In de lente van '36 kwam Colijn, die in die tijd in zijn derde kabinet behalve minister-president ook minister van koloniën en ad interim van defensie was, tot de conclusie dat hij er verstandig aan deed, in het geheim contact aan te knopen met de Engelse regering. Begin april zei hij tegen de Engelse militaire attaché in Den Haag dat hij graag Engels advies zou krijgen inzake de beste types vliegtuigen waarmee het Knil en de Marineluchtvaartdienst in Indië konden worden uitgerust - dat verzoek plaatste hij evenwel in een veel breder kader: 'he stated quite bluntly', zo rapporteerde de Engelse gezant, 'that he thought the inviolability oj the Dutch East Indies presented an equal if not greater interest to England than that oj Hal/and itself. ' 1 Nog geen twee weken later sneed Colijn bij de gezant persoonlijk, en tot diens verrassing, hetzelfde onderwerp aan. 'In his view', aldus de gezant aan het Foreign Office,