Wij willen beginnen met de financiën van de Commissie of, ruimer geformuleerd, de financiën van alle instanties buiten Indië die specifiek
1 Het onderzoek is op van Hoogstratens verzoek in '47 ingesteld door een regeringsaccountant, J. E. Spinosa Cattela. Jegens de Enquêtecommissie noemde deze de 'verhalen'
die over van Hoogstraten de ronde hadden gedaan, 'eenvoudig onzinnig.'
(a.v., p. 538) 2 Getuige P. Honig, a.v., p. 779-80. 3 Mr. van Hoogstraten beeft ons in januari '86 doen weten dat bij voor van der Plas, bij alle kritiek die hij op hem had (daar schreven wij alover in hoofdstuk I), in sommige opzichten waardering koesterde en wel degelijk syrnpathie voor Smits had.
Activa waren er, toen Indië gevallen was, genoeg: de goudreserve van de Javase Bank die een waarde had van ca. f 380 mln, was in veiligheid gebracht en in de Verenigde Staten en Canada leverden de verkopen van het daar gereedliggende en door Indië al betaalde oorlogsmaterieel en de annulering van eveneens al geheel of gedeeltelijk betaalde bestellingen die nog in bewerking waren, grote bedragen op. Bovendien beschikten de Javase Bank en het Nederlands-Indisch Deviezenfonds in maart '42 in Londen over een saldo van ca. f 100 mln. De Indische gouvernementsactiva optellend (het goud van de Javase Bank behoorde daar niet toe) kwam van Mook in de herfst van '43 tot een totaal van f 470 mln. Dat zag er uit als een aanzienlijke reserve, maar die indruk achtte hij bedriegelijk: in Nederland was vóór de Duitse invasie bijna f 300 mln aan Indisch schatkistpapier geplaatst (kortlopende leningen dus die afgelost moesten worden) en er werden in bezet Nederland Indische pensioenen alsmede salarissen aan Indische verlofgangers uit de Nederlandse schatkist voorgeschoten welke de Indische na de oorlog zo spoedig mogelijk zou moeten terugbetalen. Ook viel te voorzien dat alleen al de economische wederopbouw van Indië zeer grote bedragen zou vergen. Van Mook drong derhalve herhaaldelijk zowel bij de Commissie in Australië als bij de Nederlands-Indische instanties in de Verenigde Staten op zuinigheid aan. Hij voerde in die tijd van Londen uit een sterk progressieve korting in op de Indische salarissen en pensioenen.' Die korting gold ook voor Australië maar in wat daar op financieel gebied gebeurde, had hij in Londen (of in Amerika) maar weinig inzicht.
Krachtens haar in september' 42 opgestelde instructie diende de Commissie in een bepaald jaar in april en oktober een begroting op te stellen, respectievelijk voor de tweede helft van dat jaar en voor de eerste van het volgende, maar aan die bepaling werd niet de hand gehouden. De begroting voor het eerste halfjaar '43 had in oktober '
42, die voor het tweede halfjaar '43 in april '
43 opgesteld moeten zijn - uit Melbourne10'43. Het ontbrak daar Smits niet aan goede wil maar deze kreeg onvoldoende gegevens om tot verantwoorde schattingen te komen. Nog gebrekkiger waren de gegevens inzake de bedragen die, al of niet met overschrijding van de begrotingscijfers, uitgegeven waren. Pas drie jaar na de -oorlog heeft de Generale Thesaurie te Batavia van die uitgaven in Australië, alsmede van de inkomsten, een overzicht kunnen opstellen.'
Blijkens dat overzicht dan is door de Commissie (en later door van Mook en zijn Raad van departementshoofden) in totaal tot I september '45 ruim ca. f 77,5 mln uitgegeven, daarvan evenwel bijna f 41 mln in laatstgenoemd jaar. Het leeuwendeel van die bedragen was uitgegeven ten behoeve van de Koninklijke Marine en het Knil: in totaal ruim f 64 mln. De begrotingsinkomsten (hoofdzakelijk, naar wi] vermoeden, afdrachten van inkomstenbelasting) van de Commissie en van van Mook en zijn Raad van departementshoofden beliepen in totaal tot I september '45 ca. f 0,5 mln. Daar kwam bij dat de Commissie, haar werkzaamheden aanvangend, kon beschikken over ruim 1,3 mln Australische ponden oftewel in Nederlandse valuta (het Australische pond had een koers van f 6,06) ruim f 7,8 mln. Rest een tekort van bijria f 70 mln. Dat heeft geen probleem gevormd: het Londense departement van koloniën heeft van maart '42 af in totaal een bedrag van (omgerekend) ruim f 50 mln naar Australië gezonden en van de Amerikaanse regering werd een bedrag van (omgerekend) ruim f 35 mln ontvangen: de nominale waarde van het nieuwe Nederlands-Indische geld (muntbiljetten, uitgegeven door 'de waarnemend gouverneur-generaal van Nederlands-Indië'
) dat aan de Amerikaanse strijdkrachten zou worden uitgereikt,"
Er was aan Nederlands-Indische kant in Australië (men houde in het oog dat Indië in financieelopzicht een zelfstandige rechtspersoon was) dus geld genoeg.
Zo ook in de militaire sector.
Opvarenden van de marine ontvingen in Australië de tropenbezoldiging plus een duurtetoeslag, een waltoelage (als zij aan de wal waren) en een gevarentoelage en die wedde werd ook uitgekeerd aan, aldus van der Plas, 'de mensen die'
(op het marinehoofdkwartier) 'volmaakt veilig in Melbourne in een heerlijk klimaat zaten."
De toelagen welke de marine betaalde, waren overigens lager dan die van het Knil dat als basis de naar verhouding hoge tropenbezoldiging kende - een luitenant-ter-zee-vlieger tweede klas van de Marineluchtvaartdienst die bij het i Bth. squadron (de Mitchells) was ingedeeld, kreeg een maandelijkse gevarentoelage van f IS0, een legerofficier bij het squadron die precies dezelfde gevaren doorstond, kreeg er een van f 405. Wie bij het Knil diende, was dus in financieelopzicht beter af. Een Knil-soldaat, Europeaan of inheemse (het in Indië geldend verschil in soldij werd midden '43 opgeheven), ontving per week (omgerekend) f 5,25 geen groot bedrag, maar een Australische soldaat moest het in Australië stellen met (omgerekend) f 2,10. Bovendien vonden binnen het Knil zoveel rangsverhogingen plaats dat er maar weinig soldaten overbleven - de meeste Knil-militairen hadden de rang van sergeant of een nog hogere rarig" 'en dan konden de wedden snel stijgen. Van Eechoud, uit de jungle op Nederlands-Nieuw-Guinea opgehaald, werd in Australië eerste luitenant en kreeg prompt een maandwedde van f I 070, 'precies zoveel als een Australische generaal-majoor"
,J.
Het gevolg was dat veel Nederlanders uitgesproken ruim in hun geldmiddelen zaten. Wie zuinig leefde, kon aanzienlijke bedragen opzijleggen (een kolonel van het Knil becijferde in '44 dat hij, als de oorlog nog een jaar zou duren, ca. f 30 000 zou hebben bijeengespaard-) - velen hadden evenwel generlei behoefte aan zuinigheid. Levensmiddelen waren in Australië niet duur; men kon er in een goed restaurant een lunch krijgen voor (omgerekend) f 1,50 en een diner voor f 1,80 en hield dus, als men dat wilde, veel geld over waarmee men een vriendin kon onderhouden of dat besteed kon worden voor zaken die schaars en dus duur waren: goede woonruimte en sterke drank bijvoorbeeld. 'Wanneer men'
, aldus later een employé van de KLM die in Australië kapitein in het Knil was geweest, 'in een hotel kwam en men zag een tafel met wijn en likeuren, dan kon men er zeker van zijn dat er Hollanders bij waren."
'De Dutch Club', aldus van Eechoud, 'was de rijkst voorziene club van Melbourne"
(en mocht, evenals alle hotels die diners serveerden, voortgaan alcoholische dranken te serveren op het uur waarop alle Australische pubs dichtgingen); ook was het een Nederlander die, aldus van der Plas, in een Australisch dagblad een advertentie plaatste om in het overbevolkte Brisbane een appartement te huren, 'price no consideration'," Trouwens in Melbourne en elders waren, zo berichtte in ' 5 I (wellicht ietwat gechargeerd) een Australiër die werkzaam was geweest bij de Netherlands Indies Government Information Service, de Nigis, aan de Enquêtecommissie, 'all the most expensive and most commodious fiats in the best neighbourhoods occupied by Dutch people,"
Daar kwam bij dat, toen in Australië de benzinetoewijzingen verlaagd werden en een autovrije zondag werd ingevoerd, talrijke Nederlandse dienstauto's druk bleven rondrijden, ook op autovrije dagen. Daaronder waren de auto's van de leden van de Commissie: Amerikaanse Packards, die naar Indië onderweg waren geweest en waarvan nu het nummerbord 'Nederlands-Indië I'
, 'Nederlands-Indië z'
en 'Nederlands-Indië 3'
luidde."J.J
'Wanneer wij zagen'
, aldus dr. Honig, 'dat de heer Evatt'
(de Australische minister van External Affairs),
'met een autootje met een gascarburator rondreed en een van onze mensen in een prachtige auto met chauffeur, dan was dat voor de Australische hoogarnbrelijke fIguren, van wie het leven vrij sober is, wat bevreemdend. Van MacArthur hadden ze dit nog kunnen tolereren"
een belangrijke toevoeging! Want het moge waar zijn dat veel Nederlanders zich ruim konden bewegen, voor de Amerikaanse militairen (een Amerikaanse soldaat kreeg omgerekend per week f 12S) gold dit in nog hogere mate. Dat wekte bij de Australiërs jaloezie op. Ten aanzien van de Amerikanen stond daar evenwel tegenover dat zij, zo werd gemeend, door hun interventie Australië hadden beschermd tegen een Japanse landing en dat in elk geval het verdere behoud van Australië afhankelijk was van de Amerikaanse oorlogsinspanning - ten aanzien van de Nederlanders stond er maar heel weinig tegenover; hen beschouwde men, aldus weer van Eechoud, 'als bannelingen, als uit hun land verdrevenen. Ik heb er veelopmerkingen over gehoord."
Ook in de Tweede Wereldoorlog waren er in elk oorlogvoerend land groepen die ruim in hun middelen zaten. Royaliteit, zelfs excessieve, en aan losbandigheid grenzende uitbundigheid konden aanvaard worden van militairen die met verlof waren en wisten dat zij, van dat verlof teruggekeerd, weer hun leven op het spel moesten zetten, maar werd zulk een gedrag door anderen tentoongespreid, dan wekte dat aanstoot. Ten aanzien van de Nederlanders was die aanstoot zo sterk dat van der Plas, in januari '43 bij de Prime Minister van Nieuw-Zeeland op bezoek, er door deze onmiddellijk over werd onderhouden. Effect had dit verwijt niet: de geldende regelingen werden niet gewijzigd.
Het kwam alles tezamen Nederlands naam in Australië niet ten goede.
Wij komen nu tot een belangrijke vorm van werkzaamheid van deJ.
Wat het eerste betreft: het Knil had in Australië machinerieën besteld voor een nieuwe munitiefabriek - dat contract werd geannuleerd. Zo waren er meer.
Wat het tweede aangaat: er lagen in Australië ten tijde van de algemene capitulatie van het Knil dertig schepen met voor Indië bestemde goederen. Van Mook wist daar een regeling voor te treffen: met het dreigement dat de ladingen, voorzover uit Amerika afkomstig, daarheen teruggezonden zouden worden, bereikte hij dat de Commissie verlof kreeg, alle ladingen te verkopen. Er was genoeg vraag naar: de Australische regering en vooral MacArthurs hoofdkwartier konden veel gebruiken. Het betrof hier ca. 12000 totaal verschillende partijen goederen; er waren wapens bij zoals stenguns en mijnen, andere goederen die militair van belang waren zoals zoeklichten en motorfietsen, maar ook hoeveelheden levensmiddelen - één schip was er dat in hoofdzaak een lading cement aan boord had. Voor elk van de dertig schepen werd een verantwoording gemaakt die post voor post aangaf wat met de betrokken partij was geschied. Al dat werk vond plaats onder leiding van Smits die er een kleine staf van in het bedrijfsleven ervaren krachten voor aantrok. Hij had ook veel contact met de Netherlands Purchasing Commission in Amerika, met de Nederlandse Scheepvaart- en Handelscommissie in Londen en met haar vertegenwoordiging in Brits-Indië, want ook in die drie landen lagen in maart '42 schepen die voor Indië goederen aan boord hadden; voor de meeste daarvan vonden de genoemde instanties kopers. Eind '44 (latere cijfers hebben wij niet) was de opbrengst in Amerika (omgerekend) f 141 mln en in Engeland en Brits-Indië telkens ca. f 3,5 mln - het provenu (de opbrengst minus de kosten) was in Australië tot I september '45 f 5,7 mln, Het spreekt vanzelf dat goederen die bij de naoorlogse wederopbouw van Indië goed gebruikt konden worden, niet aan buitenlandse afnemers verkocht werden - de Commissie (resp. de Raad van departementshoofden) kocht ze zelf, eind '44 tot een totale waarde van (omgerekend) ca. f 13,5 mln. Het betrof hier in hoofdzaak textielgoederen.
Voor die wederopbouw van Indië werd nog veel meer gekocht - daar zullen wij in hoofdstuk 7 ('De terugkeer voorbereid'
) over schrijven. Hier willen wij slechts opmerken dat bij de Commissie en de andere Nederlands-Indische en Nederlandse autoriteiten in Australië uiteraard de belangen van Nederlands-Indië centraal stonden. Overigens was het, wat de te verwachten naoorlogse noden in Indië betrof, buitengewoon hin'43 en de eerste maanden van '
44 nauwelijks berichten ontvangen werden die een duidelijk beeld gaven van wat zich op economisch gebied in Indië afspeelde en van wat daar na de bevrijding nodig zou Zijn.