Birmaanse en Thaise romcesja's werden in juni '42 aan het werk gezet om een begin te maken met de aanleg van het tracé. Zij werden bij hun arbeid door de officieren en minderen van de Japanse spoorwegtroepen, in totaal ca. tienduizend militairen, zozeer afgebeuld en zo vaak mishandeld dat de meesten er na korte tijd de brui aan gaven; velen, vooral Thais, keerden naar de streken terug vanwaar zij afkomstig waren, maar anderen, vooral Birmanen, bevreesd dat zij daar door de inheemse bestuurders weer aan de Japanners zouden worden uitgeleverd, trokken zich in het oerwoud terug en vormden daar roversbenden die het op de bezittingen zowel van de Japanners als van de krijgsgevangenen hadden gemunt. Die massale desertie van de Birmaanse en de Thaise romoesja's droeg er toe bij dat de Japanners romcesja's elders recruteerden, vooral op Java en op Malakka (daar alleen al ca. zestigduizend van de er gevestigde Tamils), bij elkaar vermoedelijk tussen de honderdtachtigen tweehonderdduizend dwangarbeiders, en wij willen hier met nadruk onderstrepen dat, hoeveelook is geleden door de ca. een-en-zestigduizend krijgsgevangenen die bij de aanleg van de Birma-spoorweg zijn ingezet, nog méér geleden is door die romoesja's: van de krijgsgevangenen is bijna een op de vijf, van de romcesja's zijn acht, misschien wel negen, op de tien bezweken - bezweken door het harde werk, het weinige
Arbeidsinzet (Indië)
Birma
Birma-spoorweg
Kwai
voedsel en het gebrek aan medische zorg, waardoor vooral de cholera een buitensporig hoog aantal slachtoffers eiste. Zo heeft dus elke twee meter van de Birma-spoorweg een mensenleven gekost.