'Op inheemse ingezetenen'
, aldus de op 20 november '41 door de Japanse Contactraad vastgestelde politieke richtlijnen voor het Nanjo-gebied,
'zal een invloed worden uitgeoefend die bij hen vertrouwen wekt in de keizerlijke strijdkrachten.'
De Japanse militaire besturen in Indië dienden zich dus te beijveren op het gebied van de propaganda en de contrapropaganda: propaganda ter onderstreping van de zin van de 'GrootOost-Aziatische Welvaartssfeer'
en van Japans leidende rol daarin en propaganda tegen de Geallieerden, in Nederlands-Indië speciaalook tegen de Nederlanders.
Al die propaganda stuitte van meet af aan op weerstanden doordat het dagelijks leven in de aangeprezen Welvaartssfeer moeilijker werd. Vooral op Java, waar tal van verkeers- en spoorbruggen waren vernield, waren in de eerste maanden van de bezettingstijd vele verbindingen verbroken (de belangrijke spoorlijn Batavia-Bandoeng-Djokjakarta-Soerabaja was pas in oktober hersteld) en dat was één van de factoren die veroorzaaktenJ.'de kwitanties'
, noteerde een Nederlander, 'welke door de sluwe verkopers werden afgegeven, vermeldden echter nooit meer dan de oude prijzen.'
3 Dit alles oefende een zekere druk uit op het bestaan van de inheemsen, vooral van diegenen hunner die in de stads-kampongs leefden; daarnaast was bij allen die van de komst der Japanners een wezenlijke wijziging in de politieke verhoudingen hadden verwacht, sprake van diepe teleurstelling. Het Nederlandse gezag was door het Japanse vervangen dat niet alleen harder optrad en slechter functioneerde maar bovendien in de eigen levenssfeer ingreep met maatregelen als de Japanse tijdsregeling en de Japanse jaartelling die dagelijks aan de aanwezigheid van nieuwe vreemde heersers herinnerden.22 jan. 1943, van H. J. de Haas, p. 4, ARA, MK, M 180, A 8 I). 3 C. D. Ricardo: 'Prijsopdrijving mitsgaders de straf'
Die heersers stelden ook de inheemse dagbladen en de voor inheemsen bestemde radio-uitzendingen onder scherpe controle. Onder het Nederlands gouvernement hadden deze op politiek gebied terughoudendheid in acht moeten nemen maar onder het Japanse militaire bewind werden zij volledig gelijkgeschakeld.
De propaganda-afdeling van Imamoera's staf, die in augustus '42 de kern werd van een uitgebreid departement van Voorlichting, bestond in hoofdzaak uit Japanse burgers, onder wie zich schrijvers en andere kunstenaars bevonden die, aldus een Japanse bron, 'in Tokio op straat slenterden'
1, toen zij bij het begin van de oorlog in de Pacific werden opgepakt om in de Nanjo te worden ingezet. Van verscheidenen van die schrijvers en andere kunstenaars was in Japan bekend dat zij de Japanse chauvinistische ideologie niet onderschreven - juist daarom werden zij zuidwaarts gezonden; er waren niet weinigen onder dezen die een zekere sympathie gingen koesteren voor de Indonesische nationalisten. Dat bleek in de jaren '42-'
45 vooral in Atjeh waar deze Japanse propagandisten een toneelgroep organiseerden die ging rondtrekken met patriottische stukken, o.m. gewijd aan de Atjeh-oorlogen en aan de volksopstand van maart '42.
De Japanners wilden in de Nanjo in de eerste plaats het dagbladwezen hervormen en geheel in hun greep krijgen, ook financieel. Als uitvloeisel van deze opzet werden de Philippijnen. Birma en Java elk aan een groot Japans dagbladconcern toebedeeld, Java aan het concern dat in Japan de Asahi Sjimboen uitgaf. De bedoeling was dat met hulp van die concerns in elk van de genoemde gebieden naast een dagblad in het Japans uiteindelijk slechts één dagblad in de inheemse taal zou verschijnen. Daárt~e werd op Java o.m. een aantal redacteuren en verslaggevers van de Asahi Sjimboen aan de Japanse propaganda-organen toegevoegd.
De eerste maatregel die daar in dat kader werd genomen, was dat op 24 maart door het Militair Bestuur werd bepaald dat dagbladen en periodieken slechts met toestemming van dit bestuur mochten verschijnen. Die toestemming werd aan de dagbladen die in het Nederlands waren uitgekomen, in het algemeen niet verleend - op één, het Soera
J Aangehaald in Kanahele, p.'Oceaan'
). Redactioneel was er tussen al deze bladen geen enkel verschil. In maart en begin april was de secretaris van de residentie Soerabaja veelvuldig aanwezig bij de besprekingen welke leden van Imamoera's propagandaafdeling in een hotel voerden met de redacteuren van de inheemse bladen die daar verschijnen mochten, en wat hem daarbij 'opviel, was dat de inheemse journalisten daar dagelijks urenlang door de Japanners gedicteerd werd wat zij in hun kranten moesten opnemen.'
1 Dat bleef zo: aan elk dagblad werd een Japanse instructeur toegevoegd (Asia Raya had een Japanse hoofdredacteur) die de kopij kontroleerde en bepaalde wat wel of niet gepubliceerd mocht worden en welke lettergrootte moest worden gebruikt. Na enige tijd stond, op wat lokaal nieuws na, in elk dagblad hetzelfde nieuws, afkomstig van het Japanse persbureau Domei. Niet anders ging het op Java met de periodieken. De Nederlandse verdwenen en de in het Maleis verschijnende werden gereduceerd tot één weekblad met officieel nieuws per residentie en één meer propagandistisch geïllustreerd tweewekelijks blad voor heel Java, Djawa Baroe ('Nieuw Java'
), dat onder aan de pagina vertalingen in het Japans bevatte."804). 2 Op 8 december '43 begon bovendien een weekblad in het Japans te ver
Zo op java, zo ook in de Buitengewesten: alle Nederlandse dagbladen en periodieken verdwenen, er kwamen dagbladen in het japans en de Indonesische dagbladen werden onder strikte controle geplaatst en tot weinige gecombineerd. Evenals op java werd op Sumatra de pers toevertrouwd aan het concern dat in japan de Asahi Sjimboen uitgaf - het marinebestuur verdeelde zijn gunsten onder drie concerns: op Borneo aan de Asahi Sjimboen, op Celebes aan de Mainitsji Sjimboen, in de rest van de Grote Oost aan de jomioeri Sjimboen.
Wat aan Indonesische en Maleis-Chinese dagbladen bleef verschijnen, werd verkleind en de oplagen werden drastisch beperkt. Bovendien gold op Sumatra de bepaling dat die dagbladen het nieuws pas één dag na het japanse dagblad mochten publiceren, teneinde aldus, zo luidde een eind november '42 voor Sumatra en Malakka geldende instructie, 'een leidende rol te geven aan het in het japans uitkomend dagblad.'
I Ook de radio werd onder strikte controle geplaatst. Op java werd het bedrijf van de Nederlands-Indische Radio-Omroep Maatschappij, de Nirom, door functionarissen van de Nippon Hoso Kiokoe, de japanse Omroep-Maatschappij, overgenomen en kwamen er naast uitzendingen in de inheemse talen (die in het Nederlands verdwenen eind '42) uitzendingen in het japans, hoofdzakelijk een weergave van programma's die in japan werden uitgezonden. Voor de japanners op java werd één keer per dag gedurende een half uur nieuws in het japans uitgezonden, voor de inheemsen één keer per dag vijf minuten nieuws in eenvoudig japans, drie keer per dag drie kwartier nieuws in het Maleis en twee keer per dag een half uur in het javaans en op West-java (er waren op java zeven zenders in gebruik) twee keer per dag drie kwartier in het Soendanees. Veelvuldig werden voorts per radio lessen in de japanse taal gegeven en ook werd les gegeven in het zingen van japanse liederen. Van veel belang was bij dit alles dat de japanners in alle steden en grotere plaatsen op java en in de Buitengewesten met een japanse vlag getooide luidsprekerhuisjes installeerden, de 'zingende torens'
, op java in '42 enkele honderden maar in '44 waren het er enkele duizenden geworden. Het gevolg was dat niet alleen de bezitters van een radio (er waren in '40 door Europeanen ca. 50000, door Chinezen en Arabieren ca. 20000 en door inheemsen ca. 32000 toestellen officieel aangegeven) maar ook vele anderen de radio-uitzendingen konden volgen.
Het luisteren naar Geallieerde radio-uitzendingen werd, zoals al ver
'Hun familieleden'
, aldus een Japans bericht in de pers,
'treuren nu om hun misdaad doch een eenmaal begane misdaad kan niet hersteld worden. Het Japanse leger is als een liefhebbende vader voor hem die zijn bevelen opvolgt. Uw geluk in de toekomst zal geheel afhangen van uw trouwaan het Japanse leger. Vergeet niet dat zij die de bevelen van het Japanse leger niet opvolgen, ... onherroepelijk in het ongeluk gestort worden.'
1
In mei '42 verscheen op Java in de pers het bericht dat alle radiotoestellen opnieuw geregistreerd moesten worden en op I6 juni kwam een verordening uit die bepaalde dat men in de steden vóór eind juni en buiten de steden vóór eind juli met zijn toestel naar een postkantoor moest gaan, waar het dan, zoals dat heette, werd 'gecastreerd'
: soms kwam om de instelknop voor de kortegolf-zenders een stuk isolatieband te zitten waarop twee Japanse lakzegels waren aangebracht, soms werden in het toestelonderdelen doorgeknipt, soms werd op de golflengteschakelaar een druppellood gesoldeerd zodat hij op een bepaald punt niet verder draaide. Afdoende was dat ingrijpen niet: de 'castratie'
vond nogal eens op ondeskundige wijze plaats en zij kon, zelfs als er gebruik was gemaakt van lakzegels, ongedaan worden gemaakt. 'De vreemdste dingen zijn gebeurd'
, noteerde Bouwer in Bandoeng midden' 42 in zijn dagboek.
'Toen iemand zijn toestel na de bewerking probeerde, kon hij alleen maar op de kortegolf luisteren. Alle langegolf-banden waren losgeknipt. In andere gevallen zijn de kortegolf-banden tot 60 meter doorgeknipt, zodat de eigenaars der toestellen nog naar New Delhi, Calcutta, Bombay en Sydney kunnen luisteren Overigens kan men door betrouwbare Indonesische monteurs zijn toestel voor f 5 weer laten herwijzigen ... Heb vandaag m'n radiotoestel teruggekregen"
, er tot laat mee geëxperimenteerd en ontdekt dat ik er nog mee naar de buitenlandse stations kan luisteren, o.m. New Delhi, Bombay, Calcutta, Tananarive (Madagascar) en 'die Suid-Afrikaanse Uitzaai-Korporatie'
, laatstgenoemd station met relay's van de BBC in Londen. Voldoende dus om op de hoogte te blijven.'?'J.
Ook de Japanners zelf betwijfelden of het 'castreren'
van de radio's voldoende effectief was. Af en toe werd gelast dat de toestellen opnieuw 'gecastreerd'
moesten worden. Voorts werd eind '43 de lengte van binnen-antennes beperkt en in juni '
45 werd bepaald dat men zijn toestel alleen met verlof van de Japanse autoriteiten van de hand mocht doen.
Dat er, alle Japanse verboden ten spijt, toch naar Geallieerde uitzendingen werd geluisterd, werd herhaaldelijk (maar wij weten niet, hoe vaak) aan de Kenpeitai of aan de PID bericht, soms op getypte lijstjes welke, aldus later een Nederlander die ingeschakeld was bij de Japanse radio-uitzendingen in het Engels (meer hierover in hoofdstuk 8),
'started offlike this: 'Herewith a list of people u/ho are listening to Allied broadcasts'; some had dates and hours typed behind the names, and they were signed as follows: 'Spy X 13 ' or 'Y 5 r oy 'Detective (name of an Indonesian)', some were in Malay and some in English, and I remember one or two umich ended (in Malay) with: 'Down with. the British, the Americans and the Dutch' and calling these some foul names.' 1
Niet alleen de pers en de radio maar ook de bioscopen werden aan een strikte Japanse controle onderworpen. Aanvankelijk werden alleen Japanse films vertoond welke de Japanse legers hadden meegebracht - alle bioscopen kregen Japanse namen. Films, afkomstig uit landen waarmee Japan in oorlog was, mochten niet langer worden vertoond. Het bioscoopjournaal bracht van begin tot eind Japanse propaganda. Ook werden van begin '43 af door twee Japanse filmbedrijven Japanse films bewerkt voor een Indonesisch publiek.
Op het gebied van de lectuur werden boeken (behalve studieboeken) welke niet in het Japans, het Maleis of een andere inheemse volkstaal gesteld waren, verboden. Begin '43 werd bepaald dat alle boeken die sinds begin maart '
42 uitgegeven waren, geregistreerd moesten worden bij de Japanse censuurdienst; hetzelfde gold voor alle toneelstukken en voor de toneelverenigingen - in die toneelstukken, vooralook in het volkstoneel dat op Oost-Java populair was, hadden de Indonesiërs zich af en toe grappen ten koste van de bezetter veroorloofd. Daar werd een stokje voor gestoken. Nadien ging de PID na, of men zich aan de opgelegde verboden en censuurcorrecties hield.
Van de drie leuzen van die actie werd de derde: 'Japan de Leider van Azië'
, door de Japanners de belangrijkste geacht. De derde A diende iets boven de andere twee geschreven te worden en weerklonken de leuzen in de radio (hetgeen veelvuldig het geval was), dan volgde op de eerste twee zesmaal handgeklap maar op de derde zevenmaal: een verwijzing naar het geroep van de Indonesische tokkeh (een soort hagedis) dat, als het zevenmaal weerklonk, geluk heette te brengen aan wie het hoorde.
Spoedig werden optochten georganiseerd waar AM-spandoeken werden meegedragen. Menigmaal waren dan door de er aan deelnemende
1 Aangehaald in Nisjijima, V, p.'Azië staat op het punt ineen te storten.'
Spottende uitlatingen als deze namen niet weg dat de AAA-actie een zekere weerklank vond. Sommigen werden aangetrokken door de publieke demonstraties, anderen door het feit dat men als functionaris van de AAA-actie een vast en vrij hoog salaris kon krijgen. Inheemse bestuurders, van de regenten naar beneden, achtten het verstandig om de actie te ondersteunen - er werd ook wel geld voor ingezameld en dat werd niet steeds aan de centrale kas afgedragen. In het kader van de actie werd voorts allerlei opvoedkundig en sociaal werk ondernomen. Er kwamen verscheidene afdelingen op West- en Midden-Java die de impulsen van de Japanse propagandastaf, later van het departement van Voorlichting, overnamen: propaganda-parolen werden verspreid, lessen in het Japans georganiseerd, hier en daar werd voedsel uitgedeeld of werden coöperaties gesticht. In Batavia richtte de plaatselijke AAA afdeling een studententehuis, een school voor technisch onderwijs, een school voor huisvrouwen en een school voor jeugdleiders op en een tweede school voor jeugdleiders kwam tot stand in Djokjakarta. Bovendien trachtte de AAA-beweging op heel Java j eugd-, sport-, Islamietische en vrouwengroepen op te richten. Het heet dat vooral jongeren er door aangetrokken werden, maar dezen was het minder te doen om de publieke aanvaarding van Japans leidende rol dan om het opkomen voor meer Indonesische zeggenschap.
Dat laatste zinde noch de Kenpeitai, noch het Japanse militaire bestuur. De Kenpeitai ging in de residenties Cheribon en Tjilatjap tot de opheffing van de AAA-afdelingen over en toen aan het militaire bestuur van Java bleek dat noch het Vijf-en-twintigste Leger op Sumatra noch het marinebestuur op Borneo en in de Grote Oost ook maar een moment van zins was, de AAA-actie over te nemen, begon men in Batavia te beseffen dat de AAA-beweging niet het geëigende middel was om de volksmassa's op Java in een verband bijeen te brengen waar Japan invloed op zou kunnen uitoefenen. Buiten de steden, in de dessa's, had men van die AAA-beweging trouwens niet zoveel gemerkt en in de steden was bij velen van de politiek bewuste Indonesiërs een zekere weerzin tegen de beweging ontstaan omdat zij, al deed zij zich als een algemene beweging voor, onder Japans toezicht door voormannen van de Parirtdra werd
Dat was een tegenslag voor generaal Imamoera - een tegenslag welke zijn positie niet ten goede kwam.