik en dood-zenuwachtig."
XCBegin februari ging Hemelrijk, gelijk eerder vermeld, op transport naar Buchenwald. In de quarantaine daar werd 'reeds de tweede avond afgeroepen: 'Be/gier, Pakete! Franzosen, Pakete!' Maar nooit iets voor de Hollanders." Pas in het hoofdkamp bleek hem dat 'sommigen de laatste tijd persoonlijk pakketten van het Internationale Rode Kruis uit Genève (hadden) ontvangen' (resultaat van Plugi's inspanningen). 'Heftige discussies waren gehouden over het voorstel, de inhoud dier pakketten over allen te verdelen, zonder succes. Het was geen verkwikkelijke zaak geweest."
XCVan midden februari af kwam er uit Genève niets meer binnen voor de Nederlanders - bij twee gelegenheden stonden toen de Franse gevangenen in Buchenwald pakketten aan hen af: twee pakketten voor telkens vijf gevangenen.
XCWij hebben er in deel 8 op gewezen dat men het 'pakkettenschandaal' niet mag wijten aan de Nederlandse officiële instanties alléén, ook de houding der illegale groepen is van belang geweest.de visie van die groepen was elke illegale werker die over de grenzen was verdwenen, eigenlijk onbereikbaar geworden. Vandaar dat van Nederland, anders dan van Noorwegen, Denemarken, België en Frankrijk uit, veel te weinig gebruik is gemaakt van de nieuwe regeling die Himmler in oktoberhad getroffen. 'Wie waren', schreven wij, 'in Nederland van die regeling
'42
XC1 A.v., p. SI. 2 Getuige J. Hemelrijk, Enq., dl. VI c, p. 7I5. 3 J. Hemelrijk: Zeven maanden concentratiekamp, dl. III,
op de hoogte? Zeker niet álle families van de betrokkenen, maar toch wel vele, en men zou zich kunnen voorstellen dat daarop uit de wereld van de illegaliteit een impuls zou zijn voortgekomen om systematisch de namen en 'adressen' van de bedoelde gevangenen te verzamelen ... - wellicht zou men tot het besluit gekomen zijn, een aparte organisatie voor de hulp aan gevangenen in Duitsland op te richten ... Die aparte organisatie is evenwel niet tot stand gekomen en van de zijde van de illegaliteit is van het systematisch verzamelen van namen en 'adressen' van gevangenen in Duitsland geen sprake geweest.'
XCDat heeft er allemaal toe bijgedragen dat Flugi in Genève te weinigbetrouwbare gegevens bijeenkreeg - had hij die wèl gehad, dan zou, verder verondersteld dat hij voldoende administratieve hulp had gehad, ook na september '44 uit Genève en later ook uit Stockholm een stroom van pakketten naar de Nederlandse gevangenen zijn gegaan in plaats van die paar die (en ook dat slechts in sommige kampen) bij hoge uitzondering een deel van de gevangenen bereikten.
XCVan hulpverlening aan de naar Auschwitz en Sobibor gedeporteerde Joden is geen sprake geweest, maar in deel 8 wezen wij er op dat de Joodse groepen in Bergen-Belsen en Theresienstadt wèl enige hulp hebben ontvangen: uit bezet gebied namelijk, en wel van de Groep-zooo, namens welke groep de organisatie van het verzenden van voedselpakketten ter hand was genomen door mevrouw G. Wijsmuller-Meyer; zij had de namen van de naar Bergen-Belsen en Theresienstadt gedeporteerde Joden verkregen van de Joodse kampadministratie in Westerbork.
XCOok deze pakketzendingen kwamen door de Spoorwegstaking te vervallen. Hulp aan de Joden in de twee genoemde kampen en elders was van midden september '44 af slechts mogelijk van Zwitserland en Zweden uit.
XCWat gebeurde in Zwitserland?
XCIn juni '44 kwamen de naamlijsten van een deel van de naar BergenBelsen en Theresienstadt gedeporteerde Joden via de (clandestiene) Zwitserse Weg in Genève binnen bij ds. W.VisserHooft. Deze gaf ze onmiddellijk door aan de in '43 in Zwitserland opgerichte Joodse Coördinatie-Commissie, welke bestond uit drie vluchtelingen uit bezet gebied: M.Gans, mr. S. Isaac en S. 1. Troostwijk. Bij gebrek aan belang
A. 't H.
stelling van de zijde van de Nederlandse regering had die commissie haar hulpwerk (zij had het Internationale Rode Kruis aan Joden in sommige kampen pakketten laten sturen) slechts kunnen verrichten dank zij de financiële steun van de grote hulporganisatie van de Amerikaanse Joden: het American joint Distribution Committee (meestal aangeduid als: de joint) en van de vertegenwoordiger in Zwitserland van de Amerikaanse War Refugee Board, de Quaker Roswell D. McClelland. Deze laatste had de bescheiden bureaukosten van de Joodse Coördinatie-Commissie betaald, de joint had de pakketverzendingen gefinancierd, maar de vertegenwoordiger van de joint, de Zwitserse Jood Saly Mayer, een twee-en-zestigjarige fabrikant uit Sankt Gallen, was zich in toenemende mate gaan ergeren aan het feit dat de Nederlandse regering een organisatie van Amerikaanse Joden liet opdraaien voor de hulpverlening aan Nederlandse staatsburgers.
XCDie ergernis leidde in december '44 tot een crisis. De Joodse Coördinatie-Commissie die toen de namen bezat van bijna zeventienhonderd Joden die in het Sternlager van Bergen-Belsen en van bijna elfhonderd die in Theresienstadt opgesloten zaten, wenste hun allen pakketten, relatief dure (er zou in elk pakket voor meer dan f Ia aan medicijnen zitten), toe te zenden, waarvoor f 40 000 nodig was maar Saly Mayer wilde niet verder gaan dan gelden ter beschikking te stellen voor I 600 pakketten. Waarom die beperking? De reden was dat, hoewel minister van den Tempel zich in augustus bereid had verklaard, de Joodse Coördinatie-Commissie van september af met f 5 000 per maand te steunen (de helft van wat de joint per maand voor de gedeporteerden uit N ederland placht uit te geven), de commissie in december, vier maanden later, nog geen cent uit Londen had ontvangen. Injanuari '45 deed dejointvan Amerika uit aan de Nederlandse regering in Londen weten dat zij de hulpverlening aan Joden die Nederlandse staatsburgers waren, voortaan aan die regering zou overlaten en dat zij haar eigen geld slechts zou besteden aan uit Nederland gedeporteerde statenloze (Duitse en Oostenrijkse) Joden - desondanks financierde Saly Mayer in januari en februari toch weer pakketzendingen aan het Sternlager in Bergen-Belsen; naar de gedeporteerden in Theresienstadt werden evenwel geen pakketten meer gezonden, zulks op advies van het Internationale Rode Kruis (wij nemen aan dat deze organisatie reden had om aan te nemen dat die pakketten niet zouden worden uitgedeeld).
XCWat deed de regering? Zij had Woensdregts dienst van eind november af voor haar rekening uit Stockholm pakketten laten zenden aan ruim d.uizend Joden in Bergen-Belsen en zij zette die hulpverlening voort (er 9
zijn in totaal vier van die zendingen geëxpedieerd). Nadien liet zij ook eenmaal pakketten zenden aan ruim tweehonderd gedeporteerden in Theresienstadt. Tenslotte trok zij, toen zij met de joint de afspraak had gemaakt dat zij zelf voortaan voor haar gedeporteerde landgenoten zou zorgen, haar toezegging van financiële steun aan de Joodse CoördinatieCommissie in (die commissie had toen nog steeds geen enkel bedrag uit Londen ontvangen): uit Genève konden dus met regeringssteun geen pakketten meer verzonden worden. Daartegen protesteerde Gans begin maart bij regeringscommissaris Ferwerda, wie hij er om te beginnen op wees dat in Bergen-Belsen volgens zijn inlichtingen nog meer dan drieduizend Nederlandse gedeporteerden in leven waren en voorts betoogde, 'dat zelfs indien vanuit Zweden en Zwitserland tegelijk zou worden gezonden, dit gezien de ontzettende uithongering nog niet voldoende zou zijn" - zijn commissie zou de hulpverlening van Genève uit voortzetten. Dat heeft zij ook gedaan, zonder enige steun van de regering. Veel van wat in die laatste oorlogsfase is verzonden, heeft evenwel door de toenemende transportmoeilijkheden in Duitsland de gedeporteerden niet bereikt.
XCIn hoeverre is de in het voorafgaande uiteengezette hulp de gedeporteerden in Theresienstadt en Bergen-Belsen ten goede gekomen?
XCVoorzover ons bekend, hebben sommige gedeporteerden in Theresienstadt vóór september' 44 wèl pakketten ontvangen uit bezet N ederland, maar zijn daar vóór en na die tijd geen pakketten uit Genève op Stockholm gearriveerd.
XCEen deel van de gedeporteerden in Bergen-Belsen, ca. duizend, kreeg de eerste pakketten uit Genève en Stockholm midden november uitgereikt. 'Wij hebben', noteerde Renata Laqueur, 'in één avond de inhoud van vier pakjes opgegeten, nota bene zalm, chocola en Bicmals- door elkaar. Ik ben maar een klein beetje misselijk." Op Oudejaarsdag arriveerden wéér pakketten, '400 voor het hele kamp', aldus Herzberg.'J.9 1
1 Brief, 12 maart 1945, van M. H. Gans aan G. F. Ferwerda (Joodse Coördinatie Commissie, M 16-2/60). 2 Een aansterkingsmiddel. 3 Renata Laqueur: p. 91. 4 Abel Herzberg: p. 244.
Midden maart werden opnieuw (en voor het laatst) pakketten uitgedeeld: 'Iedereen heeft' (wij citeren weer Herzberg) 'een pakket ontvangen: 1 kg suiker, 1 pond boter, 1 pond erwtenmeel, 1 pak Knäckebrod, 2 pakjes bouillonblokjes" - wij leiden uit de woorden: 'Iedereen heeft een pakket ontvangen', af dat de kamp-SS bij deze gelegenheid drie zendingen uit Stockholm tot één zending heeft gecombineerd.
XCRest de vraag waarom, terwijl de Joodse Coördinatie-Commissie in Genève in juni '44 de namen bezat van bijna elfhonderd Joden die naar Theresienstadt en bijna zeventienhonderd die naar Bergen-Belsen waren gedeporteerd, van november af uit Stockholm slechts pakketten zijn toegezonden aan ca. tweehonderd Joden in het eerste en ca. duizend in het tweede kamp. Duidelijk is dat Woensdregts dienst in de Zweedse hoofdstad niet de beschikking had gekregen over de in Genève aanwezige lijsten. Dat kan bepaald niet hebben gelegen aan Gans, Isaac en Troostwijk: zij zijn dag en nacht voor de gedeporteerden in touw geweest. Men zal dus de fout wel moeten zoeken in Londen. Hoe dat zij, de ca. twaalfhonderd in Stockholm aanwezige namen waren niet uit Londen ontvangen maar door Woensdregts dienst met veel moeite bij eengeharkt in contacten met de Zweedse vertegenwoordigers van de joint en andere Joodse hulporganisaties.
XCZo gold dus voor de Joden in Theresienstadt en Bergen-Belsen hetzelfde als voor de niet-Joodse gevangenen in andere Duitse concentratiekampen: zij kregen veel te weinig pakketten. Zeker, hierbij is ook de houding van devan belang geweest: die van Theresienstadt heeft van september '44 af niets doen uitdelen en die van Bergen-Belsen heeft zich, schijnt het, een aantal Geneefse zendingen toegeëigend. Maar daarvan afgezien: hoe weinig is aan de Joden in Theresienstadt en Bergen-Belsen toegezonden! Hoe beschamend is het geweest dat de Londense regeringsinstanties de Joodse Coördinatie-Commissie in Zwitserland, die zelfs het toegezegde subsidie niet heeft ontvangen, maar hebben laten doorploeteren! Hoe onjuist, dat die regeringsinstanties eind februari '45 de toezegging van financiële steun voor de pakketzendingen uit Genève introkken! Gans had gelijk met zijn opmerking, 'dat zelfs indien vanuit Zweden en Zwitserland tegelijk zou worden gezonden, dit9
I A.v., p. 262-63.
gezien de ontzettende uithongering nog niet voldoende zou zijn' - men treft vooral bij hem en zijn medeleden van de Joodse CoördinatieCommissie het rusteloze streven aan om van alle mogelijkheden tot hulpverlening gebruik te maken. Dat streven heeft in Londen ontbroken. Wat Gans en de zijnen betreft, was daarbij van belang dat zij begin '45 nauwkeurig wisten hoe het er sinds de herfst van '44 met de gedeporteerden in Bergen-Belsen en Theresienstadt voorstond: geheel in afwijking namelijk van de beginselen die aan de Endlösung deyjudenfyage ten grondslag lagen, waren in december '44 bijna veertienhonderd Hongaarse Joden en in januari '45 honderdzes-en-dertig andere Joden die Latijns-Amerikaanse passen bezaten, onder hen vele Nederlanders, in de gelegenheid gesteld, uit Bergen-Belsen naar Zwitserland te reizen en begin februari hadden ca. twaalfhonderd Joden uit Theresienstadt, onder wie vierhonderdzeven-en-dertig Nederlanders, hetzelfde kunnen doen.
XCTot deze drie transporten had Himmler toestemming gegeven - zij pasten in zij n beleid.
XCWat Himmlers beleid aangaat', willen wij beginnen met te herinneren aan de Z.g. affaire-Joël Brand die wij reeds in deel 8 hebben beschreven (nl. in hoofdstuk 9 aan het slot van de paragraaf 'Hulp aan gedeporteerde Joden'). Wij herhalen daaruit dat, afgezien van de Bulgaarse Joden die door hun regering waren beschermd, in de lente van '44 één grote groep andere Europese Joden nog niet naar de gaskamers was gedeporteerd: de Hongaarse Joden, meer dan achthonderdduizend in totaal. Op 8 mei '44 nu deed Eichmann, die als hoofd van het Referat IV B 4 van het Reichs sicherheitshauptamt als het ware de manager van de uitroeiing van het Europese Jodendom was, in Boedapest aan de plaatsvervangend voorzitter van de Zionistische organisatie in Hongarije, dr. Reszö Kasztner, en aan een tweede vooraanstaande Zionist, Joël Brand, de mededeling dat Duitsland bereid was, de Krematoria van Auschwitz-Birkenau op te blazen en, in groepen, één miljoen Europese Joden verloftot emigratie te geven, mits de Geallieerden van hun kant een groot aantal goederen aan Duitsland zouden leveren, waaronder IQ 000 militaire vrachtauto's die, aldus
I Onze algemene gegevens terzake ontlenen wij aan de in T977 in de verschenen studie van Yehuda Bauer:
Eichmanns toezegging, louter tegen de Sowjet-Unie zouden worden gebruikt. 'Het was', schreven wij in deel8, 'een infame chantage. Anders, en nu politiek uitgedrukt: een poging, verdeeldheid te zaaien tussen de Geallieerden en de Sowjet-Unie - een poging die natuurlijk niet van de betrekkelijk laaggeplaatste Eichmann uitging, maar van Himmler.' Dat laatste bleek later in mei toen Joël Brand samen met een agent van de Abu/ehr, Andor Grosz, naar Istanboel reisde om Eichmanns aanbod aan Engeland en Amerika door te geven - Grosz bracht namelijk heel iets anders over dan een ruilvoorstel dat op Joden betrekking had, te weten een voorstel dat in een neutraal land onderhandelingen zouden plaatsvinden tussen vertegenwoordigers van de Geallieerden en twee of drie officieren van de Sicherheitspolizei und SD aangaande een afzonderlijke vrede van Engeland en de Verenigde Staten met, aldus Grosz, 'de Sicher heitspolizei' Terecht werd toen door de Geallieerden aangenomen dat een afzonderlijke vrede met een door Himmler geleid Duitsland de bedoeling van dit voorstel was.
XCHet voorstel werd afgewezen en de inmiddels ingezette massale deportaties van de Hongaarse Joden werden voortgezet. Eichmann had in die tijd in Hongarije een eerste transport van ca. dertienhonderd Joden laten samenstellen die, als de besprekingen met de Engelsen en de Amerikanen in de goede richting zouden gaan, naar Spanje zouden mogen vertrekken. Die besprekingen leidden tot niets - het bedoelde transport (het was inmiddels tot bijna zeventienhonderd Joden uitgedijd) werd toen naar Bergen-Belsen gedirigeerd waar het speciale barakken kreeg: het Ungarnlager. Begin augustus nu deed Himmler aan Kasztner weten dat hij alsnog bereid was, Joden in te ruilen tegen goederen en dat hij, ten teken dat het hem ernst was, vijfhonderd Joden uit het Ungarnlager naar Zwitserland zou laten reizen. Die vijfhonderd werden door Eichmann tot driehonderdachttien gereduceerd - een trein met die driehonderdachttien ging op weg naar Zwitserland.
XCDaar vond op de grens op 20 augustus een eerste bespreking plaats tussen Saly Mayer en Himmlers persoonlijke vertegenwoordiger in deze Joodse aangelegenheden, SS-Obersturmbannführer Kurt Becher die door enkele andere SS-officieren was vergezeld. Mayer zei dat hij zich moeite zou geven dat de Verenigde Staten accoord zouden gaan met grote leveranties van waardevolle grondstoffen en instrumenten aan Duitsland en op grond van die toezegging keurde Becher goed dat de trein met de Hongaarse Joden Zwitserland binnenreed (en Himmler van zijn kant gaf opdracht, het deporteren van de Hongaarse Joden onmiddellijk te staken). In Zwitserland had Mayer overigens hemel en aarde moeten be9
wegen om de Hongaarse Joden toegelaten te krijgen - de Zwitserse autoriteiten hadden zich vóór de zoste augustus op het standpunt gesteld dat, behalve kinderen, slechts die volwassenen in Zwitserland mochten worden opgenomen die daar familie hadden. Op 3 september vond een tweede bespreking plaats tussen Mayer en Becher. Nu zei Mayer (wiens enige bedoeling was, Himmler en de zijnen aan het lijntje te houden) dat hij ten behoeve van de Duitse aankopen een bedrag van Zw. frs. 5 mln (ca. f 2 mln) in Zwitserland zou laten deponeren. Op 4 en 5 september eiste Bechers team in een derde en vierde bespreking dat Mayer zorg zou dragen voor politieke contacten met de Geallieerden; Mayer zei dat dat tijd zou vergen. In een vijfde bespreking, die op 29 september plaatsvond, zei hij dat hij Duitsland binnen drie maanden in Zwitserland de beschikking zou geven over Zw. frs. 15 mln (ca. f 6 mln).
XCIn die tijd waren in Zwitserland naast Mayer ook anderen bezig met pogingen, groepen Joden te redden door middel van contacten in het SS-milieu. Een Comité pro Ungarn nam contact op met de in Zwitserland werkzame hoofdvertegenwoordiger van de Messerschmitt-fabrieken, Carl Trümpy, en dat contact leidde er toe dat dr. Wilhelm Harster, Befehlshaber der Sicherheitspolizei und des SD in Verona (van '40 tot '43 BdS in bezet Nederland), naar Trümpy werd gestuurd om te weten te komen wat hij precies wenste. Trümpy zei dat hij voor de Hongaarse Joden opkwam - Harster antwoordde dat er meer Joden uit Bergen-Belsen zouden worden vrijgelaten als er ook meer geld op tafel kwam.
XCEen tweede Zwitser die zich voor Joden ging inzetten, was de bejaarde Zwitserse politicus Jean-Marie Musy, die van '25 tot '30 Bundespräsident was geweest en er nadien, gekoppeld aan een fel anti-communisme, min of meer fascistische opvattingen op na was gaan houden. Een Nazi was hij niet, wèl pro-Duits - de Duitse invasie van de Sowjet-Unie had hij van harte toegejuicht. In de lente van '44 nu had deze Musy een Joodse familie vrijgekregen uit Draney, het Franse Westerbork, en nadien had hij door verschillende tussenpersonen, onder wie Himmlers arts dr. Felix Kersten (op wie wij in hoofdstuk 15 uitgebreid terugkomen) en het hoofd van Amt VI van het Reichssicherheitshauptamt, Walter Schellenberg, getracht, met Himmler in contact te komen. In oktober '44 lukte hem dat: Musy sprak in Wenen met Himmler. Himmler zei dat hij in beginsel bereid was, een half miljoen Joden uit de concentratiekampen naar Zwitserland te laten vertrekken en dat hij de Joden in die kampen voortaan beter zou behandelen (vandaar dat de vergassingen in Auschwitz-Birkenau begin november werden gestaakt) - als tegenprestatie eiste 9
hij eerst, zoals ook Eichmann Joël Brand had laten doen, leveranties van vrachtauto's maar Musy wist hem er van te overtuigen dat hij zich beter in deviezen kon laten betalen.
XCBegin november nu, op de yde, kwam het eindelijk tot het door Himmler zo vurig gewenste directe contact met een Geallieerde functionaris, nl. McClelland, de Zwitserse vertegenwoordiger van de War Refugee Board. Becher sprak met hem in Bern - McClelland was daarbij in gezelschap van Saly Mayer die Becher dus reeds voor de zesde maal ontmoette. Becher had tevoren doen weten dat de bijna veertienhonderd Joden die zich nog in het Ungarnlager bevonden, alsook groepen andere Joden, zouden worden vrijgelaten als bij Zwitserse banken een bedrag van Zw. frs. 20 mln (ca. f 8 mln) zou worden gedeponeerd waarover Duitsland ten behoeve van aankopen in Zwitserland zou kunnen beschikken, welnu: McClelland zei dat die voorwaarde was geaccepteerd en Mayer toonde Becher een telegram van de Amerikaanse Secretary of State Cordell Hull waarin deze de joint verlof had verleend, een bedrag van 5 mln dollar (ca. f 20 mln) naar Zwitserland over te maken. Afgesproken werd dat op 5 december een trein met de resterende Joden uit het Ungarnlager (daar kwamen nadien weer andere grote groepen Hongaarse Joden aan) aan de Zwitserse grens zou staan en dat Becher daar een eerste chèque van Zw. frs. 5 mln in ontvangst zou nemen. De trein arriveerde op de afgesproken dag - de chèque was er niet. Desondanks keurde Becher goed dat de trein op 6 december Zwitserland binnenreed.
XCIets op ons relaas vooruitlopend, merken wij op dat McClelland en Mayer geen moment van plan waren, welk bedrag ook voor de vrijlating van Joden te betalen', en dat na korte tijd bleek dat Himmler niet eens meer aan die eis vasthield. Geen wonder: op die betaling drong hij, dunkt ons, alleen aan om zijn actie jegens eventuele tegenstanders in het eigen kamp te kunnen rechtvaardigen - het ging hem niet om geld maar om contact met de Verenigde Staten en Engeland dat hij door middel van het vrijlaten van groepen Joden hoopte te vergemakkelijken; het kan zijn dat hij daarbij uitging van de sinds jaar en dag door NSDAP en SS aangehangen overtuiging dat het gehele beleid van Washington en Londen door Joden was bepaald.
XCDriehonderd-en-een Joden verlieten Bergen-Belsen op 21 januari. Honderdvijf-en-zestig van hen werden gedwongen, dicht bij de DuitsZwitserse grens plaats te maken voor geïnterneerde Geallieerde burgers' - met dat al kwamen toch op 25 januari honderdzes-en-dertig exgevangenen uit Bergen-Belsen, onder hen vele Nederlanders (het juiste aantal is ons niet bekend), Zwitserland binnen. Na een verblijf van vijf dagen in Sankt Gallen reed het transport door naar Marseille." In die vijf dagen waren zes Joden uit Bergen-Belsen overleden en vijftien bleken te ziek te zijn om verder vervoerd te worden.
XCGans bracht samen met zijn vrouwen de Nederlandse arts A. Polak Daniëls (straks meer over deze), een bezoek aan Sankt Gallen zodra hemnaar New York, een ander, groter deel werd overgebracht naar een kamp van de United Nations Relief and Rehabilitation Organisation in Philippeville
I Brief, 2I dec. I944, van M. H. Gans aan G. F. Ferwerda punten I en m, gestenc. bijL282).· 2 WalterSchellenberg:Memoiren(I959),P.35I. 3 Voor die honderdvijf en-zestig is in een interneringskamp in Zuid-Duitsland tot aan het einde van de oorlog redelijk goed gezorgd. 4 Vandaar vloog een deel van de vrijgelaten gedeporteerden
dat mogelijk was, constateerde er dat noch het Zwitserse, noch het Internationale Rode Kruis noch ook de Amerikaanse legatie iets voor de groep uit Bergen-Belsen had gedaan en bracht onmiddellijk schriftelijk verslag uit aan de Nederlandse gezant te Bern. 'Tientallen rapporten', schreef hij,
XC'heb ik gelezen over de behandeling en toestand der Joden in de Duitse coneentratiekampen. Nu weet ik dat rapporten geen indruk van de situatie geven. Ons voorstellingsvermogen schiet volkomen te kort. Ik ben mij er bewust van, zeker niet het ergste te hebben gezien, en toch was het reeds zo dat Zwitserse officieren, die men in het algemeen niet van overgevoeligheid kan beschuldigen, als kinderen snikten en dat de dokter die de lichamen der hier gestorvenen onderzocht en liet fotograferen, verklaarde nooit te hebben gedacht dat zo iets ontzettend bestond . . . . De meeste kIeren der mensen uit Bergen-Belsen moesten verbrand worden.' Op een willekeurig afgesneden stukje wol ter grootte van een centimeter had de dokter twaalfluizen geconstateerd ... De lucht was afgrijselijk, de aanblik ontzettend ... [De] Zwitsers zagen al dat leed zo onverwachts en plotseling zo in zijn volle naaktheid voor zich dat er van neutraliteit, hardheid of het hier anders duidelijk merkbare sluimerende antisemitisme niets meer te bespeuren vie!. ... Van de hier aangekomenen zijn kort na aankomst vijf overleden, acht zijn er nog in levensgevaar. De anderen zijn in deze dagen enorm opgeknapt. Maar hoe gaat het met de achtergeblevenen? Zij lijden honger. Er zijn nog ongeveer . drieduizend mensen uit Nederland. Blijkbaar zijn er nu nog enige duizenden vrouwen bijgekomen, die eerst naar Auschwitz gestuurd waren. Er sterven tien tot vijftien personen per dag van honger ... Ik heb de gelukkigen hier gezien, niet de ongelukkigen daar. Wij vragen aan HM.'s regering: 1. Geld voor levensmiddelen, onze pakjes kwamen tot nu toe meestal aan. 2. Interventie door Rode Kruis ten behoeve van toezicht bij de uitreiking. 3. Bevordering door HM.'s regering van uitwisseling. Maanden geleden vroegen wij dit, maar konden niet bewijzen dat het mogelijk was'?
XCop deze aan Londen doorgegeven noodkreet werd gereageerd met de mededeling dat voortaan aan de Joden in Bergen-Belsen slechts uit Stockholm pakketten zouden worden toegezonden en dat de regering
XCI Met een snelle hulpactie onder de Nederlanders in Zwitserland kon Gans bereiken dat onmiddellijk voldoende kleren naar Sankt Gallen werden gezonden. 2 M. H. Gans: 'Rapport betreffende uitgewisselden', bijlage bij de brief, 5 febr. 1945, van de gezant te Bern aan het min. van buiten!. zaken te Londen (Enq., punten 1en m, gestene. bij!.
haar toezegging van financiële hulp voor verdere zendingen uit Genève introk.
XCNu het transport uit Theresienstadt.
XCIn het Altersghetto werd op 3 februari tot aller stomme verbazing bekendgemaakt dat twaalfhonderd Joden twee dagen later per trein naar Zwitserland zouden kunnen vertrekken. Lang niet iedereen was bereid, zich voor dat transport op te geven (welke zekerheid had men dat het niet een nieuwe list was van de SS?) lang niet iedereen mocht zich opgeven: de Lagerkommandant deed weten dat diegenen van wie enkele maanden tevoren naaste familieleden naar Auschwitz waren verdwenen, niet mee mochten; voorts werden tot het transport ook geen intellectuelen, personen die hoge posities hadden bekleed, geesteszieken, andere zieken en personen die bij de bouw van barakken waren ingeschakeld, toegelaten. Alle scepsis ten spijt, verscheen op 5 februari in Theresienstadt een trein die uit Pullman-wagons bestond - twaalfhonderd personen (onder hen, gelijk reeds gezegd, vierhonderdzeven-en-dertig Nederlanders) konden instappen. Zij kregen voldoende levensmiddelen mee. Voor de Zwitserse grens was bereikt, moesten alle inzittenden hun Jodensterren verwijderen. Op 6 februari reed de trein Zwitserland binnen. De bevrijde gedeporteerden werden daar opgenomen in verblijfskampen en de Zwitserse pers, door Musy ingelicht, berichtte dat de aankomst van deze groep gedeporteerden aan Musy te danken was.
XCMusy deed méér. Hij had gezegd, bereid te zijn, 'in der Welt auf den damit angebahnten politischen Wandel Deutschlands hinzuu/eisen', en hij bevorderde derhalve dat over het vrijlaten van Joden uit Bergen-Belsen en Theresienstadt niet werd gezwegen. Ook in de Amerikaanse pers verschenen daar berichten over. Die berichten kwamen de chef van het Reichssicherheitshauptamt, Kaltenbrunner, onder ogen die van meet af aan een tegenstander was geweest van Himmlers vrijlatingsacties. Kaltenbrunner bracht de berichten onder de aandacht van Hitler die van de acties onkundig was gebleven. De Führer keurde ze ten scherpste af - onmiddellijk liet hij Kaltenbrunner opdracht geven er op toe te zien dat voortaan geen enkele Jood meer zou worden vrijgelaten. Die instructie van Hitler is vermoedelijk midden maart uitgegaan.
XC'in het geheel niet optimistisch over het uiteindelijk resultaat der bemoeiingen, maar wij achten het onze plicht alles te ondernemen wat een schijn van slagen9 2
J Brief, 3 nov. 1944, van M. H. Gans aan S. Mayer (RvO, collectie fotokopieën van het 2 Brief a.v., r6 nov. 1944 (a.v.).
heeft. Het zou droevig, en erger dan dat: het zou een schande zijn, indien iemand zou omkomen die men voor Zw. frs. I 000 had kunnen redden. Reeds nemen de onderhandelingen veel te veel tijd in beslag. Het heeft geen zin er over te discussiëren of de Duitsers deze mensen werkelijk zullen vrijlaten. Dat zullen wij wel merken als de garantie gestort is; er gaat niets verloren door het proberen."
XCFerwerda werd gemachtigd te antwoorden dat de regering voor I januari een beslissing zou nemen. Die beslissing bleef uit. Toen nu op 6 februari de trein met twaalfhonderd Joden uit Theresienstadt in Zwitserland was gearriveerd, kreeg de Nederlandse gezant in Bern, mr. J. J. B. Bosch ridder van Rosenthal, van derden (die blijkbaar met Musy in contact hadden gestaan) te horen dat dit eerste transport uit Theresienstadt beschouwd moest worden als een proefzending en dat via Musy méér te bereiken viel. Zonder overleg met de Joodse CoördinatieCommissie deed de gezant toen op 10 februari aan de regering een telegram toekomen waarin hij berichtte dat meer Joden vrijgekocht konden worden, dat het vermoedelijk zou lukken, daartoe van Joodse organisaties in de Verenigde Staten een bedrag van Zw. frs. 5 mln te verwerven maar dat het ter bespoediging van de zaak wenselijk was, hem vóór 12 februari een bankgarantie te sturen van Zw. frs. I mln (ca. f 400 000). 'De som', aldus de gezant, 'lijkt te klein om een invloed op de oorlogvoering te kunnen uitoefenen, terwijl grote aantallen Nederlanders zouden kunnen worden gered.?
XCOp 13 februari stelde Gerbrandy, wiens kabinet demissionair was en die enkele dagen tevoren van de koningin opdracht had gekregen, een nieuw kabinet te formeren, het verzoek van de gezant in de ministerraad aan de orde. 'De financiele zijde der zaak' zou, aldus de notulen,
XC'moeten worden geregeld met het oud-lid van de Zwitserse Bondsraad, Moesy, die bekend staat als iemand met nationaal-socialistische sympathieën en relaties. Het geld is waarschijnlijk voor Himmler of andere nazi-bonzen bestemd, die handel drijven in Joden.
XCNa besprekingen waarbij de zaak van alle zijden wordt bezien, komt de raad tot de conclusie dat de regering zich niet in zulk een handel met de Duitsers mag begeven. Dit zou trouwens ook niet kunnen geschieden zonder de Britse regering daarin te kennen, wegens de beschikking over Zwitserse franken. Besloten wordt, dat de minister-president het Joodse comité in Londen terzake zal inlichten."
XC, Brief, 21 dec. 1944, van M. H. Gans aan G. F. Ferwerda (Enq., punten 1en m, gestenc. bijl. 282). 2 Enq., dl. VI a, p. 253. 3 Ministerraad: Notulen, 13 febr.
XCVan Kleffens tekende in zijn dagboek aan dat de regering 'na een onbeduidende ministerraad' aan de gezant had geantwoord dat zij op zijn verzoek 'natuurlijk niet' kon ingaan, 'maar Amerikaanse Joden-organisaties vrij te willen laten om te doen wat zij wensen' ,_ dat laatste element kwam intussen niet voor in het telegram dat na afloop van de kabinetsvergadering door van Kleffens naar Bern werd gezonden:
XC'De Nederlandse regering kan en wil zich met chantage niet inlaten, hoe groot haar syrnpathie voor betrokken Nederlanders ook is. Handel met de vijand kan zij, die zulks een ieder verboden heeft, zelf niet bedrijven. Pro memorie vermeld ik dat wij vereiste francs niet, herhaal: niet, bezitten en moeten verwachten het voor dit doelook niet te zullen krijgen'2
XCdaarvoor was verlof nodig van de Britse autoriteiten.
XCIn '48 terzake door de Enquêtecommissie verhoord, zei Gerbrandy: 'Ik was volkomen bereid om bij wijze van spreken voor iedere Joodse Nederlander 50000 francs te geven, als hij daardoor vrij kon komen', en toen de voorzitter van de commissie vervolgens vroeg: 'U wilde het niet zelf doen langs officiële weg maar één of ander Joods comité kon dat gedaan krijgen?', antwoordde Gerbrandy: 'Precies.' 'Is dat nu gebeurd, getuige?' vroeg toen een van de leden van de commissie, waarop Gerbrandy's bescheid was: 'Dat weet ik verder niet."
XCWij houden het voor mogelijk dat de regering inschakeling van Amerikaans-Joodse organisaties heeft bepleit bij het in '44 in Londen gevormde Comité van Nederlandse Joden _ beter ware het in elk geval geweest indien zij ook de gezant te Bern zou hebben aangeraden, contact op te nemen met de vertegenwoordigers in Zwitserland van die organisaties. Hoe dat zij, de regering had eigen medewerking geweigerd.
XCDe Enquêtecommissie heeft die weigering afgekeurd:
XC'Zij is van oordeel dat het op de weg der regering zou hebben gelegen om haar uiterste best te doen om landgenoten te vrijwaren voor het verschrikkelijke lot dat hun wachtte. Wanneer dit verkregen had kunnen worden door betalingen die, zij het langs indirecte weg, naar Duitsland gingen, zou de regering niet hebben mogen nalaten om dat middel te gebruiken."
XCIs dat niet, hoe menselijk ook, wat erg simpel gesteld? Wij wijzen er daarbij op dat zelfs Gans het midden november 'politisch und juridisch
XCI Van Kleffens: 'Dagboek', 13 febr. 1945. 2 Enq., dl. VI a, p. 357. 3 A.v., dl. VI c, p. 331. 4 A.v., dl. VI a, p.
ausgeschlossen' had genoemd, "dass die niederländische Regierung anfangen kann, Leute loszukaufen', en dat hij begin februari wel had aangedrongen op 'bevordering door HM.'s regering van uitwisseling', maar dat hij daarbij niet had bepleit dat de regering zèlf zou overgaan tot het vrijkopen van Joden; trouwens, ook van McClelland en Saly Mayer hebben de Duitsers geen cent ontvangen - die twee hebben geopereerd met een subtiliteit die in het standpunt dat de regering innam, ontbrak. Afgezien daarvan menen wij dat de regering moreel alleen dan gerechtigd was, de hoge belangen van de oorlogvoering te laten prevaleren boven de mogelijkheid, Joodse burgers vrij te kopen, wanneer zij zich voor het overige tot het uiterste had ingespannen en inspande om het lot van die burgers zoveel mogelijk te verzachten, waarbij men dan in de eerste plaats denken kan aan het regelmatig en in voldoende mate verzenden van pakketten. Daartoe is het niet gekomen.
XCWij komen nu op de Nederlandse arts A. Polak Daniëls terug.
XCDeze had zich, sinds hij in januarials Joodse vluchteling in Zwitserland was gearriveerd, moeite gegeven daar een hulpcolonne te vormen die, zodra dat mogelijk was, in Oost-Europa bijstand zou gaan bieden aan bevrijde gedeporteerden die, dat was duidelijk, in een deplorabele toestand zouden verkeren. De vorming van die hulpcolonne was een denkbeeld geweest van dr. HOfferhaus, secretaris-generaal van het Nederlandse Rode Kruis - Polak Daniëls had dat denkbeeld eindper brief kunnen voorleggen aan de gezant te Bern, Bosch van Rosenthal, en in deel 8 memoreerden wij al dat hij bij aankomst in Bern tot zijn verontwaardiging moest constateren dat de gezant zijn brief in een lade had opgeborgen en niet tot enige actie was overgegaan.
'44 K. '42
XCPolak Daniëls liet het er niet bij zitten. Hij richtte een voorbereidend comité op dat onder voorzitterschap kwam te staan van de Vos van Steenwijk, de Nederlandse gedelegeerde bij het Internationale Rode Kruis, en gaf zich alle moeite om met steun van Joodse hulporganisaties als deen ook van de Quakers (McClelland) zijn hulpcolonne te formeren. Ca. honderdvijftig Joodse vluchtelingen uit Nederland gaven er zich als vrijwilliger voor op, de zestig meest geschikten werden uitgekozen en door Polak Daniëls en zijn echtgenote, A. M. Polak Daniëls-Boon Hartsinck, die ook arts was, op hun taak voorbereid.
zijn', zo rapporteerde Polak Daniëls begin oktober '44 aan Ferwerda, de regeringscommissaris voor de repatriëring,
XC'hoe verschillend ook van achtergrond en capaciteiten, alle geschikte débrouil lards. Onder hen bevinden zich enige goede monteurs-chauffeurs, koks en administratieve krachten. Zij hebben cursussen in EHBO gevolgd, verder in anatomie, fysiologie, pathologie, verbandleer en ziekentransport, eenvoudige techniek en beginselen Russisch"
XCRussisch, want de colonne zou komen te opereren in gebieden waar zich het Rode Leger zou bevinden.
XCZou het dan voor een in Zwitserland gevormd corps van Nederlanders mogelijk zijn, bijvoorbeeld naar Theresienstadt te gaan of naar Auschwitz? Polak Daniëls had daarop vertrouwd, maar aan de regering in Londen was in de herfst van '44 duidelijk dat niets er op wees dat de Sowjet-Unie de nodige faciliteiten zou verlenen. ·Wat dan te doen met de colonne? De Meester, voorzitter van het London Committee, schreef in november aan de Vos van Steenwijk dat het hem het beste leek indien de colonne zich na de bevrijding naar Den Haag zou begeven 'voor werk onder de nog aanwezige leden der Joodse gemeenschap'. Daar zaten wel bezwaren aan vast! 'Het is mij', aldus de Meester, 'van betrouwbare zijde uitgelegd dat de stemming in Holland thans zodanig is dat een overwegend Joods hulpcorps onder de bevolking weinig sympathie zou ontvangen. Dit punt, hoewel betreurenswaardig, kan niet over het hoofd gezien worden, doch ik zou u willen verzoeken, dit als streng vertrouwelijk te beschouwen."
XCHet Militair Gezag deed in december weten dat de hulpcolonne alleen dan in bevrijd Nederland zou kunnen worden ingezet indien zij de nodige auto's meebracht. Dat was, aangezien uit Zwitserland alleen auto's zonder banden uitgevoerd mochten worden, niet mogelijk. Er kwam toen het plan op de proppen, de colonne in haar geheel naar Frankrijk te laten gaan waar zij onder de dienst van Ferwerda zou komen te ressorteren, maar die dienst had slechts enkele administratieve hulpkrachtenJ.J.J.93
1 Brief, 6 okt. 1944, van A. Polak Daniëls aan G. F. Ferwerda, bijl. 9 bij van den Tempel: 'Beknopt overzicht van de werkzaamheden van het departement van sociale zaken, gevestigd te Londen, in het tijdvak IQ mei 1940-24 februari 1945, ten behoeve van de Enquêtecommissie 'Regeringsbeleid 1940-1945" (juni 1948), algemeen, gestenc. bijl. 3 I. 2 Brief, 8 nov. 1944, van Th. de Meester aan W. de Vos van Steenwijk punten 1 en m, gestenc. bijl. r rö, p. 9).
nodig. De meeste leden van de colonne weigerden, zich daarvoor ter beschikking te stellen, enkelen deden het wèl en werden na aankomst in Parijs met allerlei taken belast, o.m. bij de United Nations Relief and Rehabilitation Organisation. Polak Daniëls bleef diep teleurgesteld in Zwitserland achter - van zijn opzet was niets terechtgekomen.
XCWij komen nu tot een laatste punt dat wij impliciet al raakten toen wij het over de hulpcolonne-Polak Daniëls hadden: wat heeft de regering in het algemeen gedaan om gevangenen en gedeporteerden, voorzover zij zich na Duitslands ineenstorting buiten Nederland zouden bevinden, zo spoedig mogelijk te benaderen en hen naar Nederland te doen terugvoeren? Trouwens, niet alleen gevangenen en gedeporteerden moesten terugkeren maar ook de krijgsgevangenen en de in het kader van de arbeidsinzet naar Duitsland, Frankrijk en België getransporteerde arbeiders.
XCVoor de repatriëring van al deze' Displaced Persons' (ontheemden) had minister van den Tempel eind '43 in Londen een Regeringscommissariaat voor de Repatriëring in het leven geroepen. G. F. Ferwerda, gewezen directielid van de Uni/ever en gewezen lid van de Nederlandse Scheepvaart- en Handelscommissie (de commissie die tot in de zomer van '44 de Nederlandse koopvaardijvloot onder haar beheer had), was, gelijk al vermeld, tot regeringscommissaris benoemd. De bedoeling was dat in zijn opdracht 'repatriëringsofficieren' naar Duitsland zouden gaan om daar het vertrek van de Nederlandse ontheemden voor te bereiden.
XCKolonel mr. H. J. Kruls die in Londen het Militair Gezag voorbereidde, was, zoals wij in deel 9 uiteenzetten (nl. in de paragraaf 'Van den Tempel en de repatriëring' van hoofdstuk 17), een verklaard tegenstander van deze opzet. Hij meende (maar zijn argumentatie maakte op van den Tempel die van de gehele opzet van het Militair Gezag niets wilde weten, geen indruk) dat met name de repatriëring uit Duitsland (daar zaten veruit de meeste ontheemden) beter aan het Militair Gezag zou kunnen worden opgedragen. Immers, hoe zou de situatie zijn? Duitsland zou een militaire bezetting krijgen en te voorzien viel dat alleen militairen zich er zouden kunnen verplaatsen; werd zijn Militair Gezag met die repatriëring uit Duitsland belast, dan zou hij via de afdeling-Duitsland van de Civil 93
Affairs-Division van Eisenhowers hoofdkwartier, Shaef', kunnen bereiken dat militairen van het Militair Gezag in een vastgesteld en door dat hoofdkwartier aanvaard aantal (een Z.g. War Establishment) naar Duitsland zouden kunnen gaan - voor Ferwerda's 'repatriëringsofficieren' die, onder Sociale Zaken ressorterend, geen militairen waren, zou dat niet gelden, tenzij te hunnen behoeve een aparte regeling werd getroffen. Die regeling kwam er: eind september '44 verklaarde Shaef zich bereid, te zijner tijd Nederlandse 'liaison-officers' ('repatriëringsofficieren') tot Duitsland toe te laten. 'Nadien', zo schreven wij in deel 9, 'werd de aandacht van Ferwerda's Regeringscommissariaat vrijwel volledig in beslag genomen door de problemen van de tienduizenden Displaced Persons, die in Frankrijk en België aangetroffen werden-, maar toen Duitsland begin mei '45 capituleerde, was er nog steeds geen War Establishmentvastgesteld voor de Nederlandse 'liaison-officers' een kategorie officieren die men in het Geallieerde militaire apparaat ook in het geheel niet kende. Evenmin beschikte het Regeringscommissariaat over vervoermiddelen, bijvoorbeeld om onmiddellijk hulp te bieden aan in de Duitse gevangenissen en concentratiekampen bevrijde Nederlanders. '
XCDeze passage in deel 9 is niet geheel juist geweest: in werkelijkheid waren in mei '45 zeven-en-vijftig Nederlandse 'liaison-officers' opgeleid, gemilitariseerd en door Shaef aanvaard, maar, aldus het eindverslag van het Militair Gezag, 'het Regeringscommissariaat (kon) geen voldoende contact met hen krijgen, want dit moest door tussenkomst van Shaef worden gelegd en Shaef kon alleen overleg plegen met militaire instanties. Dit is een grote tegenslag geweest voor de Regeringscommissaris en zijn ambtenaren die niet gemilitariseerd waren." Anders gezegd: er kon door Ferwerda geen centrale leiding worden gegeven aan de officieren van zijn dienst; dezen waren bovendien niet bewapend en konden dus met geen enkele Geallieerde voorhoede meetrekken.
XCNadat de eerste concentratiekampen in Duitsland waren bevrijd (dat geschiedde midden april), werd door de daar aanwezige Nederlanders
I 2 Dat werk moest, door het ont breken van een militaire status, onder grote moeilijkheden worden verricht. 'Het kostte', aldus een rapport d.d. 30 maait 1945 van Ferwerda's missie in Parijs, 'veel inspanning om met de beschikbare werkkrachten snel een bruikbare organisatie op te bouwen. Gebrek aan telefoon, licht, verwarming en transport maakte dit gedurende de wintermaanden niet gemakkelijker.' punten I en m, gestenc. bijl. 156). , (Min. van Oorlog) 14 1946 (1947), p. 191-92.
met diepe teleurstelling geconstateerd dat zij taal noch teken hoorden van hun eigen autoriteiten. Op 29 april hield Ferwerda samen met zijn naaste medewerkers in Breda een bespreking met officieren van het Militair Gezag en van de Shaef Mission to the Netherlands men was het er over eens dat zo spoedig mogelijk ambulances naar Buchenwald moesten worden gestuurd. Waar ze te vinden? Ferwerda's dienst, die slechts de beschikking had over twee gehuurde motorfietsen en vier kleine vrachtauto's, bezat geen enkele ambulance, het Militair Gezag had er 90. Er was nog niet definitief vastgesteld hoeveel van die 90 naar Buchenwald gedirigeerd zouden worden, toen er bericht binnenkwam van het Militair Gezag dat alle ambulances nodig waren voor de hongerprovincies waar, aldus de berichten, medische hulp voor tienduizenden burgers dringend noodzakelijk was.
XCDe in de gevangenissen en concentratiekampen in Duitsland bevrijde Nederlanders zijn op het punt van hun repatriëring slachtoffer geworden van de foutieve, civiele opzet van het Regeringscommissariaat waaraan minister van den Tempel met een hartstocht, een betere zaak waardig, heeft vastgehouden. Wij menen intussen dat hier ook nog een andere, meer algemene factor een rol heeft gespeeld: de noodsituatie in de hongerprovincies in bezet Nederland. Het gehele denken van de ministers was goeddeels geconcentreerd op de vraag wat men kon doen om enkele miljoenen burgers te hulp te komen die de hongerdood dreigden te sterven en in het bevrijde Zuiden stak ook het Militair Gezag een flink deel van zijn energie in de voorbereiding van pogingen om in het bezette Noorden de ergste nood zo spoedig mogelijk te lenigen. Zo werden de gevangenen en gedeporteerden in Duitsland min of meer vergeten, althans: de aandacht die besteed werd aan de problemen die zich bij hun bevrijding zouden voordoen, was ten enenmale onvoldoende. De gevolgen daarvan zullen wij in deelbeschrijven.
12
XCHet is duidelijk dat de meeste Nederlandse politieke gevangenen en uit Nederland gedeporteerden in wat wij de 'derde fase' uit de geschiedenis
van de Duitse concentratiekampen in de tweede wereldoorlog hebben genoemd, mateloos hebben geleden. Het enkele feit al dat van diegenen ·die van september '44 af naar Neuengamme werden getransporteerd, slechts 15 % in leven bleef, spreekt boekdelen. Overal, behalve in de hoofdkampen Buchenwald en Dachau, bleef tot het einde toe een strenge discipline gehandhaafd die al door zijn langdurige appèls de gevangenen in die hoofdkampen, toch al verzwakt door het harde werk en de hongerrantsoenen, verder uitputte. Nog harder moest gewerkt worden in, zij het niet alle, dan toch vele Aussenkommandos, bijvoorbeeld in Husum en Ladelund (waar in zes weken drie op de vier gevangenen stierven), in Lieberose en Wöbbelin en vooral ook overal waar gezwoegd werd in ondergrondse fabrieken: in het gehele Dora-complex, in de Waldlager van Kaufering (Aussenkommandos van Dachau) en in Melk en Ebensee (Aussenkommandos van Mauthausen).
XCDaar kwamen nog drie, tot de 'derde fase' behorende verschrikkingen bij: de evacuatietransporten (waarover wij in hoofdstuk 15 meer te schrijven hebben), de overvolte in de hoofdkampen, met name in de quarantaine-afdelingen (men denke aan wat wij schreven over het z.g. Kleine Lager van Buchenwald), en de epidemieën. Vrijwel geen kamp was er dat niet barakken kende waarin vele honderden, nagenoeg aan hun lot overgelaten gevangenen, in de meest ellendige omstandigheden lagen te sterven. Hele kampgedeelten waren er bovendien die, zoals wij schreven, afvalbakken waren geworden van dodelijk verzwakte gevangenen die generlei arbeid meer konden verrichten en voor welker verzorging de SS zich, zelfs als er, zoals bij Bergen-Belsen het geval was, voorraden voedsel en medicamenten in de nabijheid waren, geen enkele moeite getroostte.
XCWij hebben getracht van dit alles een zo sober mogelijk overzicht te geven, nagenoeg uitsluitend op grond van naoorlogse relazen van gevangenen en gedeporteerden zelf en van naoorlogse onderzoekingen. Wij zouden dat begrip 'naoorlogse' willen onderstrepen: vrijwel alles namelijk wat wij in dit hoofdstuk van het lot van de gevangenen en gedeporteerden hebben weergegeven, was in de tijd zelf onbekend - alleen in Zwitserland kregen eind januari, toen daar honderdzes-endertig vrijgelatenen uit Bergen-Belsen arriveerden, sommigen er een eerste, schokkende indruk van hoe onvoorstelbaar er in de kampen werd geleden. Wij herinneren aan de reactie van Gans: 'Tientallen rapporten', schreef hij, 'heb ik gelezen over de behandeling en toestand der Joden in de Duitse concentratiekampen. Nu weet ik dat rapporten geen indruk van de situatie geven. Ons voorstellingsvermogen schiet volkomen te kort.'
XCEr is, menen wij, geen reden om het falen van de Nederlandse regering en haar organen dat wij in de paragraaf'Weinig hulp voor Nederlanders' schetsten, te vergoelijken: in tegenstelling tot gevangenen van andere nationaliteit hebben de Nederlandse maar heel weinig pakketten ontvangen en de gedeporteerden nagenoeg geen, en voor de voorbereiding van een onmiddellijke hulpverlening ter plaatse en van een snelle repatriëring is een verkeerde opzet gekozen en daaraan is bovendien onvoldoende aandacht besteed. Wanneer men nu ziet, hoeveel moeite de regering en haar organen zich gaven voor de hulpverlening aan de bevolking in de hongerprovincies (wij zullen de voorbereiding daarvan in hoofdstuk 13 beschrijven), dan is het contrast frappant. Maar er was (niet dat zulks voldoende excuus is geweest!) verschil: omtrent de noodtoestanden in de hongerprovincies was de regering ingelicht, tijdig en uitgebreid, en omtrent de veel ernstiger noodtoestanden in de concentratiekampen had zij over het algemeen geen informatie; daarenboven schoot ook háár voorstellingsvermogen volkomen te kort. Daarbij dient men te bedenken dat uit de gehele Europese geschiedenis geen verschrikkingen bekend waren, te vergelijken met die waartoe het in de concentratie- en vernietigingskampen van het Derde Rijk was gekomen.
XCRest ons nog, er op te wijzen dat de opperste nood waarin de overlevenden onder de Nederlandse gevangenen en gedeporteerden verkeerden, ook de Nederlandse illegale groepen onvoldoende voor ogen stond. Wij zullen in het volgende hoofdstuk een beeld geven van de met de bevrijding in verband staande problemen waarmee die groepen, voorzover vertegenwoordigd in de Grote Adviescommissie der Illegaliteit, zich in de hongerwinter hebben beziggehouden - beziggehouden in en via de namens die commissie optredende Contact-Commissie. Onder die problemen treft men dat van de hulpverlening aan de in Duitsland te bevrijden gevangenen, tot wie talloze makkers uit de illegale strijd behoorden, niet aan. Ja, één briefje is bewaard gebleven dat op die hulpverlening betrekking heeft: een briefje, vermoedelijk in maart '45 in Utrecht door zekere 'ten Have' (wij weten niet wie dat is geweest) ter hand gesteld aan mej. mr. M.Tellegen, lid van het Nationaal Comité
A.
van Verzet enjuridisch adviseur van de Stichting 1940-1945. Dat briefje.' luidde:
XC'Voordat u naar Amsterdam gaat, wilde ik u nog het volgende voorstel doen:
XCIs het niet mogelijk dat, nu het zich laat aanzien dat de vrijwording van ons land niet zo lang meer op zich zal laten wachten, begonnen wordt met de samenstelling van een 'colonne' die onmiddellijk naar Duitsland vertrekt om voor onze gevangenen aldaar te zorgen? Dit lijkt me iets dat in de eerste plaats de illegaliteit aangaat.'
XCMej. Tellegen besprak dit denkbeeld in Amsterdam met Neher (illegale naam: Terborg), voorman van het Nationaal Comité en lid van het College van Vertrouwensmannen. Daarna tekende zij op het briefje aan: 'Terborg: zaak al bekeken v. andere zijde' (daarmee zal wel Londen zijn bedoeld). 'Illegaliteit zo overbelast. Geen nieuwe taak.'
XCInderdaad, 'overbelast' wàs de illegaliteit: met haar pogingen om het moreel van het volk te schragen, de vijand afbreuk te doen, de Geallieerden te helpen, maar niet minder, althans aan de top, met de veelomvattende problematiek van de naoorlogstijd. Die problematiek beschrijvend, verlaten wij (om een in deel8 gebruikte term te herhalen) de 'anti-wereld' der concentratiekampen - wij keren nu terug naar bezet gebied dat, alle nood ten spijt, toch tot de relatief'normale wereld' was blijven behoren.
I Collectie-M. A. Tellegen, 1 g (RvO).
XCHet sprak vanzelf dat, naarmate de bevrijding naderbij kwam, de vraagstukken van het naoorlogs bestel meer aandacht gingen vragen. Veel van die vraagstukken vormden ook een onderwerp van gedachtenwisseling binnen de illegaliteit, die overigens (zulks zal uit dit hoofdstuk duidelijk blijken) in dat opzicht allerminst een eenheid was. Ten eerste waren er illegale groepen die elke bemoeienis van de illegaliteit met de politieke vraagstukken die in de naoorlogstijd aan de orde zouden komen, principieel verwierpen, ten tweede tekenden zich tussen de groepen die die bemoeienis niet uit de weg gingen of er zelfs hoge prijs op stelden, allerlei tegenstellingen af; daarbij stond de vraag of na de bevrijding een 'vernieuwd' Nederland diende te ontstaan, centraal.
XCTen aanzien van het principieel verwerpen van bemoeienis door de illegaliteit met naoorlogse politieke vraagstukken willen wij er om te beginnen op wijzen dat in lang niet alle groepen wereld- of levensbeschouwelijke opvattingen een rol hadden gespeeld. Veel illegale werkers beperkten zich er toe, te doen wat hun hand te doen vond: zij bedreven spionage, zij saboteerden, zij hielpen onderduikers, zij gaven illegale bladen uit, zij zorgden voor clandestiene verbindingen, zij zamelden geld in voor illegale doeleinden, en zij keken bij dat alles niet verder dan de bevrijding. Hun was het besef voldoende dat zij de vijand bestreden en de bondgenoten hielpen - dat zagen zij als hun eigen, door vaderlandsliefde bepaalde, strikt persoonlijke opdracht die uit de bezetting was voortgevloeid en die ten tijde van de bevrijding als voltooid zou mogen worden beschouwd. Zeker, individueel hadden ook deze illegale werkers wel bepaalde wensen met betrekking tot het naoorlogs bestel maar de verwezenlijking daarvan zagen zij als een taak die hun als staatsburgers aanging, niet als een die was weggelegd voor de illegale groepen waarvan zij deel hadden uitgemaakt.
XCAnderen waren er die hun illegale werk beleefden, althans mede beleefden, als een door duidelijke concepties ingegeven streven naar een betere samenleving - een streven dat uiteraard bij het einde van de bezetting niet moest worden opgegeven maar dan eerder met verdubbelde kracht voortgezet. Zo werd het vooral gezien in linkse en j engeren
milieus, met dien verstande dat daar op een duidelijke, naoorlogse politieke taak van de illegaliteit alleen werd aangedrongen door diegenen die dat streven naar een betere samenleving niet wilden kanaliseren via een vooroorlogse politieke partij. Men kan dan vooral denken aan de groepen van de illegale bladen Vrij"Nederland en Het Paroo/ beide bladen werden gedragen door de overtuiging dat het vooroorlogse politieke bestel verouderd en in te veel van zijn representanten gecompromitteerd was en dat na de bevrijding een radicaal 'vernieuwd' Nederland moest ontstaan; de samenstellers van beide bladen meenden óók dat hun overtuiging werd gedeeld door een groot deel, misschien wel het grootste deel, van de publieke opinie.
XCDie vraag viel niet te beantwoorden; de publieke opinie kon zich niet uiten. Wie vóór de bezetting bepaalde staatkundige denkbeelden had aangehangen, zag die door sommigen aanvaard en door anderen bestreden en kon er zich, de reacties in de pers en in laatste instantie de uitslagen van de algemene verkiezingen nagaand, een denkbeeld van vormen hoe groot het deel van het volk was dat zijn denkbeelden deelde. Tijdens de bezetting was de pers gelijkgeschakeld en het parlementair bestel opgeheven. Dat droeg er toe bij dat redacties van bladen als Vrij"Nederland en Het Parool de mate waarin hun opvattingen weerklank hadden gevonden, verre konden overschatten. Van belang was bij dat alles óók dat er onder de vooroorlogse politieke partijen van enige betekenis slechts één was geweest, de Communistische Partij Nederland, die als zodanig in de illegaliteit was gegaan en van eind '40 af een eigen illegaal blad had uitgegeven: De Waarheid een overeenkomstige actie was door de Rooms-Katholieke Staatspartij, de Anti-Revolutionaire Partij, de Christelijk-Historische Unie, de Liberale Staatspartij, de Vrijzinnig-Democratische Bond en de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij niet ontplooid. Zeker, van drie van die partijen: de ARP, de liberale partij en de SDAP, waren duidelijke verzetsimpulsen uitgegaan (verzet vooral tegen SeyssInquarts gelijkschakelingspolitiek) maar zij hadden niet door middel van het uitgeven van eigen illegale bladen getracht, hun aanhang vast te houden en eventueel uit te breiden. Dat vasthouden was wel met andere middelen nagestreefd: voormannen van die drie, maar ook van de andere partijen (zulks met uitzondering van de RKSP') waren in het land gaanwas dat op kritieke momenten aan de gelovigen deed weten welke houding zij jegens de bezetter en zijn instellingen dienden
1 Men moet, wat de katholieken betreft, in het oog houden dat het het Episcopaat
rondreizen om op clandestiene kadervergaderingen de actuele situatie te bespreken (daarbij werd vaak op verzet tegen bepaalde Duitse maatregelen aangedrongen) en tot beginselvastheid aan te sporen. In feite was er in het land als geheel naast de als het ware zichtbare beïnvloeding van de publieke opinie door de illegale pers, sprake van een onzichtbare door leidende figuren van vooroorlogse partijen en die laatste beïnvloeding werd, al waren voordien ook talrijke leidende figuren door de bezetter gearresteerd, in de hongerwinter, alle moeilijkheden van het dagelijks leven ten spijt, voortgezet.
XCVan belang lijkt ons bij dit alles ook, te onderstrepen dat er bij de voormannen van de genoemde zes democratische partijen geen sprake was van enige behoefte om te abdiceren. In tegenstelling tot het Driemanschap van de Nederlandse Unie hadden zij in de zomer van '40 geweigerd, publiekelijk naar voren te treden toen de bezetter daaraan de eis had verbonden dat zij geen gewag zouden maken van de begrippen 'Oranje' en 'onafhankelijkheid' - nadien waren zij elandestien blijven samenwerken in het Politiek Convent, in het breder samengesteld Grootburgercomité en het daaruit afgeleide Nationaal Comité. I Dat Nationaal Comité had er zich in '42 en in de eerste maanden van '43 op voorbereid om, mede teneinde aan de OD en de CPN de pas af te snijden, namens de regering in de overgangstijd het gezag uit te oefenen maar de leden ervan waren, met talrijke medewerkers, in de eerste dagen van april '43 als uitvloeisel van het Englandspiel gearresteerd. Nadien had vooral Drees, de vroegere fractievoorzitter van de SDAP in de Tweede Kamer, zijn best gedaan om de in het Politiek Convent en het Grootburgercomité tot stand gekomen samenwerking voort te zetten. Het Politiek Convent dat voordien bestaan had uit zes partijvoorzitters en zes fractievoorzitters, beperkte hij tot zes leden: mr. H. A. M. T. Kolfschoten voor de RKSP, dr. A. A. L. Rutgers voor de ARP, mr. G. E. van Walsum voor de CHU, mr. M. H. de Boer voor de Liberale Staatspartij en J. Schilthuis voor de Vrijzinnig-Democratische Bond - zelfbleefhij de SDAP vertegenwoordigen. Daarnaast zette hij het Nationaal Comité, waarin ook twee personen hadden gezeten die niet bepaalde partijen vertegenwoordigden (mr. E. E. Menten en ir. J. A. Ringers), voort in de vorm van het Vaderlands Comité dat, behalve uit hemzelf, uiteindelijk kwam te bestaan uit Kolfschoten, de anti-revolutionair mr. J. Donner en opnieuw twee 'partijlozen': mr. K. P. van der Mandele en mr. H. J. Reinink; van der
XCI Wèl te onderscheiden van het begin '43 opgerichte Nationaal Comité van Verzet, hetwelk meestal als 'het NC' werd aangeduid.
Mandele was voorzitter van de Rotterdamse Kamer van Koophandel, commissaris van de Rotterdamse Bankvereniging en tevens lid geweest van de door de president-directeur van deze bank, mr. H. Woltersom (een nauwe relatie van Hirschfeld), voorgezeten OrganisatiecommissieWolters om - Reinink was in '40 betrokken geweest bij de oprichting van de Nederlandse Unie, had een tijdlang gefungeerd als waarnemend secretaris-generaal van het departement van onderwijs, kunsten en wetenschappen en was zich, toen hij eind '41 ten departemente zijn ontslag had genomen als hoofd van de afdeling hoger onderwijs, veel moeite gaan geven voor de illegale steunverlening aan kunstenaars die aanmelding bij de Kultuurkamer hadden geweigerd. Anders dan het in '43 uitgeschakelde Nationaal Comité had het Vaderlands Comité (oftewel: het VC) er niet naar gestreefd, door de regering erkend te worden als haar representante in de overgangstijd - het had zich bescheidener opgesteld: het wenste aan de regering slechts adviezen uit te brengen en deed dat ook, n1. via de Zwitserse Weg. Uiteraard was dat een vorm van illegale activiteit maar met dat al werd het VC door sommige illegale groepen, met name door die van Vrij"Nederland en Het Parool, met een zeker wantrouwen bezien: er bestonden bij die groepen bezwaren tegen Donner die tot begin '44 raadsheer in de Hoge Raad was geweest, en vooral tegen van der Mandele die als een bondgenoot van Hirschfeld werd gezien - het VC was in de visie van Vrij"Nederland en Het Parool bij uitstek een representant van vooroorlogse maatschappelijke kaders van welke geen radicale 'vernieuwing' van de samenleving te verwachten was.
XCUit wat nu volgt, zal blijken dat in de strijd die zich van de zomer van '44 af binnen de illegaliteit ging voordoen (wel te verstaan: aan de toppen - tot lagere regionen drong die strijd slechts door voorzover er iets over werd gepubliceerd), de twee vragen centraal stonden die wij al noemden: had de illegaliteit als zodanig een eigen politieke taak in de overgangstijd en in het gehele naoorlogse bestel, en was het wenselijk daarbij te streven naar een radicale 'vernieuwing'?
XCEr was nog een derde vraag: kon men de CPN beschouwen als een groepering die in beginsel te vertrouwen was of moest men er van uitgaan dat de communisten in wezen vroeg of laat een gewelddadige omwenteling zouden gaan nastreven?
XCIn hoofdstuk 7 ('Koot, Thijssen en van Bijnen') deden wij reeds uitkomen dat er in kringen van de KP en de LO bepaald sprake was van wantrouwen jegens de communisten - een wantrouwen, meer in het algemeen tegen 'links' gericht, dat, met de herinnering aan Troelstra's 94
revolutiedreiging in november '18, van '42 af een bepalend element was geweest in het denken van vele vooraanstaande OD'ers. Wij wezen er ook al op dat die KP'ers en LO'ers, alsook verscheidene OD'ers, vooral gevaren duchtten van de zijde van de RVV waarin communisten vooraanstaande posities waren gaan bekleden en waartoe groepen behoorden die, zo werd gemeend, goeddeels uit communisten bestonden. Die al in de herfst van '44 bestaande beduchtheid voor wat communisten ten tijde van of na de bevrijding zouden kunnen ondernemen, werd in november aangewakkerd door de troebelen in België en in december door die in Griekenland - wij komen op die beduchtheid nog terug maar voordat wij dat doen, lijkt het ons wenselijk, een beeld te geven van de activiteit van de illegale CPN in de hongerwinter en van de denkbeelden die door haar werden verkondigd.
XCSchrijven wij over de activiteit van de illegale CPN, dan willen wij vooropstellen dat er met name in de hongerwinter talrijke communisten zijn geweest die een deel van hun illegale activiteit of zelfs die gehele activiteit ontplooiden in het verband van een andere organisatie: de RVV of de BS. Impliciet hebben wij dan ook, toen wij in hoofdstuk 7 de RVV-groepen en in hoofdstuk 8 de Binnenlandse Strijdkrachten behandelden, al veel geschreven over door communisten bedreven illegaal werk. In deze paragraaf gaat het over iets anders, n1. over de illegale activiteit van de CPN als zodanig.
XCDie activiteit was begonnen (wij herhalen nu eerst enkele gegevens uit vorige delen) in de zomer van '40. Het Driemanschap waaraan de leiding was toevertrouwd (Paul de Groot, Lou Jansen, Jan Dieters), had toen eerst, tegen de achtergrond van het Duits-Russisch bondgenootschap, een poging ondernomen om een deel van de legale activiteit voort te zetten, o.m. door het opnieuw doen verschijnen van het dagblad van de partij, het Volksdagblad, en van het theoretisch maandblad, Politiek en Cultuur; in dat maandblad was een (vermoedelijk door de Groot geschreven) artikelopgenomen waarin het wenselijk was genoemd dat 'geen enkel gezag van de weggelopen regering' meer zou worden erkend, dat die regering 'tegenover Duitsland een waarlijke neutraliteit' zou betrachten en dat 'het Nederlandse werkende volk tegenover de Duitse bezetting ... een correcte houding (zou) aannemen'. Deze uitlatingen 94
hadden niet voorkomen dat beide bladen onmiddellijk werden verboden en dat de CPN spoedig, nl. eind juli '40, door de bezetter werd opgeheven. Nadien voerde de illegale partijleiding strijd op twee fronten: tegen de bezetter, en tegen Engeland en de daar gevestigde Nederlandse regering. Zo stond in no. 5 van De Waarheid, dat begin februari '41 uitkwam, te lezen: 'Engeland is even slecht als Duitsland ... Zeker, ons land moet van de Duitse overheersing worden bevrijd en daarvoor moet goed en bloed op het spel worden gezet. Doch niet voor de zaak van het Oranjehuis en wat er om heen hangt, die is de knoken van geen enkele Nederlander waard.'
XCDie aanvallen op Engeland en het Oranjehuis, welke het al vóór de bezetting bestaande isolement van de CPN hadden versterkt, werden na het begin van de Duitse invasie van de Sowjet-Unie (22 juni '41) prompt gestaakt. Bij tegenstanders van de CPN versterkte dat de overtuiging dat de partij haar beleid volledig liet bepalen door wat zij voor de belangen van de Sowjet-Unie hield of door wat haar wellicht zelfs aan directieven was overgebracht. Wat die directieven dan precies inhielden, weten wij niet - wèl dat de Groot (sterkste figuur in het Driemanschap) door de man die voor en na mei '40 de geheime radioverbindingen met Moskou onder zijn beheer had, Daniël Goulooze, beschouwd werd als een bekrompen fanaticus die alle gevoel miste voor wat de brede massa in N ederland bewoog.
XCBegin april '43 werden Jansen en Dieters door de SD gearresteerd; de Groot bleef op vrije voeten maar dook zo diep onder dat hij nadien geen deel meer had aan het illegale werk van de partij. Goulooze ontving toen uit Moskou het advies, een vertrouwde partijgenoot met de vorming van een nieuwe leiding te belasten. Hij koos hiervoor Jan Postma uit die sinds enkele maanden in Amsterdam districtsleider van de CPN was, en deze liet zich terzijde staan door de twee communisren met wie hij het nauwst had samengewerkt: W. F. Puister en F. Reuter.
XCPostma dacht ruimer dan de Groot en hij was in dat opzicht binnen de illegale CPN niet de enige gebleven; hij zocht meer aansluiting bij andersdenkenden. Dat laatste was trouwens in overeenstemming met wat Moskou wenste: de Russische partijleiding ging er in die tijd op aandringen dat de communistische partijen van bezet Europa zouden trachten, de dominerende factor te worden in nieuwe 'nationale fronten' - wat Nederland betrof, vergde zulks dat de CPN zich breder opstelde. Inderdaad, van Postma's hand verscheen in de herfst van '43 een bijdrage in een illegale brochure, Om Neêrlands toekomst, waarin hij o.m. opkwam voor 'het herstel van het rijk der Nederlanden in zijn volle omvang' 94
(daarbij werd bepleit dat Nederland nadien aan Nederlands-Indië eigener beweging de onafhankelijkheid zou schenken), 'met al zijn staatsinstellingen, zijn democratische grondwet, zijn gewetensvrijheid en al de rechten en vrijheden van zijn burgers.' In dat nieuwe Nederland moesten, betoogde hij, de arbeiders zich in één vakbeweging en één politieke partij veremgen.
XCMet die tactiekwijziging van de CPN hing samen dat de nieuwe partijleiding de sabotagegroepen, die tevoren actief waren geweest in een eigen organisatie: het Militair Contact, uit dat verband losmaakte en besloot dat wat nog van de groepen over was (onbarmhartig vervolgd door de SD, hadden zij, evenals trouwens de illegale CPN in het algemeen, zware verliezen geleden), in de RVV zou worden ingebracht door Gerben Wagenaar, die in de leiding van het Militair Contact had gezeten; Wagenaar werd zelf lid van de Raad van Verzet. Hij was in dat college de enige communist. Het feit evenwel dat De Waarheid alle van de Raad uitgaande oproepen overnam en regelmatig berichten publiceerde omtrent de activiteit van RVV-groepen, gaf menige buitenstaander de indruk dat de RVV bezig was, zich tot een communistische mantelorganisatie te ontwikkelen.
XCIn november '43 werden Goulooze en Postma door de SD gearresteerd. Het was toen Jaap Brandenburg, districtsleider van de CPN te Amsterdam ten tijde van de Februaristaking, die de leiding van de partij overnam, niet als eenling overigens. Hij nam in die leiding behalve Puister en Reuter ook A. J. Koejemans, F. Baruch, B. Gillieron en Wagenaar op. Koejemans werd hoofdredacteur van De Waarheid en liet zich daarbij door Baruch bijstaan, Puister en Reuter namen het organisatorische werk voor hun rekening, Gillieron zette de leiding van het Solidariteitsfonds, het onderlinge steunfonds van de partij, voort (en ging haar, gelijk in hoofdstuk 6 vermeld, in de herfst van '44 vertegenwoordigen in het bestuur van de Stichting I940-I945) en Wagenaar bleef lid van de Raad van Verzet. De nieuwe partijleiding kwam eens per week voor een nachtelijke vergadering bijeen - wij nemen aan dat daar wel aantekeningen zijn gemaakt althans van de genomen besluiten maar of die bewaard gebleven zijn, weten wij niet; zij zijn ons in elk gevalonbekend.
XCOm te beginnen willen wij er nu op wijzen dat die derde partijleiding, in tegenstelling tot de eerste (de Groot) en de tweede (Postma), geen directe verbinding had met Moskou. Wel te verstaan: in oktober' 44 werd, geheel buiten de Nederlandse regering om, met medewerking van de Britse geheime dienst een Russische geheime agent in bezet Nederland gedropt. Reuter geeft in zijn in '78 verschenen De Communistische Partij
van Nederland in oorlogstijd zijn naam op als Albert Blumer en vermeldt voorts dat deze via de in '42 in bezet Nederland gearriveerde Russische geheime agent Nico Kruyt (die in de herfst van '43 zijn verbindingen was kwijtgeraakt) in contact kwam met Brandenburg en dat zijn aankomst via Wagenaar en de Radiodienst van de RVVaan Londen (d.w.z. aan de Britse Intelligence) werd bericht. Blumer had, aldus Reuter, geen zender bij zich - men ging er een voor hem in elkaar zetten maar het apparaat was, toen de bevrijding kwam, nog niet gereed.
XCWij nemen aan (Reuter schrijft er niet over) dat Blumer een mondelinge boodschap uit Moskou heeft overgebracht; wat die inhield, weten wij niet, maar in elk geval konden Brandenburg en de zijnen uit de uitzendingen van Radio Moskou, die zij nauwlettend volgden, afleiden welke algemene koers door de Russische partijleiding wenselijk werd geacht. Inderdaad werd er in die uitzendingen impliciet nog steeds op aangedrongen dat de communistische partijen in elk bezet land moesten trachten een overheersende positie te krijgen in het geheel van de verzetsbeweging en dat zij er met name ook in de naoorlogstijd naar moesten streven dat er uiteindelijk in elk land slechts één arbeiderspartij kwam. De oprichting van die ene partij werd door Brandenburg en de zijnen in De Waarheid herhaaldelijk bepleit en daarbij stelden zij zich op het standpunt dat het onjuist zou zijn, onmiddellijk na de bevrijding tot de formele heroprichting van de CPN over te gaan - het denkbeeld evenwel, die formele heroprichting uit te stellen stuitte bij menige CPN' er op weerstanden; vooral in Amsterdam en in de Zaanstreek waren die sterk.
XCHoe kon men nu, als de CPN niet onmiddellijk werd heropgericht, diegenen bijeenhouden die communistisch dachten? Gemeend werd dat dit het beste kon geschieden door hen allen te groeperen rond De Waarheid. Dat betekende dat dit illegale blad legaal moest worden voortgezet. De eerste voorbereidingen daartoe waren al in de zomer van '43 gemaakt - Puister was het toen geweest die, aldus Reuter, 'met het lumineuze idee (kwam) om de naam van De Waarheid, die zo'n vertrouwde klank had gekregen, na de oorlog te handhaven, met de vooroorlogse naam: Volksdagblad voor Nederland, als ondertitel.'! Die ondertitel, ietwat uitgebreid: Volksdagblad voor bevrijd Nederland (daar was De Waarheid legaal gaan verschijnen), u/eekblad voor bezet gebied, werd van midden november '44 af aan de hoofdtitel van de illegale Waarheid toegevoegd en in die tijd kwam, zoals in hoofdstuk 6 vermeld, ook vast te staan dat
XC1 F. Reuter: De Communistische Partij van Nederland in oorlogstijd, p. 110.
De Waarheid na de bevrijding in verscheidene plaatsen vervaardigd zou worden bij bestaande krantendrukkerijen, in Amsterdam bij die van Het Algemeen Handelsblad. Dat werd als een noodoplossing gezien: de partijleiding wenste onafhankelijk te zijn (gelijk eveneens in hoofdstuk 6 al vermeld, weigerde zij ten behoeve van De Waarheid gelden van het Nationaal Steunfonds te aanvaarden) en richtte dus een fonds op, het Jan Postma-fonds, om gelden voor een eigen krantendrukkerij in te zamelen; ook kocht zij in de hongerwinter een handelsdrukkerij. In de visie van het partijbestuur was het van veel belang dat er nauwe banden waren ontstaan met twee andere, in Amsterdam verschijnende, illegale bladen: De Vrije Kunstenaar en De Vrije Katheder beide bladen (van welke de oorspronkelijk louter voor studenten bedoelde Vrije Ka theder een meer algemeen karakter had aangenomen) werden geredigeerd door personen die communist waren dan wel in meerdere of mindere mate met het communisme sympathiseerden.
XCDan was er de vakbeweging. In zijn bijdrage in Om Neêrlands toekomst had Postma bepleit dat de communisten de oprichting van één vakbeweging zouden gaan nastreven. Wagenaar vertelde ons in ' 58 dat hij en Reuter daar tegenstander van waren geweest; zij beiden hadden gemeend dat communisten meer zouden kunnen bereiken als zij na de bevrijding zouden trachten, zich van de grootste vakcentrale: het NVV, meester te maken, maar dat denkbeeld was door Brandenburg, Baruch, Gillieron, Koejemans en Puister verworpen.' Inderdaad, het partijbestuur zette een stevige actie op touw om aanhangers te winnen voor het denkbeeld dat er na de bevrijding slechts één vakbeweging, de Eenheidsvakbeweging, zou zijn." De voorbereidingen daarvan werden aan drie communisten: Bertus Brandsen, Dries Kieburg en Berend Blokzijl, toevertrouwd. Zij begonnen in oktober '44 een illegale vakbondskrant uit te geven, Werkend Nederland, richtten, toen het denkbeeld bleek aan te slaan en er tal van plaatselijke EVB-comité's ontstonden (wij herinneren er aan dat er ook in het bevrijde Zuiden aanvankelijk veel steun was voor de daar opgerichte Eenheidsvakbeweging), een Voorlopig Landelijk EVB-comité op en kwamen in maart '45 met een 'Beginselverklaring' naar voren waaraan een uitgebreid 'Program van Aktie' was toegevoegd." 'Zou het zo zijn', zo heette het in de Beginselverklaring,
1 G. Wagenaar, I6 mei I958. 2 Ook tegenstander van de 'verzuiling', was er voorstander van dat er na de bevrijding slechts één vakbeweging zou komen, 'eenheid', zo schreef het blad in november '44, 'is een dringende noodzakelijkheid.' 72 (7 nov. I944), p. 4). 3 Exemplaar in RvO, Collectie brochures, I52.
'dat belangrijke delen der Nederlandse werknemers er ondanks de ervaringen van de vooroorlogsjaren de voorkeur aan mochten geven, zich opnieuw verdeeld naar geloof en politieke overtuiging te organiseren, dan zullen de EVB-comité's zeker niet als zoveelste vakcentrale daarnevens optreden. Zij zouden zich in de andere vakcentrales oplossen en hun leden zouden binnen het kader daarvan hun pogingen voortzetten, de noodzakelijke eenheid te bevorderen.'
XC'Wij stellen ons voor', stond ook nog in de Beginselverklaring, 'dat de eenheidsvakbeweging op politiek-neutrale grondslag zal worden georganiseerd.' In werkelijkheid was van politieke neutraliteit geen sprake: de Eenheidsvakbeweging was door communisten voorbereid en de Beginselverklaring door Koejemans, hoofdredacteur van De Waarheid, geschreven.
XCNiet minder bedriegelijk was het dat, in opdracht van het partijbestuur, door communisten de oprichting van een organisatie voor de jeugd werd voorbereid die zich, schijnbaar even 'neutraal', 'Algemeen Nederlands Jeugdverbond' zou gaan noemen.
XCDe hoopvolle visie van waaruit de partijleiding bij dat alles handelde, is door het toenmalig bestuurslid Reuter duidelijk uiteengezet. 'Ook al was', schrijft hij,
XC'de CPN als zodanig blijven bestaan, en al hadden we het verschijnsel niet gestimuleerd, er was bij ons zoiets als een Waarheid-beweging gegroeid, die beslist niet samenviel met de vooroorlogse partij. We waren een massabeweging geworden, verankerd in alle lagen van de bevolking. Onze hechte banden met de arbeiders kwamen tot uitdrukking in ons werk voor een nieuwe vakbeweging. De contacten met kunstenaars en intellectuelen waren stevig gefundeerd op de banden met De Vrije Kunstenaar en De Vrije Katheder. We steunden elkaars werk en het wederzijds respect en vertrouwen was volledig. Maar ook bij middenstanders en kleine fabrikanten was ons aanzien sterk gestegen. Menigmaal hebben we uit die kringen hulp en ondersteuning gekregen.
XCTegen deze toch wel gecompliceerde achtergrond was het niet eenvoudig om te bepalen in welke richting we moesten denken en werken. Het zijn vooral Brandenburg, Koejemans en Baruch geweest die het leeuwendeel verrichtten om tot een duidelijke formulering te komen van de positie van de partij, overigens zonder de opvattingen van anderen te negéren. We gingen ervan uit dat onze nieuw verworven aanhang voornamelijk bestond uit vroegere sociaal-democraten, politiek ongeïnteresseerden en vooral jongeren - groepen met weinig of geen theoretische scholing en ideologisch inzicht. Als we ten aanzien van hen de vooroorlogse maatstaven zouden aanleggen, zoals op het gebied van discipline, zouden er alleen maar schrikreacties volgen. We waren van mening dat we deze groepen soepel moesten opvangen, maar wel met ideologische scholing moesten beginnen .... In onze diepgaande discussies over deze problematiek kwamen we
tot de conclusie dat het onverstandig zou zijn om de in de oorlog gegroeide Waarheid-beweging na de bevrijding los te laten. Die moest blijven bestaan, en daarbinnen zou de partij kunnen opereren, met andere eisen en maatstaven. Uit deze visie mag al wel blijken dat opheffing van de partij toen geen serieuze gedachte is geweest. Maar ook was er geen sprake van het loslaten van het klassestandpunt. De weg die we voor ons zagen, zou naar één socialistische partij leiden."
XCUit deze gedachtengangen vloeide voort dat de illegale CPN binnen de illegaliteit zo nauw mogelijk met (in sommige opzichten) gelijkgezinde groeperingen moest samenwerken (binnen de Grote Adviescommissie der Illegaliteit dus met de overige leden van de linkersectie), dat zij in het algemeen zo weinig mogelijk aanstoot moest wekken" maar dat zij tegelijkertijd in haar eigen zelfstandige actie aansluiting moest zoeken bij wat, naar zij meende, in grote bevolkingsgroepen leefde. In dat kader trachtte zij in de hongerwinter de vrouwen in de arme stadswijken in beweging te krijgen: dezen werden opgeroepen om samen met hun kinderen 'hongeroptochten' te houden naar de gemeentehuizen waar aangedrongen zou worden op hogere rantsoenen. In Schiedam vonden twee van zulke door communisten georganiseerde hongeroptochten begin januari plaats, in Amsterdam waren er optochten in februari, in Zaandam werd in die tijd, toen De Waarheid tot een hongeroptocht had opgeroepen, door alle andere illegale bladen daartegen gewaarschuwd: de gemeentebesturen hadden immers niets te zeggen over de hoogte der rantsoenen.
, F. Reuter: p. I14-I5. 2 Aan vallen op het Huis van Oranje werden zorgvuldig vermeden, wèl maakte bezwaar tegen de benoeming van prins Bernhard tot 'Opperbevelhebber der Neder landse binnenlandse strijdkrachten'. 'Voorzover wij weten, is', schreef het blad, 'omtrent (die) benoeming ... geen enkel overleg met de verzetsbeweging in ons land gepleegd' (inderdaad was, zoals wij in deel 10 a vermeldden, de benoeming bekend gemaakt nog voordat enig antwoord was ontvangen op terzake naar bezet gebied gestuurde telegrammen) 'en voor een benoeming op zulk een belangrijke post had dit toch wel mogen geschieden. Waarom, zo vraagt men zich af, werd er niet naar gestreefd, aan het hoofd der Binnenlandse Strijdkrachten een persoon te plaatsen die uit de verzetsbeweging zelve is voortgekomen of deze althans van nabij kent? ... Getuigt het bovendien wel van tact tegenover ons volk, dat zoveel onder de Duitsers heeft geleden, aan het hoofd van het binnenlands verzet een persoon te plaatsen wiens eigen Duits verleden nog slechts betrekkelijk kort achter hem ligt en die zelfs onze eigen landstaal gebrekkig spreekt? Hebben geen dynastieke belangen de doorslag gegeven boven het streven naar een zo groot mogelijke nationale eenheid van het verzet?' 20 sept. 1944, p. 6)
XCWij keren nog even terug naar de geciteerde passage uit Reuters herinneringen. De na de bevrijding te volgen tactiek werd daarin ons inziens het duidelijkst aangegeven in de formulering dat de Waarheid-beweging 'moest blijven bestaan, en daarbinnen zou de partij kunnen opereren' - met andere woorden: in de actie naar buiten moest het ex-illegale blad dat veellezers had gevonden buiten de rijen der communisten (en ook wel door niet-communisten werd verspreid), centraal staan maar binnen 'de Waarheid-beweging' (beweging van communisten en, zo werd gehoopt, 'vroegere sociaal-democraten, politiek ongeïnteresseerden en vooral jongeren') diende de CPN de politieke richting en de daaruit voortvloeiende parolen aan te geven. 'We waren van mening', aldus Reuter, 'dat we deze groepen soepel moesten opvangen maar wel met ideologische scholing moesten beginnen.'
XCDie scholing ving aan met een illegaal blad, Scholing en Strijd, waarvan onder redactie van Baruch drie nummers werden uitgegeven: twee in maart, één in april '45. Die nummers stonden op grondslag van het Marxisme in de vorm waarin het door Lenin en 'op onnavolgbare wijze' (aldus no. I) door Stalin was ontwikkeld I: er moest gestreefd worden naar een klassenloze maatschappij, de strijd daarvoor was zaak van de arbeidersklasse en haar voorhoede, de Communistische Partij, en die strijd zou 'noodzakelijkerwijze' (aldus een citaat uit Marx) leiden tot 'de dictatuur van het proletariaat' .2 Vóór de vestiging van die dictatuur diende gebruik te worden gemaakt van de kansen welke de 'burgerlijke democratie' bood,
XC'de mogelijkheid is verder niet uitgesloten dat de overgang naar het socialisme een meer geleidelijk karakter zal aannemen. Immers, met de uitbreiding en verdieping van de staatkundige demoeratie zullen ook de staatsinstellingen zelf (politie, leger, de regeringsbureaucratie, enz.) een meer democratisch karakter aannemen en tot belangrijke instrumenten bij het terugdringen van de invloed der reactie kunnen worden. Met behulp van de staat zouden aan de monopolisten stap voor stap hun posities ontrukt kunnen worden. Door de geschiedenis zou daarmee aan de burgerlijke demoeratie een geheel nieuwe taak worden toegewezen"
XCvan principiële aanvaarding van de parlementaire demoeratie was in dat
XC1 Scholing en Strijd, I, p. 5. 2 A.v., 3, p. 7. 'A.v.,
alles geen sprake. Blind voor de werkelijkheid van de onbarmhartige en bloedige dictatuur die in de Sowjet-Unie al meer dan twintig jaar lang door de communistische partij werd uitgeoefend, noemde Baruch het 'bekend, dat de consolidatie der socialistische orde in de Sowjet-Unie in 1936 de invoering van een nieuwe grondwet heeft mogelijk gemaakt, die een volledige demoeratie voor de gehele bevolking betekent.' 'Ook in andere opzichten werd de Sowjet-Unie geprezen: zij had de oorlog 'een ander gezicht, een ander karakter gegeven', toen zij, 'anti-imperialistisch als zij is, in het strijdperk tegen Hitler trad."
XCGeheel in de lijn van de beschouwingswijze waarbij de Tweede Wereldoorlog tot 22 juni' 41 louter een 'imperialistische oorlog' zou zijn geweest, werden het beleid dat de Groot, Jansen en Dieters in de eerste maanden van de bezetting hadden gevoerd, en met name ook het 'veel besproken artikel in het tijdschrift Politiek en Cultuur' krachtig verdedigd: 'Het belang van het Nederlandse volk (eiste)', aldus Scholing en Strijd over de situatie in de zomer van '40,
XC'dat voor wat Nederland betreft, de vrede zo snel mogelijk hersteld werd. Erkenning van de naar Londen geëmigreèrde regering was dan ook op dat ogenblik niet mogelijk, daar deze (objectief gesproken) de Engels-Nederlandse imperialistische belangen verdedigde en van geen vrede weten wilde ... Snelle beëindiging van de oorlog - dat was het belang van het volk. Desnoods zou men een afzonderlijke vrede hebben moeten sluiten"
XCwaarmee, curieus genoeg, de redactie van het scholingstijdschrift van de illegale CPN zich begin '45, in een terugblik op wat in de zomer van '40 was geschied, op het kwalijke, van alle begrip voor het nationaal-socialisme gespeende standpunt plaatste dat de defaitistische minister-president de Geer in juli-augustus '40 in Londen had ingenomen.
XCIn het kader van de bewapening van de BS waren wapens in handen gekomen van communisten. In hoofdstuk 7 wezen wij er al op dat dat feit hier en daar tot bezorgdheid had geleid. Wij gaven daar enkele voorbeelden van. De Haarlemse substituut-officier van justitie, mr. N. J. G. Sikkel (hij werd eind november benoemd tot commandant van
I A.V. 2 A.V., I, p. 12. 'A.v., 2, p. 7-8.
de BS, Strijdend Gedeelte, in het gewest Noord-Holland Zuid), schreef begin oktober aan zijn zwager Gerbrandy dat zich in de RVV 'lieden' bevonden 'die slechts beogen, na de bevrijding en na het vertrek der Geallieerde strijdkrachten de communistische eisen kracht bij te zetten door stemmen-aantal en, misschien, door wapengeweld'; Rombout, voorzitter van de Top van de Landelijke Knokploegen, sprak zich begin november in een brief aan van Bijnen tegen diens samengaan met de RVV uit, 'de leiding van de RVV is', schreef Rombout, 'in handen van overtuigde communisten die, zeker, in volle overtuiging de oorlog hebben verklaard aan het nationaal-socialisme doch slechts om ons daarvoor in de plaats te geven een minstens even gevaarlijke vorm van dictatuur', en het Centraal Bureau van de LO berichtte op 10 november aan de leden van de Top, 'dat de CPN grote gewapende groepen heeft.'
XCMen kan zich indenken dat personen die er zo over dachten, bepaald gealarmeerd werden door het feit dat namens de twee communisten die voor de RVVaanwezig waren in de vergadering van de Delta-Amsterdam welke op 17 november plaatsvond, door één hunner werd verklaard dat hij het er 'zonder meer niet mee eens (was) dat de wapens na uur U' (d.w.z. na de bevrijding) 'onmiddellijk zouden moeten worden ingeleverd wanneer de wettelijke regering hiertoe order gaf.'
XCHet zijn wellicht deze verklaring, wellicht ook andere mededelingen van dien aard, misschien tevens een in november verschenen beschouwing in De Waarheid geweest waarin geprotesteerd werd tegen de Gaulle's eis dat de Franse illegale groepen hun wapens zouden inleveren 1, die het College van Vertrouwensmannen deden besluiten, via de Contact-Commissie aan alle illegale groepen de vraag voor te leggen of zij wilden verklaren dat zij, als de regering daar na de bevrijding bevel toe zou geven, onmiddellijk hun wapens zouden inleveren. Stellig dachten de Vertrouwensmannen daarbij ook aan wat in november in België was gebeurd waar een overeenkomstig bevel tot ernstige troebelen had geleid.95
I 'De ontwikkeling van Frankrijk naar een hogere vorm van demoeratie staat', had geschreven, 'op het spel. De verzetsbeweging aldaar, die tot een brede massabeweging is geworden, vertegenwoordigt de gewapende macht van het volk.' IS nov. 1944, P.4) 'Wij hebben ons even verbaasd', zo reageerde 'Niet lang, en toen nuchter geconstateerd dat de communisten blijkbaar minder hebben geleerd dan wij dachten ... Dit soort demoeratie is vorm, het is zelfs geen vorm, Wat hier als demoeratie wordt aangeprezen, is dictatuur. Wat hier bedoeld wordt, is dictatuur van het proletariaat, ook al heet dat voorlopig 'verzetsbe weging'.' V, 6 (I dec. 1944), p. 4)
De door de Vertrouwensmannen gevraagde verklaring nu werd door de groepen van de linkersectie geweigerd, 'omdat men dat', aldus later van Randwijk,
XC'eenvoudig buiten de orde vond. Men stond op het standpunt: wij vechten niet voor ons plezier en dat inleveren komt later wel. Wij hadden natuurlijk niet de bedoeling die wapens te houden, maar er werd geen antwoord gegeven.'1
XCHet uitblijven van dat antwoord versterkte de beduchtheid voor wat de CPN rechtstreeks, eventueel via groepen van de RVV, van plan was. Door de bezetter werd die beduchtheid aangewakkerd: met uitzendingen van een 'zwarte zender' die communistische parolen verkondigde, met Z.g. illegale pamfletten waarin diezelfde parolen voorkwamen, en met reclameploegen die's nachts in de grote steden in het westen des lands met rode verf het hamer- en sikkel-symbool op muren aanbrachten.
XCWij herinneren er aan dat de genoemde beduchtheid ook bij prins Bernhard bestond: midden februari had hij in een door hem geschreven concept voor een telegram aan kolonel Koot de zin opgenomen: 'Ben uitermate verontrust omtrent berichten bewapening CPN met door ons afgeworpen materiaal' - Koot had geantwoord, dat hij die beduchtheid niet deelde.
XCIn Londen werd op grond van verscheidene binnengekomen berichten en mededelingen van Engelandvaarders al vóór september '44 door menigeen verondersteld dat het communisme na de bevrijding een belangrijk grotere aanhang zou blijken te bezitten dan vóór de bezetting (in '37, bij de laatste algemene verkiezingen, had de CPN 3112 % van alle stemmen verworven). Na september '44 werd gemeend dat die aanhang in het bevrijde Zuiden inderdaad veel groter was geworden - de communisten-zelf hadden, schreef Meyer Sluijser in februari '45 uit Eindhoven" in een nota.', tegen de officier van het Militair Gezag die de papiertoewijzingen voor De Waarheid regelde, gezegd, 'dat als zij vandaag verkiezingen konden houden, zij met 30 % uit de bus zouden komen. Dat lijkt me', had Sluijser toegevoegd, 'nogaloverdreven maar het geeft wel een beeld van hun groei."J.
1 Getuige H. M. van Randwijk, dl. VII c, p. 145. 2 Sluijser bevond zich daar om de verschijning van het sociaal-democratische dagblad voor te bereiden. 3 M. Sluijser: 'Nota voor de heren Albarda, van den Tempel en Burger', 12 febr. 1945 (Collectie-dr. van den Tempel, IX (RvO)). 4 Tegelijk met die nota kreeg Sluijsers echtgenote een bericht van haar man dat hij had vernomen dat de
XCVerschillende berichten omtrent die groei hadden ook koningin Wilhelmina verontrust. Op I maart '45 noteerde zij in haar dagaantekeningen als punt dat zij met een der ministers, vermoedelijk de minister van oorlog (dat was toen J. M. de Booy ad interim), wilde bespreken:
XC'Welke afspraken wij moeten maken om in ieder geval baas in eigen huis te zijn en blijven, dus een toestand als in Griekenland te voorkomen. Weten wij genoeg af van de afspraken in dezen van de 3 groten?
XCWanneer komt de rode uitbarsting, wat gaan wij daartegen doen, welke reacties zijn te verwachten bij het wèldenkende deel?"
XCde koningin hield er blijkbaar rekening mee dat het tot een tweede, wellicht gevaarlijker 'november '18' zou komen. Zij was daar natuurlijk niet zeker van. Voor een onderhoud met Neher die in verband met de wapenstilstandsbesprekingen naar Londen was gekomen, noteerde zij eind april als vraag: 'Zijn com[munisten] van plan te grijpen n[aar] de macht en hun wapenen niet anders in te leveren dan na voldoening aan hun eisen ?'2
XCEr is een enkele aanwijzing dat de koningin (naar wij vermoeden: in de hoop, aldus de CPN ietwat in het gareel te krijgen) in die tijd overwoog, te bevorderen dat de partij vertegenwoordigd zou worden in het eerste na de bevrijding te vormen kabinet. Van der Gaag, die haar in januari '45 bezocht als afgezant van het College van Vertrouwensmannen (meer hierover in het volgende hoofdstuk)" stelde haar, zo deelde zij ons in '56 mee, de vraag of zij bereid was, communisten in het bedoelde95
vroegere fractievoorzitter van de CPN in de Tweede Kamer, Lau de Visser, die in de zomer van '41 door de SD was gearresteerd en in Neuengamme was opgesloten, aldaar nog in leven was (de Visser is na de evacuatie van Neuengamme omgekomen bij de ramp van de 'Cap Arcana' waarop wij in hoofdstuk IS terugkomen). 'Zoëven', schreef Albarda op 13 februari aan van den Tempel, 'ontving ik van mevr. Sluijser een verontrustende tijding, nl. dat ... onze vriend Lou de Visser springlevend is! Dit maakt (als het waar is) de vooruitzichten niet vrolijker.' (a.v., VIII) 1 Koningin Wilhelmina: 'Dagaantekening', I maart 1945 (archief kab. der konin gin). 2 A.v., Z.d. (eind april 1945). 3 Op verzoek van het partijbestuur van de CPN nam van der Gaag, toen hij naar het bevrijde Zuiden vertrok, ten behoeve van de daar door de communist W. van Exter opgerichte 'Cornmunistische Partij Bevrijd Gebied' nummers van en van andere communistische uitgaven mee, o.m. van 'Bij zijn terugkeer', aldus Reuter, 'gaf van Exter van der Gaag de volgende boodschap mee: 'Wij' (de illegale CPN-leiding) 'moesten er rekening mee houden dat de Groot als deserteur moest worden beschouwd' ... Het bericht werd natuurlijk in de leiding besproken maar uiteindelijk voor kennisgeving aangenomen.
kabinet op te nemen. 'Die meneer vertrouwde ik niet', voegde zij er toen aan toe. 'Hij was een communist' (dat was van der Gaag bepaald niet)
XC'en ik vond zijn vraag niet behoorlijk. Hiermee kwam hij op een terrein dat bij uitstek mijn eigen domein was. Hij wilde me eigenlijk forceren. Ik zei dat ik op zijn vraag natuurlijk geen antwoord kon geven want dat zou betekenen dat ik vooruitliep op de toekomst, in het bijzonder op de adviezen die ik nog moest ontvangen."
XCIs die vraag inderdaad door van der Gaag gesteld? Hij heeft het in '8 I ontkend." Hoe dat zij, het punt of communisten in de regering moesten worden opgenomen, bleef de koningin bezighouden. Voor een bespreking met de minister van handel, nijverheid en landbouw in het derde kabinet-Gerbrandy, drs. J. H. Gispen, noteerde zij op 9 april: 'bespreking met team, hoe denkt dit over Communist aan j ust[itie 1 ?'3 - wij vermoeden dat het de bedoeling van de koningin was dat Gispen dit denkbeeld aan zijn ambtgenoten zou voorleggen. Nadere gegevens terzake ontbreken.
XCHetzelfde geldt voor een door Reuter vermeld gebeuren: dat nl. het bestuur van de illegale CPN, na een voorafgaand gesprek van Koejemans en Reuter met Drees (meer hierover in het volgende hoofdstuk), 'een uitnodiging (ontving) om een communistische afvaardiging voor consultatie met de koningin naar Engeland te sturen' - een uitnodiging die, als het relaas juist is, slechts van de koningin afkomstig kan zijn geweest. Brandenburg en Koejemans werden als afgevaardigden aangewezen en nadat de Vertrouwensmannen zich bereid hadden verklaard, hun overtocht te organiseren, begaven de voorzitter van de illegale CPN en de hoofdredacteur van De Waarheid zich per .fiets naar de Biesbos. 'Ze hebben daar', aldus Reuter,
XC'enkele nachten lang op het seintje gewacht, maar steeds was het weer iets andersJ.
Jaap' (Brandenburg) 'stelde dat het wel gek was dat de Groot elk contact schuwde, maar aan de andere kant het bericht niet objectief hoefde te zijn: het was bekend dat van Exter al voor de oorlog de pest aan de Groot had gehad.' (F. Reuter: p. 105-06) I Koningin Wilhelmina, 17 maart 1956. 2 Na lezing van het concept voor dit hoofdstuk berichtte hij ons dat hij er geen enkele herinnering aan had dat hij de weergegeven vraag aan de koningin zou hebben gesteld en het voor uitgesloten hield dat hij dat zou hebben gedaan. (brief, 4 okt. 1981, van van der Gaag) , Koningin Wilhelmina: 'Dagaantekening', 9 april 1945·
waardoor het niet-door kon gaan. Uiteindelijk keerden ze onverrichterzaketerug. Jaap heeft zich tegenover mij wel uitgesproken dat hij het sterke vermoeden had dat er sabotage in het spel was geweest'
XCReuter dacht daarbij aan 'de reactionaire kringen van de OD', ook aan 'anderen die geen enkele verzetsactiviteit hadden ontwikkeld maar nu op de stoep van Londen stonden te dringen', tenslotte aan 'de vertegenwoordigers van grote ondernemingen" - wij achten het, aangenomen dat Reuters mededelingen juist zijn, niet uitgesloten dat het de organisatoren van de crossings zijn geweest die er niet voor gevoeld hebben, twee vooraanstaande communisten als passagiers mee te nemen: zij voelden zich nauw verbonden met de hoofdzakelijk uit gereformeerden bestaande groep-'Albrecht' en met de Knokploegen. Geen van beide groeperingen had enige behoefte, in het politieke vlak bijstand te verlenen aan communisten en vooral de Knokploegen stelden zich er in de eerste maanden van '45 op in dat zij, mocht dat nodig zijn, na de bevrijding aan de CPN de pas zouden afsnijden. In hun kringen was in de hongerwinter bepaald grote beduchtheid gegroeid voor hetgeen communisten rechtstreeks en via de RVV konden gaan ondernemen.
XCDie beduchtheid nu was een van de factoren geworden die de in de illegaliteit bereikte samenwerking van eind september '44 af zwaar op de proef stelden.
XCOver de oprichting, in juli '44, van de Grote Adviescommissie der Illegaliteit en de Contact-Commissieschreven wij al in de delen 7 en 9 van dit werk. Wij herhalen daaruit dat de impuls om tot deze vorm van bundeling van illegale groepen over te gaan, uit Londen kwam en dat hij uitging van koningin Wilhelmina. Zij zag de illegaliteit als de kracht die samen met haar een 'vernieuwd' Nederland moest doen ontstaan en zij rekende er op dat die illegaliteit dus bereid zou zijn, haar
I F. Reuter: p. lI8. 2 De term 'Contact-Commissie' is van juli '44 af gebruikt, de term 'Grote Adviescommissie der Illegaliteit' pas na de bevrijding maar terwille van de duidelijkheid willen wij, zoals wij ook in de voorafgaande hoofdstukken al hier en daar deden, in onze beschrijving van wat van juli '44 tot de bevrijding is geschied, ook die tweede term van meet af aan gebruiken.
te steunen in haar verzet tegen het in Londen treffen van een regeling voor het noodparlement en haar zou willen adviseren bij de vorming van het eerste naoorlogse kabinet. Uit dit streven van de koningin was in maart '44 voortgevloeid dat via de Zwitserse Weg een boodschap naar bezet gebied was gezonden 1 waarin uitdrukking was gegeven aan haar hoop, 'dat te zijner tijd een Comité van Advies zal samengesteld zijn door de samenwerking van Vaderlands Comité, OD, Vrije Pers, en andere vertegenwoordigers van illegale bewegingen'; toen die boodschap geen resultaat had gehad, liet de koningin met instemming van Gerbrandy op 8 juni '44 (twee dagen na D-Day) het volgende codetelegram" uitgaan naar de geheime agent A. W. M. Ausems die begin '44 aan Jan Thijssen was toegevoegd:
XC'Namens koningin en minister-president, met referte dezerzijds aan in maart bekend gemaakte richtlijnen van Hare Majesteit wordt thans meegedeeld dat de koningin het als noodzakelijk ziet, dat een coördinatie tot stand komt van alle ondergronds werkende groepen. De samenstelling van de hieruit te vormen groep van voormannen dient op zo breed mogelijke basis te geschieden. Deze groep, zodra gevormd, zal bij een eventueel vacuüm opdracht krijgen, één of meer personen aan te wijzen om op te treden als tijdelijke vertegenwoordiger(s) der regering ... tot de aankomst van de vooruit te zenden ministers, die als kwartiermakers zijn te beschouwen, en van het Militair Gezag. De organisatie en technische uitvoering der ordehandhaving blijft echter opgedragen aan de daarvoor dezerzij ds reeds aangewezen dienst. 3 In de eerste tijd na de bevrijding zal bedoelde groep door de Kroon verzocht worden, Haar van advies te dienen. De koningin heeft de overtuiging dat de coördinatie op deze basis naast andere een goed middel vormt om wensen en strevingen van het Nederlandse volk tot uiting te brengen in de tijd dat nog geen noodvolksvertegenwoordiging werkt. Hoe kort deze tijd ook dure, het is niettemin zaak een dergelijke gelegenheid te scheppen. Slechts door eenheid kan in de eerste kritische ogenblikken na de bevrijding de basis gelegd worden voor de gemeenschappelijke oplossing der toekomstige problemen.'
XCDit klemmende beroep dat de koningin op 'alle ondergronds werkende groepen' deed, leidde er toe dat, in aanwezigheid van Ausems, op 3 juli '44 onder voorzitterschap van Neher in Amsterdam een vergadering plaatsvond waarin (op grond van de overweging dat frequente illegale samenkomsten van grote omvang uit veiligheidsoverwegingen moesten worden vermeden) na lange discussies werd besloten, een Contact
1 Tekst: dl. VII b, p. 30. 2 Tekst: a.v., dl. VII a, p. 289. 3 De OD.
Commissie op te richten die vijfleden zou tellen: een vertegenwoordiger van het Vaderlands Comité (Drees, ter vergadering aanwezig), een vertegenwoordiger van de OD (Caljé, ook ter vergadering aanwezig) en drie vertegenwoordigers van de overige illegale organisaties welke, naar een grove politieke indeling, ter vergadering in drie secties werden ingedeeld: de linkersectie, de middensectie, de rechtersectie. Tot de linkersectie rekenden zich de RVV, vier illegale bladen die een eigen vertegenwoordiger ter vergadering hadden: Het Parool, Vrij' Nederland, Je Maintiendrai en De Waarheid, en werden vijf illegale bladen gerekend die ter vergadering door anderen waren vertegenwoordigd: Ons Volk " Chris tofoor. Katholiek Kompas, De Vrije Kunstenaar en De Vrije Katheder. Tot de middensectie werden gerekend het Nationaal Comité van Verzet, het Nationaal Steunfonds, de Zeemanspot, het Medisch Contact, het Studentenverzet en de Persoonsbewijzencentrale: zes illegale groeperingen die ter vergadering een gemeenschappelijke vertegenwoordiger hadden, nl. Neher. Tot de rechtersectie rekenden zich: Trouw, het Schoolverzet, de LKP en de LO.
XCVoor elk van die drie secties moest ter vergadering een lid van de Contact-Commissie worden aangewezen. Dat werd voor de linkersectie Jan Meijer uit de groep van Het Parool, voor de middensectie de enige vertegenwoordiger die er was: Neher, voor de rechtersectie Bruins Slot, hoofdredacteur van Trouw; diens aanwijzing ging van de zijde van de ter vergadering aanwezige vertegenwoordiger van de LO: Pruys, voorzitter van de Top der LO, met grote aarzeling gepaard. De LO was de veruit grootste illegale organisatie in den lande - eigenlijk had zij er recht op, een lid voor de Contact-Commissie te leveren, maar Neher, terdege beseffend dat de commissie een in politiek opzicht uiterst belangrijk orgaan zou worden, wilde als vertegenwoordiger van de middensectie niet plaatsrnaken voor Pruys en in de rechtersectie stond Pruys als eenling tegenover Bruins Slot en de vertegenwoordiger van de LKP, Johannes Post, die bepaald wenste dat Bruins Slot, gereformeerd en antirevolutionair, de rechtersectie zou gaan vertegenwoordigen - Pruys had tenslotte de LO in de door Bruins Slot te vertegenwoordigen rechtersectie ondergebracht onder het voorbehoud dat zulks door de Top van de LO zou worden goedgekeurd (hetgeen geschiedde).
XCMag men de tot stand gekomen bundeling als een bundeling van de illegaliteit aanduiden? In deel 7 wezen wij er op dat dat te ver zou gaan. Van de landelijke illegale opiniebladen ontbraken o.m. Ons Vrije Neder
XCI Dit illegale blad is spoedig tot de middensectie toegetreden.
land (gereformeerd), Siaet op den Trommele (liberaal), De Vonk (links-socialistisch) en de meer neutrale bladen De Ploeg en De Toekomst. Vertegenwoordigd waren het verzet van het christelijk bijzonder onderwijs (door het Schoolverzet), het verzet van de vroegere democratische politieke partijen (door het Vaderlands Comité, dat via Drees in contact stond met het Politiek Convent), het medisch verzet (door het Medisch Contact) en het universitair verzet (door het Studentenverzet waaraan spoedig het Hooglerarencontact werd toegevoegd), doch de sectoren van de spionage, de 'pilotenhulp', de plaatselijke illegale nieuwsbladen en de illegale bellettrie waren niet vertegenwoordigd en wat de hulp aan onderduikers betrof, niet de Vrije Groepen en de TD-groep. Naar de stand van zomer '44 was in de gerealiseerde bundeling misschien tweederde tot driekwart vertegenwoordigd van allen die in die tijd in vaste georganiseerde verbanden illegaal actief waren en van die vertegenwoordigde illegale werkers behoorden er evenveel tot de organisaties van de rechtersectie als tot die van de linker- en de middensectie samen.
XC'Dat begrip 'vertegenwoordigd' moet men overigens', schreven wij in deel 7, 'met een korrel zout nemen: het bestaan van de Contact-Commissie was slechts aan de toppen van de illegale organisaties bekend en wanneer door die commissie een bepaalde beslissing moest worden genomen, dan werd slechts door zeer weinigen bepaald wat de betrokken organisatie aan haar sectievertegenwoordiger als 'haar' standpunt zou meedelen. Al die 'stemmen' telden even zwaar: de stem van de LO die dertienduizend illegale werkers omvatte, had hetzelfde gewicht als die van het Hooglerarencontact waarin enkele tientallen universitaire docenten samenwerkten, en als die van de groep van Katholiek Kompas die de uitgave van haar illegaal blad gestaakt had' (en dus eigenlijk ten onrechte vertegenwoordigd was geweest op de vergadering van 3 juli). Intussen, zo schreven wij verder: 'de onvolkomenheden en onevenwichtigheden die (ons inziens: onvermijdelijk) in de totstandgekomen bundeling van de illegaliteit voorkwamen, maakten het feit niet ongedaan dat de bundeling op zichzelf van grote betekenis was. Ten eerste werd de illegaliteit als potentiële politieke factor geconstitueerd; ten tweede mocht men aannemen dat het regelmatige onderlinge contact, veel breder dan in de Kern het geval was, het illegale werk ten goede zou komen; ten derde leek de OD na een politieke worsteling die bijna drie jaar geduurd had, vast in een groter geheel ingevoegd, en ten vierde had de illegaliteit een hechte verbinding gekregen met het meer traditionele, politiek ervaren Nederland waaruit het Vaderlands Comité voortgekomen was.'
XCMet dat al leidde het op 3 juli in Amsterdam bereikte resultaat toch
wel tot onbehagen: onbehagen bij de LO die het gevoel had, er bekaaid te zijn afgekomen, èn onbehagen bij de linkersectie die vreesde, in de Contact-Commissie veroordeeld te zijn tot de rol van permanente minderheid. Jan Meijers beduchtheid was dat hij op punten waarop het naar de mening van de linkersectie voor de toekomst aankwam, Caljé, Bruins Slot, Neher, en misschien ook Drees, tegenover zich zou vinden. In de visie vooral van Het Parool en Vrij"Nederland zag de Contact-Commissie er uit als een orgaan waarvan door de meeste leden nogal traditioneel werd gedacht en waar men niet op steun mocht rekenen voor denkbeelden die in de richting van een radicaal 'vernieuwd' Nederland gingen. Die visie bepaalde de tactiek die de linkersectie ging volgen: systematisch zou worden getracht, te voorkomen dat de Contact-Commissie zèlf bepaalde standpunten zou innemen.
XCDat leidde al onmiddellijk tot een scherp conflict.
XCOp 7 juli kwam de commissie voor de eerste maal bijeen - Ausems die op 3 juli had gezegd dat hij voortaan graag de vergaderingen zou bijwonen, was er niet voor uitgenodigd en werd ook verder geweerd: men had geen enkele behoefte aan zijn aanwezigheid, hetgeen Ausems bitter teleurstelde. Op 7 juli werd afgesproken dat Drees als voorzitter zou optreden en werd voorts van gedachten gewisseld over de eerste reactie die naar Londen zou uitgaan in antwoord op het telegram van 8 juni. Daarbij bleek dat Jan Meijer de enige was die, beseffend dat zulks de illegaliteit een taak van kardinale betekenis zou geven, er zich mee kon verenigen dat de door de koningin gewenste 'groep van voormannen' bij een eventueel 'vacuüm' één of meer tijdelijke regeringsvertegenwoordigers zou aanwijzen (hij dacht daarbij speciaal aan de in '4I afgezette commissaris der koningin in de provincie Utrecht, L. H. N. Bosch ridder van Rosenthal, die nauwe banden had met Het Parool en zich in februari-maart '44 veel moeite had gegeven, een coördinatie van de illegaliteit tot stand te brengen) - voorzitter Drees, Bruins Slot, Caljé en Neher meenden daarentegen dat het aanwijzen van één of meer tijdelijke regeringsvertegenwoordigers wezenlijk zaak was van de regering. In de tweede vergadering, I4 juli, zei Jan Meijer dat zijn inzicht gedeeld werd door alle groepen van de linkersectie; de commissie werd het wéér niet eens. Ondanks Meijers protest nu werd besloten het volgende antwoordtelegram naar Londen te doen uitgaan 1 :
XC'Ondergrondse groeperingen op zeer brede basis hebben, erkentelijk voor
vertrouwen, op practische gronden een Contact-Commissie, CC, ... gevormd voor tijd aan bevrijding voorafgaande en vacuüm. Een uitgebreider adviescommissie voor tijd na bevrijding wordt voorbereid.
XCNa overleg met ondergrondse groeperingen zou meerderheid CC eerbiedig in overweging willen geven aanwijzing .door de Kroon van één regeringsvertegenwoordiger en één of meer plaatsvervangers voor geval van ontstentenis. Mocht evenwel de Kroon voorkeur blijven geven aan aanwijzing in Nederland, dan zal Contact-Commissie na bekomen opdracht tot aanwijzing van één of meer regeringsvertegenwoordigers overgaan, evenzo, indien de nood dringt en nog geen beslissing van de Kroon is ontvangen.'
XCMeijer had op dit telegram tegen dat de Contact-Commissie als zodanig in de eerste belangrijke aangelegenheid waarmee zij zich bezighield, met meerderheid van stemmen een eigen standpunt had bepaald en dat zij, dat standpunt naar Londen seinend, geen woord aan het minderheidsstandpunt had gewijd. 'Hierdoor heeft', zo waarschuwden hij en van Randwijk minister van Heuven Goedhart (zulks in een brief d.d. 15 juli die via de Zwitserse Weg naar Londen werd gezonden) 'de commissie niet voldaan aan haar eigenlijke taak: een antwoord op te stellen dat een getrouw beeld biedt van de opvattingen der illegale groepen ... Zoals de zaken nu staan, overweegt de gehele linkergroep haar vertegenwoordiging uit de Contact-Commissie terug te trekken." In een aparte brief aan van Heuven Goedhart d.d. 16 juli deed van Randwijk uitkomen dat hij de linkersectie in politiek opzicht aanzienlijk belangrijker vond dan de beide andere en dat de Contact-Commissie een 'reactionaire' meerderheid had. 'Trouw' (d.w.z. Bruins Slot), schreef hij,
XC'vertegenwoordigt KP, LO en min of meer Onderwijsverzet, maar wat is dat in vergelijking met de groepen V[rij] N[ederland], Parool, Waarheid (CPN), J[e] [M]aintiendrai, Christofoor en Katholiek Kompas (die de representatie zijn van alle vooruitstrevende katholieken, zoals dit in ander verband toch ook met VN, Parool enJMhet geval is)? Voorts dan nog de RVV, Vrije Kunstenaar et: De Vrije Katheder. Het is de vraag of, wanneer men op de organisaties let, deze groepen tezamen een minderheid vormen en voorts is in ieder geval zeker dat in deze groepen op zijn duidelijkst politieke wilsvorming heeft plaatsgevonden, veel meer dan bijv. in LO, NC, NSF e.d. het geval is. Die zijn immers zeer heterogeen samengesteld en feitelijk niet bij machte en ook niet gerechtigd om op de wijze als wij dat kunnen, een politieke mening van hun groep te vertegenwoordigen.
1 Brief, juli 1944, van]. Meijer en H. M. van Randwijk aan van Heuven Goedhart (Zwitserse Weg A, 4 c (H 197)).
XCDe Overleg-Commissie, naar de persOIutl genomen, bestaat uit drie reactienairen (Trouw, OD en NC), terwijlook de voorzitter van VC tot op zekere hoogte als zodanig kan gelden, tenminste wat zijn scepsis aangaat ten aanzien van het nieuwe wat in bezettingstijd is opgekomen."
XCHet telegram van de meerderheid van de Contact-Commissie werd op 18 juli verzonden. Diezelfde dag richtten alle organisaties van de linkersectie (behalve de RVV en De Vrije Katheder die men niet tijdig had kunnen raadplegen) een scherp protest tot de commissie? waarin zij er op wezen dat zij haar in haar 'huidige samenstelling' slechts hadden aanvaard, 'omdat naar hun mening de CC geen enkele representatieve functie te vervullen zou hebben en althans in haar huidige samenstelling nimmer zelfstandig als representante van de Nederlandse illegaliteit zou optreden' - dat laatste wèl doende was, aldus de linkersectie, de commissie haar bevoegdheden te buiten gegaan, 'de CC, zo stelde de linkersectie, 'heeft ten aanzien van de diverse ondergrondse groepen een louter adviserende taak ... Een formeel gezag als 'top' of als 'overkoepeling' heeft de CC ... niet.'
XCIn de derde vergadering van de Contact-Commissie, 21 juli, noemde Drees het, aldus het na de vergadering door Meijer aan de groepen van de linkersectie uitgebracht rapport,
XC'onaanvaardbaar dat de commissie geen telegram zou mogen ondertekenen Men moet haar speelruimte laten. De commissie bedoelt in alle belangrijke punten de organisaties te kennen, maar er zijn omstandigheden denkbaar, waarin dat niet mogelijk is; men moet dan in belangrijke en dringende zaken zelfstandig kunnen beslissen. Anders kan men niet werken. Demoeratie à l'outrance maakt de demoeratie kapot"
XCeen opvattingwaarmee Caljé, Bruins Slot en Neher zich ten volle konden verenigen; de laatste twee voegden er een bewogen beroep op de linkersectie aan toe, het niet tot een breuk te laten komen.
XCHet door Drees ingenomen standpunt werd tot uitdrukking gebracht in een brief van de Contact-Commissie aan de groepen van de linkersectie - die groepen legden zich daarbij vervolgens in feite neer. Dat laatste viel hun daarom minder moeilijk dan anders wellicht het geval zou zijn geweest, doordat spoedig aan de top van de illegaliteit bekend
XC, Brief, 16 juli 1944, van H. M. van Randwijk aan van Heuven Goedhart (a.v. (H I98)). 2 Tekst: Enq., dl. VII b, p. 31. 'J. Meijer: 'Korte samenvatting der CC-discussies van 21 juli 1944' (RVV, 4 h).
werd dat de regering, zonder verdere bemoeienis van de zijde van de illegaliteit of de Contact-Commissie, in haar vertegenwoordiging had voorzien door de benoeming van het College van Vertrouwensmannen. Nu, de opdracht om dat college bijeen te roepen was aan Bosch van Rosenthal gegeven - de groepen van Vrij' Nederland en Hel Parool vermoedden (terecht) dat daar van Heuven Goedhart achter zat. 'Waarschijnlijk', zo schreef van Randwijk aan deze op 17 augustus (de Wehrmacht was in Normandië verslagen en de Duitse terugtocht over de Seine was begonnen), 'werden ook hier Gordiaanse knopen door jou doorgehakt! Excellentie, u verdient het zwaard van Alexander, voor mijn part met het 'eikenloof' en de 'briljanten'.' Maar de zaak klaart op! En hopelijk nog op tijd! Want 'het zal zo heel lang niet meer duren!"2
XCHet was de verwachting dat de bevrijding spoedig zou komen, die de Contact-Commissie er in de tweede helft van augustus en in de eerste dagen van september toe bracht, aandacht te besteden aan de nieuwsvoorziening na de bevrijding en de positie die de illegale bladen dan zouden innemen. 'De illegale pers', zo werd op 22 augustus in afwezigheid van Jan Meijer vastgesteld, 'zal mogen blijven verschijnen doch zal niet de plaats van de algemene pers kunnen overnemen'3 - de overige leden van de Contact-Commissie meenden dat legale bladen die waren blijven uitkomen, hun verschijning na de bevrijding zouden mogen voortzetten, mits directies en raden van commissarissen hun rechten zouden verliezen en er voor elk blad een betrouwbare hoofdredacteur zou worden benoemd. Jan Meijer was ontzet toen hij hieromtrent in kennis werd gesteld - het werd toen toch nog 9 september (onmiddellijk nadat minister Burger voor Radio Oranje de voorgenomen perszuivering had toegelicht) voordat de Contact-Commissie in haar geheel aan de Vertrouwensmannen de aanbeveling deed, 'aan de illegale bladen die daartoe de wens te kennen geven, een bevoegdheid te verlenen om gebruik te maken van de door hen nodig geachte technische apparatuur der dagbladen." Dat Londen had moeten spreken voordat de Contact-Commissie als zodanig het recht erkende van illegale bladen als Het Parool, Trouu/ en De Waarheid om te beschikken over de technische installaties van de gediskrediteerde legale pers, gaf de linkersectie opnieuw het gevoel dat de grote meerderheid van de Contact-Commissie
I Het met zwaarden, eikenloof en briljanten was de hoogste Duitse militaire onderscheiding. 2 Brief, 17 aug. 1944, van H. M. van Randwijkaan van Heuven Goedhart (Zwitserse Weg A, 4 c (H 198)). l CC: Notulen, 22 aug. 1944 (GAC, 1 A). 4 A.v., 9 sept, 1944 (a.v.).
wel heel ver ging in de richting van aanvaarding van het traditioriele Nederland en weinig begrip had voor de verontwaardiging die gewekt was door bijvoorbeeld de Nieuu/e Rotterdamse Courant, De Standaard, De Telegraaf en talrijke provinciale dagbladen.
XCVoor wij verder gaan, lijkt het ons dienstig, iets meer te vertellen van de Contact-Commissie in het algemeen.
XCTer vergadering van 3 juli, waar de commissie was gevormd, waren, afgezien van de aD en het Vaderlands Comité, twintig illegale groeperingen vertegenwoordigd geweest, negen door eigen voormannen. 'Een uitgebreider adviescommissie voor tijd na bevrijding wordt', aldus het aan de regering op 18 juli geseinde telegram, 'voorbereid.' Welke organisaties zouden in die uitgebreider commissie, de Grote Adviescommissie der Illegaliteit, vertegenwoordigd zijn? Begin augustus deed de Contact-Commissie aan alle aangesloten groepen een opgave toekomen van de organisaties die daar haars inziens voor in aanmerking kwamen; in die opgave kwamen, wat de linkersectie betrof, Katholiek Kompas en De Vrije Katheder, wat de middensectie aanging, de Zeemanspot en de Persoonsbewijzencentrale niet meer voor; de commissie wilde evenwel aan die middensectie het (door ons al genoemde) Hooglerarencontact toevoegen en de plaats van 'het Studentenverzet' laten innemen door het illegale blad De Geus. De commissie deed nog twee voorstellen, nl. om de La twee vertegenwoordigers te geven in de Grote Adviescommissie en 'aan een afzonderlijke figuur die zich aan de verzetsbeweging bijzonder gewijd heeft en tevens als representant van het Ambtenarenverzet zou kunnen optreden' (Bosch van Rosenthal), 'een plaats aan te bieden."
XCDie laatste twee voorstellen werden beide aanvaard en ook werd het Hooglerarencontact toegelaten (het denkbeeld om De Geus te laten optreden voor het Studentenverzet werd niet overgenomen), maar op andere punten rezen moeilijkheden. Het Parool, Vrij Nederland, Je Main tiendrai en De Waarheid gingen zich er tegen verzetten dat meer recente c.q. in hun ogen minder belangrijke illegale bladen een vertegenwoordiger zouden krijgen (hun bezwaren richtten zich tegen Ons Volk en9
I Rondschrijven. 3 aug. I944. van de CC aan alle aangesloten groepen (GAC. I A). I Techn. Hogeschool Delft, Studentenraad: (1946), p. 74. 2 Wij vermelden in dit verband dat minister-president Gerbrandy eind oktober aan het College van Vertrouwensmannen de vraag voorlegde of het, 'mede gelet op uitnemende houding spoorwegarbeiders', mogelijk en wenselijk was, vertegenwoordigers van vakbonden tot de Grote Adviescommissie toe te laten (tele gram, 29 okt. 1944, van Gerbrandy aan Vm, dl. V b, p. 514) - de Vertrouwens mannen noemden dat in hun antwoord 'niet wenselijk', aangezien de vakbonden al vertegenwoordigd waren in 'grote commissie' (het Grootburgercomité) 'waarvan
Christofoor), het Studentenverzet en Dl Geus maakten bezwaar enerzijds tegen het toelaten van het Hooglerarencontact, aangezien dit, aldus later de Delftse Studentenraad, 'toch nauwelijks als een verzetscollege was te beschouwen", anderzijds tegen het weren van Ons Volk, een door studenten geproduceerd illegaal blad dat een grote oplage had: ca. 100000 (groter nog die vanJe Maintiendrai, Het Parool, Trouu/ oî Vrij Nederland). Hoe uit al die meningsverschillen te komen? De Contact-Commissie koos een simpele oplossing: zij bepaalde op 3 I augustus dat alleen die groepen tot de Grote Adviescommissie zouden worden toegelaten, omtrent welker toelating geen verschil van inzicht bestond. Nadien maakten verscheidene groepen aan de Contact-Commissie de wens kenbaar, vertegenwoordiging te krijgen in de Grote Adviescommissie: nog in augustus hadden dat de Zeernanspot, de 'Natura' -organisatie, het Belastingverzet en Ons Vrije N-ederland gedaan, in september deden. het de Oorlogspleegkinderen-commissie (waarover meer in het volgende hoofdstuk), de Persoonsbewijzencentrale en Ons Volk, in november Christofoor, De Vrije Katheder, de Centrale Inlichtingendienst en een van de Amsterdamse Vrije Groepen: de 'groep-Bakker' (al deze organisaties werden toegelaten); in maart '45 vroeg nog de organisatie die de naoorlogse hulp aan onderduikers en bezettingsslachtoffers ging voorbereiden, Nederlands Volksherstel, toelating aan en tenslotte deed dat in april het christelijksoeiale Amsterdamse illegale blad Klein maar dapper. Die laatste twee verzoeken werden afgewezen. 2 Wat de samenstelling van de Contact-Commissie betreft: daaruit verdwenen twee leden, nl. Caljé en Neher. Caljé vertrok begin oktober met een informatie-opdracht naar het bevrijde Zuiden en naar Londen. Enige tijd na dat vertrek besloot de commissie, zijn plaats te doen innemen door een 'informateur' van het Delta-Centrum, een lid dus zonder stemrecht. Die 'informateur' kwam niet opdagen (in het DeltaCentrum konden de OD, de KP en de RVV het er namelijk niet overV[aderlands] C[omité] als werkcomité fungeert.' (telegram, 4 nov. 1944, van Vm aan Gerbrandy,
eens worden wie die 'informateur' zou zijn). Wat Neher betreft: tegen hem rezen bij verscheidene groepen die tot de middensectie behoorden, toenemende bezwaren. Men ging hem verwijten dat hij de groepen van zijn sectie onvoldoende inlichtte, dat hij in de Contact-Commissie standpunten innam waarmee de meeste van die groepen het niet eens waren, dat hij meer en meer mede een feitelijk vertegenwoordiger werd van de OD en dat hij met zijn gehele beleid dichter stond bij figuren als Hirschfeld dan bij de illegaliteit - hij werd tenslotte eind maart '45 vervangen door mr. Jan Drion, een van de twee redacteuren van De Geus.
XCBlijkens de bewaardgebleven, zeer beknopte verslagen van de vergaderingen I kwam de Contact-Commissie in juli en in augustus '44 telkens viermaal bijeen, in september dertienmaal, in oktober zesmaal, in november en december telkens driemaal, in januari eenmaal, in februari tweemaal, in maart viermaal, in april driemaal en in mei eenmaal, nl. op I mei. Die vergaderingen vonden plaats in het gebouw van een levensverzekeringsmaatschappij in het centrum van Amsterdam; als secretaris fungeerde van de aanvang af een medewerker van het Nationaal Comité, Frits Nieuwenhuis - hij werd evenwel, gelijk in hoofdstuk 6 vermeld, eind januari gearresteerd; nadien maakte Neher (en na deze Drion) een kort verslag van het besprokene.
XCUit eerdere hoofdstukken bleek reeds dat de Contact-Commissie in bepaalde gevallen richtlijnen gaf, waaraan, zo werd gehoopt, de aangesloten organisaties zich zouden houden. Die betroffen o.m. in oktober de Z.g. aardappelrooi-actie die wij in hoofdstuk I, en in december de Liese-Aktion die wij in hoofdstuk 2 behandelden. Speciaal met het oog op het tegengaan van de Duitse razzia's riep de commissie in november een Landelijk Werk-Comité in het leven dat de ambtenaren voorzover dezen tot medewerking aan de Duitse maatregelen werden verplicht, en de mannen die in Duitse handen dreigden te vallen, tot onderduiken aanspoorde; voordien al, nl. in september, had zij een Amsterdams Werk-Comité gevormd dat zich als algemene taak stelde, 'de verzetskracht van Amsterdam te verhogen." De commissie trachtte voorts te
XCI Alle te vinden in GAC, I A. 2 Amsterdams Werk-Comité: Notulen, 10 mei 1945 (Collectie-prof. dr. J. G. G. Borst, 3 f
bevorderen dat de illegaliteit zuivere normen in het oog hield: zij sprak zich tegen wilde inbeslagnemingen uit, keurde in maart af dat illegale groepen die zich bij boeren en handelaren meester hadden gemaakt van voorraden, die voorraden zelf zouden gebruiken ('het z.g. 'buitrecht' wordt', aldus het verslag van de vergadering van 20 maart, 'als uiting van verwildering gezien en afgekeurd'!) en drong, wat de liquidaties aanging, op zorgvuldig onderzoek aan en op uitspraken door instanties waarvan juristen deel zouden uitmaken. Zij liet verder, zoals eerder bleek, een wakend oog gaan over de Binnenlandse Strijdkrachten (voor welker commandant, kolonel Koot, zij veel waardering had). Dit alles vormde evenwel niet de hoofdtaak der commissie - die hoofdtaak had eerder betrekking op wat onmiddellijk na de bevrijding moest geschieden en was al min of meer aangegeven in het telegram van de koningin van 8 juni '44 waarin was aangedrongen op de vorming van een 'groep van voormannen' aan welke 'door de Kroon verzocht (zou) worden, Haar van advies te dienen'.
XCIn augustus mochten de illegale groepen menen dat die groep tot stand was gekomen in de vorm van het College van Vertrouwensmannen maar eind september (Montgomery's sprong over de rivieren was inmiddels mislukt) kwam bij de Contact-Commissie een telegram van de koningin binnen waaruit bleek dat men dat verkeerd had gezien - het was dit telegram dat er toe leidde dat de verschillen van inzicht ten aanzien van een eventuele naoorlogse politieke rol der illegaliteit zich toespitsten tot een scherp en nauwelijks oplosbaar conflict.
XCIn haar streven om steun te vinden tegen de sterke aandrang van het kabinet, in Londen een regeling te treffen voor het bijeenkomen van een noodparlement na de bevrijding, zond koningin Wilhelmina, zoals wij in deel IO a vermeldden, op 24 september een telegram aan de zich in Eindhoven bevindende majoor mr. Ch. H. J. F. van Houten (voordien haar verbindingsofficier met het Bureau Inlichtingen) waarin zij verzocht,
XCI Begin april deed vervolgens kolonel Koot een instructie in die geest uitgaan naar de Binnenlandse
zo spoedig mogelijk een delegatie van de illegaliteit naar haar toe te sturen. Het telegram luidde:
XC'Ik ben besloten een deputatie van vertegenwoordigers van de Grote Raad van Illegaliteit zo spoedig dit mogelijk is, uit te nodigen hierheen te komen om mij een overzicht te geven van de toestand, het aantal zowel als de personen aan de Raad overlatende. Wilt u, zodra contact zonder ongelukken mogelijk is, onverwijld dit aan de Raad Illegaliteit meedelen met verzoek, reeds dadelijk gedachten te laten gaan over wie in aanmerking komt, opdat te zijner tijd snel gevolg kan worden gegeven aan uitnodiging. Indien dit plan onverhoopt niet te verwezenlijken, verzoek ik mededeling.'
XCVan Houten begaf zich met deze tekst ('een soort voorbericht voor een definitieve uitnodiging', schreven wij in deel 10 a) naar Somer, hoofd van het Bureau Inlichtingen te Eindhoven en deze zond toen een telegram naar bezet gebied dat in enkele opzichten niet onbelangrijk afweek van wat de koningin had gevraagd: het werd een definitieve uitnodiging, een uitnodiging voorts, niet om 'overzicht te geven van de toestand' maar om 'advies aan Hare Majesteit uit te brengen' (een bij uitstek politieke formulering) en een uitnodiging tenslotte welke Somer uit veiligheidsoverwegingen beperkte tot 'hoogstens vijf personen'. De tekst die op 27 september uitging naar 'Grote Raad Illegaliteit', luidde aldus:
XC'U wordt verzocht, een deputatie uit Grote Raad hoogstens vijf personen te zenden naar Eindhoven ... Doel deputatie: uitbrengen advies aan Hare Majesteit zodra daarvoor gelegenheid. Keuze deputatie aan u overgelaten.'
XCSomer had dit telegram aan twee geheime agenten toegezonden: aan Ausems die zich bij Jan Thijssen en aan Biallosterski die zich bij het hoofdkwartier van kolonel Koot bevond - het was het aan Biallosterski gerichte telegram dat op 29 september in de Contact-Commissie ter discussie werd gesteld. De commissie voorzag dat zich over de vraag aan welke personen de belangrijke taak te beurt zou vallen, advies uit te mogen brengen aan de koningin, een hevig touwtrekken zou ontwikkelen tussen de aangesloten organisaties en haar eerste reactie was, de zaak geheel in eigen hand te houden en de volgende dag reeds te beslissen hoe de delegatie zou worden samengesteld. Op 30 september bijeenkomend constateerde de commissie evenwel dat die opzet (Jan Meijer had er zich krachtig tegen verzet) niet kon worden gevolgd. 'Het telegram', aldus de notulen, 'is in bredere kring bekend geworden. Dit ontneemt aan de CC de mogelijkheid
om binnen eigen kring naar de meest gewenste oplossing te zoeken. De CC is thans van mening dat ruggespraak met de groepen nodig is, waarbij de vraag zal zijn:
XCa. Acht men een representatieve commissie van vijf personen gewenst of is het verkieslijker, één of twee min of meer neutrale informateurs te zenden?
XCb. Welke groepen wensen eventueel voor deelneming aan de delegatie in aanmerking te komen?
XCUit de op te geven candida ten zal een vij ftal gekozen dienen te worden, waarbij de CC zich op het standpunt stelt dat de representatie in hoofdzaak gebaseerd moet zijn op de samenstellingswijze van de Cc. Aangezien de mening geuit is, dat de door Hare Majesteit te vragen adviezen zich O.a.zullen bewegen op het terrein van de toekomstige bestuursvorm van ons land, acht de CC het juist dat aan de deputatie wordt aanbevolen, in haar advies met nadruk te verzoeken, met de beslissing over belangrijke zaken zoveel mogelijk te wachten tot de regering weer in het land is en in staat zal zijn, hier een meer veelzijdig advies in te winnen."
XCDiezelfde joste september seinde het College van Vertrouwensmannen (daar waren Drees en Neher, voorzitter en lid van de ContactCommissie, beiden lid van) aan Londen": 'Raad van Verzet biedt aan organisatie van landing vliegtuig hier te lande voor overbrenging naar Engeland van vertegenwoordigers illegaliteit waarom door regering verzocht is' (niet door de regering overigens maar door de koningin en zulks buiten medeweten van de minister-president) 'ter voorlichting Kroon. Omgaand antwoord wordt verzocht; inmiddels worden personen uitgezocht" - dat telegram zal wel op de zoste zijn opgesteld, toen de Contact-Commissie nog vertrouwde dat de delegatie spoedig zou kunnen vertrekken. Toen de commissie evenwel op 3 oktober opnieuwgezonden - het is althans de illegale groepen in bezet gebied onbekend gebleven dat
, CC: Notulen, 30 sept. 1944. 2 Telegram, 30 sept. 1944, van Vm aan de regering dl. V b, p. 516). Na kennis te hebben genomen van dit telegram verzocht de koningin Gerbrandy, die inmiddels weet had van de uitnodiging welke de koningin had doen uitgaan, onmiddellijk aan de Raad van Verzet te doen seinen dat de delegatie naar Eindhoven moest gaan, 'aangezien er een afspraak met Geallieerden bestaat tot overbrenging van vertegenwoordigers Illegaliteit naar Engeland' (kennelijk werd overbrenging uit Eindhoven bedoeld). Ook moest worden meegedeeld: 'Tegen eventuele uitbreiding getal leden, indien daarmede een vollediger beeld Illegaliteit verkregen wordt, geen bezwaar.' (notitie, z.d., van koningin Wilhelmina aan Gerbran dy, AOK, map 'Noodparlement, juni 1944-januari 1945') Voorzover ons bekend, is een antwoord in die geest niet aan de Raad van Verzet
bijeenkwam, bleek dat in de drie secties geheel verschillend was gereageerd op het verzoek van de koningin.
XCJan Meijer rapporteerde dat de groepen van de linkersectie wèl unaniem van mening waren dat er vijf delegatieleden moesten worden aangewezen maar zij wezen het denkbeeld af dat die delegatie in haar samenstelling gelijk zou zijn aan die welke in de Contact-Commissie bestond (één vertegenwoordiger van het Vaderlands Comité, één van de OD en drie van de overige illegale groepen), 'in het bijzonder acht men vertegenwoordiging van OD en VC onjuist' - de linkersectie wenste de vijf leden aldus te zien aangewezen: twee uit de Trouw-groep, twee uit de Parool-groep, één uit het Ne.
XCBruins Slot deelde mee dat, behalve de LO, alle door hem vertegenwoordigde groepen van mening waren dat het onjuist was, de delegatie uitsluitend te doen bestaan uit vertegenwoordigers van de illegaliteit, 'derhalve zijn zij tegen het zenden van een deputatie als in het telegram gevraagd.'
XCNeher verklaarde dat alle groepen van de middensectie op het standpunt stonden, 'dat het onmogelijk is, een deputatie uit de illegaliteit te zenden die de verantwoordelijkheid betreffende de eventueel te geven adviezen zou kunnen dragen.'
XCDe Contact-Commissie concludeerde dat de meeste groepen er niet voor voelden de wens van de koningin in te-willigen. Oók evenwel, dat men eigenlijk niet wist, op welk terrein de adviezen lagen die zij graag zou vernemen. Er werd een telegram opgesteld dat vermeldde welke organisaties vóór het zenden van de delegatie waren, welke tegen. 'Bij beide groepen', aldus de verdere tekst',
XC'rijst de vraag op welk terrein adviezen gewenst worden. In de illegaliteit heerst ook meningsverschil, in hoeverre zij als totaliteit geroepen is, adviezen uit te brengen over belangrijke beleidsvragen voor de toekomst. Blijft regering delegatie wensen, dan zal daaraan, indien technisch mogelijk, gevolg worden gegeven. Kan zo nodig vliegtuig gezonden worden?'
XCDit telegram, naar Londen geseind, werd gevolgd door een tweede, op eigen gezag verzonden door Neher, waarin deze verzocht, het eerste telegram niet te decoderen - Neher voorzag namelijk dat, als Londen de uitnodiging introk (hetgeen bij zoveel verdeeldheid alleszins denkbaar was), alle groepen van de linkersectie de in de vorm van de Con
XC1 Vermeld in CC: Notulen, 3 okt.
tact-Commissie totstandgekomen samenwerking zouden verbreken (daarmee hadden die groepen al in juli gedreigd).
XCDe Contact-Commissie, op 6 oktober opnieuw bijeenkomend, keurde N ehers handelwijze goed: beter leek het, het overleg voort te zetten voordat er bericht naar Londen ging. In dat overleg bracht Meijer nu naar voren dat hij er niet tegen was, van verdeeldheid te doen blijken - hij achtte in elk geval 'een meer politieke uitspraak van de groepen, vertegenwoordigd in de GAC, ... nodig'. Daarmee bleef hij alleen staan: Drees, Bruins Slot en Neher (deze laatste sprak ook namens de OD) waren van mening, 'dat het prematuur en onjuist zou zijn, in de GAC een instituut met politieke betekenis te zien'. Na verder beraad werd besloten, het verzonden (eerste) antwoord-telegram te herroepen en een nieuw telegram te verzenden van de volgende inhoud 1:
XC'In antwoord op uw telegram van 28 september berichten wij, dat aan uw verzoek zodra mogelijk gevolg zal worden gegeven. Zending verantwoorde delegatie door linies technisch bezwaarlijk." Kan vliegtuig gezonden worden? Vraag rijst op welk terrein adviezen gewenst worden. In de illegaliteit heerst meningsverschil in hoeverre zij als totaliteit geroepen is adviezen uit te brengen over belangrijke beleidsvragen voor de toekomst.'
XCNadat men het over deze tekst eens was geworden, stelde Drees voor dat in de te zenden delegatie van vijf Het Parool, Trouw, het NC, 'de Driehoek' (d.w.z. het Delta-Centrum) en het Vaderlands Comité zouden zijn vertegenwoordigd. Neher ging hiermee accoord, 'mede namens OD', en Bruins Slot gaf zijn goedkeuring 'met aantekening dat LO een afwijkende mening is toegedaan') - men was het er dus in elk gevalover eens geworden dat een delegatie zou vertrekken. Drees zei vervolgens dat het Vaderlands Comité zelf zijn vertegenwoordiger zou aanwijzen en er werd verder vastgesteld dat voor de vertegenwoordigers van Trouw en het NC de rechter-, resp. de middensectie overleg zouden plegen.' Meij er deed geen toezegging.
XCI A.v., 6 okt. 1944. 2 Wij herinneren el' aan dat de crossings door de Biesbos pas eind november begonnen. 3 CC: Notulen, 6 okt. 1944. 4 Wat de middensectie betrof, rekende van Velsen, een van de voormannen van het Nationaal Comité, er op dat hij degeen zou worden die naar Londen zou mogen gaan, maar neen, hem bereikte het bericht dat mej. Tellegen die sectie zou representeren - hij reageerde met een brief aan haar waaruit bleek dat hij diep gekwetst was ('het grieft sterk!') en dat hij op Neher ('Dekker' in NC-verband) meer en meer tegen had: 'Ik blijf Dekker vertrouwen, doch het valt mij dagelijks moeilijker.' (brief, 8 okt. 1944, van A. van Velsen aan M. A. Tellegen (Collectie mr. M. A. Tellegen, 1
XCHem was duidelijk geworden dat talrijke illegale groepen de door de linkersectie aangehangen visie volledig verwierpen. Hij deed daarvan mededeling in een vergadering van de sectie en in het daaropvolgend beraad werd toen besloten, tot alle overige groepen een brief te richten waaruit de visie van de linkersectie zou blijken.
XCDie brieft, een belangrijk en bewogen stuk, werd, zo vermoeden wij, in hoofdzaak opgesteld door van Randwijk. 'Wij zijn', zo heette het er in, 'mèt onze regering in Londen van mening dat het wel degelijk zin heeft, de illegaliteit stem in het kapittel te geven bij de voorbereiding van allerlei regelingen die voor de toekomst van ons volk van het grootste belang zijn en dat het aan de regering moet worden overgelaten wie zij als adviseurs zal kiezen. Dat zij niet alleen bij de illegaliteit te rade zal gaan, ligt voor de hand', maar, aldus de linkersectie, de illegaliteit had er recht op, gehoord te worden. Waarom? Er volgde een terugblik:
XC'Gedurende de bezettingstijd (toen onze regering zich noodgedwongen buitenslands moest begeven en de oude leiders van ons volk voor het grootste deel in gebreke bleven om de strijd in het land aan te voeren) was het de illegaliteit die steeds naar beste kunnen getracht heeft in dit tekort aan leiding te voorzien. Het was de illegaliteit die al haar krachten inspande om het moreel van ons volk hoog te houden. Zij hield in de somberste uren van ons volksbestaan het geloof in de overwinning levend en zij riep het volk bij ontelbare gelegenheden op om geen gevolg te geven aan dubbelzinnige Duitse bevelen die onveranderlijk steeds ten doel hadden het Nederlandse volk op de een of andere slinkse wijze dienstbaar te maken aan de belangen van de Duitse oorlogvoering. De illegaliteit was tijdens de gehele bezettingstijd het zuurdesem in het leven der natie. Zij predikte het geestelijk en pleegde het daadwerkelijk verzet. De illegale werkers hielden ons volk voortdurend de hoge standaard voor van onverzoenlijke weigering om aan vijandelijke maatregelen mede te werken; zij trachtten door hun zelfopofferend voorbeeld die standaard hoog te houden. Telkens als er een nieuwe aanslag op ons volksleven werd beraamd, hees de illegaliteit het stormsein. Zij riep op tot verzet en zij zocht naar de wegen om dit verzet mogelijk te maken: zij waarschuwde tegen medewerking aan de registratie van werkkrachten of krijgsgevangenen, zij verzorgde tevens de grote groepen onderduikers, door hun geld en valse papieren te verschaffen, door distributiekantoren te overvallen teneinde hen aan bonkaarten te helpen. Aldus werden bijna 200000 Nederlandse werkkrachten aan deportatie naar Duitsland en daardoor aan de oorlogsproductie van het Derde Rijk onttrokken. Zij redigeerde, drukte en verspreidde een groot aantal illegale bladen, waarin aan de nationaal-socialistische propaganda tegengif geboden werd, maar waarin tevens de belangstelling en het verantwoordelijk97
1 Tekst: dl. VII a, p. 307-09.
heidsgevoellevend werd gehouden voor de toekomstvraagstukken, voor de grote politieke en sociaal-economische problemen.
XCWij schrijven dit niet om de Nederlandse illegaliteit tot voorwerp van blinde verheerlijking te maken - er zijn ook in haar kringen vele, soms tragische fouten gemaakt. Maar het is nuttig en gerechtvaardigd om vast te stellen dat het beleid der verzetsbeweging in het algemeen juist is geweest. Zou men dan nu willen beweren dat diezelfde illegaliteit, nu het niet om nationale levensvragen van het heden maar om dringende toekomstvraagstukken gaat, niet in staat ZOLl zijn om een oordeel uit te spreken en aandeel te nemen in de geestelijke leiding van 's lands zaken? Wij wijzen een dergelijke bewering met klem van de hand. Voor ons kan er geen twijfel aan bestaan, dat de gehele illegaliteit het recht heeft haar stem ter officiële plaatse te laten horen. Niet alleen waar het verzetsaangelegenheden betreft - ook bij levensvragen voor de toekomst van ons volk waarvan de behandeling geen uitstel gedoogt.
XCOm van dit recht gebruik te kunnen maken, is het uit de aard van de zaak een voorwaarde dat alle illegale organisaties zich ook over deze politieke vraagstukken uitgesproken hebben.'
XCIn de brief werd vervolgens de achtergrond geschetst van waaruit de groepen van de linkersectie hadden gehandeld:
XC'De katastrofe die deze oorlog over ons gebracht heeft, was niet alleen een gevolg van de Duitse heerszucht en de nationaal-socialistische willekeur, maar zij kwam tevens voort uit het falen van de vooroorlogse Westeuropese democratie. Wij hebben de illegale strijd tegen het Duitse militarisme en tegen de nationaal-socialistische dictatuur aangebonden omdat wij de beginselen en de methoden van dit stelsel als verderfelijk voor ons volk en voor de wereld verwierpen. De illegale strijders gingen daarbij, in sommige gevallen zonder zulks uit te spreken, uit van beginselen die een betere wereld dan die van het nationaal-socialisme beloofden. Zij wilden echter evenzeer een betere wereld dan de ons bekende van 1940, want de wanverhoudingen in die vooroorlogse wereld waren de kiemen voor nationaal-socialisme en oorlog. De verschrikkingen daarvan willen wij ook het nageslacht besparen.
XCDeze principieel-politieke zijde van het verzet is bij verschillende groeperingen tijdens de illegale strijd zelf niet altijd naar voren gekomen. Voor de effectiviteit van het verzet was dat vaak ook nauwelijks vereist. Thans echter, nu de tegenstander van vier jaar strijd bijna verslagen is en wij staan aan de vooravond van de herbouwonzer Nederlandse samenleving, hebben wij de plicht, op grond van dezelfde hoge beginselen die ons tot het verzet hebben aangespoord, ons een mening te vormen over allerlei politieke vraagstukken welke met die herbouw samengaan. De illegaliteit heeft dan tevens de plicht, haar mening over die vraagstukken uit te spreken.
XCDe groepen die deze brief ondertekenen, hebben zich beraden op onze toekomst en ofschoon er grote verscheidenheid bestaat tussen hun onderlinge 97
opvattingen, hebben zij toch op meerdere essentiële punten een grote mate van overeenstemming mogen waarnemen. Zij willen de vraagstukken die de erfenis van deze oorlog vormen, niet aldus zien opgelost dat op maatschappelijk, economisch en staatkundig gebied de oude, vooroorlogse structuur wordt hersteld doch zij wensen een grondige vernieuwing.'
XCWat die 'vernieuwing' diende in te houden, werd met zekere uitgebreidheid weergegeven:
XC'Die vernieuwing dient te omvatten een zodanige ordening en beheersing van het economisch leven door de organen van de democratische staat dat aan massawerkloosheid en aan grote welvaartsverschillen tussen de bevolkingsgroepen een einde wordt gemaakt. Een vèrgaande politiek van sociale rechtvaardigheid zal de massa der werkende mensen de verzekering van een behoorlijk welvaartspeil moeten brengen, door erkenning van ieders recht op arbeid en van het hoger recht op het inkomen uit arbeid verkregen boven dat op het arbeidsloos inkomen. Voorts dient de voorheen geldende koloniale verhouding tussen Nederland, Indonesië en West-Indië plaats te maken voor een samengaan op de grondslag van gelijkgerechtigdheid. In de internationale samenleving zullen de afzonderlijke staten zich moeten schikken in de beperking hunner souvereiniteitsrechten ten behoeve van het belang der statengemeenschap als geheel. In ons culturele leven zal de vernieuwing zich uiten in gewijzigde vormen van kunst, opvoeding en volksvoorlichting, ten einde de vorming van de mens tot verantwoordelijkheid dragende persoonlijkheid te bevorderen en aldus de duurzame garantie te scheppen voor het functioneren der democratie. Wij weten dat wij hiermede politieke verlangens formuleren die in een groot deel van ons volk leven.
XCWij zijn ons er bij dit alles zeer wel van bewust dat het onmogelijk is de gehele Nederlandse illegaliteit op een gemeenschappelijk politiek platform te verenigen. Een poging daartoe kan men niet van ons verwachten. Dit ontslaat anders geörienteerde groepen in de illegaliteit evenwel niet van de verplichting, zich eveneens politiek uit te spreken. De Nederlandse illegaliteit is in deze bezettingsjaren de voorhoede van het Nederlandse volk geworden. Zij zou, als de oorlog ten einde is, in haar taak tekort schieten, indien zij zich onthield van mede te werken aan de bouw van nieuwe verhoudingen, een bouw, welke voor ons volk van niet minder gewicht zal zijn dan de strijd tegen de Duitse bezetter in de afgelopen jaren is geweest.'
XCDe brief van de linkersectie, ondertekend door (in alfabetische volgorde) Christofoor, Je Maintiendrai, Het Parool, de Raad van Verzet, Vrij Nederland, De Vrije Katheder, De Vrije Kunstenaar en De Waarheid, eindigde met er op aan te dringen dat de door Londen gevraagde delegatie zo spoedig mogelijk zou vertrekken. 97
XCVoorshands geschiedde niet méér dan dat de discussie in de ContactCommissie werd voortgezet. Daar zei Meijer op de r j de oktober dat de linkersectie 'twee gedelegeerden uit haar midden als minimum-eis' stelde. Die eis werd door Drees, Bruins Slot en Neher afgewezen en nadat dezen het er opnieuwover eens waren geworden dat de delegatie zou bestaan uit telkens één vertegenwoordiger van de drie secties, van het Vaderlands Comité en van het Delta-Centrum, zei Meijer dat de linkersectie ten teken van protest geen vertegenwoordiger zou kiezen, maar er, 'om het zenden ener deputatie niet onmogelijk te maken', accoord mee ging indien de overige leden van de Contact-Commissie de vertegenwoordiger van de linkersectie zouden aanwijzen. Drees en Neher wezen toen Meijer aan - een aanwijzing waaraan Bruins Slot geen enkele medewerking wilde verlenen; deze zei trouwens opnieuw, 'dat het zenden ener deputatie geheel achterwege diende te blijven."
XCToen de Contact-Commissie vijf dagen later, 18 oktober, opnieuw bijeenkwam, kregen de leden de teleurstellende mededeling dat men het er in het Delta-Centrum niet over eens was geworden wie dat college in de delegatie zou vertegenwoordigen. Voorts lag een nieuw telegram van de koningin ter tafel (het was op 5 oktober uit Eindhoven aan Jan Thijssen toegezonden) waarin zij deed weten dat bij de bevrijding 'onverwijld' een nieuw kabinet aanwezig diende te zijn en dat zij vertrouwde, 'dat de te zijner tijd aan te wijzen formateur op alle hulp en medewerking (zou) mogen rekenen' - nu, die tekst versterkte alleen maar de weerstanden van diegenen die vonden dat er voor de illegaliteit als zodanig na de bevrijding geen enkele algemeen-politieke taak was weggelegd.
XCBesloten werd dat 'een speciale bijeenkomst der GAC' zou worden gehouden: een bijeenkomst dus, ,waar, zoals op 3 juli het geval was geweest, zoveel mogelijk illegale groepen een eigen vertegenwoordiger zouden hebben. Tegen dat denkbeeld werden van de zijde van verschillende groepen onmiddellijk bezwaren geuit: zou zulk een bijeenkomst niet een veel te groot risico inhouden? Die bezwaren werden, zo veronderstellen wij, nog sterker naar voren gebracht toen de SD in Amsterdam op 25 oktober na de aanslag op Oehlschlägel openlijk en op groter schaal dan ooit tevoren tot represailles was overgegaan. Gevolg van dit alles was dat de Contact-Commissie op de 3r ste besloot, uitdrukkelijk aan alle groepen van de drie secties te vragen of zij zich met een
XC, CC: Notulen, 13 okt. 1944·
bij eenkomst van de GAC konden verenigen. Op die 3 I ste werd overigens in de notulen vermeld:
XC'Gezien de door de regering geuite verwachting o.a. van 'politieke' adviezen van de zijde der GAC als geheel, achten vele groepen het ongewenst dat een deputatie met een dergelijke opdracht gezonden wordt, aangezien zij zich als groep niet politiek representerend achten.'!
XCOver al deze verdeeldheid was in de illegale pers niets geschreven. Dat zwijgen nu werd door Bruins Slot doorbroken: het nummer van Trouw dat eind oktober verscheen, bevatte een artikel van zijn hand (uiteraard anoniem)" waarin hij onder de tite! 'Illegaliteit en Politiek' duidelijk maakte dat zijns inziens de illegaliteit als zodanig niet tot uitspraken over naoorlogse politieke kwesties gerechtigd en in staat was. 'Gedurende het laatste half jaar is', zo las men,
XC'in toenemende mate bij een deel der ondergrondse groepen het streven geopenbaard om de illegaliteit als geheel (derhalve alle illegale bewegingen gezamenlijk) te maken tot een politieke factor na de oorlog. Men wil dan als het ware de illegaliteit naar voren schuiven als, zo niet de representante, dan toch een der allervoornaamste representanren van de gezamenlijke politieke meningen in Nederland na de oorlog.
XCDit streven wordt gesteund door het feit dat er in regeringskringen te Londen op het ogenblik blijkbaar denkbeelden leven die ook tot Nederland doordringen, die van dezelfde opvatting uitgaan.
XCMen meent in Londen blijkbaar dat men uit de illegaliteit een getrouw beeld kan krijgen van ons volk zoals het nu denkt en zoals het tegenover de grote vraagstukken van onze tijd staat.
XCEr zijn twee redenen waarom naar onze mening deze opvatting van de illegaliteit onjuist is en de illegaliteit als geheel zich moet onthouden van de problemen der naoorlogse politiek.
XCDe eerste reden is gelegen in de aard en de wijze van samenstelling van onderscheidene illegale groepen die met politieke bemoeienis onverenigbaar zijn. Hier gaat het dus om een verkeerde visie op de aard der illegaliteit zelve.
XCDe andere reden is gelegen in het feit dat de politieke meningsvorming ten aanzien van naoorlogse vraagstukken in Nederland maar zeer ten dele door de illegaliteit wordt tot stand gebracht. Hier gaat het dus om een verkeerde visie op ons nationaal-politieke geheel.
XCWat het eerste betreft. Van het gezichtspunt der politiek uit bevat de illegaliteit twee soorten van groepen. De eerste soort bestaat uit bladen en andere illegale
! A.v., 31 okt. 1944. 2 II, IS (eind okt. 1944), p. 3-4.
bewegingen (bijv. ondergrondse partij-organisaties) die hun verzetswerk hebben gebaseerd op politieke beginselen. Ons blad bijv. behoort tot die soort, ook al identificeren wij ons niet met een bepaalde partij-organisatie. Deze soort zou, wat haar aard betreft, aan de discussie over de politiek na de oorlog kunnen meedoen.
XC· .. De tweede soort bestaat uit organisaties en bewegingen die zich verenigd hebben ter behartiging van een concreet vaderlands doel, bijv. de verzorging van het onderduikwerk, de steunverlening, het binnenlands gewapend verzet. Deze organisaties bestaan uit rnannen en vrouwen van verschillende politieke gezindte maar zij werden verenigd door het ene vaderlandse doel. Het kan zijn dat de leden individueel tot het najagen van dat doel gestimuleerd werden door hun politieke beginselen, als organisatie is men on-politiek.
XC· .. Waar de zaken zo staan, is het onmogelijk om van de illegaliteit als geheel te vragen dat zij zich over het naoorlogs beleid zou gaan beraden. Dat is - om het zo te zeggen - haar vak niet.
XCDe tweede reden waarom wij het eenzijdig op de voorgrond stellen van de illegaliteit als politieke factor betreuren, is deze dat hierdoor de voorstelling gewekt wordt alsof het beraad en de discussie over de grote vraagstukken van deze tijd in hoofdzaak zich zou voltrekken binnen de zogenaamde illegaliteit. Dit is echter niet juist. Het is een feit dat een groot deel van ons volk zich nog steeds gebonden voelt aan politieke partijen van voor '40.
XC· .. Men dient wel te beseffen dat wij voor de wederopbouw van ons nationaal bestaan heel wat meer bekwame mensen nodig hebben dan de illegaliteit kan opleveren.
XCUit het vorenstaande volgt dat wij verklaarde tegenstanders zijn van het spelen van een politieke rol door de illegaliteit als geheel na de oorlog. We zijn hier niet in Frank.rij k.' I
XCIn dat artikel had, gelijk men ziet, Bruins Slot geen melding gemaakt van het verzoek van de koningin, een delegatie uit de illegaliteit te doen overkomen - hij was niet verder gegaan dan, na vermeld te hebben dat 'een deel der ondergrondse groepen ... de illegaliteit als geheel' wilde maken 'tot een politieke factor na de oorlog', te schrijven, dat dit streven gesteund werd door 'het feit dat er in regeringskringen te Londen op het ogenblik blijkbaar denkbeelden leven, die ook tot Nederland doordringen, die van dezelfde opvatting uitgaan.' Niet 'in regeringskringen' evenwel leefden die denkbeelden, maar bij de door vrijwel het gehele volk om haar moedige houding vereerde koningin! Deze onvolledigheid in het betoog van Bruins Slot droeg er toe bij dat de groepen van de
1 De Gaulle had begin oktober bekendgemaakt dat een Raadgevende Vergadering zou worden benoemd die voor twee-derde afkomstig zou zijn uit de illegaliteit.
linkersectie besloten, in hun bladen terzake een bericht op te nemen waarin de koningin uitdrukkelijk werd genoemd. Dat bericht luidde:
XC'H.M. de Koningin en de Nederlandse regering te Londen I hebben aan de gezamenlijke illegale bewegingen meegedeeld dat het in beider bedoeling ligt, zo spoedig mogelijk een getrouw beeld te krijgen van ons volk, zoals het thans denkt en tegenover de grote vraagstukken van onze tijd staat. De koningin hoopt, zodra de overkomst naar Nederland voor haar mogelijk is, voorgelicht te worden omtrent de toestand, de wensen en gedachten, op dat ogenblik levende bij het Nederlandse volk en zal daarover onder andere het advies inwinnen van een Raad der Illegaliteit, in het bijzonder bij de vorming van een nieuw kabinet. H.M. de Koningin deelt zulks thans reeds mede, opdat straks het overleg zo vruchtbaar mogelijk zij.'
XCEen vooraankondiging van dit bericht deed Meijer op I november toekomen aan Drees, Bruins Slot en Neher - onder de titel 'Boodschap van de koningin' verscheen het bericht in het nummer van Het Parool waarvan de eerste exemplaren op 3 november werden verspreid. 'De stoffige binnenkamers onzer vooroorlogse democratie', aldus een commentaar dat Frans Goedhart had toegevoegd,
XC'worden geopend zodat er een frisse wind door heen kan blazen. Het geeft de grote massa van ons volk, die van de naaste toekomst belangrijke vernieuwingen verwacht, grote voldoening dat Koningin en Regering hieraan zo energiek willen medewerken."
XC'De Boodschap' (met een hoofdletter!) 'brengt', vond De Vrije Kunste naar,'de politieke ridderslag voor de illegaliteit!" Ook De Waarheid uitte vreugde ('wij verheugen ons'), waarbij het blad evenwel opmerkte, 'dat de illegale organisaties, en in het bijzonder die van de arbeidersklasse,
I Dat hier 'de Nederlandse regering' werd vermeld, kan gevolg zijn geweest van het feit dat de Contact-Commissie kort tevoren, 21 oktober, kennis had genomen van een telegram van Gerbrandy waarin stond, dat de koningin voornemens was, 'na haar terugkeer ook het advies in te winnen van de Grote Commissie uit de Illegaliteit ... Verdere plannen zullen zaak zijn van het zodra mogelijk te vormen kabinet.' (Tele gram, 17 okt. 1944, van Gerbrandy aan de GAC, dl. V b, p. 513). Zoals de Contact-Commissie het zag, was er volledige overeenstemming in denken en han delen tussen de koningin en het kabinet - zeker een ervaren politicus als Drees kon zich niet voorstellen dat de koningin eind september het telegram waarin op het zenden van een delegatie was aangedrongen, zou hebben verzonden zonder voor kennis en instemming van de minister-president. 2 72 (7 nov. 1944), p. 1. 3 15 nov. 1944, p. 1.
een harde strijd hebben te voeren tegen reactionaire kringen die ernaar streven, de vooruitstrevende groeperingen der 'illegaliteit' zo spoedig mogelijk uit te schakelen teneinde hun oude, bevoorrechte posities weer te kunnen innemen."
XCIn de Contact-Commissie kreeg Meijer op 7 november naar aanleiding van het door de linkersectie uitgegeven persbericht de wind van voren. Drees noemde, aldus de notulen, 'het partieel en niet volledig publiceren der telegrammen volkomen onjuist', Bruins Slot vond de publikatie 'onbehoorlijk, speciaal tegenover de overige groepen die daardoor in een zekere dwangpositie komen te staan', Neher achtte 'de wijze waarop een en ander is geschied ... buitengewoon kwetsend; de naam van Hare Majesteit is hierdoor geschaad en het beleid van de Contact-Commissie aangetast.' Meijer gaf geen krimp: de linkersectie had gemeend, 'dat de telegrammen het geestelijk eigendom van de gehele illegaliteit waren, geabstraheerd van de GAC', maar de linkersectie had, dat erkende hij, 'door de overige leden der Contact-Commissie als het ware voor eenfait accompli te stellen, een rem willen opleggen aan de tendens om de wensen en gezindheid der regering 'onder de tafel te werken'.' Waarop Bruins Slot nog opmerkte. 'dat bij de illegaliteit de mening gaat postvatten dat een deel der illegale pers' (de bladen van de linkersectie) 'de illegale meningsuiting tot zich wil trekken. Deze gang van zaken kan door de andere groepen niet geaccepteerd worden."
XCWat de eventuele 'speciale bijeenkomst der GAC' betrof, rapporteerden Bruins Slot, Meijer en Neher in diezelfde vergadering van 7 november dat geen van de secties daarvoor voelde, Bruins Slot evenwel deed 'een tussenvoorstel' dat werd aanvaard: de Contact-Commissie zou één keer samenkomen niet met driemaal één, maar met driemaal twee sectievertegenwoordigers.'
XCBruins Slot had de leidende figuren van de rechtersectie, met name ook de toppen van de LO en de LKP, nauwkeurig op de hoogte gehouden van de discussies in de Contact-Commissie. 'De linkse groep', zo lichtte op IQ november het Centraal Bureau van de LO de leden van de Top in,
XC'verwacht evenals de regering (en dat is dan in dit opzicht met name min. v.H. Goedhardt) een invloed der illegaliteit, zoals er in Frankrijk tot uitdrukking kwam. Zij daagt de illegaliteit uit tot een politiek steekspel en hoopt daaruit te voorschijn te komen als de vertegenwoordigster der illegaliteit, die in politieke zin v.H.G. het milieu moet bieden voor zijn plannen De middengroep is
I z.d. (ca. IS nov. 1944). p. 1. 2 CC: Notulen, 7 nov. 1944. 3 A.v.
behoudend te noemen. Zij wil wel zuivering maar geen ommekeer. Zij wil het staatsbestel weer in handen van de beproefde ~/pper ten der natie leggen en bovenal is ze zeer beducht voor scherpe linkse acties ... In de rechtergroep is Trouw de opvatting toegedaan, de illegaliteit zo snel mogelijk in de politieke partijen te laten oplossen ... De LO ... meent ... dat voor de illegaliteit als zodanig nog de belangrijke taak is weggelegd, mede te werken aan de noodzakelijke sanering van ons volk ... Hierbij is de LO echter beslist van mening dat de illegaliteit geen politieke taak heeft. ... Het C[ entraal] B[ureau] stelt ... geen prijs meer op vertegenwoordiging van de LO. Het heeft zelfs, nu de politieke pretenties van de linkse groep duidelijk worden, bezwaar tegen de uitzending zelf van de delegatie. De besprekingen hebben voortgang."
XCOp I4 november, vier dagen na de verzending van dit stuk, werd de vergadering van de 'dubbele' Contact-Commissie gehouden; voor de linkersectie kwam van Randwijk mee met Meijer, voor de middensectie Drion (een principieel tegenstander van het toewijzen van een algemene naoorlogse politieke rol aan de illegaliteit) mee met Neher, voor de rechtersectie de nieuwe voorzitter van het Centraal Bureau der LO, van Riessen (de opvolger dus van Pruys), mee met Bruins Slot.
XCDrees opende de vergadering met een overzicht van de besprekingen die sinds eind september waren gevoerd. Vervolgens werd het woord gevoerd namens de secties. Meijer herhaalde dat de delegatie moest bestaan uit twee vertegenwoordigers van de Iinker-, twee van de rechteren één van de middensectie, Neher sprak zich tegen het vertrek van elke delegatie uit, Bruins Slot kon met dat vertrek accoord gaan, mits de delegatie duidelijk zou maken dat de illegaliteit op politiek gebied geen gezaghebbende uitspraken kon doen. Vervolgens gaven van Randwijk, Drion en van Riessen hun mening. Drees èonstateerde dat een meerderheid er voorstander van was dat er een delegatie zou vertrekken. Hoe moest die dan zijn samengesteld? Fel sprak hij zich er tegen uit dat zijn Vaderlands Comité daarin niet zou zijn vertegenwoordigd; hij had een nieuw voorstel: nu vaststond dat het Delta-Centrum geen vertegenwoordiger kon leveren, was er in de groep van vijf één plaats open - kon één van de groepen een vertegenwoordiger extra krijgen of wilde men dat die plaats openbleef? Bruins Slot en van Riessen zeiden op die laatste vraag 'ja', de vijf overige aanwezigen 'nee'. Aan welke organisatie moest die vijfde plaats dan worden toegewezen? Van Randwijk hield een zo vurig betoog dat de communisten daar recht op hadden, dat van Riessen die van Randwijk voor het eerst ontmoette, van mening was dat hij een
XCI CB-LO: 'Mededelingen Topleden' (10 nov. 1944), p. 1-2 (LO/LKP, I
communist tegenover zich had.' Er werd gestemd: Drees, Meijer, van Randwijk en Neher spraken zich er vóór uit dat de vijfde plaats door een vertegenwoordiger van De Waarheid zou worden ingenomen, Drion, Bruins Slot en van Riessen stemden tegen. Het voorstel was aangenomen. 'Wanneer men bedenkt', aldus het Centraal Bureau van de LO aan de Top,
XC'dat de linkse sectie, die aan illegale werkers het kleinst is, hierdoor twee afgevaardigden krijgt, en wanneer men bedenkt dat één daarvan uit het kleine communistische blad De Waarheid zal komen, dan kan men begrijpen, hoe verbaasd wij waren dat zowel ve' als Ne' hier vóór waren. Er wordt de communisten wel veel toegegeven om ze zoet te houden Wel kregen de drie tegenstemmers er door dat een geleidebrief mee zou gaan waarin beperkingen aan het mandaat van de delegatie zullen worden opgelegd, terwijl er tevens in vastgesteld wordt, dat de deputatie wel aangewezen is door de GAe, maar de illegaliteit niet vertegenwoordigt."
XCIn die delegatie van vijf zou de linkersectie behalve door De Waarheid, niet vertegenwoordigd worden door Het Parool, maar, teneinde het spectrum breder te maken, door Je Maintiendrai, en Drees had gezegd dat voor het Vaderlands Comité een katholiek lid (Kolfschoten) naar Londen zou gaan. Nummer vier zou het Na.tionaal Comité vertegenwoordigen, nummer vijf Trouw.
XCEind november of begin december kwamen de vijf leden van de delegatie voor het eerst bijeen, 'doch men heeft', aldus de notulen van de vergadering van de Contact-Commissie die op 5 december plaatsvond, 'nog geen reisweg kunnen bepalen.' Een week later, I2 december, toen opnieuween 'dubbele' vergadering van de commissie werd gehouden, bleek er een kink in de kabel te zijn gekomen: in de voorafgaande weken was er in de Contact-Commissie uitvoerig over van gedachten gewisseld of er na de bevrijding een al of niet permanente 'Raad der Illegaliteit'J.
1 Men kan zich afvragen hoe zich dat betoog liet rijmen met het eerder door ons geciteerde, eind november geschreven artikel in naar aanleiding van een artikel in het nummer van dat op 15 november was verschenen (artikel dat, aldus de 'dictatuur van het proletariaat' aanprees), werd opgemerkt, 'dat de communisten blijkbaar minder hebben geleerd dan wij dachten.' Hoogstwaarschijnlijk had van Randwijk op 17 november nog geen kennis genomen van dat artikel - denkbaar is ook dat hij van mening was dat de communisten in elk geval recht hadden op een plaats in de delegatie. Frans Goedhart noemde van Randwijk enkele maanden later 'een emotioneel-onberekenbare man'. (brief, 8 febr. 1945, van F. Goedhart aan van Heuven Goedhart, punten j en 0, gestenc. bijl, 84). z Drees. Neher. 'CB-LO: 'Mededelingen Topleden' (I6 nov. I944), p. 1-2.
moest komen en of die Raad als noodvolksvertegenwoordiging moest optreden (vandaar ook de 'dubbele' vergadering van I2 december) - de delegatie vond dat zij niet naar Londen kon vertrekken voordat die gedachtenwisselingen tot een duidelijk resultaat hadden geleid. Dat te bereiken zou stellig niet eenvoudig zijn: kort tevoren hadden namelijk de groep van Trouw, de LO, de LKP en het Schoolverzet in Trouween, de tegenstellingen verduidelijkende maar daardoor ook verscherpende, politieke verklaring gepubliceerd waarin zij zich anti-communistisch hadden uitgesproken en 'het behoud en de versterking van de Christelijke grondslagen van ons volksleven''onmisbare voorwaarden voor een Nederlandse rechtsstaat' hadden genoemd.
XCHoe was het tot die verklaring gekomen?
XCUit het voorafgaande bleek dat in de besprekingen die van begin juli af in de top van de illegaliteit werden gevoerd, de LO in de persoon van voorzitter Pruys enkele malen een standpunt innam dat afweek van dat van Trouwen de KP maar dat het daarmee uit was toen Pruys als voorzitter was vervangen door van Riessen. Inderdaad, er had zich begin november in de Top van de LO een belangrijke wijziging voltrokken.
XCZoals wij in deel v vermeldden, werd de LO in de lente van '44 geleid door een Top die uit vijf personen bestond (vijf provinciale leiders) maar was, terwille van de veiligheid, eind juli de centrale leiding geheel losgemaakt van het werk in de provincies en de districten. Er was toen uit de Top een Centraal Bureau gevormd, bestaande uit Pruys (voorzitter), van Vliet en van Riessen. Pruys en van Vliet waren beiden in Hilversum ondergedoken - daar werd het Centraal Bureau dus gevestigd. Wel te verstaan: de Top werd niet opgeheven; hij werd zelfs uitgebreid: er werd namelijk afgesproken dat alle provinciale leiders er deel van zouden uitmaken en de bedoeling was dat dit uitgebreidere college periodiek zou bijeenkomen.
XCPruys was er eigenlijk tegenstander van dat de LO als zodanig een duidelijke politieke positie zou innemen - hij was verre van gelukkig geweest toen hij op de belangrijke vergadering van 3 juli in Amsterdam had moeten kiezen tussen de middenen de rechtersectie. De Top die kort na de j de juli bijeenkwam, keurde goed dat de LO zich in die sectie had geschaard (de verwantschap met de Knokploegen en met Trouw was
overigens op de gehele ontwikkeling veel tegen; besloten werd, aldus Het Grote Gebod,'dat men in de nieuwe situatie alles in het werk zou stellen om de politiek buiten het verzet te houden'.' Een begrijpelijk streven voor de bij uitstek gemengd samengestelde LO, maar het liep stuk op de werkelijkheid: de gehele discussie omtrent de naar Londen te sturen delegatie lag in het politieke vlak.
XCBegin oktober werd een vergadering van de Top gehouden waaraan (als gevolg van de Spoorwegstaking) slechts een beperkt aantal van de provinciale LO-leiders kon deelnemen; voorts was daar voor de Centrale Inlichtingendienst Sanders aanwezig, voor de Knokploegen waren dat Scheepstra en Kloots (Kloots vertegenwoordigde samen met Pruys de Knokploegen in het Delta-Centrum). 'De LO, de KP en de CID met haar brede nationale taak hebben zich', aldus een bericht dat op I loktober van het Centraal Bureau uitging",
XC'nooit of te nimmer bewogen op het politieke terrein. Daarvoor was er geen tijd, bovendien strookte dat niet met onze taak.
XCWe staan in de huidige toestand voor het feit dat de politieke toestand zich steeds meer toespitst. Dit is logisch, want de bevrijding brengt met zich mee de herleving van het politieke leven. Als grote organisatie dienen wij t.a.v. deze vraagstukken een besliste houding aan te nemen.
XCIn de eerste plaats zien wij tweeërlei stroming.
XCa. Enkele persorganen die de illegale beweging als politieke partij willen doen voortbestaan.
XCb. Een andere stroming in de pers, die de illegaliteit volkomen wil uitvegen uit het staatkundig leven.
XCDaarnaast doet men van de zijde van het ancien yégime ernstige pogingen, de illegaliteit voor haar karretje te spannen en de verhoudingen van 1940 te doen terugkeren.
XCGeen dey standpunten zijn de onze .
XC. . . We wensen in onze eigen politieke partijen de illegale beginselen van samenwerking en nationaal denken te doen doordringen, opdat we er toe kunnen bijdragen dat het enge verpolitiekte denken van 1940 plaats moge maken voor een gezond politiek leven in nationale zin.'
XCDergelijke algemene formuleringen boden geen oplossing toen de rechtersectie zich er medio oktober over moest beraden wie namens haar tot de door Londen gevraagde delegatie zou toetreden. Pruys had daar
XC1 H. B. S. Holla en H. van Riessen in Het Grote Gebod, dl. II, p. 5 I I. 2 Exemplaar in VGA, I
overleg over willen plegen met Scheepstra maar hij had deze niet kunnen bereiken, toen hij naar de betrokken sectievergadering ging. Hij trof daar tot zijn verbazing prof. Oranje aan, wiens groep, het Hooglerarencontact, in de middensectie zat - nog meer verbaasd was hij toen Bruins Slot naar voren bracht, aldus Pruys twee jaar later,
XC'dat wij het buitengewoon op prijs moesten stellen dat prof. Oranje toegestemd had, die vertegenwoordiging op zich te nemen en naar het Zuiden te gaan. Dat leek mij een gekke manier van doen, want wij kwamen juist op die vergadering om hierover te stemmen ... Toen heb ik gemeend te moeten protesteren. Ik heb gezegd: 'Dit lijkt mij niet de opvatting van de regering en van de koningin dat er politieke mensen naar voren worden gebracht ... Ik heb bovendien nog een bezwaar: prof. Oranje is een Vertrouwensman en het lijkt mij toch dat hij geen twee functies tegelijk kan waarnemen.' Hierop kreeg ik ten antwoord dat ik hier niets mee te maken had, dat dit waanzin was wat ik verkondigde en het moest zo zijn als zij zeiden. Bob' heeft mij dit alles erg kwalijk genomen. Die heeft gezegd, hoe ik dat durfde op te nemen tegen mannen als prof. Oranje en Bruins Slot. 'Nu', zei ik, 'dat is eenvoudig: omdat ik er zo over denk.' 'Ja', zeiden ze toen, 'je wilt het zeker zelf doen.' ... Bob is weggegaan, zeggende: 'Het is treurig, hoe durf je daar tegen in te gaan!' Daarop antwoordde ik: 'Omdat ik er zo over denk, afgelopen!' Toen bleef ik nog even en dacht: ... er is nog geen secundus aangewezen die eventueel zou moeten gaan. 'Heren', zei ik, 'we zijn niet klaar, er is de mogelijkheid dat prof. Oranje niet mag gaan 2 en wie moet het dan doen 2' '0', zei prof. Oranje toen meteen, 'daar hoeven wij niet over te praten. Als ik niet mag gaan, ga jij, Bruins Slot.' Het was dus al volledig in kannen en kruiken, voordat wij op de vergadering kwamen.
XCToen ben ik maar weggegaan."
XCOp dit conflict volgde onderling beraad van van Riessen, van Vliet en Scheepstra. Zij waren het er over eens dat Pruys in zijn contacten met andere organisaties te veel een eigen weg had gevolgd en te weinig voor de christelijke beginselen van het LO/LKP-werk was opgekomen - besloten werd, hem als voorzitter van de LO af te zetten en te vervangen door van Riessen, het Centraal Bureau uit te breiden met de districtsleider van de LO in Amsterdam, de katholiek H. A. Douqué, en Pruys ook te schrappen als een van de twee vertegenwoordigers van de Knokploegen in het Delta-Centrum (daar zou Scheepstra zijn plaats innemen). 'Men stelde mij voor', aldus later Pruys, 'mij voorlopig in Hilversum terug te
XC'Scheepstra. 2 Door bezwaren van de zijde van de andere Vertrouwensmannen. ' Ad Goede: 'Verslag gesprek met G. Pruys', 15 okt. 1946, p. ro-r r (LO;LKP,
trekken en daar de administratie bij te houden, daar ik overspannen zou zijn. Op dit voorstel kon ik natuurlijk niet ingaan."
XCOmtrent de uitschakeling van Pruys werd de Top van de LO ingelicht.' Het gebeurde werd in de 'Mededelingen' die op 10 november door koeriersters aan de leden van de Top werden overgebracht, 'een van de pijnlijkste kwesties' genoemd, 'die de LO heeft beleefd.' 'In normale tijden' had een Top-vergadering dienen te beslissen maar dat was onmogelijk geweest; de verhouding tussen Pruys en de KP-leiding was 'hoe langer hoe slechter' geworden, Pruys had ook 'in de sectie van de GAC' (de rechtersectie) 'grote deining' veroorzaakt - 'Hugo en Henk? hadden hem toen 'openlijk gezegd, dat hij niet het vertrouwen bezat dat nodig was in de moeilijke omstandigheden waarin de illegaliteit zich bevond."
XCInderdaad, in zijn nieuwe samenstelling (van Riessen, van Vliet, Douqué) ging het Centraal Bureau van de LO een koers volgen die nauwer bij die van de LKP en Trouwaansloot en waarin, zoals eerder bleek, beduchtheid voor wat de communisten rechtstreeks of via de RVV in het schild voerden, een grote rol speelde.
XCToen nu de linkersectie in de eerste helft van november met haar apart persbericht had onthuld dat de koningin adviezen wilde gaan inwinnen bij de illegaliteit, 'in het bijzonder bij de vorming van een nieuw kabinet', meenden de groepen van de rechtersectie dat het op hun weg lag, publiekelijk duidelijk te maken wat zij voor het naoorlogse Nederland voor wenselijk hielden. Besloten werd, een gemeenschappelijke beginselverklaring te publiceren. Het denkbeeld daartoe ging van Rombout uit, de voorzitter van de Top van de LKP, die, zoals uit hoofdstuk 7 bleek, begin november van Bijnen, de Landelijke Sabotage-Commandant van de Knokploegen, scherp had verweten dat hij de beginselen van het LO/LKP-verzet uit het oog had verloren doordat hij nauw was gaan samenwerken met de RVV. Het eerste concept voor de bedoelde beginselverklaring werd door van Bijnen opgesteld. De definitieve tekst die eind november (van Bijnen was toen bij Apeldoorn gesneuveld) gereed kwam, luidde:
XC'De ondergetekende organisaties' (dit waren de LO, de LKP, 'het Protestants-Christelijk Schoolverzet' en Trouw)aanvaardde Pruys de leiding van het Bureau Noodhulp (de voedselvoorziening der illegaliteit)
1 G. Pruys: 'Grote Adviescommissie' (z.j.), p. 3 (a.v. 2 CB-LO: 'Mededelin gen Topleden', 10 nov. 1944, p. 5-6. 3 Van Vliet en van Riessen. 4 Enige tijd later
'achten het, gezien de ontwikkeling in de illegaliteit, thans gewenst de navolgende gemeenschappelijke verklaring van hun grondslag en werkzaamheid vast te leggen.
XCZij zien hun ondergrondse activiteit als een uiting van een positief-Christelijke levensovertuiging. Dientengevolge moet hun activiteit worden beschouwd als een bijdrage (ieder voor haar deel) tot de strijd om het behoud en de versterking van de Christelijke grondslagen van ons volksleven, als onmisbare voorwaarden voor een Nederlandse rechtsstaat. Dit houdt in dat zij afwijzen elk streven naar een orde van zaken, waarbij door verabsolutering van de staatsgedachte het typisch-Nederlandse cultuurbezit van de geestelijke vrijheid en de zelfstandige waarde van de menselijke persoonlijkheid in het gedrang komt.
XCVanuit dit gezichtspunt wordt thans de strijd tegen het nationaal-socialisme gevoerd en zal tevens het communisme worden afgewezen.'
XCOp I december deed het Centraal Bureau van de LO deze verklaring aan het kader toekomen in een rondschrijven waarin werd betreurd dat de sfeer in de illegaliteit niet meer de oude was: 'er wordt gekonkeld, er wordt geageerd, er worden verdachtmakingen geuit op een wijze die alle beschrijvingen te boven gaat. Men werkt aan eigen standje, men werkt voor een eigen eer en - baantje!' 'Men trek!', zo heette het verder,
XC'met alle geweld de principiële politiek in ons illegale kamp. Men wil de indruk vestigen dat het verzet een links-radicaal karakter droeg. Men wil door een aldus geformuleerde illegaliteit richting geven aan ons staatsbestuur en aan onze nationale ontwikkeling. Deze stand van zaken kan door ons niet geaccepteerd worden. Temeer kunnen wij dit niet, als men de indruk wil vestigen alsof de La zoiets als een fabriek zou zijn, waarin werkers van allerlei politieke richtingen aanwezig zijn. Zo staan de zaken nu eenmaal niet ... Onze doelstelling was geen principieel politieke, ons fundament is wel principieel."
XCIn het nummer van Trouw dat begin december in verspreiding kwam, werd de beginselverklaring van de groepen der rechtersectie gepubliceerd met een door Bruins Slot geschreven commentaar dat, in het negatieve, belangrijk verder ging dan het afwijzen van het comrnunisme: onder de titel 'De Christelijk-Nationale gedachte' keerde dat commentaar zich namelijk tegen 'een links gerichte politiek' en alle 'sociaal-radicalisme.' 'De overgrote meerderheid der ondergrondse organisaties en zeker ook de overgrote meerderheid der deelnemers aan het verzetswerk zijn', aldus Trouiu,
XC1 CB-LO: 'Mededelingen', 23 (I dec.
'naar onze mening in politiek en sociaalopzicht allerminst links-radicaal. Het verheugt ons daarom dat de vier ondergetekende organisaties van de bovenstaande verklaring die tezamen (zacht gezegd) een zeer groot deel der illegaliteit vertegenwoordigen, tot een principiële kwalificatie van de aard en het motiefvan hun werk hebben kunnen geraken, die aan duidelijkheid niet te wensen overlaat.
XC... De bedoeling is ... , duidelijk te maken dat de principiële doelstellingen van dit deel der illegaliteit het ten enen male verhinderen dat de illegaliteit als geheel zou kunnen dienen als dekmantel voor het streven om Nederland na de oorlog een bepaalde links-radicale richting uit te sturen."
XCTalrijke leden van het LO-kader (en verscheidene KP'ers) namen met verbazing kennis van de beginselverklaring en, meer nog, van het commentaar in Trouw. De kaderleden van de LO werden er door het Centraal Bureau aan herinnerd, 'dat iedere LO-medewerker wist in welk gezelschap hij terechtkwam: dat de LO op een positief-Christelijk fundament staat. Noch in vergaderingen, noch in mededelingen werd hierover gezwegen? - de leden van de Top kregen informatie over de eerste reacties in de andere secties:
XC'De linkersectie waardeert de verklaring omdat ze meent er uit te kunnen putten dat de LO aan politiek zal gaan doen. In de middensectie zijn het het Ne en het NSF die niet erg te spreken zijn over de verklaring, omdat er uit zou blijken dat de LO zich als een politiek en met name AR-politiek lichaam openbaart.
XCBeide inzichten zijn onjuist ... De LO wil beslist niet aan politiek gaan doen en loopt evenmin aan de leiband van Trouw."
XCDeze uiteenzetting bracht de critici niet tot zwijgen. Op verzoek van de provinciale leiding van Zuid-Holland werd begin januari een vergadering gehouden waar, behalve Zuid-Holland, ook Noord-Holland en Utrecht waren vertegenwoordigd. De Utrechters uitten, aldus het Centraal Bureau, 'ernstige bezwaren' tegen de beginselverklaring, 'maar de nadere toelichting over de inhoud ... en over de reden van ontstaan werden door Utrechts leiders als afdoende beschouwd' - evenwel was 'de vergadering van oordeel dat, meer dan tot nu toe, gewaakt moest worden tegen een 'dictatuur' van het CB.'4 Aan het LO-kader werd meegedeeld dat met 'positief-Christelijk' alleen bedoeld werd uit te
XC, Trouw, II, 18 (dec. 1944), p. r. 2 CB-LO: 'Mededelingen', 25 (16 dec. 1944). , CB-LO: 'Mededelingen Topleden', 18 dec. 1944, p. 4. 4 A.v., 7 jan. 1945, p. I (LOjLKP, I
drukken, 'dat de grondtoon van ons volkskarakter Christelijk' is - met de term werd 'geen binding aan een religieus standpunt, evenmin binding aan enige politieke partij' aangegeven, de LO bestond immers 'uit vooruitstrevenden van allerlei groepering.'!
XCEind februari kwam de gehele Top van de LO in Zeist bijeen. Er werd daar een verklaring opgesteld" waarin het beleid van het Centraal Bureau werd goedgekeurd en waarin voorts werd opgemerkt dat de LO als zodanig zich niet met de politiek bemoeide, zij het dat zij 'sterk gekant (was) tegen revolutionaire spanningen."
XCInmiddels had de 'beginselverklaring' van de groepen van de rechtersectie tot scherpe reacties geleid in tot de linkersectie behorende illegale bladen. 'Wij hebben nooit verwacht', schreef van Randwijk in Vrij Nederland,
XC'dat alle groepen en iedereen het eens zou zijn met datgene wat wij op politiek terrein noodzakelijk en eis der gerechtigheid achtten. Wij erkennen het democratisch recht en zelfs tot op zekere hoogte de nuttige functie van wat conservatisme. Maar wij hoopten vurig dat de tijd voorbij zou zijn dat men een, zeker niet specifiek Calvinistische, maar goeddeels doodgewoon liberale negentiendeeeuwse maatschappijleer voor 'Christelijk' en een zeer bepaalde 'rechtse' politiek als een bij uitstek 'nationale' zou zien.'
XCAls 'duidelijke positiebepaling' werd de beginselverklaring van de LO, de LKP, het Schoolverzet en Trouw door van Randwijk gewaardeerd, 'maar de verklaring en het naschrift' (het commentaar in Trouw)'is niet hetzelfde. Wij begrijpen niet hoe politiek-gemengde organisaties als LKP, LO en zelfs het Schoolverzet ooit het naschrift voor hun rekening kunnen nemen."
XC1 A.V.: 'Mededelingen', 28 (8 jan. 1945), p. 3 (a.v.). Z Tekst: Het Grote Gebod, dl. I, p. II8-19. 3 Van Riessen viel enkele weken later, midden maart, de SD in handen. 'De Duitsers', zo verklaarde hij later aan de Enquêtecommissie, 'wisten benauwend veel. Viebahn wist bijv. meer van prof. Oranje af dan ik er op dat moment vanafwist.' (getuige H. van Riessen, Enq., dl. VII c, p. 264) Mishandeld werd van Riessen niet; hij kwam tenslotte met de anti-revolutionair Smallenbroek in één cel. 'Dat was een vent', schreefvan Riessen ons in '75. 'Ik heb me aan hem opgetrokken. Hij doceerde politiek, ik filosofie. We hadden het best met elkaar.' (brief, 25 aug. 1975, van H. van Riessen)
XCIn het Centraal Bureau der LO waaruit ook van Vliet was verdwenen (deze was, gelijk in hoofdstuk 6 vermeld, in januari door het verraad van 'van Arkel' door de SD gearresteerd), werd de plaats van van Riessen ingenomen door mr. A. J. Meyer uit Alphen aan den Rijn, die tot op dat moment de leider was geweest van de LO in de provincie Zuid-Holland. 4
Wat Je Maintiendrai over de beginselverklaring te schrijven had, verscheen onder de kop 'Vertroebeling van de politieke atmosfeer':
XC'En nu, ofschoon de afgelopen vier oorlogsjaren alle politieke verhoudingen . ten onzent nog sterker dan voorheen hebben omgewoeld en talrijke jongeren politiek mondig zijn geworden buiten alle vroegere tegenstellingen om, nu komt plotseling Trouw ... de antithese opnieuw de inzet maken ener politieke constructie Het is feitelijk even onjuist om de termen 'links' en 'radicaal' als om die van 'christelijk' en 'nationaal' met elkaar te vereenzelvigen. Er zijn in de kringen, welke men vroeger rechts noemde, talrijke radicalen te vinden, terwijl wij alle behoudsgezinden uit het vroegere zogenaamde linkse kamp niet gaarne de kost zouden geven.'!
XCOp dat laatste wees ook Frans Goedhart in Het Parool? Hij noemde 'de verklaring van Trouw c.s.' (een typerende formulering!) 'in de grond van de zaak een poging om (naar het oude anti-revolutionaire voorbeeld) de afgeleefde antithese, die het land verdeelde in Christenen en heidenen, nieuw leven in te blazen ... Het is', schreef hij ook,
XC'wel uitermate teleurstellend en bedroevend, dat vier groepen, die zo'n flink aandeel in het verzet tegen de bezetter hadden en hebben, zich thans gereed maken om na verjaging van de Duitsers de vooroorlogse verhoudingen zo snel mogelijk te helpen herstellen."
XCDat Trouw, wat de partij-indeling betrof, geen ongewijzigde voortzetting van die vooroorlogse verhoudingen beoogde, bleek in februari "toen het blad zich uitsprak ten gunste van de vorming van 'een positiefchristelijke partij' waarin de Anti-Revolutionaire Partij en de Christelijk
XC! Je Maintiendrai, V, 9 (begin jan. 1945), p. 3. 2 Het Parool, 80 (9 jan. 1945), p. 2. Na lezing van deze laatste passage in Het Parool schreef in Kampen de LO' er van der Kamp over hen die een 'vernieuwing' voorstonden in de zin van Het Parool en Vrij Nederland: 'Zich uitgevende voor democraten en voor Nederlanders met het monopolie van nationale zin, zullen ze straks (want dat ze een heel goede gooi doen naar 't roer van het schip van Staat, is voor mij vast, de historische wind hebben ze volstandig mee!) de lijn van Hitler doortrekken, zij het voorshands zonder concentratiekampen. De parallel met de Franse Revolutie ... wordt in dit opzicht met de dag duidelijker Het enige wat ons overblijft te doen is: trouw op onze post blijven. Onze stem te laten horen als roependen in een staatssocialistische woestijn. Onverpoosd te waarschuwen en (0 paradox des geloofs!) blijde te zijn als het zo ver komt dat wij of onze kinderen door komsomols worden doodgeknuppeld.' (A. van Boven: Jan Jansen in bezel gebied,
Historische Unie dienden op te gaan 1 partij overigens die op sociaaleconomisch gebied radicale wijzigingen diende voor te staan, want:
XC'Een beschikkingsmacht over de productiemiddelen die enerzijds aan deelgenoten in het productieproces weelde verschaft en anderzijds hele groepen deelgenoten daarin aan armoede prijsgeeft, is in strijd met de eisen van een bijbelse samenleving."
XCDe in Trouwopgenomen beginselverklaring van de rechtersectie droeg er niet toe bij dat de vijf vertegenwoordigers van de illegaliteit die na lang touwtrekken waren aangewezen, gingen branden van verlangen om Londen te bereiken: wat hadden zij koningin en kabinet anders te bieden dan een beeld van diepe verdeeldheid? In december werd nog gehoopt dat de overtocht per vliegtuig mogelijk zou zijn - dat mislukte. Er kwam een grotere kink in de kabel toen bleek dat het beleid van Neher door de meeste in de middensectie vertegenwoordigde groeperingen werd afgekeurd, zodat die sectie zich opeens op het standpunt plaatste dat zij zich in het geheel niet met vraagstukken van naoorlogse politiek wilde inlaten. 'In de tijd dat wij gevochten hebben tegen de penetratie van de politiek in de illegaliteit, vochten we', zo lichtte het Centraal Bureau van de LO de leden van de Top in,
XC'tegen de linkse sectie en de halfbakken houding der middensectie. Op alle punten werden we geslagen door de capitulatie der middensectie voor de linkse ... Nu komt de middensectie met een standpunt, plus royaliste que le roi. Hiermee haalt deze sectie een streep door de historische ontwikkeling, wat altijd absurd is."
XCIn een groot deel van januari en in de eerste helft van februari kon de Contact-Commissie als gevolg van de vele arrestaties die waren voortgevloeid uit het verraad van 'van Arke!', niet bijeenkomen - toen er op 20 februari weer een vergadering plaatsvond, werd genotuleerd: 'Gepoogd zal worden, de leden der delegatie bijeen te doen komen om hun
XCI Trouw, III, 2 (febr. I945), p. 2. 2 A.V., III, 4 (eind maart I945), p. 2. 'CB-LO: 'Mededelingen Topleden', 23 dec. I944, p.
reis te regelen. Indien nog lang geaarzeld wordt, heeft het vertrek geen zin meer."
XCInderdaad, er wèrd nog langer geaarzeld en het vertrek ging niet door, zelfs niet toen men het althans in hoofdlijnen eens was geworden over een punt dat men graag vóór dat vertrek geregeld zag: de rol die de georganiseerde illegaliteit (zeg: de Grote Adviescommissie der Illegaliteit) na de bevrijding zou spelen.
XCZoals uit de voorafgaande paragraaf bleek, was het de uitnodiging van de koningin om een delegatie naar haar toe te zenden die de toppen van de illegaliteit eind september '44 confronteerde met de vraag of het wenselijk was dat de illegaliteit als zodanig politieke adviezen zou uitbrengen, speciaalook (daarop was door de koningin impliciet aangedrongen in haar tweede telegram dat de Contact-Commissie midden oktober bereikte) met het oog op de formatie van het eerste naoorlogse kabinet. Die verzoeken wierpen veel algemener vragen op: hàd de illegaliteit wel een rol te spelen in het naoorlogs bestel, en zo ja, welke?
XCZoals dan voorts in de vorige paragraaf werd aangetoond liepen de meningen uiteen en stond de linkersectie die voorstandster was van een belangrijke rol, tegenover de middensectie, de rechtersectie en het Vaderlands Comité.
XCIn november en december werden door enkele groepen plannen op schrift gesteld waarin die mogelijke rol der illegaliteit in bijzonderheden werd aangegeven."
XCDe groep van De Waarheid wenste dat een 'Raad der Illegaliteit' zou worden gevormd waarin alle groepen die in het gehele land, althans in verschillende provincies, werkzaam waren geweest, één vertegenwoordiger zouden krijgen, welke Raad, zolang er geen gekozen parlement was, de regering zou dienen te adviseren 'omtrent alle zaken van staatkundig beleid in de ruimste zin des woords' en omtrent 'alle vraagstukken die de verzetsactie, haar arbeid en haar gevolgen raken, over morele en materiële herstelmaatregelen, zuiveringsacties, belangrijke benoemingen
XC1 CC: 'Notulen', 20 febr. 1945. 2 Een overzicht van de plannen vindt men in het Witboek CAe, p. 44-49, de plannen
etc.' In een tweede versie van dit plan werd voorgesteld dat de Raad zou worden aangevuld met een aantal door het Vaderlands Comité in overleg met de Contact-Commissie aan te wijzen personen, welk aantal ten hoogste een vierde van het totaal aantalleden van de Raad zou bedragen. Voorts werd als nieuwe taak voorgesteld: 'het adviseren van de regering omtrent de verkiezing c.q. benoeming ener voorlopige volksvertegenwoordiging.'
XCHet plan van de Raad van Verzet ging in zoverre nog verder dan dat van De Waarheid dat daarin de Raad der Illegaliteit als een permanent college werd gezien, ook al met een brede adviserende taak op staatkundig gebied.
XCDe groep van De Vrije Kunstenaar achtte die brede adviserende taak, wanneer er eenmaal een gekozen parlement zou zijn, overbodig maar zag wel graag dat de Raad der Illegaliteit een eigen taak zou behouden 'op het gebied van zuivering, maatregelen voor nabestaanden van slachtoffers van het verzet, en in het algemeen van zaken die rechtstreeks de illegaliteit betreffen.'
XCNeher (zijn plan was het eerste dat werd rondgezonden) stelde namens het Nationaal Comité voor dat een Raad der Illegaliteit zou worden gevormd die zich buiten de politiek zou houden maar wèl een commissie van zeven of negen personen zou kiezen, 'die geacht mogen worden, op de geestelijke ondergrond der illegale activiteitsdrang volledig te zijn ingesteld'; die commissie zou 'de Kroon in die geest kunnen adviseren in zaken van staatkundig beleid. De leden dier commissie zouden onafhankelijk zijn en niet gebonden zijn aan het houden van ruggespraak met de Raad of de groepen'; in een bespreking die midden november in de Kern werd gehouden, noemde Bruins Slot namens de Trouw-groep dat een 'hinken op twee gedachten', hij was er fel tegen dat de illegaliteit zich met politieke aangelegenheden zou bezig houden ('omdat de illegaliteit niet heel het volk vertegenwoordigde maar slechts 10 %').'
XCDe groep van Trouw legde vervolgens aan de andere groepen een nota voor, waaruit de eerste drie punten aldus luidden:
XC'1. Het Nederlandse nationale belang vordert dat er na de bevrijding als politieke advies-instantie ten behoeve van de regering aanwezig is een Nationale Adviescommissie die representatief is voor alle goede vaderlanders, zowel voor hen die behoren tot de georganiseerde illegaliteit als voor de anderen.
XC2. Zelfstandig optreden van een politieke adviescommissie uit de illegaliteit,99
1 'Verslag der Kern, week 13-18 november' (GAC, I A).
naast andere, is ongewenst omdat daarmee een splitsing wordt geschapen tussen 'illegale' en andere vaderlanders, die de nationale eendracht benadeelt en aan de illegaliteit een rol toekent, waarvoor zij uit hoofde van haar doeleinden en samenstelling niet berekend is.
XC3. De illegaliteit werke door middel van overleg der in [de] C[ontact]C[ommissie] vertegenwoordigde groepen thans mede aan het tot stand komen, voor haar deel, van de onder I bedoelde advies-instantie. Zij zoeke daartoe contact met het V[aderlands] C[omité] teneinde gezamenlijk zulk een instantie voor de bevrijding tot stand te brengen. Deze commissie zou zeven-en-twintig leden moeten omvatten, waarvan twee-derde door het V[aderlands] C[omité] en één derde door de gezamenlijke illegaliteit zou moeten worden aangewezen ... De illegaliteit als zodanig heeft na de aanwijzing der leden geen verdere bemoeienis met de Nationale Adviescommissie, noch met vragen van staatsbeleid.'
XCHad die illegaliteit dus geen 'eigen taak'? Zeker, deze, 'te vervullen via een Grote Adviescommissie der Illegaliteit', zou, aldus de Trouw groep, zijn gelegen in
XC'a. de liquidatie van het ondergrondse werk,
XCb. medewerking aan onmiddellijk noodzakelijk relief-werk,
XCc. het verschaffen van zakelijke inlichtingen aan de regering over personen en feiten,
XCd. de verzorging van slachtoffers van het ondergrondse werk en van nagelaten betrekkingen van ondergrondse werkers.'
XCDit voorstel van de Trouw-groep dat, wat de beperkte politieke taak der illegaliteit betrof, aansloot bij denkbeelden die eerder door het Vaderlands Comité waren uitgedrukt ('voor de staatkundige vraagstukken zal', aldus de desbetreffende nota van het comité, 'de regering een adviesli'èhaam dienen te scheppen waarin de politiek georiënteerde illegale groepen een rechtmatige plaats dienen te krijgen'), vond in beginsel steun bij verscheidene andere groepen; die van Je Maintiendrai evenwel was van oordeel dat de uitschakeling van de illegaliteit na de vorming van de Nationale Adviescommissie moest worden afgewezen en dat de voorgestelde verhouding: twee-derde te benoemen door het Vaderlands Comité, één derde door de gezamenlijke illegaliteit, 'in geen enkel opzicht een juist beeld (gaf) van de positie en de wensen van de grote meerderheid der illegaliteit' - het voorstel van de Trouw-groep werd door die van Je Maintiendrai'volstrekt onaanvaardbaar' geacht.
XCVoorzover de tot nu toe weergegeven plannen en voorstellen betrekking hadden op de vorming van een Nationale Adviescommissie, was daarbij het uitgangspunt dat een onmiddellijke terugkeer van de Staten99
Generaal in hun samenstelling van vóór de bezetting ongewenst was. Zulk een terugkeer zou betekenen dat de illegaliteit na de bevrijding op geen enkele wijze, direct noch indirect, invloed zou hebben in het staatkundig vlak - dat ging de meeste illegale groepen te ver. Bovendien zou die onmiddellijke terugkeer van de Staten-Generaal niet mogelijk zijn: de twee Kamers moesten eerst 'gezuiverd' worden. Dat zou leiden tot open plaatsen, trouwens: er zouden ook open plaatsen zijn doordat Kamerleden tijdens de bezetting waren overleden. Wie zouden dan een aanbeveling moeten doen voor de benoeming van nieuwe leden? Dat zou een natuurlijke taak kunnen zijn voor de door Trouw genoemde Nationale Adviescommissie: zij zou dus in de eerste plaats fungeren als noodparlement zolang de zuivering van de Staten-Generaal gaande was, ontbonden kunnen worden wanneer er (aangevulde) Staten-Generaal zouden zijn en in die (aangevulde) Staten-Generaal zou de invloed van de Nationale Adviescommissie kunnen doorwerken doordat zij het zou zijn geweest die in feite voor de aanvulling had gezorgd. Een en ander zou betekenen dat de illegale groepen, conform de inzichten en wensen van de midden- en de rechtersectie, vrij spoedig uit het gehele politieke bedrijf zouden worden uitgeschakeld - dat stimuleerde alleen maar de groepen van de linkersectie om althans in de overgangsfase een zo sterk mogelijke invloed te kunnen uitoefenen. Die invloed werd nagestreefd op wat het kardinale punt leek: de samenstelling van de commissie die op haar beurt de leden van de Nationale Adviescommissie voor benoeming zou voordragen: een benoeming die door de Grote Adviescommissie en het Vaderlands Comité gemeenschappelijk zou geschieden. Voor de Nationale Adviescommissie werd aanvankelijk gedacht aan zes-en-dertig, later (d.w.z. in april '45) aan een-en-vijftig leden - beide cijfers waren door drie deelbaar, hetgeen nodig was met het oog op het feit dat (dit element uit het plan van de TrOl/tv-groep was aanvaard) één-derde van de leden afkomstig zou zijn uit de sfeer van de illegaliteit, twee-derde uit die van het Vaderlands Comité en van de politieke en maatschappelijke kaders met welke dat comité in verbinding stond.
XCVoor de commissie die de voordracht voor de Nationale Adviescommissie zou opmaken, werd aanvankelijk gedacht aan een college met vijf leden van wie drie de secties, twee het Vaderlands Comité zouden vertegenwoordigen. Over die opzet werd men het evenwel niet eens. In de Contact-Commissie betoogde Jan Meijer keer op keer namens de groepen van de linkersectie dat, als de voordrachtcommissie uit vijfleden bleef bestaan, van hen slechts één uit het Vaderlands Comité afkomstig mocht zijn en de linkersectie twee vertegenwoordigers moest krijgen 99
(één uit de groep van De Waarheid) - wilde men de twee van het Vaderlands Comité handhaven, dan diende, zei hij, de commissie tot zeven leden te worden uitgebreid van wie er dan drie de linkersectie zouden representeren. Toen Meijers betoog in de vergadering van de Contact-Commissie van 20 maart was afgewezen ('het wordt niet juist geacht', aldus de notulen, 'dat door welke groep dan ook een preferentierecht zou worden opgeëist"), drong hij er in de daarop volgende vergadering, 28 maart, op aan dat de voordrachtcommissie zes leden zou tellen: twee namens het Vaderlands Comité, één namens de rechter-, één namens de middensectie, twee namens de linkersectie. Ook dat voorstel werd verworpen.
XCIn februari werden aan de toppen van de illegaliteit de eerste namen (d.w.z. de illegale schuilnamen) genoemd van diegenen die namens de secties in de voordrachtcommissie zouden kunnen komen: Frans Goedhart, Gerben Wagenaar, Bruins Slot en mej. Tellegen of Jan Drion. Begin april werd voorts bekend, aan wie door het Vaderlands Comité werd gedacht als vertegenwoordigers van de politieke en maatschappelijke kaders. Volgens de opzet moesten die vertegenwoordigers voor de illegaliteit aanvaardbaar zijn (de benoemingen voor de Nationale Adviescommissie zouden immers geschieden door de illegaliteit en het Vaderlands Comité tezamen) - nu, er waren onder diegenen die door het Vaderlands Comité naar voren werden geschoven, verscheidenen die naar het oordeel van een of meer der secties niet voor een benoeming in aanmerking kwamen. Midden april deelde Jan Drion namens de middensectie mee dat deze mr. Donner, Kupers, Stikker en van der Mandele die allen door het Vaderlands Comité waren genoemd (Donner en van der Mandele waren er lid van) 'niet aanvaardbaar' achtte, 'de eerste niet', aldus de notulen,
XC'omdat hij te lang bleef zitten in de Hoge Raad en daarmee de zo bekritiseerde gestie van dit college dekte, de tweede niet omdat hij ook in eigen kring een te omstreden figuur is in verband met zijn gebrek aan activiteit in de eerste bezettingsjaren, de derde niet op grond van zijn onjuiste houding in de strijd tegen de Ausu/eise+, de vierde niet omdat hij een belangrijke positie bekleedde in een commissie wier werkzaamheden de 'gelijkschakeling' van het gehele Nederlandse bedrijfsleven tengevolge hebben gehad."CC: Notulen,maartBedoeld werden dedie in het kader van
1 20 1945. 2 de moesten worden aangevraagd. 'Bedoeld werd de Organisatiecom missie- Waltersom.
XCVoorts werd door de middensectie getwijfeld aan de aanvaardbaarheid van A. Stapelkamp (de ook door het Vaderlands Comité genoemde gewezen voorzitter van het CNV) 'in verband met een reis welke hij tezamen met anderen op uitnodiging van de vijand gedurende de bezetting heeft gemaakt.' 1 Drees betoogde toen dat hij, het toetsingsrecht van de illegaliteit erkennend, van mening was (aldus de notulen),
XC'dat men hierbij de houding van de voorgedragen personen gedurende de gehele bezettingstijd in acht moet nemen en niet iemand moet wraken op grond van één enkele minder juiste gedraging, zeker niet als door het schrappen van een persoon een gehele groep zich niet meer vertegenwoordigd zou achten. Dit laatste geldt voor D[ onner], K[upers], Sti[kker], Sta[pelkamp] en de Br[uijn]", die nl. ook de gewraakte reis meemaakte.'
XCBruins Slot sloot zich onmiddellijk bij Drees aan, wijzend op de mogelijkheid, 'dat bij het schrappen van D[ onner] de gehele AntiRevolutionaire Partij medewerking zou weigeren.' Voorts beschouwde hij het als 'inconsequent' dat de middensectie 'de communisten blijkbaar wèl acceptabel vindt, ondanks hun houding vóór juni '41.' Jan Meijer, wiens sectie toen nog geen beraad had gepleegd, achtte persoonlijk Donner aanvaardbaar maar twijfelde ten aanzien van Stikker en van der MandeIe. Replicerend zei toen Drion nog o.m. 'dat allen het eens zijn dat om tactische redenen de communisten in de Nationale Adviescommissie zitting moeten hebben, ook al zouden zij in beginsel gewraakt moeten worden op grond van hun houding in het eerste oorlogsjaar."
XCBeslissingen werden niet genomen en zo stond, toen enkele weken later het gehele land was bevrijd, de regeling voor de vorming van de Nationale Adviescommissie nog niet definitief vast - evenmin stond vast wie als leden van dat college aan de regering zouden worden voorgedragen; zij zou de benoemingen moeten doen.
XCEind september '44 had de regering in twee lange telegrammen I 'de gehele ondergrondse pers' verzocht, een campagne in te zetten ten gunste van vrijwillige dienstneming met het oog op 'bevrijding Indië, opdat later niet gezegd wordt dat dit gebiedsdeel uitsluitend bevrijd is door grote bondgenoten stop betreffende de toekomstige verhouding Nederland-Indië ware rede koningin van 8 december 1942 als leidraad te nemen' - bedoeld werd de door de koningin op zondagavond 6 december '42 (in Indië was het toen maandag de 7de) in Londen uitgesproken radiorede. Daarin had zij o.m. uitdrukking gegeven aan 'de overtuiging dat het koninkrijk na de oorlog', na een daartoe te houden 'rijksconferentie', 'zal worden gebouwd op een grondslag van volledige deelgenootschap', en had zij voorts gezegd: 'Ik heb daarbij een vorm voor ogen waardoor Nederland, Indonesië, Suriname en Curaçao deel zullen hebben in het bestuur van het geheel, terwijl zij ieder op zichzelf de eigen, inwendige aangelegenheden in zelfstandigheid en steunend op eigen kracht, doch met de wil elkander bij te staan, zullen behartigen' - men zou kunnen zeggen dat 'Indonesië' (het gebruik van die term in staatsstukken was nog in '4I door het Nederlands-Indische gouvernement afgewezen) binnen het geheel van een nieuw-gestructureerd koninkrijk zelfstandig zou worden, niet onafhankelijk. Van enig recht op onafhankelijkheid werd in de 7 december-toespraak niet gerept.
XCSommigen in Nederland vonden dat reeds die zelfstandigheid te ver zou gaan. Trouw had in december '43 een geheel nummer aan Indië gewijd. 'Een kind dat graag groot wil zijn', zo had daarin gestaan, 'heeft daarmee nog niet het vermogen van de man', 'de koloniale taak' was in Nederland 'verstaan als een 'heilige roeping", Indië was niet meer dan 'een groep landen, bijeengebracht en bijeengehouden door het Nederlandse gezag.'2 De Waarheid daarentegen had in die tijd geschreven, 'dat Indonesië recht heeft op volledige onafhankelijkheid."
XCHoe nu een 'campagne' in te zetten waaraan zowel gereformeerden als communisten zouden kunnen deelnemen? Na ontvangst van de
I Tekst: p. 73-74. 2 I, 14 (dec. 1943), p. IO, 4, 6. 3 17 nov. 1943, p. 7·
gememoreerde regeringstelegrammen stelde de Contact-Commissie een commissie in die haar diende te adviseren hoe de door de regering gevraagde propaganda-actie het best zou kunnen worden gevoerd. Die commissie bestond uit vertegenwoordigers van Trouw, De Waarheid (hoofdredacteur Koejemans), Je Maintiendrai en Vrij Nederland alsmede uit een Indologie-student (aangetrokken via De Geus), een Indonesiër (de communist Setyadjit, voorzitter van de Perhimpoenan Indonesia') en een hoogleraar: prof. ir. W. Schermerhorn, groot voorstander van de (in het gijzelaarskamp te Gestelontwikkelde) denkbeelden van de Nederlandse Volksbeweging; Schermerhorn trad als voorzitter van de commissre op.
XCDe commissie beperkte zich er toe, een verklaring op te stellen die namens de illegaliteit in alle grote illegale opiniebladen zou worden opgenomen. 'De gedachten, door HM. de Koningin uitgesproken in haar rede van 7 december I942, zullen', zo heette het in het politiek belangrijkste deel van het concept,
XC'voor de bevrijdingslegers de zin van hun strijd moeten bepalen ... Ons verbindt het vertrouwen dat bij de beslissing over de toekomstige structuur van het koninkrijk (een beslissing die zal worden genomen naar aanleiding van de resultaten ener conferentie waaraan vertegenwoordigers van alle delen van het koninkrijk deelnemen) de Indonesische volkeren in een toenemende vrijwillige samenwerking en in een volledig deelgenootschap tussen het Nederlandse volk en hen, de beste waarborgen zullen zien voor het herstel van hun vrede en voor de toename van hun voorspoed. Indien wij hierbij de nadruk leggen op de vrijwilligheid van het samengaan van Indonesië met Nederland, dan doen wij dat in het vertrouwen dat elke gedachte aan willekeur van de zijde van geheel Indonesië of van een toonaangevende groep van haar bevolking'
XChier werd door de Contact-Commissie de tekst gewijzigd tot: 'elke gedachte aan willekeur, zowel van de zijde van Nederland als van geheel Indonesië of van een toonaangevende groep van haar bevolking'
XC'uitgesloten kan worden geacht ... (Wij) vertrouwen er op dat de band tussen Nederland en Indonesië in een vernieuwd Gemenebest zowel in de lijn (der)
I Dit was de in 1908 in Leiden opgerichte vereniging van Indonesische studenten die sinds ca. 1925 in Nederland was opgetreden als woordvoerder van de groeperingen die in Indonesië op meer zelfstandigheid of zelfs op onafhankelijkheid aandrongen. Leden van de vereniging hadden van '40 af eigen illegale bladen uitgegeven, van mei '44 af een blad dat heette.
ontwikkeling ligt als recht doet aan de gevoelens van verbondenheid die in de loop der eeuwen zijn gegroeid.'
XCDe definitieve verklaring werd in de laatste weken voor de bevrijding in de illegale opiniebladen opgenomen. Over de ondertekening was veel te doen geweest, doordat Drees er op had aangedrongen dat ook de sociaal-democratische illegale bladen Paraat en De Baanbreker zouden worden uitgenodigd, haar te ondertekenen - de meerderheid van de Contact-Commissie, constaterend dat beide bladen pas laat in de bezettingstijd waren begonnen te verschijnen, wees dat denkbeeld af en de voor de ondertekening vastgestelde formule luidde tenslotte: 'De commissie, samengesteld uit De Bevrijding' (het illegale blad der Indonesische studenten), 'De Geus, Je Maintiendrai, Trouw, Vrij' Nederland en De Waar heid, in opdracht van de gezamenlijke verzetsbewegingen in Nederland.' Was het toeval of opzet dat de volgorde waarin die zes bladen werden genoemd, in Trouw werd omgedraaid? Wij weten het niet; in elk geval stond daarin De Waarheid voorop. Het zou kunnen zijn dat de redactie van Trouwaldus had willen onderstrepen dat ook het communistische illegale blad een verklaring had ondertekend waarin niet werd aangedrongen op de onafhankelijkheid van Indonesië.
XCHet is, menen wij, een belangrijke politieke worsteling geweest die zich van begin juli '44 tot eind april '45 aan de toppen van de illegaliteit heeft afgespeeld. Wie die worsteling heeft verloren, is duidelijk: de linkersectie. Er werd namelijk om te beginnen het denkbeeld afgewezen dat de Contact-Commissie, waarin de linkersectie alleen stond, als zodanig geen standpunten zou mogen innemen; vervolgens werd het denkbeeld afgewezen dat de georganiseerde illegaliteit na de bevrijding gedurende geruime tijd rechtstreeks staatkundige invloed zou hebben - uiteindelijk kwam vast te staan dat die invloed slechts zou kunnen worden uitgeoefend zolang er een Nationale Adviescommissie was: direct door de adviezen van die commissie, indirect doordat zij het zou zijn die aanbevelingen zou doen voor de aanvulling van de oude Staten-Generaal. Welnu, de groep van De Waarheid stelde oorspronkelijk voor dat de Nationale Adviescommissie voor drie-kwart uit de illegaliteit, voor één kwart uit de kringen van het Vaderlands Comité zou worden gevormd
en in werkelijkheid werd het voorstel van de Trouto-gtoeo aanvaard om de vertegenwoordiging van de illegaliteit tot één derde te beperken - twee-derde van de leden zou uit de kringen van het Vaderlands Comité afkomstig zijn. Zeker, ten aanzien van de door het Vaderlands Comité voor te dragen candidaten behield de illegaliteit een soort vetorecht, uit te oefenen in de voordrachtcommissie, maar in die commissie kreeg de linkersectie slechts één zetel en zij moest er van uitgaan dat zij, ook als zij steun bleef ontvangen van Jan Drion (die zich in april heel wat strakker opstelde dan Neher zou hebben gedaan!), een meerderheid tegenover zich zou vinden van de vertegenwoordiger van de rechtersectie en de twee van het Vaderlands Comité.
XCOpvallend in de gevoerde worsteling is, dat zowel de linkersectie als de rechtersectie meende dat zij de meeste illegale werkers vertegenwoordigde - bovendien meende de linkersectie dat zij uitdrukking gaf aan een wil tot 'vernieuwing' die in zeer brede lagen van de bevolking zou leven. Wat het eerste betreft: onze schattingen houden in dat de groepen van de rechtersectie alléén evenveel illegale werkers telden als die van de linker- en de middensectie samen, zulks vooral als gevolg van het feit dat de LO de veruit grootste illegale groep in den lande was. Wat het tweede aangaat: wij menen dat Drees en Bruins Slot (om slechts dezen te noemen) terecht hebben aangevoeld dat, welke wijzigingen er na de bevrijding ook wenselijk zouden zijn, de meeste politiek-bewuste Nederlanders dan weinig zouden voelen voor een grondige 'vernieuwing'. De visie van Drees en Bruins Slot was reëler dan die van de koningin - er zit, menen wij, een tragisch element in het feit dat juist háár telegrammen waannee zij hoopte te bereiken dat zij in Londen spoedig de steun zou krijgen van een met haar gelijk-op denkende delegatie van de illegaliteit, de in de illegaliteit bestaande politieke tegenstellingen aanscherpten met als gevolg dat de delegatie niet eens aan haar vertrek toekwam.
XCMen kan de vraag stellen: is, wat zich in die laatste bezettingsfase aan de top van de illegaliteit heeft afgespeeld, in overeenstemming geweest met democratische beginselen? Bruins Slot zei in november '44 in de Kern dat 'de illegaliteit niet heel het volk vertegenwoordigde maar slechts 10 %.' Wat verstond hij onder 'vertegenwoordigde'? Bedoelde hij te zeggen dat 'slechts 10 %' deel uitmaakte van de illegale groepen of daaraan feitelijke steun gaf? Dan was dat percentage te hoog. Of bedoelde hij te zeggen dat 'slechts 10%' zich met de acties van de illegaliteit verbonden voelde en goedkeurde dat er een illegaliteit bestond? Dan was, menen
van de illegaliteit werden genomen, waren beslissingen van leiders van illegale groepen die in hoofdzaak op eigen kompas voeren, welook contact hadden met een achterban van gelijkgezinden maar die kringen waren, in de omstandigheden van de bezettingstijd, onvermijdelijk heel klein. Geen van die illegale leiders kon aan die achterban verantwoording afleggen (heel wat illegale werkers waren van mening dat al die politieke discussies veel te veel energie vergden) en aan een bepaalde uitspraak van die achterban eonsequenties verbinden. Niettemin werden door die weinigen beslissingen genomen die na de bevrij ding op staatkundig gebied zouden doorwerken. Welnu, het zou naar ons oordeelongepast zijn om dat ondemocratisch te noemen - men bevond zich in een noodtoestand en handelde conform die noodtoestand. Daarbij handelde een ieder vanuit de overtuiging dat het door hem of haar verdedigde standpunt conform de volkswil was - in geen enkel opzicht werd voorbereid wat men 'een staatsgreep van de illegaliteit' zou kunnen noemen. Integendeel: de bedoeling was dat alle plannen die werden opgesteld, uiteindelijk door de regering zouden worden beoordeeld - naar men vertrouwde: aanvaard, maar formeel zou de regering het recht hebben, er een streep door te halen.
XCIn hun uiteindelijke vorm werden die plannen (gericht als zij toen waren op een van de illegaliteit los staande Nationale Adviescommissie en een zich tot de afwikkeling der illegaliteit beperkende Grote Adviescommissie der Illegaliteit) gekenmerkt door terughoudendheid. Die terughoudendheid is in de eerste plaats gevolg geweest van de opvattingen van het Vaderlands Comité en van de midden- en de rechtersectie: alles wat de linkersectie in de persoon van Jan Meijer trachtte te bereiken in de geest van de brief die de groepen van de linkersectie begin oktober '44 tot de overige illegale groepen richtten (in de geest ook van de telegrammen die van de regering waren ontvangen), stuitte af op het eensgezind verzet van Drees, Neher en Bruins Slot, die er gedrieën van overtuigd waren dat de illegaliteit na de bevrijding slechts een bescheiden rol diende te spelen.
XCWat Drees en Neher betrof, was daarbij óók van belang dat zij het waren en niet vertegenwoordigers van illegale groepen als zodanig, die in opdracht van de regering betrokken waren bij het voorbereiden van de maatregelen die ten tijde van de bevrijding in het bestuursvlak noodzakelijk zouden zijn: zij immers waren lid van het door de regering ingestelde College van Vertrouwensmannen.