De ']oenio Maroe' had, toen zij op 16 september '44 Priok verliet, ca. twee-en-veertighonderd romoesja's, onder wie jongens van twaalf en dertienjaar, en ca. drie-en-twintighonderd krijgsgevangenen aan boord: bijna vijfhonderd Ambonnezen en Menadonezen (Knil-militairen, onder hen een aantal gepensioneerden, die allen geweigerd hadden, heiho te worden) en ruim achttienhonderd anderen: een klein aantal Britten, Australiƫrs en Amerikanen, veruit de meesten Nederlanders en Indische
Arbeidsinzet (Indiƫ)'Hokokoe Maroe' , de"[oenio Maroe', deManilaMenadonezenMoelmeinPakanbaroe-spoorwegSoerbrood Piccardr, R. CKRljGSGEV ANGENENNederlanders, onder wie zich niet alleen militairen van het Knil en van de marine en een deel van de leden van de Stadswacht Batavia 1 bevonden maar ook opvarenden van de Nederlandse koopvaardij die door de Japanners als krijgsgevangenen waren aangemerkt. Die Nederlanders en Indische Nederlanders waren goeddeels afkomstig uit het kamp van het Xde bataljon te Batavia, waar de Japanners, bevreesd dat zich na aankomst op Sumatra verzetsgroepen zouden vormen, voor het betrokken transport ook bejaarden, zieken en invaliden hadden aangewezen; op weg naar Priok zag men, aldus later een Nederlandse krijgsgevangene, F. F. E. von Fuchs, 'ouden van dagen en gebrekkigen in de gelederen strompelen, zieken werden op baren meegedragen.' 2 Het schip had voor zijn bemanning en ruim zesduizendvijfhonderd andere opvarenden geen reddingsmiddelen van betekenis aan boord: twee oude sloepen hingen in de davits en op dek lagen vlotten van houten raamwerk, maar geen van de romoesja's of krijgsgevangenen had een reddingsgordelde Japanners daarentegen droegen allen een zwemvest. Een Japans vliegtuig begeleidde het schip: het diende Geallieerde duikboten op afstand te houden.