Dat Jonkman hier van een 'gelijkwaardige plaats'
van Indiƫ binnen het koninkrijk sprak, achtte van Starkenborgh niet bezwaarlijk (het was de richting waarin hij zelf ook dacht), maar Jonkmans uitspraak dat 'alle volkeren van het rijk gelijkgerechtigd'
zouden zijn, ging hem veel te ver: wie zo sprak, stelde de 'Indonesische volkeren'
(Jonkman had niet van 'het Indonesische volk' gesproken) als autonome eenheid naast het Nederlandse volk - dat zou belangrijke staatkundige eonsequenties hebben, welker bespreking, midden in de oorlog, van Starkenborgh juist wilde voorkomen. In een zorgvuldig geformuleerd antwoord bestreed hij Jonkmans visie: