Zoals al vermeld, konden de romoesja's geen berichten naar hun gezin of familie sturen of, voorzover zij analfabeet waren, laten sturen, maar de meesten werden op Java-zelf ingezet en zeker niet allen voor lange perioden. Wie dan huiswaarts keerde, had weinig goeds te berichten en dat kan de bezorgdheid ten aanzien van het lot van diegenen van wie men niets vernam, slechts aangewakkerd hebben. Er groeide ook wrok tegen de Japanners die zich, voorzover zij beloften hadden gedaan, niet daaraan hielden en trouwens bij de razzia's opgetreden waren met een stuitende bruutheid. Onvermijdelijk was het dat die wrok zich mede richtte tegen de inheemse bestuurders die, ook als zij niet van willekeur of corruptie blijk hadden gegeven, feitelijke hulp hadden verleend aan de Japanse arbeidsinzet en, dat doende, een deel van hun traditioneel prestige hadden ingeboet. Een gelijke wrok gingen velen koesteren tegen de propagandisten die van november '43 af overal waren gaan rondtrekken - hoe lang dezen dat hebben volgehouden, is niet bekend.