Tot in het jaar van de liberale ommezwaai, 1848, had de Nederlandse volksvertegenwoordiging niets te zeggen gehad over wat in NederlandsIndië gebeurde; het opperbestuur was uitsluitend aan de koning opgedragen die het door zijn minister van koloniën liet uitvoeren. Thorbecke's nieuwe Grondwet bracht dat bestuur onder de controle van de Tweede en Eerste Kamer; zulks hield o.m. in dat deze zich dienden uit te spreken over een nieuw Regeringsreglement. Het werd in 1854 aan de Kamers voorgelegd en door deze goedgekeurd en het trad een jaar later in werking. Wat de doelstelling van het Nederlands bewind betrof, was de memorie van toelichting duidelijk geweest; zij had verklaard dat Nederlands-Indië een 'wingewest'
was; uitgangspunt voor het aldaar te voeren beleid was dat, 'behoudens de welvaart der inheemse bevolking,
Inheernsen
Staatsinrichting van Nederlands-Indië
Staten-Generaal
Thorbecke, J. R.
Volksraad (Nederlands-Indië)
HET KOLONIALE STAATSBESTELdat wingewest aan Nederland zal blijven verschaffen' ('blijven'
, omdat het Cultuurstelsel sinds 1830 jaar voor jaar een steeds groeiend 'batig slot'
in de Nederlandse schatkist had doen vloeien) 'de stoffelijke voordelen die het doel waren der verovering."
Dat was een eerlijk aangegeven doelstelling (zij werd door de regering na protesten uit de Tweede Kamer in de memorie van antwoord niet herhaald), zij het dat men de er in geformuleerde beperking: 'behoudens de welvaart der inheemse bevolking'
, wel mocht aanduiden als de buiging die de eigenbaat maakte voor het uiterlijk fatsoen. Een overeenkomstig onwaarachtig element was in artikel 55 van het Regeringsreglement te vinden waarin een bepaling uit vroegere, buiten het parlement om ontstane Regeringsreglementen was overgenomen: 'De bescherming der inheemse bevolking tegen willekeur, van wie ook, is een der gewichtigste plichten van de gouverneurgeneraal.'
2 Van Hoëvell, de eerste criticus van het Cultuurstelsel, die van nabij de knevelarijen had aanschouwd waaraan de regenten op Java de inheemse bevolking hadden onderworpen, had voor artikel 55 slechts hoon over; hij noemde het 'een vlag die men hoog ophijst en breed laat wapperen, teneinde te voorkomen dat niet uit de gehele inrichting van het schip, uit de ganse bouw van de romp, het vermoeden mocht worden gewekt dat er eontrabande aan boord is."