Het beroeps-Knil had bij het uitbreken van de oorlog in de Pacific een
Bakkers, R.BuitengewestenDefensiegrondslagen van Nederlands-IndiëKoninklijk Nederlands-Indisch Leger (Knil)INDIË'S DEFENSIEsterkte van bijna veertienhonderd officieren 1 en ruim veertigduizend onderofficieren en manschappen. In '37, toen het Knil in totaal ca.vijf-endertigduizend beroepsmilitairen telde, sloot dat, gelijk in hoofdstuk 5 vermeld, ca. tienduizend Europeanen in en voorts bijna dertienduizend Javanen, bijna tweeduizend Soendanezen, ruim vijfduizend Menadonezen, ca. vierduizend Ambonnezen en ruim duizend Timorezen. Over de volkenkundige verdeling van het Knil in de periode '40-'41 hebben wij geen gegevens - wij nemen aan dat de verhoudingscijfers niet wezenlijk gewijzigd zijn en dat het Knil dus voor meer dan twee-derde uit inheemsen was blijven bestaan (de infanterie deed dat zelfs voor bijna 84 %), met onder hen de Javanen als grootste groep. Door de hogere commandanten werd betwijfeld of veel van die inheemsen, en vooral dan de Javanen, wel geschikt waren voor de moderne oorlogvoering. 'Ik heb', verklaarde in '51 een van die commandanten, generaal-majoor b.d. W. Schilling, aan de Enquêtecommissie, 'mijn hele leven lang met Javaanse soldaten gewerkt. Wij zijn er echter nooit in geslaagd ... van de Javaan een optimajorma vechtsoldaat te maken."