Waarom de Japanners de hoogste Amerikaanse, Britse, Nederlandse en Australische militairen die zij in het Nanjo-gebied krijgsgevangen hadden gemaakt (marine-officieren met de rang van kapitein-ter-zee of hoger, leger- en luchtmachtofficieren met de rang van kolonel of hoger), in een aparte groep, de 'Special Party', bijeen hadden gebracht, is een vraag die men niet op grond van Japanse stukken kan beantwoorden. In vroegere oorlogen was het evenwel niet ongebruikelijk dat gevangenen die een positie van bijzondere betekenis hadden bekleed, een speciale behandeling kregen, en het is mogelijk dat de Japanners in '42 meenden dat zij, bij de door hen verwachte vredesonderhandelingen met de Verenigde Staten en Groot-Brittannië, met de Special Partyeen bijzondere troef in handen zouden hebben. Tot die Special Party behoorden overigens ook de hoogste burgerlijke autoriteiten die hun in het Nanjo-gebied in handen waren gevallen, zoals de Amerikaanse gouverneur van Goeam, de Britse van Hongkong en de Britse High Commissioner van Malakka, alsook een aantal lagere militairen: adjudanten en oppassers van de hoogste. De groep kwam uiteindelijk tot stand op Formosa waar zij in een apart kamp werd opgesloten. Wat de hoge Nederlandse autoriteiten betrof, werden daar uit Sumatra, gelijk reeds vermeld, generaalOverakker en kolonel Gosenson heengevoerd, alsook de gouverneur van Sumatra, A.1. Spits' en een officier van de generale staf, generaal-majoor H. J. S. de Premcrij", en uit Java eind december '42 eerst gouverneur-generaal van Starkenborgh, legercommandant ter Poorten, zes-en-veertig andere hoge militairen en vier-en-twintig adjudanten en oppassers en in september' 43 een tweede groep van vier officieren (onder wie de verdediger van Tarakan, luitenant-kolonel S. de Waal) en acht-en-twintig oppassers - van dezen waren er bij de eerste groep maar weinigen geweest en daar was door leden van de Special Party op Formosa bezwaar tegen gemaakt.J.
Generaal ter Poorten werd op 9 maart '42, nadat bij zijn tweede bezoek aan Kalidjati de bijzonderheden van de algemene capitulatie van het Knil door de Japanners vastgesteld waren, in zijn huis te Bandoeng geïnterneerd. Japanse militairen braken er de sloten van alle kasten open en richtten er een ravage aan. Nadien werden in zijn huis nog zeven andere generaals geïnterneerd. Die zeven en hij moesten zich op 16 april naar het station begeven waar zij een groot aantal andere hoge militairen aantroffen die eerst in een sociëteit en een schoolopgesloten waren geweest, alsmede, uit de Soekamiskin-gevangenis afkomstig, van Starkenborgh en diegenen met wie deze eerst de villa van het Chinese Volksraadslid Kan had bewoond: ldenburg (directeur van zijn kabinet), Kiveron (hoofd van de Algemene Secretarie), baron van Boetzelaer (referendaris ter secretarie), Hogewind (gouverneur van West-Java) en tenslotte Hagenaar en Hulsewé (de twee tolken voor het Japans). In Batavia aangekomen, werden Idenburg, Kiveron, van Boetzelaer, Hogewind en Hagenaar naar de Struiswijk-gevangenis overgebracht, alle militairen en van Starkenborgh met Hulsewé naar de kazerne van het Xde bataljon. In het oude, uitgewoonde complex, waar 's nachts soms grote zwarte ratten rondrenden en waar het dag èn nacht stikte van wandluizen en kakkerlakken, kregen van Starkenborgh en ter Poorten een eigen kamertje dat zij meer dan acht maanden zouden bewonen; er bevond zich niet meer in dan een ledikant met een vuile matras.
De hoge autoriteiten in het kamp hadden enkele voorrechten. Zo mochten zij zich in het kamp laten behandelen door een Nederlandse tandarts. Van Starkenborgh deed dat in juni en de in Batavia wonende echtgenote van zijn (mede gevangen genomen en naar Batavia overgebrachte) intendant vernam enige tijd later van de tandarts dat hij tegen deze had gezegd, zich ongerust te maken of zijn echtgenote nog wel voldoende geld had (hij wist dat vele Nederlanders en Indische Nederlanders in grote financiële moeilijkheden waren gekomen) en hem had verzocht, haar nadrukkelijk te vragen, 'of zij zich met geen enkele intrige, hoe klein ook, wilde inlaten.'
I
I C. Lanzing-Pokker: 'Dagboek'
, 17 juni 1942 (IC, dagboek 140).
In diezelfde maand juni kreeg van Starkenborgh instructie van de Japanners om, aldus dezen, 'naar waarheid'
en 'zo uitvoerig mogelijk'
, het verloop der betrekkingen tussen Nederlands-Indië en Japan van '39 af alsmede zijn '
inzichten betreffende de oorlog in Groot-Oost-Azië en de Tweede Wereldoorlog' op schrift te stellen. Van het lange, in de derde persoon geschreven rapport dat hij met potlood schreef, maakte hij een afschrift dat hij wist te bewaren.' Hij had de Japanners als onberekenbaar leren kennen en kon dus niet voorzien hoe zij er op zouden reageren indien hij hun zwart op wit zou doen weten dat zij de oorlog zouden verliezen, evenwel: als zij hem vroegen, 'naar waarheid'
zijn inzichten weer te geven, dan diende hij dat te doen, welke ook de consequenties voor hem persoonlijk zouden zijn.
Zijn rapport liet aan duidelijkheid niets te wensen over: hij deed de Japanners blijken dat hij er geen moment aan twijfelde dat zij verslagen zouden worden. 'Er staat'
, schreef hij o.m.,
'een zodanig overwicht aan mensen en hulpbronnen van alle soort aan de zijde der Geallieerden, dat zij in staat moeten zijn, Duitsland en Italië tot volstrekte uitputting te brengen en nog zeer aanzienlijke, in tijdsverloop toenemende, strijdkrachten tegen Japan in te zetten ... Dat het Britse Rijk, Amerika of China bereid zouden zijn de oorlog te beëindigen alvorens hun krachten tot volle gelding gekomen zijn en dat vrede zou gesloten worden op de grondslag van de Duitse veroveringen in Europa en de Japanse successen in Oost-Azië, komt ondergetekende niet aannemelijk voor. Hij blijft dus de verwachting koesteren· dat de wens, die bij hem als goed vaderlander vanzelfsprekend is, in vervulling zal gaan en aan het einde van deze ontzettende wereldramp een vrij Nederland herrijzen zal, wederom in staatkundige eenheid met Indië verbonden.'
Het rapport, opgesteld, aldus in '78 de oud-minister van buitenlandse zaken mr. D. U. Stikker, 'met grote morele moed'
(het '(gaf) de objectieve feiten ... weer, alsof hij het schreef voor zijn minister in Den Haag'<), werd in het Japans vertaald en van Starkenborgh hoorde er verder niets over.
In het kamp waren hij en kapitein-ter-zee Vromans de twee rijkste gevangenen: zij hadden elk een paar duizend gulden bij zich; van Starkenborgh gaf wat hij had, aan Vromans die een steunkas beheerde ten behoeve van die krijgsgevangenen welke niets bezaten. Veel contact met die andere krijgsgevangenen had van Starkenborgh aanvankelijk niet (hij,
I Tekst in: Jhr. mr, dr. A. W. L. Tjarda van Starkenborgh Stachouu/er. Bijdrage tot een kenschets, verzameld door mr . D. U. Stikker (I978), p. 25 e.v. 2 A.v., p.'De ongetrainde niet-militair van Starkenborgh stond er'
, schreef later Vromans, 'rustig bij, toonde licht zijn ongenoegen, verzette zich niet nodeloos' (wij herinneren er aan dat hij, toen alle gevangenen de gehoorzaamheidsverklaring voorgelegd kregen, adviseerde deze te tekenen en dat ook zelf deed) 'en was alles bijeen een voorbeeld."
Op 6 december bracht generaal Saito een bezoek aan het kamp van het Xde bataljon om mee te delen dat de gevangenen 'naar elders'
zouden worden overgebracht. Hij werd door Japanse journalisten vergezeld die van Starkenborgh vroegen, wie de oorlog zou winnen. Zijn antwoord was even prompt als kort: 'De Geallieerden'
. Tien dagen later verscheen, opnieuw door Japanse journalisten vergezeld, een van de topfiguren van het Japanse militaire bestuur, kolonel Nakajama. 'De kolonel vroeg'
, aldus generaal Scholten,
'of de GG dacht juist gehandeld te hebben door Japan de oorlog te verklaren. Zonder dralen was het antwoord dat hij dit onder dezelfde omstandigheden weer zou doen."
Daarna liet Nakajama de tolk vragen: 'Hebt u geen spijt, de oorlog aan ons te hebben verklaard? Indien u net gehandeld had als uw collega in Frans-Indo-China, dan zoudt ge nog ... het bestuur over Nederlands-Indië kunnen uitoefenen.'
Het bescheid was: 'Ik zou nooit gekozen hebben, zoals men in Frans-Indo-China gedaan heeft: een satelliet worden van Japan. Indien ik hetzelfde nog eens zou moeten beslissen, dan zou ik dezelfde weg kiezen. U vraagt mij ofik spijt heb. Mijn antwoord is: neen!'"
Nakajama was hier zo van onder de indruk dat hij van Starkenborgh zei, diens antwoord aan zijn echtgenote te zullen overbrengen; hij deed dat en voegde er een bloemenhulde bij."
Contact met de Japanse opperbevelhebber op Java was van Starkenborgh steeds uit de weg gegaan, maar toen hij had vernomen dat hij en andere hooggeplaatsten alsook grote aantallen andere krijgsgevangenen van Java zouden worden weggevoerd, maakte hij op die regel een uitzondering. Hij schreef een aan de bedoelde opperbevelhebber' gerichte brief. 'Ik somde daarin'
, schreef hij na de oorlog,
'enige mij in algemene zin bekend geworden maatregelen op, zoals massa-ontslag aan Europese ambtenaren, inhouding van hun pensioenen, ontneming van het beschikkingsrecht over bankconto's of spaargelden, vrijheidsbeperking etc., waardoor vooral de Europese bevolkingsgroep bestemd was in de grootste nood te gaan verkeren. Ik zei, tot nu toe gezwegen te hebben, ook over maatregelen tegenover mij persoonlijk genomen, omdat ik geen hoop had kunnen hebben, de Japanse autoriteiten van hun maatregelen af te brengen, maar dat ik, op het punt te worden weggevoerd en wetende dat zulks met een groot deel van de Europese militairen geschiedde, niet kon nalaten er op te wijzen dat, wanneer te eniger tijd de krijgskansen, ook ten opzichte van Nederlands-Indië, zouden keren, ik en anderen met mij die het meest geroepen waren, onmiddellijk orde te stichten, daartoe vanwege hun afwezigheid niet in staat zouden zijn, hetgeen de meest rampzalige gevolgen voor een groot deel der bevolking zou hebben.'
2
Van Starkenborghs brief, in het Nederlands gesteld, werd in het Japans vertaald en hij hoorde enkele dagen later van krijgsgevangenen die administratief werk op Japanse bureaus moesten doen, dat wat hij had geschreven, bij de Japanners 'veel hilariteit had verwekt'
.'
Op 28 december werden hij en de andere van Java afkomstige leden van de Special Party (de eerste groep van Java), voorzien van enige warme kleding (daar hadden Nederlandse en Indisch-Nederlandse vrouwen voor kunnen zorgen), naar Tandjong Priok gereden. 'Alles doods'
, schreef in zijn dagboek kapitein-ter-zee J. G. van Kregten, 'geen Europeaan te zien, leek niets op vroegere welvaart.'
:' Generaal Saito stond aan de wal en van Starkenborgh kreeg van hem een geschenk mee: een kartonnen doos met een paar waaiers", twee doosjes met een middel om muskieten te verdrijven en een kistje met 25 goedkope sigaren. Ook bood Saito excuses aan voor het feit dat hij van Starkenborgh geen riante accommoJ.'Zweet droop in een minimum van tijd van ons lichaam'
, aldus weer van Kregten,
'stemming onder nul ... Japanse soldaten liggen net als wij en zijn blijkbaar niet ontevreden. Geen vijandige stemming, integendeel veeleer pogingen tot toenadering. Eten ook hetzelfde. Driemaal rijst: 's ochtends met schildpadsoep, 's middags met een of andere soeperige toespijs,
De wc's spotten met elke beschrijving Stank groot en uitermate smerig. Trouwens, het hele schip smerig tot en met. Wassen doen we met eigen zweet. 's Morgens 1 drinkmok W~ zijn zonder uitzondering ontzettend vuil en sti.nken. Nagels roetzwart. Handen vegen we af aan onze korte haren .
. . . De GG schikt zich bewonderenswaardig in dit leven.' I
Na drie dagen kwam het gezelschap in Singapore aan waar het daags na aankomst naar het grote krijgsgevangenenkamp Changi werd overgebracht. Daar bevonden zich al Knil-krijgsgevangenen die van Java waren gearriveerd. Op zondagmiddag 3 januari woonde van Starkenborgh er een voetbalwedstrijd tussen Britse en Nederlandse krijgsgevangenen bij. 'Hij werd'
, aldus de herinneringen van een lid van de StadswachtSemarang",
'keurig officieel ontvangen, met trompetgeschal aangekondigd. Alles stond in de houding. Het Wilhelmus weergalmde over het terrein. De Hollandse en Engelse elftallen marcheerden met hun vlaggen het terrein op; er schoot je een brok in je keel ... We wonnen de match met 3-1.
Om half een was de GG in de kerk, waar ds. Hamel preekte over Jakobus 4:14: 'G~ die niet weet, wat morgen brengen zal, wat is uw leven ?'
3 Het was een goede preek en een aangrijpende dienst; de GG werd toegezongen Ps 134:3.'4
Na de dienst sprak ds. Hamel met hem; 'door zijn rustig woord, zijn waardige houding spoorde hij', aldus de predikant, 'allen aan, de toekomst moedig onder ogen te zien."
gunst uit Sion u bestraal/Hij schiep 't Heelal, Zijn naam ter eer/ Looft, looft dan aller heren Heer!' 5
Daags na die zondag begon van Starkenborgh aan een reeks bezoeken aan de barakken der Knil-krijgsgevangenen. 'Ik heb hem'
, schreef de Stadswachter,
'zeer van dichtbij gezien; hij ziet er goed en goedsmoeds en niet verouderd uit, alleen het kale hoofd deed naar, gevangenisachtig, aan "; van de hogere officieren hoorden we niets dan lof over de GG. Voor zijn vertrek van Java had hij een schriftelijk protest ingediend bij de hoogste Japanse autoriteit en nauwelijks hier, heeft hij ook al geprotesteerd tegen de minderwaardige voeding en ligging die de krijgsgevangenen hier ontvangen Hij vertelde in de gevangenis van Soekamiskin ook zelf op de stenen vloer te hebben geslapen, maar dat went tenslotte wel, zei hij, het ergste is het slechte eten.'?
Op 10 januari vertrok de van Java afkomstige groep van de Special Party met een modern, snelvarend schip naar Japan 3 vanwaar zij, na een week bittere kou geleden te hebben in een leeg betonnen gebouw, opnieuw met een goed schip naar Formosa overgebracht werd.
Zij kwam daar eerst, zich voegend bij anderen tot de Special Party behorende groepen, in de gebouwen van een vroegere Amerikaanse zendingspost terecht, waar zij weinig te eten kreeg en waar de Japanse bewakers meermalen ruwoptraden. Ook van Starkenborgh en ter Poorten behoorden tot diegenen die af en toe voor futiliteiten werden mishandeld. Van Starkenborgh ('altijd correct'
, schreef Scholten, 'vriendelijk en gemakkelijk in de omgang, de beste man die ik ooit in mijn leven ontmoet heb':') fungeerde als geitenhoeder, anderen moesten zwaarder werk doen. De acht-en-zeventig meest prominente Special-Party-Ieden, onder wie van Starkenborgh en ter Poorten, brachten vervolgens een maand in een beter kamp door, waar zij hun eerste Rode Kruis-pakket ontvingen en waar, gelijk al vermeld, de gedelegeerde van het Internationale Rode Kruis in Japan op bezoek kwam. Nadien werden van Starkenborgh, ter Poorten en zestien andere bij uitstek prominenten, onder wie gouverneur Spits, luitenant-generaal T. Bakker (die in Indië voorzitter van de Staatsmobilisatieraad was geweest) en generaal-majoor b.d. van de Militair-Geneeskundige Dienst J. van Rees, naar hun derde kamp op Formosa gebracht, waar elk, aldus ter Poorten, 'een eigen kaachter en heeft daar later als tolk belangrijke diensten kunnen bewijzen aan de kampleiding. 4 P. Scholten: Op reis met de 'Special Party', p.'een leven zonder vrouwen'
, schreef een der Nederlandse generaals,
'zonder enige vreugde, het leven van een hond in een kennel, zelfs nog erger: dat van een plant in een pot. Een leven zonder eigen wil. Men heeft uit te voeren wat bevolen wordt ... Een mannensamenleving. Afzichtelijke mannen, waarnaar men moet kijken, wanneer we buiten de barak baden. Hoe is het mogelijk dat vrouwen naakte mannen liefbebben en in hun armen Iiggen!'?
In oktober '44, toen Nimitz zich op de Marianen had genesteld en MacArthur in de Philippijnen was doorgedrongen, gingen de Japanners rekening houden met een Geallieerde landing op Formosa: zij besloten een deel van de Special Party via Japan en Korea naar Mandsjoerije, de overigen naar Japan over te brengen. Dat gebeurde in drie groepen: de groep van de achttien (zij werd met een vliegtuig naar Japan vervoerd), de groep van de ouderen onder de overige leden van de Special Party die in oktober '44 naar Mandsjoerije werd gestuurd, en de wat kleinere groep van de jongeren die in januari en februari '45 naar Japan werd overgebracht.
In Mandsjoerije waren de daarheen gebrachte Nederlandse krijgsgevangenen eerst samen in een kamp, ca. 300 km benoorden Moekden: een oude kazerne van Russische spoorwegtroepen. Vandaar werd de groep van de achttien nog ca. 200 km verder gevoerd naar Sian (zie kaart I op de pag.'s 4-5). Voor zijn vertrek brachten de hoge officieren van de Koninklijke Marine en van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger in groepen van vier van Starkenborgh een afscheidsbezoek in zijn, aldus Vromans, 'troosteloos leeg en kaal vertrek, zonder uitzicht, met één stoel en een ijzeren ledikant, meer niet.'?
Van Starkenborgh 'zat'
, schreef Scholten,
I Ter Poorten, aangehaald in A. Dubois: De muren spreken (1946), p. 284. 2 Aangehaald in P. Scholten: Op reis mel de 'Special Party', p. 174. 'A. G. Vromans: 'Enige aantekeningen over jhr. van Starkenborgh','haar zelfstandigheid zal verkrijgen, wanneer ze er rijp voor is."
1
In heel Mandsjoerije was het in de winter van '44-'
45 bitter koud: het vroor er 40 graden. Maar Japans nederlaag tekende zich af! Het gevangenenregime werd minder streng, mishandelingen kwamen niet meer voor en de leden van de Special Party kregen voldoende Rode Kruispakketten (afkomstig van het Japanse schip dat naar Nakhodka gevaren was). In mei '45 werden de naar Mandsjoerije getransporteerde leden van de Special Party, behalve de groep in Sian, in Moekden geconcentreerd in een kamp waar zich al ca.achthonderd Amerikaanse en Britse en enkele Nederlandse 'gewone'
krijgsgevangenen bevonden. Hun komst trok de aandacht: 'zes-en-zestig generaals en honderdveertig kolonels'
, aldus een der Nederlanders, 'iets wat je niet bepaald iedere dag tegenkomt.'?
Van het kamp in Moekden uit moest in fabrieken gewerkt worden en er werd hier weer honger geleden.
Hoe de kleine groep in Sian en de grote in Moekden zijn bevrijd, zullen wij in deel I I C verhalen.