Uiteraard bleef de superioriteitswaar; waarvan menige Nederlander in Australië en in de Verenigde Staten bleef getuigen, niet on bekend aan die Indonesiërs die daar of elders op posten van grote verantwoordelijkvan J.I2Discriminarie, 11cEnquêtecommissie 'Regeringsbeleid 1940- 1945'Indonesiërs in Australië, 11cPenninck, J. B., 11cPersatoean Moeslimin Indonesia, 11cRadiotoespraak van koningin Wilhelmina op 7 december 1942DE COMMISSIE VOOR AUSTRALIË EN NIEUW-ZEELANDheid stonden. Wij noemden er twee: Soejono, die in Londen minister werd, en Loekman Djajadiningrat, een van de leden van de Commissie in Australië, later in de Raad van departementshoofden directeur van Onderwijs en Eredienst. Beiden vroegen zij zich bij tijd en wijle af of zij er verstandig aan deden, ostentatief aan Nederlandse kant te blijven staan. Wat Soejono betreft, die beginjanuari '43 in Londen aan een hartaanval bezweek, willen wij er aan herinneren dat hij ten diepste ontsteld was door het feit dat hij drie maanden tevoren in de discussies in het kabinet die aan de 7 december-toespraak voorafgingen, op het voor hem wezenlijke punt (de principiële erkenning van Indonesië's recht op onafhankelijkheid) niets had bereikt. In die 7 december-toespraak was gezegd dat in het koninkrijk der Nederlanden geen plaats zou zijn voor rassendiscriminatie - was dat een doelstelling die op korte termijn, eigenlijk onmiddellijk, of een die pas op lange termijn zou worden verwezenlijkt? Van Hoogstraten, begin april' 43 uit Londen in Amerika aangekomen, zei dat dat niet duidelijk was. Aan Hart, de voorzitter van de Commissie in de Verenigde Staten voor Nederlands-Indië, Suriname en Curaçao, ontging het niet welk effect die mededeling had op Loekman Djajadiningrat. 'I think I ought to tell you Djajadiningrat's reaction', schreef hij aan van Mook.