Het kabinet Soezoeki was op 7 april gevormd, Sjigemitsoe was als minister van buitenlandse zaken vervangen door Sjigenori Togo. Deze en de minister-president meenden dat gestreefd moest worden naar een einde van de oorlog, maar uit vrees voor defaitisten uitgekreten te worden durfden zij in de bijeenkomsten van de Opperste Oorlogsraad daar niet voor uit te komen. Die raad stelde dan ook op 30 april vast dat, als Duitsland capituleerde (dat deed het op 7 mei), het Japanse volk 'tot de laatste man verenigd'
moest zijn, 'teneinde de overwinning te waarborgen, het vaderland te beschermen en de oorlog voort te zetten' l, dat Japan zijn buitenlandse politiek op de Sowjet-Unie moest oriƫnteren en dat de oorlogsmoeheid onder de bevolking moest worden bestreden. 'The fact that they had nothing else to offer at this stage u/as, aldus Irije, 'an indication of the utter failure of leadership.' 2