De Oost-Indische Compagnie had aan de verbetering van het verkeerswezen niet veel aandacht behoeven te besteden: haar schepen maakten gebruik van bestaande havens (die van Batavia kreeg nieuwe havenhoofden) en wel waren de wegen op Java hoogst primitief maar de eerder door ons vermelde buffeltransporten uit de Preanger konden er zich over voortbewegen. Daendels' Postweg was het eerste grote werk dat op verkeersgebied door het Nederlands bestuur op Java werd ondernomen. Later in de negentiende eeuw maakten de gouvernementscultures het wenselijk dat op Java talrijke nieuwe wegen werden aangelegd en nieuwe bruggen gebouwd - na I870 had de uitbreiding van de cultures hetzelfde effect in die delen van de Buitengewesten waar veel kapitaal werd geïnvesteerd. Er werden ook spoorwegen aangelegd, vaarwaters verbeterd, nieuwe havens gemaakt en moderne schepen in de vaart gebracht en in I928 kwamen de eerste "luchtverbindingen tot stand.
Laat ons beginnen met de voor Indië zo belangrijke verbindingen te water, die van het begin van de twintigste eeuw af werden bevorderd doordat de bebakening en de kustverlichting werden verbeterd, bij de drukste havens baggerwerken werden uitgevoerd en nieuwe haveninstallaties werden gebouwd. De veruit grootste onderneming op het gebied van het zeetransport in de archipel was de Koninklijke Paketvaart Maatschappij, de KPM: een bedrijf, in I888 opgericht, dat twee jaar later bij vrije inschrijving een gouvernementscontract verwierf en niet alleen moderne schepen in de vaart bracht (per I april '40 voeren in Indische wateren 135 KPM-schepen met een gezamenlijke inhoud van 326000
, De overige posten waren: bevloeiingswerken f 89 mln, havens en vaarwaters f 93 mln, gebouwen f 23 mln, afkoop particuliere landerijen f 92 mln (daarop komen wij nog terug) en diversen f
Behalve de schepen van de KPM voeren er in Indië nog andere stoomen motorschepen van kleinere maatschappijen die op de profijtelijkste routes (ook de route naar en van Singapore) hoofdzakelijk goederen vervoerden.
Naast dat alles was er de vloot van inheemse. zeilschepen, de prauwen, die een belangrijke rol speelden in het economisch verkeer voorzover dat geheel in de inheemse sfeer was gebleven; naar schatting hadden die prauwen in '38 een gemeenschappelijke inhoud van ruim 70000 brt.
Nu de verbindingen te land.
Aan wegverbetering was veel gedaan op Java, op delen van Sumatra, Celebes en Bali en op de tineilanden Banka en Billiton; op Borneo waren slechtsdaar nieuwe wegen aangelegd waar vestigingen van grote ondernemingen waren ontstaan, bijvoorbeeld bij de aardolie-complexen van Tarakan en Balikpapan. Een deel van al die wegen was onverhard: ze werden wel door auto's en autobussen gebruikt maar tropische regenbuien konden dat hoogst bezwaarlijk maken, vooral op bergtrajecten. Van de verharde wegen was een deel geasfalteerd. In '38 was er op Java 9000 km geasfalteerde en 14000 km verharde weg, in de Buitengewesten 4000 km geasfalteerde en 27000 km verharde weg. Nagenoeg al die wegen waren pas na 1870 aangelegd. Er werd in 1940 gebruik van gemaakt door ca. 85 000 motorvoertuigen van welke de helft op Java reed, de helft in de Buitengewesten.
Er waren op Java Staatsspoorwegen en particuliere spoorwegen met een aantal, ten dele als voedingslijnen bedoelde, stoomtramwegen. De Staatsspoorwegen hadden er bijna 3000 km spoorweg in bedrijf, de particuliere spoorwegen ca. 2500 km. Ten behoeve van die spoorwegen waren talrijke bruggen gebouwd en tunnels gegraven. Het materieel was
modern. De reis van Batavia Raar Soerabaja, per spoor een afstand van
ca. 900 k:ni (zeg: van Amsterdam tot Lyon), die in de eerste drie decennia
van de twintigste eeuw drie etmalen in beslag nam (op veel trajecten
moest toen heel langzaam worden gereden), werd in 1930 tot één dag
teruggebracht en in '3ó deed een '
nachtexpress' zijn intrede die met
ijsblokken gekoelde rijtuigen had. . Ook opSumatra bestonden zowel Staats- als particuliere sp!)orwegen,
alle uitgaande van de belangrijkste havensteden: ruim 1400 km Staats
spoorweg, .ruirn 2000 km particulier bedrijf. Bij het personenvervoer maakten in de eerste plaats inheemserr van.de
treinen gebruik; daarvan was het gevolg dat het totaal-aantal reizigers dat
in 1920, het eerste jaar van de economische, opleving welke op de Eerste
Wereldocrlog volgde, een maximum bereikt had, in 1937; het laatste jaar
van de diepe Crisis;tot minder dan twee-vijfde was gedaald; de meeste
inheemsen prefereerden toen de goedkopere autobussen. Luchtverbindingen kende de archipel sinds 1928, toen (met een rege
ringssubsidie) de Koninklijke Nederlands-Indische Luchtvaart Maat
schappij, de Knilm, werd opgericht. Twee jaar later; in 1930; maakte de
KLM van Nederland uit een aanvang met een vaste dienst QP Batavia. De vliegtuigen deden er vijf-en-een-halve dag over, De verbinding werd
eerst in beide richtingen eens in de. twee weken onderhouden, maar van
'37 af driemaal per week. Vooral voor het postvervoer hetekende dat een
grote verbetering. In Indië zelfbouwde de Knilm geleidelijk een net van
vliegverbindingen op, eerst alleeri op Java, spoedig ook in de Buitenge
westen, later in de jaren '30 mede naar Australië. Het gouvernement
verleende het bedrijf toen een jaarlijkse subsidie van f 700 000. Aan dit alles voegen wij toe, dat in de jaren 'jo. ook de radiotelefonie
en de radio. een belangrijke roi gingen spelen in het leven van de meeste
Europeanen. Het radiotelefoonverkeer met Nederland begon in ~29en I breidde zich snel uit. In '34 begon voorts een particuliere onderneming:
de n.v. Nederlands-Indische Radio Omroep Maatschappij, de Nirorn, met
eigen uitzendingen: zij was verplicht, zowel voor een Westers als.voor
een Oosters programma te zorgen - dat Oosters programma werd niet
door inheemsen maar door Nederlanders samengesteld. Anders dan in
Nederland, moest wie luisteren wilde, in Indië vah meet af'aanluistergeld
betalen. f 15 per.jaar. Naar verhouding hadden slechts weiniginheemsen
het geld om een toestel aan te schaffen en het luistergeld te betalen
- bovendien was er in de dessds geen electriciteit. Er stonden in 1940
volgens de officiële gegevens ca. 50090 toestellen bij Europeanen,
ca. 20000 bij Chinezen en Arabieren en ca, J2, 000 bij inheernsen,