Alvorens de verdere Geallieerde strategie in de oorlog tegen Japan te behandelen, lijkt het ons nuttig, hier op enkele algemene factoren in te gaan die tot Japans nederlaag hebben geleid. Vraagt men waarom deze nederlaag, gerekend van die eerste Amerikaanse landingsoperaties op de Salomons-eilanden,
Laat ons, om te beginnen, op dat eerste ingaan.
Wij vermeldden reeds dat, al hadden de Amerikanen in '41 met de Britten afgesproken, eerst Duitsland en Italië en daarna pas Japan te verslaan, toch in '42 ongeveer evenveel Amerikaanse strijdkrachten naar het strijdtoneel in de Pacific werden gezonden als naar dat in Europa. In ,43, '44 en de eerste maanden van'
45 gold dat niet voor het Amerikaanse leger en de Amerikaanse legerluchtmacht, maar de Pacific was ook toen het voornaamste strijdtoneel voor de Amerikaanse vloot en zelfs nagenoeg het enige voor het Amerikaanse Marine Corps. Ziet men de Amerikaanse oorlogsinspanning als één geheel, dan mag gesteld worden dat, globaal gesproken, de helft op de strijd met Duitsland en Italië, de helft op die met Japan werd gericht. Zouden Duitsland en Italië sneller verslagen zijn, als de Amerikanen meer krachten naar Europa zouden hebben gezonden? Vermoedelijk wel, maar daarbij moet bedacht worden dat het voor de Amerikaanse publieke opinie, die de Japanners als vijand no. I zag, onaanvaardbaar zou zijn geweest als Amerika enige jaren lang tegen Japan in het defensief zou zijn gebleven, dat van het feit zelf dat in '42 in allerijl vrij sterke landstrijdkrachten naar de Pacific werden gezonden om een verdere Japanse opmars te voorkomen, een zekere zuigkracht uitging en dat de meeste Amerikaanse vlooteenheden in de Atlantische Oceaan niet nodig waren, zeker niet van de lente van '43 af toen men het U-Baat-gevaar bezworen had. Van de nieuwe Amerikaanse vlooteenheden dateerden de bouwplannen uit 1940, toen president Roosevelts voorstellen om een Two-Ocean Navy te bouwen door het Amerikaanse Congress waren aanvaard. In de Atlantische Oceaan en in de Middellandse Zee was de Amerikaanse vloot niet meer dan een aanvulling op de Britse - een aanvulling die kleiner kon worden, terwijl tezelfdertijd het ene nieuwe oorlogsschip na het andere afgeleverd werd door de Amerikaanse werven die, van Pearl Harbor tot Japans capitulatie, 26 nieuwe vliegkampschepen, 8 nieuwe slagschepen, 48 nieuwe kruisers, 352 nieuwe torpedobootjagers en 203 nieuwe onderzeeboten bouwden. Welnu, 'the very existence oj a largefleet in the Pacific', aldus de Amerikaanse historici Coakley en Leighton in hun studie over .de strategie in de Pacific,
Hadden de Verenigde Staten dan niet voldoende bouwcapaciteit om zowel voor de oorlog tegen Duitsland en Italië als voor die tegen Japan de nodige landingsschepen te bouwen? Zonder twijfel. Maar hier hadden de Combined Chiefs of Staff in '42 een van hun weinige fouten gemaakt: de bouw van landingsschepen had een te lage prioriteit gekregen en het gevolg was dat zich in de herfst van '43 een ernstig tekort openbaarde; daarvan werden overigens niet de operaties tegen Duitsland maar die tegen Japan het slachtoffer, d.w.z. niet de operaties in de Pacific maar die welke in de Indische Oceaan op het program stonden.
Het gevolg van de hier geschetste ontwikkelingen was dat het Amerikaanse leger eind juni '44 bijna 2,4 miljoen militairen had ingezet in de oorlog tegen Duitsland en ruim 1,2 miljoen in die tegen Japan - omgekeerd had de Amerikaanse vloot toen 1,2 miljoen militairen ingezet tegen Japan en ca. 800000 tegen Duitsland; van het US Marine Corps opereerden nagenoeg alle formaties in de Pacific. Aan scheepsruimte voor transporten vergde de oorlog in de Pacificongeveer hetzelfde totaaltonnage als de oorlog in de Atlantische Oceaan. De Amerikaanse luchtmachten (die van het leger en die van de vloot bijeengenomen) waren van midden '43 af sterker betrokken bij de oorlog tegen Duitsland dan bij die tegen Japan, maar daarbij moet aangetekend worden dat de zwaarste en verst reikende Amerikaanse legerbommenwerpers, de B-29's, uitsluitend tegen Japan werden ingezet.
Tekenend is het voor het gewicht dat ook in '44, het jaar van de grote veldtocht tegen Duitsland in West-Europa, aan de operaties in de Pacific werd toegekend, dat tezelfdertijd dat de immens gecompliceerde en uitgebreide landi.ngsoperatie in Normandië werd voorbereid, een landingsoperatie op enkele belangrijke eilanden in de Japanse Marianen op stapel werd gezet (zie kaart III op de pag.'s 58-59), waarbij in de eerste fase bijna evenveellandingsvaartuigen en troepen zouden worden ingezet als in Normandië.
of
Noch van het Atlantische strijdtoneel, noch van dat in de Pacific kan men zeggen dat het ooit stiefmoederlijk werd bedeeld; er was maar één strijdtoneel waar dat wèl voor gold: dat in China, Birma en Brits-Indië. Wij komen er op terug.
Nu het tweede punt dat wij aanstipten: dat, zo schreven wij, de oorlogvoering in het onmetelijke gebied van de Pacific grote specifieke moeilijkheden met zich bracht.
Moeilijkheden allereerst door het klimaat en door de geografische omstandigheden. In het zeegebied tussen Hawaii en het vasteland van Azië moesten de Amerikanen landen op tropische eilanden die er alle even bekoorlijk uitzagen maar waar het vechten buitengewoon bezwaarlijk was. Er kwamen temperaturen voor van 45 graden Celsius in de schaduwen de hoge luchtvochtigheid kon verlammend werken. Streken waren er waar bij tijd en wijle op één enkele dag 40 cm regen viel. Elders weer werden zorgvuldig voorbereide operaties verstoord door formidabele orkanen die gehele vloten volledig uit elkaar konden slaan. Ook aardbevingen kwamen voor. Sommige eilanden waren niet meer dan een nauwelijks boven het zee-oppervlak uitstekend, veelal cirkelvormig koraalrif waar hoogstens palmen groeiden, op andere, bijvoorbeeld op Nieuw-Guinea, was het tropische oerwoud haast ondoordringbaar. Men moest er voorzorgen nemen tegen malaria en andere tropische ziekten - menigmaal waren van de Amerikaanse en Australische eenheden meer militairen door ziekten uitgeschakeld dan door de gevechten met de Japanners. Trouwens, niet alleen de militairen maar ook de materialen die zij nodig hadden, leden onder het klimaat: wat in karton was verpakt, viel uiteen en elk metalen oppervlak werd in een vaak onbegrijpelijk korte tijd door roest aangetast.
Dan: er waren op de meeste punten waar de Amerikanen hun bases wilden inrichten, niet alleen geen goede havens maar er waren ook onvoldoende ofzelfs in het geheel geen inheemse arbeidskrachten (sommige eilanden in de Pacific waren onbewoond) om steigers te bouwen, wegen aan te leggen, behuizingen op te trekken, olietanks te construeren, vliegvelden·te maken en alles wat aangevoerd werd, op te slaan en daarna weer te distribueren. Men had er in Washington niet op gelet dat van de ca. twee miljoen man die het Amerikaanse leger in Frankrijk in 1918 had geteld, meer dan een derde tot de verzorgingseenheden, het Service Corps, had behoord - begin '42 ging het Department of the Army er van uit dat
En de afstanden!
Een schip dat van de Amerikaanse westkust af gebruikt werd voor het transport van troepen en oorlogsmaterieel naar havens in de zuidwest Pacific, het gezagsgebied van MacArthur dus, was heen en terug vier maanden onderweg, als zich bij het lossen geen onvoorziene moeilijkheden voordeden en als MacArthur het schip niet vasthield om het voor transporten binnen zijn gezagsgebied te gebruiken.
Van de gehele problematiek der bevoorrading had men zich tevoren onvoldoende rekenschap gegeven; vooralook had men niet beseft dat het mobiliseren en tijdig naar bepaalde punten dirigeren van honderden vrachtschepen (in de Pacific werden het er, alleen al voor het leger, achthonderd, alle ressorterend onder de begin '42 opgerichte Amerikaanse War Shipping Administration') de onmisbare voorwaarde was voor het opzetten en volhouden van militaire offensieven. Het was niet voldoende dat het Amerikaanse bedrijfsleven alles kon produceren wat de in de Pacificstrijdende eenheden nodig hadden - dat moest allemaal tijdig naar de Amerikaanse westkust worden vervoerd, daar opgeslagen, aan boord van schepen gebracht en die schepen moesten op het juiste moment de punten bereiken waar op de aankomst van die voorraden werd gerekend. Hoeveel was er nodig? De ervaring leerde dat voor een infanterie-divisie van ruim veertienduizend man met meer dan tweeduizend voertuigen en stukken rijdend geschut, als die divisie (wat regel werd) voor dertig dagen voorraden meenam, ruim 20 000 brutoregisterton laadruimte nodig was (I brutoregisterton is gelijk aan bijna 3 kubieke meter) en dat op die eerste 20 000 brt elke maand I2 000 brt aan voorraden diende te volgen. Voor een tankdivisie waren die cijfers: 40 000 brt bij vertrek en vervolgens elke maand 36 000 brt aanvulling.Ten tijde van Pearl Harbor wisten de Amerikanen evenwel niet wat de moderne oorlogvoering, en dan speciaal de oorlogvoering in de Pacific, eiste. Enige recente ervaring hadden zij, gelukkig, met de aanleg van bases: zij hadden in '4I in Engeland twee vliegbases en twee bases voor torpedo bootjagers ge
Die 'larger undertakings' lieten niet op zich wachten: in eerste instantie werden op de Nieuwe Hebriden (zie kaart III op de pag.'s 58-59) en op de Fidji-eilanden twee marinebases gebouwd en één op Nieuw-Caledenië en bij Auckland. Wat men voor de bouw van die bases aan materialen nodig had, werd hoofdzakelijk geput uit een gigantisch depot op de Amerikaanse oostkust dat in '40-'
41 was ingericht voor de militaire hulpverlening aan Engeland. Voor elke basis moesten miljoenen verschillende artikelen besteld, geproduceerd, verpakt en verzonden worden - er kwam in maart '43 een katalogus van klaar die met de bijlagen 479 delen telde. Er was evenwel een hoofdlijst van 250 belangrijke componenten, 'including', aldus Ballantine, 'such diverse units as oxygen generating plants, typewriter repair, malaria control, sawmill and gardening units.' 2 Van al die miljoenen artikelen stond het gewicht er bij genoteerd. Ballantine noemt het opstellen van die katalogus terecht 'one oj the outstanding achievements oj the war?
Behalve vaste bases nam de Amerikaanse marine ook mobiele in gebruik: hele transportvloten inclusief olietankers, reparatieschepen en hospitaalschepen, die ver de Pacific opgezonden konden worden om
' eskaders te bevoorraden en beschadigde schepen te herstellen - de eerste van die mobiele bases voer in de herfst van '
43 uit.
Was daarmee de frictie tot een minimum gereduceerd? Neen, er bleven moeilijkheden. Eén was dat aan de staven die de uitrusting en de verdere bevoorrading moesten organiseren, veiligheidshalve weinig inlichtingen werden verstrekt over de strategische plannen. Een tweede, dat tussen het bestellen van wat men nodig meende te hebben en het afleveren een periode lag die tot twee volle jaren kon uitdijen. Een derde, dat de strategische plannen menigmaal veranderd werden, hetgeen tot wijzigingen kon leiden in het materiaal dat nodig was. Een vierde, dat er steeds vrachtschepen te weinig waren, vooralook doordat de berekeningen van de War Shipping Administration (aan wie drie maanden tevoren opgegeven moest worden, hoeveel scheepsruimte men behoefde) menigmaal omvergeworpen werden doordat, gelijk al vermeld, vrachtschepen die naar Amerika moesten terugkeren, in de oorlogsgebieden werden vastgehouden: in juni '44 was dat het geval met bijna een vijfde van alle schepen, in de herfst van dat jaar zelfs met bijna een derde.
Het was, al met al, een gigantisch bedrijf, dat, onder de voortdurende, nimmer aflatende pressie van de oorlog, in de Pacific moest worden opgebouwd. De Amerikaanse vloot alléén al beschikte er ten tijde van Japans capitulatie over meer dan 1100 gevechtsvaartuigen, bijna 15000 gevechtsvliegtuigen, en bijna 3000 grote landingsvaartuigen. Al dat oorlogstuig werd in de vaart of vliegende gehouden met gebruikmaking van ca. 1400 grote en kleine vooruitgeschoven bases waar alleen al 152 droogdokken aanwezig waren.
Wat de Japanners hier tegenover konden stellen was pover.
Na een rondreis door de Pacific schreef de National Commander van het American Legion, een organisatie van oud-militairen, begin juli '44 aan generaal Marshall:
'I was impressed by the fact that we excel the Japs m.ostly in our ability to meet the logistic demands of all-out war. In two years of occupation the Jap has established puny little bases and inferior air strips; sixty days after capture of these bases, caterpillars and bulldozers had moved the jungle; warehouses, roads and wharves had been built and a modern soldier city of 1 0 000 or more established; 12 or 14 air strips had been completed and everything was in motion to support the next advance; marvellous planning and execution and adaptation of the mechanical ingenuity have been used in making our supply system the model of modem warfare.' 1
1 Aangehaald in Coakley and Leighton,
Er vloeide uit die Amerikaanse vindingrijkheid nog een specifiek gevolg voort dat de Amerikanen een formidabele voorsprong op de Japanners gaf: zij hadden enkele belangrijke Japanse codes gebroken - wij maakten daar al melding van, toen wij de Slag in de Koraalzee en de Slag bij Midway beschreven.'
In I925 waren de Amerikanen begonnen met het opvangen van Japanse codetelegrammen; dat geschiedde van Goeam af. Spoedig kwamen er meer opvangposten. Zij leverden teksten af die uiteraard vertaald moesten worden - regelmatig werd een vijftiental officieren (zes van het leger, acht van de marine, één van het Marine Corps) bij de ambassade in Tokio gedetacheerd om er de Japanse taal te leren. De meesten hunner werden na terugkeer geplaatst bij de Signal Intelligence Service die in '29 werd opgericht. Een jaar later begonnen de Japanners codeermachines te gebruiken waarvan voortdurend betere types werden vervaardigd. Daarbij maakten zij in '39 een ernstige fout: berichten die zij doorgaven op de modernste machines waarmee het verkeer met de diplomatieke posten onderhouden werd (Purple betere machines dan de Enigma-apparaten die de Duitsers gebruikten), gaven zij óók door op oudere machines welker berichten door de Amerikanen al meegelezen konden worden. Dezen waren na ruim een jaar in staat, de werkwijze van de Purple machines te doorgronden. Eind september '40 lukte het voor het eerst een met een Purple-machine doorgeseinde tekst volledig te decoderen en in '
4I konden Buitenlandse Zaken in Tokio en de Japanse ambassade in Washington geen geheim telegram aan elkaar toezenden dat niet binnen weinige uren gedecodeerd aan Roosevelt en Secretary oj State Cordell Hull werd voorgelegd.
Het Signal Intelligence-bedrijf (leger en vloot hadden hun eigen dienst) breidde zich voortdurend uit. Er kwamen meer en meer opvangposten en men ging, o.m. in Londen en in New Delhi, samenwerken met de Britten. Het systeem dat de Britten hadden opgebouwd: dat informatie op grond van gedecodeerde telegrammen door speciale verbindingsoffi3
Natuurlijk bleven tegenslagen niet uit. In september '42 brachten de Japanners wijzigingen in hun marinecode aan die de Amerikanen bijna een jaar lang voor raadsels stelden.'
Hun Intelligence moest toen zijn conclusies baseren op de hoeveelheid en de lengte van de telegrammen die binnen het Japanse militaire apparaat gewisseld werden, aangevuld met de observaties van de kust-uitkijkposten, de Z.g. Coastu/atchers, die de Australiërs in het zuidwesten van de Pacific hadden achtergelaten (daarop komen wij nog terug). Begin '43 evenwel werd, het eerst in New Delhi, de code gebroken die door het Japanse leger voor al zijn transport- en troepenschepen werd gebruikt en eind '43lukte hetzelfde met de belangrijkste code van dat leger op administratief gebied. In februari' 44 werd bovendien op een van de veroverde eilanden een exemplaar van het desbetreffende codeboek buitgemaakt en vond men er ook delen van Japanse codeermachines - nadien kon binnen het Japanse leger vrijwel geen geheim radiotelegram worden doorgegeven dat niet door de Amerikanen werd meegelezen. Enkele maanden later werd ook een van de voornaamste codes van de Japanse legerluchtmacht gebroken.
Bij deze Signal Intelligence werden meer en meer krachten ingeschakeld (de centrale staf te Washington die ten tijde van Pearl Harbor uit honderdeen-en-tachtig personen bestond, telde er in de zomer van '45 ca. zevenduizend), en wat haar betekenis was, werd eind september '44 samengevat in een strikt persoonlijke brief, door generaal Marshall toegezonden aan de republikeinse candidaat voor de presidentsverkiezingen welke begin november zouden worden gehouden, Thomas E. Dewey.bereikten midden juli de Duitse marine-attaché te Tokio en deze lichtte eind augustus met verlof van Berlijn de Japanse marine
'Operations in the Pacific are largely guided by the information we obtain of japanese deployments. We know their strength in various garrisons, the rations and other stores continually available to them, and, what is of vast importance, we check their fleet movements and the movements of their convoys. The heavy losses reported from time to time which they sustain by reason of our submarine action, largely result from the fact that we know the sailing dates and routes of their convoys and can notify our submarines to lie in wait at the proper points.' 1
Marshalls betoog bleef niet zonder effect: Dewey zweeg en de Amerikaanse Signal Intelligence kon haar werk ongestoord voortzetten.
Dat werk heeft, gelijk gezegd, de Amerikanen in de oorlog in de Pacific een enorme voorsprong gegeven. Juist de immense uitgestrektheid van die oceaan·maakte het van vitaal belang te weten waar zich de Japanse hoofdkwartieren en garnizoenen" en waar zich de eskaders van hun slagvloot bevonden en vooralook (daar had Marshall terecht op gewezen)
Weinig verliezen zijn Japan fataler geworden dan die welke zijn koopvaardijvloot leed, en die laatste verliezen zijn tot in de herfst van '44 voor bijna driekwart het gevolg geweest van aanvallen door de Amerikaanse onderzeeboten 1 aanvallen die vooral effectief zijn geweest van september '
43 af toen de Amerikanen, verontrust door het feit dat voordien zoveel torpedo's niet waren ontploft, eindelijk een nieuw type in gebruik hadden genomen met een perfect werkend ontstekingsmechanisme.
Wij hebben er in ons vorige deel op gewezen dat de Japanse economie bij uitstek kwetsbaar was doordat het land het veruit grootste deel van zijn industriële grondstoffen moest invoeren. Op de lange duur zouden ook de grondstoffen die het in het Nanjo-gebied zou vinden, zulks ter aanvulling van die welke het aangetroffen had in Mandsjoerije en de delen van China die in de jaren '30 veroverd waren, niet voldoende zijn om een gebied te vormen dat volledig in zijn eigen behoeften zou kunnen voorzien. De Japanse oorlogsverklaring aan de Verenigde Staten
Japan ging de oorlog in met een relatief moderne koopvaardijvloot die evenwel aan de krappe kant was. Het bezat in december '41 6 mln brt aan stalen koopvaardijschepen (tankers inbegrepen) groter dan 500 toni, en daarvan was minimaal 3 mln ton nodig om de economie, de oorlogsproductie inbegrepen, in stand te houden. Het Nal'~fo--offel1Sief vergde evenwel 3,9 mln ton aan vrachtschepen, zodat voor die economie slechts 2,1 mln ton overschoot. Er zouden dus invoertekorten komen - die konden opgevangen worden uit voorraden maar slechts gedurende zes maanden.
Binnen die zes maanden had het Nanjo--offensief zijn doelstellingen bereikt. Aan vrachtschepen was daarbij 0,3 mln ton verloren gegaan maar een gelijk tonnage buitgemaakt. Wel gingen de Japanners er van uit dat zij bij voortgezette oorlogvoering meer schepen zouden verliezen dan zij er konden bijbouwen, maar dat verschil, door hen bij drie jaar oorlogvoering geschat op ca. I mln ton, zou niet groot zijn. Er waren dan ook geen plannen om tot snelle uitbreiding van de nieuwbouwover te gaan. Bovendien voelden de Japanners zich in het eerste oorlogsjaar ter zee zo veilig dat zij hun vrachtschepen niet eens in beschermde convooien
'43 en '
44 met succes. Nadien was er vrijwel geen staal meer voor. In totaal bouwde Japan van Pearl Harbor tot aan de capitulatie 3,3 mln ton aan nieuwe vrachtschepen en het wist bovendien ruim 800 000 ton aan vijandelijke schepen buit te maken en weer in de vaart te brengen. De verliezen waren evenwel veel grater. 'For every ton of shipping the japanese were able to build, three were sunk', schrijft Cohen.' Van april'
42 t.e.m. maart '43 verloren de Japanners 1,3 mln ton aan scheepsruimte, van april '43 t.e.m. maart '44 (de Amerikaanse onderzeeboten hadden betere torpedo's in gebruik genomen) 2,6 mln ton, van april '44 t.e.m. maart '45 3,5 mln ton en daar kwam tot het einde van de oorlog nog eens I mln ton bij. Bovendien was van de schepen die niet tot zinken waren gebracht, voortdurend een aanmerkelijk deel in reparatie. Eind maart '43 hadden de Japanners 4,7 mln ton aan vrachtschepen in de vaart, eind maart '44 3,4 mln ton, eind maart '45 nog maar 1,6 mln ton.
Die daling betekende dat de industrie van eind '44 af met enorme tekorten werd geconfronteerd en dat het ook met de levensmiddelenvoorziening (deze zullen wij later in dit hoofdstuk behandelen) spaak liep.
De scheepsverliezen, die zware verliezen aan tankers insloten (zowel in '43 als in '
44 bestond de nieuwbouw in Japan voor een derde uit tankers), hadden een katastrofaal effect op Japans aardolievoorziening - daarop willen wij iets dieper ingaan, vooralomdat wat Japan tijdens de oorlog nog aan aardolie invoerde, afkomstig was uit Nederlands-Indië.
In ons vorige deel wezen wij er op dat Japan, dat voor zijn aardolieverbruik voor negen-tiende afhankelijk was van invoer uit het buitenland, de oorlog begon met een aardoliereserve van 8,4 mln ton. De Japanse schatting was dat zij, raakten zij in oorlog verwikkeld met de Verenigde Staten, het Britse Rijk en Nederland, per jaar 7,9 mln ton aardolie zouden verbruiken - de reserve-voorraad zou dus na iets meer dan eenjaarverdwenen zijn. Nederlands-Indië produceerde in '39 precies de hoeveelheid welke het oorlogvoerend Japan per jaar nodig zou hebben: 7,9 mln ton (Sumatra 5,3 mln, Borneo 1,7 mln, Java 0,8 mln, Nederlands-Nieuw-Guinea 0,1 mln) en men zou dus kunnen stellen dat
I A.v.,
In het eerste, het tweede en het derde oorlogsjaar, van december '41 tot december'
44 dus (over totaalcijfers voor de periode na begin december '44 beschikken wij niet), produceerden de Japanners zelf per jaar respectievelijk 500000, 540000 en 47°000 ton aardolie, iets meer dan de helft uit eigen bronnen, iets minder dan de helft door de vervaardiging van synthetische benzine, bij welke vervaardiging Japan uiteindelijk gebruik maakte van het procédé dat IC Parben in Duitsland had ontwikkeld.'
De Japanners waren er van uitgegaan dat in Nederlands-Indië de aardolie-installaties volledig zouden zijn vernield. Dat viel mee: de vernielingen hadden de algemene strekking gehad, hun voor zes maanden het gebruik van de installaties te ontzeggen, bovendien was van de twee grote raffinaderijen bij Palembang (Zuid-Sumatra) één nauwelijks vernield. De Japanners gaven zich grote moeite om het winnen en raffineren van aardolie te hervatten: zij zonden in '42 vierduizend geschoolde krachten naar Nederlands-Indië-, in '43 nog eens zeshonderd, en de productie van aardolie kwam spoedig weer op gang, zij het dat de productiecijfers van vóór de Japanse bezetting niet gehaald werden. Van april' 42 t.e.m. maart '43 werd in Indië bijna 4 mln ton aan aardolie en aardolieproducten voortgebracht, van april '43 t.e.m. maart '44 ruim 7 mln ton, van april '44 t.e.m. maart '45 5% mln ton en nadien tot aan Japans capitulatie nog eens I mln ton. Die cijfers lijken er op te wijzen dat Japan, had het de verbindingen met Indië normaal kunnen onderhouden, er in '44 in zou zijn geslaagd, voldoende aardolie uit Indië in te voeren. Met die verbindingen liep het evenwel spaak: hoeveel tankers er ook bijgebouwd werden, er werden er steeds méér tot zinken gebracht. Van de van april '42 t.e.m. maart '43 in Indië geproduceerde aardolie en aardolieproducten werd 60 % in de Nanjo verbruikt (in de eerste plaats door de Japanse strijdkrachten) en 40% naar Japan getransporteerd. In de periode april '43-maart '
44 kwam, zoals bleek, de productie in Indië weer goed op gang maar daarvan bereikte slechts 30% Japan en van de in de
'44-maart '
45 in Indië geproduceerde aardolie en aardolieproducten was dat slechts met minder dan een zevende het geval. Na maart '45 kwam geen Japanse tanker er meer door.
Het gevolg van deze ontwikkelingen was dat de aardolie-reserve waarover Japan beschikte, van jaar tot jaar kleiner werd. Eind' 43 bedroeg zij nog maar 2 mln ton, eind '44 0,7 mln ton en per I april '45 0,4 mln ton. Met alle middelen werd getracht, aardolie te vervangen door plantaardige olie: olie uit sojabonen, pinda's, kokosnoten en ricinusbonen - zelfs werden in Japan in '44-'
45 meer dan dertigduizend primitieve installaties over het land verspreid om olie te winnen uit de wortels van pijnbomen.' Het waren allemaallapmiddelen die niet konden voorkomen dat de oorlogsinspanning in steeds ernstiger mate te lijden kreeg onder het gebrek aan benzine, stookolie en smeerolie.
Het tekort aan scheepsruimte had een merkbare invloed op het Japanse economische beleid in de Nanja en het tekort aan aardolie op de dispositie van de Japanse slagvloot.
Wat het eerste betreft: Japan had het Nanjo-gebied gezien als een bron van grondstoffen, de industrie moest daar niet bevorderd worden. Het ging de oorlog in met een uitgewerkt plan dat aangaf hoeveel grondstoffen in '42, '43 en volgende jaren naar Japan moesten worden verscheept, maar de plancijfers voor de export in '43 moesten midden '
42 al drastisch worden verlaagd. In juni '43 bracht Todjo een bezoek aan bet Nanjo gebied, waar hij in Singapore een bespreking voerde met de staven van de militaire besturen in de Nanjo (zijn besprekingen in Batavia komen later aan de orde). Hier deelde hij tot verrassing van de aanwezigen mee dat zij hun economisch beleid minder moesten richten op de export van grondstoffen naar Japan dan op de bevordering van de inheemse productie, ook de industriële. Vooral aan de ontwikkeling van de lichte industrie moest aandacht worden besteed; dat was, zei Todjo, in het belang van de Japanse militairen die zich in de Nanjo bevonden.Aan de Amerikanen die na Japans capitulatie een kleine hoeveelheid raffineerden, bleek dat een product ontstond dat elke motor
Ten aanzien van de dispositie van de Japanse slagvloot kwam de marinestaf in Tokio eind '43 tot de conclusie dat het aanbeveling verdiende, een groot deel van die slagvloot een basis te geven welke dicht bij het stookolie-producerende Nederlands-Indië lag en waar bovendien een groot droogdok aanwezig was: Singapore. Eind februari '44 werd hier een sterk eskader geposteerd met als kern drie vliegkampschepen, vijf slagschepen en achttien kruisers. Dat had belangrijke gevolgen voor de Geallieerde strategie. De Britse Eastern Fleet was inmiddels naar Ceylon teruggekeerd en daar versterkt en er was overwogen, landingen uit te voeren op de Andamanen of op Sumatra. Aangezien het Japanse eskader in Singapore sterker was dan de Eastern Fleet, moest men al die plannen, tot welker uitvoering trouwens nog niet definitief besloten was, opgeven. De voornaamste functie van de Eastern Fleet werd, door haar aanwezigheid te bevorderen dat het Japanse eskader zo lang mogelijk in Singapore bleef, ver van de gebieden in de Pacific waar de Amerikanen in het offensief waren. Ook dàt Japanse eskader moest overigens zuinig met zijn stookolie omspringen, hetgeen, toen het in oktober '44 de Amerikaanse Pacific Fleet bij de Philippijnen moest aanvallen, een grote hinder bleek. Met dat al bevond dat op Singapore gebaseerde eskader zich nog in een bevoorrechte positie, vergeleken met de oorlogsschepen die hun basis hadden in Japan! Voeren deze in '44 uit om de strijd met de Pacific Fleet aan te gaan, dan moesten z~ de kortste routes volgen die veelal de gevaarlijkste waren. Het gebeurde ook wel dat eenheden zich er van moesten onthouden zo snel mogelijk te varen, zodat z~ te laat arriveerden om aan bepaalde zeeslagen deel te nemen. Het stookolietekort noopte de Japanse marinestaf in februari' 45 om enkele vliegkampschepen en één slagschip op te leggen en toen de Amerikanen in april '
45 op het Japanse eiland Okinawa landden, dat 700 km bezuiden Japan ligt, was van de vijf slagschepen die in Japanse havens lagen, maar één in staat om uit te varen - uit te varen met voldoende stookolie om Okinawa te bereiken; een terugvaart zou niet mogelijk zijn.'
Dat het tekort aan benzine ernstige gevolgen had voor de operaties van de Japanse luchtmacht, spreekt vanzelf. In de Na/tja openbaarde dat tekort zich pas in '45, toen de raffinaderijen bij Palembang die ook benzine voor vliegtuigen produceerden, eind j anuari '45 geteisterd waren door vliegtuigen van de Eastern Fleet waardoor hun productie twee
Wij hebben tot dusver slechts geschreven over de gevolgen welke het uit het tekort aan scheepsruimte voortvloeiend tekort aan aardolie en aardolieproducten had voor de japanse oorlogsinspanning, maar het spreekt vanzelf dat japan, naarmate het minder transportschepen in de vaart kon brengen, ook andere uit het buitenland afkomstige industriële grondstoffen welke het voor zijn oorlogsproductie nodig had, steeds sterker ging ontberen.
Over twee van die grondstoffen willen wij enkele gegevens verstrekken: ijzererts en bauxiet.
Ijzererts was te vinden op Malakka, op de Philippijnen. op het eiland Hainan (voor de kust van Zuid-China), in de bezette delen van China en in Mandsj oerij e. Voor de ijzerertstransporten uit Malakka en de Philippijnen ontbraken de schepen (Japan dat uit beide gebieden samen inmln ton had aangevoerd, bracht het inslechts totintotton), alle verbindingen met Hainan moesten door het oprukken van de Amerikanen in het centrale en het zuidwestelijk deel van de Pacific in de herfst vanopgegeven worden en wel werd in China de ijzerertsproductie belangrijk verhoogd maar van dat erts kon bij gebrek aan schepen maar een klein deel naar japan worden getransporteerd. De transporten uit Hainan en China vielen weg in dezelfde tijd'44 werd de staalproductie gehalveerd en in het eerste kwartaal van '
45 werd het restant opnieuw met twee-vijfde verminderd. Maar dat was niet alles. Het mocht dan waar zijn dat Japan tot in de eerste helft van '44 voldoende staal had om een kwantitatief aanzienlijke wapenproductie mogelijk te maken, de speciale metalen als kobalt, nikkel, molybdeen, vanadium en chroom welke nodig zijn om staal-alliages van voldoende hardheid te produceren, ontbraken vrijwel geheel en zulks van een vrij vroeg stadium af. De kwaliteit van het Japanse staal daalde van '43 af - in '
44 en '45 werden stalen schepen gebouwd welker huidplaten het spoedig begaven. Ook de munitie die toen vervaardigd werd, liet kwalitatief te wensen over.
Aan bauxiet, de grondstof waaruit aluminium vervaardigd wordt (in de oorlog vooral van belang voor de vliegtuigproductie), had Japan ten tijde van Pearl Harbor een voorraad opgebouwd van ruim 250000 ton. In
'42 werd uit een van de eilanden van de Riouw-archipel 275000 ton bauxiet naar Japan verscheept en in '
43 bijna 600000 ton (in die twee jaren tezamen was bijna 70% van de Japanse bauxiet-invoer uit Nederlands-Indië afkomstig) maar als gevolg van een drastische daling welke zich in september '43 ging aftekenen, bracht men het in '44 nog niet tot 300000 ton en begin '
45 was vrijwel geen transport uit Indië meer mogelijk; het laatste schip met bauxiet uit de Riouw-archipel arriveerde in Japan in april '45· Eind '44 kwam Japans aluminiumproductie die in dat jaar, vergeleken met '43, al met 40% was verminderd, vrijwel tot stilstand. De kwaliteit van het aluminium dat in '44 werd geproduceerd, was niet hoog; talrijke vliegongevallen waren het gevolg. Pogingen om uit aluinaarde, waarvan in de Japanse bodem aanzienlijke hoeveelheden te vinden zijn, aluminium te vervaardigen werden op grote schaal ondernomen maar leverden slechts weinig op.
De hoofdfout die Japan maakte, was dat het een oorlog aanging met de Verenigde Staten die zoveel sterker waren, maar bovendien maakte Japan in '42 dezelfde fout als Duitsland in de periode '
39-'41. Hitler had de Duitse oorlogsindustrie ingesteld op het voeren van Blitzkriege, niet van een langdurige oorlog, en hij gaf in de herfst van '41, toen hij meende de Sowjet-Unie al verslagen te hebben, opdracht de wapenproductie te beperken. Pas nadat het Duitse Zesde Leger bij Stalingrad was vernietigd,
Zo ook in Japan.
In zijn eerste oorlogsjaar, van december '4I tot december '
42, werd de wapenproductie niet wezenlijk uitgebreid en toen daartoe begin '43 als gevolg van de hevige strijd om Guadalcanal werd besloten, was het te laat. Van '42 tot '
44 steeg Japans totale productie met 20% en terwijl in '42 30% van die productie voor de oorlog bestemd was, was dat in '44 met iets meer dan de helft het geval. In die twee jaar had men talloze bedrijven op wapenproductie ingesteld (in textielfabrieken werden bijvoorbeeld vliegtuigonderdelen vervaardigd), maar, aldus Jerome B. Cohen, 'the very effort u/as negated by the gro!Ving shortages of materials due to the blockade which rendered some capacity excess even before it u/as completed.' 1 Daar kwam dan nog bij dat het groepskarakter van de Japanse samenleving het onmogelijk maakte om wat er aan krachten voor de oorlogsinspanning aanwezig was, effectief te coördineren. In de talloze verdeelen controle-organen die door de regering in het leven werden geroepen (organen om schaarse grondstoffen te verdelen en om te controleren dat men zich aan de gestelde regels hield), werd het beleid niet, zoals in Groot-Brittannië en de Verenigde Staten, door ambtenaren bepaald maar door voormannen van het bedrijfsleven die de belangen van hun eigen onderneming geen moment uit het oog verloren - de greep die de grote familieconcerns, de Zaibatsoe, op de gehele economie hadden, werd van jaar tot jaar sterker. De regering was niet in staat de oorlogsinspanning doeltreffend te leiden - los nog van andere factoren was er het grote nadeel dat het leger en de marine als het ware een staat in de staat vormden; zij duldden geen inmenging, noch van elkaar, noch van de centrale overheid. Het departement van bewapening dat eind '43 in het leven werd geroepen (pas na twee jaar oorlog dus!) stelde regels op waar iedereen zich aan trachtte te onttrekken, had niets te zeggen over het leger en de vloot die beide beschikten over eigen voorraden en eigen verbindingen hadden naar bepaalde ondernemingen, en werd in de praktijk niet veel meer dan een departement voor de vliegtuigproductie.
Dit alles wil niet zeggen dat Japan althans tot in de tweede helft van ,44 kwantitatief niet een aanzienlijke oorlogsproductie kende. Dat in '41 bijna 6000, in '42 bijna 9000, in '43 bijna I7000, in '44 ruim 28000 en in '
45 nog eens ca. I 1000 vliegtuigen werden geproduceerd, tekent de
I Jerome B. Cohen: japall 's Economy ill War and Reconstruction;
De Japanse marine op haar beurt kon het aanbouwtempo van de Amerikaanse marine niet bijhouden. Japan kreeg van I april '42 tot het einde van de oorlog 13 nieuwe vliegkampschepen gereed, de Verenigde Staten, gelijk wij eerder vermeldden, na 7 december '41 (de Amerikaanse periode is dus iets langer) 26; Japan I nieuw slagschip, Amerika 8; Japan 5 nieuwe kruisers, Amerika 48; Japan 62 nieuwe torpedobootjagers, Amerika 352; Japan 122 nieuwe onderzeeboten, Amerika 203.'
Overeenkomstige cijfers kan men geven voor alle types wapenen - voldoende achten wij het om hier te vermelden dat de Amerikanen twintigmaal zoveel tanks produceerden als de Japanners, vijfmaal zoveel zwaar geschut, twaalfmaal zoveel veldgeschut, vijf-en-twintigmaal zoveel mortieren en vijftienmaal zoveel klein-kaliber-ammunitie. Al dat wapentuig was kwalitatief beter dan het Japanse.
In de zomer van '45, toen Duitsland had gecapituleerd, was Japans positie hopeloos. 'japan's economic system', aldus Jerome B. Cohen's samenvatting,
'had been shattered. Production of munitions had been curtailed to less than half the wartime peak, a level which could not support sustained military operations. The Navy had been sunk. There was no fuel for the air force, no aluminum for planes, little steel for war planes and insufficient food for the population. The economic basic of japanese resistance had been destroyed. In july 1945, the last full month before surrender, electric power and coal consumption were both exactly 5 a percent if the peak reached in 1944. Production efficiency had, however, declined and the overall industrial output was approximately 40 percent if
Dat zijn, men houde het in het oog, cijfers die na Japans capitulatie als resultaat van een langdurig en grondig onderzoek werden vastgesteld door Amerikanen. In de zomer van '45 waren zij aan de Amerikaanse autoriteiten niet bekend. Zij waren dat evenmin in volle omvang aan de Japanse. Wèl had de eerste secretaris van het Japanse kabinet in mei '45 op verzoek van de toenmalige minister-president bestudeerd of Japans hulpbronnen voldoende waren om de oorlog voort te zetten - hij had talrijke deprimerende gegevens verzameld; zijn studie maakte het, aldus in november '45 de laatste Japanse minister van marine, admiraal Mitsoemasa Jonai, 'more and more clear that continuation of the war was going to be difficult.' 2 Moeilijk dus. Maar niet onmogelijk.
Wij hebben in vorige delen van ons werk alsook in dit hoofdstuk doen blijken hoe effectief de coördinatie was tussen de Amerikaanse en de Britse oorlogvoering, maar van coördinatie tussen de Japanse en de Duits-Italiaanse hebben wij geen melding gemaakt, behoudens dat wij schreven dat Duitsland en Italië in december '41 krachtens een aan Japan gedane toezegging op de Japanse oorlogsverklaring aan de Verenigde Staten de hunne lieten volgen. Dat geschiedde op II december '41. Twee dagen eerder had Roosevelt in de radiotoespraak die hij tot het Amerikaanse volk richtte, een passage ingevlochten die aldus luidde:
, We know that Germany and japan are conducting their military and naval operations with a joint plan. That plan considers all peoples and nations which are not helping the Axis Powers, as common enemies of each and everyone of the Axis Powers ... Remember
De bedoeling van die passage was duidelijk: zij wilde de Amerikaanse publieke opinie er van overtuigen dat, al had op dat moment slechts Japan aan de Verenigde Staten de oorlog verklaard, een Amerikaanse oorlogvoering tegen Duitsland en Italië óók wenselijk was. Het Duits-Japanse 'joint plan' waar Roosevelt van gerept had, was evenwel een fictie. Gelijkgezind waren de Duitse en de Japanse oorlogsleiders alleen in hun imperialisme: de Duitse streefden, zou men kunnen zeggen, naar de beheersing van geheel Europa, van Afrika en van de Atlantische Oceaan met de aangrenzende gebieden, de Japanse naar de beheersing van Azië en van de Pacific met omgeving, maar er was geen 'joint plan' en van een geïntegreerde samenwerking, zoals die aan Amerikaans-Britse kant bestond in de vorm van de Combined Chiefs of Staff, was in het geheel geen sprake. Integendeel: de Duitse en de Japanse machthebbers stonden met wantrouwen tegenover elkaar. Hitler, overtuigd van de superioriteit van het 'Arische ras'
, beschouwde de Japanse machtsuitbreiding als een gevaar voor de toekomst en de bouwers van het Japanse imperium waren bevreesd dat Duitsland, zodra het daar de kans toe kreeg, zich meester zou willen maken van de aan grondstoffen zo rijke gebieden in de Nanjo die tot de koloniale bezittingen van Europese mogendheden hadden behoord.
Rationeel zou het zijn geweest indien Duitsland en Japan (Italië speelde in dit kader geen rol van betekenis) bepaalde afspraken zouden hebben gemaakt ten aanzien van hun strategie voor het geval Japan met de Verenigde Staten en Groot-Brittannië in oorlog zou komen. Niets daarvan: over en weer hielden zij hun plannen geheim. Op 22 juni '41 was Japan volledig verrast door de Duitse aanval op de Sowjet-Unie en toen Hitler enkele dagen vóór Pearl Harbor aan Japan de toezegging liet doen dat Duitsland op een Japanse oorlogsverklaring aan de Verenigde Staten de zijne zou laten volgen, hield hij er uiteraard rekening mee dat de Japanners het op een gewapend conflict zouden laten aankomen, maar wat zij in dat geval zouden ondernemen, was hem onbekend. In eerste instantie werd door de regeringen van Duitsland, Italië en Japan slechts
''
) en werden door het Japanse Grote Hoofdkwartier nimmer ingelicht over Japans operatieve plannen.
Er was één periode in de Tweede Wereldoorlog waarin coördinatie van de Duits-Italiaanse en de Japanse militaire operaties wellicht belangrijke gevolgen zou hebben gehad: het eerste halfjaar van '42. Als tevoren afgesproken was dat, indien Japan in de oorlog kwam, Hitler aan het
Het gevolg van dit alles was dat de feitelijke samenwerking tussen Japan en Duitsland zeer beperkt bleef.
Van samenwerking op militair gebied was in '42 in het geheel geen sprake - daartoe kwam het pas in '
43 toen de positie zowel van Japan als van Duitsland danig was verzwakt. Japan had de Slag om Guadalcanal verloren - Duitsland had in mei Noord-Afrika moeten ontruimen, zag in juli de Geallieerden landen op Sicilië en leed toen tevens een verpletterende nederlaag aan de centrale sector van het Oostelijk front. In de tweede helft van '43 nu, toen de Duitse U-Bootein de Atlantische Oceaan niet meer konden opereren zonder zware verliezen te lijden, werden elf U-Boote met een grote actieradius naar de Indische Oceaan gezonden (vijf kwamen er aan) en daarop volgden later nog twintig (elf kwamen aan). In '43 en '
44 behaalden die U-Boote in de Indische Oceaan, waar de Geallieerde vrachtschepen èf zwak-geëscorteerd èf geheelzonder escorte voeren, aanzienlijke successen. Penang op Malakka was hun basis, later, nadat de Britten in oktober '44 voor die havenstad mijnen hadden gelegd, Tandjong Priok. Een-en-ander had langdurige onderhandelingen met de Japanners gevergd, die ook pas na geruime tijd hadden goedgevonden dat de Kriegsrnarine eigen bureaus kreeg in Penang, Batavia en Singapore. Daarbij waren de Japanners er op blijven staan dat de U-Boote uitsluitend bewesten 70 graden Oosterlengte zouden opereren - zij moesten dus een afstand van ca. 4000 km afleggen voordat zij hun eerste torpedo mochten lanceren. Van samenwerking tussen de U-Boote en de Japanse onderzeeboten die óók in de Indische Oceaan opereerden, mede in het 'Duitse'
gebied, was geen sprake.'
Wel gaven Duitsland en Japan zich moeite om elkaar overzee (vliegverbindingen werden niet onderhouden.') belangrijke goederen toe te zenden.
Zowel in de winter van '41-'
42 als in die van '42-'
43 trachtten vrachtschepen een zeker handelsverkeer tussen Japan en Duitsland te onderhouden. Japan stond voor dat verkeer geen enkel schip af - het waren steeds Duitse schepen die, van door de Duitsers bezette Westfranse havens uit, de lange en gevaarlijke tocht moesten ondernemen. In de winter van '41-'
42 wisten van de 15 schepen die Japanse havens verlieten, II Europa te bereiken en de 5 die het omgekeerde traject aflegden, kwamen alle behouden aan - hun lading bestond in hoofdzaak uit chroomerts en vetten. In de winter van '42-'
43 evenwel arriveerden van de 13 schepen die Japan hadden verlaten, hoofdzakelijk met rubber en tin aan boord, slechts 4 in Europa en van de 13 die Europa hadden verlaten, slechts 8 in Japan. Notabene: die 8 voeren voor twee-derde van hun laadruimte in ballast omdat men het er in Berlijn vóór hun vertrek nog steeds niet over eens was geworden wat aan Japan zou worden geleverd.
Nadat in de winter van '43-'
44 nog 5 vrachtschepen met rubber naar Europa waren gezonden van welke slechts I aankwam, werden de pogingen om de blokkade met vrachtschepen te doorbreken opgegeven, wèl werden daartoe nog Us-Boote ingezet. Met de eerste van die UsBoote was dat trouwens al in '42 en '
43 het geval geweest. In totaal waren er 56 U-Boole die van '42 tot begin '
45 met een lading goederen uit Europa naar Japan of uit Japan naar Europa voeren." Van die 56 waren er maar 23 die het land van bestemming konden bereiken, samen met een lading, kleiner dan door één vrachtschip had kunnen worden vervoerd. UsBoote met kwalitatief belangrijke ladingen werden tot zinken gebracht waarton opium. In '42 en '
43 traden ook enkele Italiaanse onderzeeboten als blokkadebre's voor het maken van luchtfoto'
s) aan de Japanners onthouden bleven; wèl ontvingen dezen, zoals al vermeld, alle gegevens over het procédé dat IC Parben toepaste bij het maken van synthetische benzine. Zij ontvingen óók gegevens over de snorkel-apparaten voor onderzeeboten en voor nieuwe torpedo's'
- de Japanners op hun beurt stonden aan de Kriegsmarine de plannen af voor de eerder door ons genoemde één-mans-torpedo.
Al met al had de feitelijke samenwerking tussen Japan en Duitsland op militair en economisch gebied dus maar weinig om het lijf. Er waren trouwens ook politieke tegenstellingen. Toen de Duitsers in '42 voorstelden dat Japan, Duitsland en Italië een gemeenschappelijke verklaring zouden afleggen met betrekking tot Brits-Indië waar grote politieke onrust was ontstaan (daarop komen wij nog terug), weigerde Japan medewerking: Europeanen, aldus de Japanners, hadden met Zuid-Azië niets meer te maken. Belangrijker was dat Japan niet bereid was, de druk die het Rode Leger aan het Oostelijk front op de Wehrmacht uitoefende, te verlichten. Tot diep in '42 meende Hitler nog dat hij zonder Japanse hulp het Rode Leger kon verslaan, maar ten tijde van de débacle bij Stalingrad begon hij er eerst recht bij de Japanners op aan te dringen dat zij aan de Sowjet-Unie de oorlog zouden verklaren. Niet alleen werd dat door de Japanse machthebbers geweigerd maar dezen, die jegens de Russen een bepaald welwillende neutraliteit in acht namen (zij deden niets om te voorkomen dat de belangrijke materiële hulp die de Verenigde Staten aan de Sowjet-Unie boden, naar Wladiwostok werd aangevoerd in Amerikaanse schepen die formeel aan de Sowjet-Unie waren overgedragen en dus de Russische vlag voerden), gingen zich bovendien in '43 en '
44 moeite geven om de verhouding met de Sowjet-Unie te verbeteren. Eerst boden zij louter economische concessies aan maar in september '44 (Italië had eenjaar tevoren gecapituleerd, in West-Europa naderden de Geallieerde legers de Duitse grens) gingen zij veel verder: zij verklaarden zich bereid, het bondgenootschap met Duitsland op te zeggen.
Stalin, die eind '43 aan Roosevelt en Churchill had meegedeeld dat de Sowjet-Unie drie maanden na het einde van de oorlog in Europa hoopte te gaan deelnemen aan de oorlog tegen Japan, liet antwoorden
I In april '45 ging nog een U-Boot met een groep Duitse technici naar Japan onderweg; dit schip viel na Duitslands capitulatie een Amerikaanse haven binnen.
Toen Duitsland in mei '45 capituleerde, waren japans grote steden reeds het object van verwoestende aanvallen door Amerikaanse langeafstands-bommenwerpers, de B-2g'S, en was de Amerikaanse macht ter zee japan al tot op enkele honderden kilometers genaderd, zulks als resultaat van een reeks gedurfde offensieven waarvan het eerste in augustus '42 was ondernomen.