Kort na Casablanca werd in Washington een breed samengestelde commissie in het leven geroepen die onder leiding van hoofdambtenaren van het State Department een antwoord op die vraag trachtte te geven. In die commissie werden gematigde en extreme opvattingen geuit, de extreemste wel door de vertegenwoordiger van het Navy Department die in alle ernst' the almost total elimination of the japanese as a race' bepleitte.' De hoofdambtenaren van het State Department verwierpen deze en alle andere vormen van extremisme en meenden dat de behandeling van Japan zodanig moest zijn dat de naar normaal contact met het buitenland strevende krachten die de Japanse politiek met name in de jaren '20 hadden bepaald, weer naar voren zouden komen in de Japanse samenleving. De oorlog, zo vat Irije hun betoog samen, moest gezien worden niet als de uitdrukking maar als de pervertering van Japans werkelijke aspiraties. Inderdaad, de meeste leden van de commissie lieten zich er van overtuigen dat (zulks conform de inzichten van Amerika's laatste ambassadeur in Tokio, Joseph L. Grew, die een uitstekend kenner van Japan was) maatregelen getroffen moesten worden om de Japanners te winnen voor vreedzame samenwerking, niet om hen te onderdrukken, laat staan uit te roeien.