Een duidelijk effect had het stuk niet, maar het is denkbaar dat het bij diegenen die er kennis van namen, de ontvankelijkheid wekte of versterkte voor het besef dat Nederlands exploitatie van Indië grote schade2 Brief, 3 jan. 1871, in R. Nieuwenhuys: Oost-Indische spiegel, p. 157. J Brief aan B., 5 april 1876, opgenomen in A. S. Kok en 1. D. Petit: Multatu/ianaBrooshooft, P.GouvernementsculturesKok, A. S.Max Havelaar of de ko/fievei/ingen van de Ne- derlandse HandelmaatschappijMultaruli (ps. van E. Douwes Dekker)Petit, L. D.'EEN ERESCHULD'had toegebracht aan de Indische samenleving en dat die schade naar vermogen moest worden hersteld. Zo dacht de radicaal mr. C. Th. van Deventer er over, die in Indië van jong rechterlijk ambtenaar advocaat was geworden en er fortuin had gemaakt, maar ook bezield was geraakt van een sterk medegevoel met de inheemsen en had leren inzien dat iets van belang te hunnen gunste moest worden ondernomen, 'omdat anders', zo schreefhij in '86 aan zijn ouders, 'op een goede dag de dam doorbreekt en de ornwentelingszee ons allen verzwelgt."In '97 naar Nederland teruggekeerd, publiceerde hij daar twee jaar later, d.w.z. in een periode waarin in Nederland ongerustheid was ontstaan over de eerder door ons vermelde dreigende hongersnood in het gebied van Semarang, in het maandblad De Gids een artikel 'Een ereschuld' (Brooshooft had die term al eerder gebruikt), waarin hij er op wees dat, zo de vroegere regeringen van r830 af gemeend hadden het 'batig slot' te kunnen rechtvaardigen onder verwijzing naar Nederlands benarde financiële positie, dat argument in elk geval in r866 was komen te vervallen aangezien toen door de regering verklaard was dat er geen crisis meer dreigde voor de overheidsfinanciën, zelfs al kwam het batig slot geheel te vervallen; bovendien was Indië op r januari r867 financieel zelfstandig geworden. Van die datum af was evenwel, berekende van Deventer, nog ca. f r87 mln uit Indië in de schatkist terechtgekomen: een bedrag dat, meende hij, aan Indië moest worden teruggegeven.