Op Java kwamen de cultures, nu door particuliere ondernemingen gedreven, tot verdere ontwikkeling, o.m. die van thee en tabak Voor de tabakscultuur bleek zich evenwel vooral het dunbevolkte gebied van Deli op de oostkust van Sumatra te lenen (zie kaart VI op pag. 62). Daar begon in 1870 de Deli Maatschappij te opereren: 'de eerste '
moderne' cultuurmaatschappij in Nederlands-Indië'
, schrijft Paul van 't Veer in zijn De Atjeh-oorlog,
'een naamloze vennootschap waarvan de directie niet in Indië maar in Amsterdam zetelde."
De cultuur bleek in Deli bijzonder arbeidsintensief doordat de tabaksgronden die eerst volledig schóongemaakt moesten worden, slechts eens in de zeven jaar voor nieuwe aanplant mochten worden gebruikt: na elke zeven jaar moest dan weer een dichte vegetatie worden verwijderd. Waar arbeidskrachten te vinden? De Sumatranen weigerden: zij vonden op Sumatra voldoende woeste grond voor hun eigen voeding en hadden geen behoefte aan arbeid iri loondienst. De Deli Maatschappij en andere vennootschappen begonnen met arbeidskrachten uit China te importeren, maar van omstreeks r885 af ging men javanen aantrekken. Die verplichtten zich, enkele jaren lang in het verre Deli te werken, maar de omstandigheden bleken er zo primitief dat veel arbeiders, koelies, hun werk iIJ.de steek lieten om zich elders op Sumatra te vestigen dan wel naar Java terug te keren. Dat werd tegengegaan .doordat het gouvernement op verzoek van de betrokken cultuurmaatschappijen een ordonnantie uitvaardigde waarin verlaten van het werk als een strafrechtelijk te vervolgen overtreding werd aangemerkt, m.a.w, onder strafsanctie. poenale sanctie, gesteld. Die ordonnantie versterkte de positie van de cultuurmaatschappijen van welke de meeste enkele tientallen jaren lang vrijwel niets deden. om het pestaan van de