In juli '41, ruim vier maanden vóór Pearl Harbor, had president Roosevelt aan een vertrouweling die al belangrijke missies voor hem had uitgevoerd, Colonel William Donovan, opdracht gegeven, het inwinnen van geheime inlichtingen te systematiseren en te coördineren, vooral voorzover zij betrekking hadden op de militaire strategie. Donovan had er in Washington een apart bureau voor gevormd dat in juni '42 Office of Strategic Services ging heten, oftewel de OSs. Het bureau werd onder de Amerikaanse joint Chiefs of Staff geplaatst, ontwikkelde zich tot een dienst die aparte afdelingen had voor Intelligence, Operations en Research en die met dat alles enigermate o.m. de functies combineerde die in Engeland door MI-6 en SOE vervuld werden.
Kort na Pearl Harbor nu ging deze OSS aandacht besteden aan bezet Nederlands-Indië, althans: toen Roosevelt begin april '42 bij de joint Chiefs of Staff informeerde, wat er eigenlijk ondernomen was teneinde intelligence-gegevens uit Nederlands-Indië te krijgen, kwam in het concept-antwoord te staan dat de Japanse radiozenders op Java werden beluisterd, dat luchtverkenningen plaatsvonden, dat in Brits-Indië een intelligence organisation in opbouw was die al geheime agenten liet opleiden (militairen van het latere Korps Insulinde), maar tevens dit: 'Colonel Donovan has also completed plans for subversive activity and espionage work in the Far East including the Netherlands East Indies and has agents training fay the purpose, but his organisation can not be in effective operation for about three months."
Men moet wel aannemen dat deze vroege plannen van de OSS het gehele jaar '42 door papieren plannen zijn gebleven, want toen van Mook injanuari of begin februari '43 in Washington met Donovan kon spreken, bleek dat de OSS nog in het geheel geen geheime agenten had gerecruteerd die in Nederlands-Indië konden worden ingezet. Zonder Furstner, Helfrich of welke militaire autoriteit ook in te lichten maakte van Mook
Nog voordat deze in Amerika arriveerde, pleegden Honig en Abdoelkadir overleg met Hart, de voorzitter van de Commissie in de Verenigde Staten voor Nederlands-Indië, Suriname en Curaçao - het gevolg was dat zij gedrieën midden maart aan de OSS een 'Outlinefor project for secret intelligence work' deden toekomen 1, waarin zij er op wezen dat de moeilijkste vraag was, hoe men Indonesiërs of donkere Indische Nederlanders kon vinden die tot geheime agenten konden worden opgeleid. Z~ zagen zeven groepen waarin candidaten konden worden gezocht: de Indonesiërs en Indische Nederlanders die in militaire dienst waren, de Indonesiërs en Indische Nederlanders onder het koopvaardijpersoneel. de Indonesiërs, ca. vijfhonderd, die verspreid in de Verenigde Staten woonden, de Javaanse kolonisten in Suriname ('mostly illiterate and will probably not prove to be a very prolific source'), de Javaanse arbeiders in Frans-NieuwCaledonië, de Indonesische bedevaartgangers in Mekka en de Indonesische studenten aan de Islamietische universiteit te Cairo. Wat de eerste groep, de militairen, betrof berichtten z~ aan de OSS dat Hart eind februari al op zoek was gegaan onder de in Guelph (Canada) verzamelde recruten voor de Irene-Brigade (hij had er één Indonesiër aangetroffen die hem geschikt leek, een Menadonees), dat Hart en Abdoelkadir spoedig een recruteringsbezoek zouden brengen aan de centra waar de leerlingen van de Indische vliegscholen werden opgeleid, dat Honig in april voor hetzelfde doel naar de Antillen en Suriname zou gaan en dat in een iets later stadium Abdoelkadir, conform een plan dat hij als eerste had ontwikkeld, op zoek zou gaan in Mekka en Cairo.
Op die reis van Abdoelkadir komen wij nog terug - wat de andere pogingen om candidaat-geheime agenten te vinden betreft, vermelden wij hier dat Hart en Abdoelkadir onder de leerlingen van de vliegscholen vijf Indonesiërs aantroffen die vervolgens in een opleidingskamp van de OSS aan een harde training werden onderworpen (dat waren de vijf op
Er was dus nog niet veel bereikt toen Warners naar Amerika en Abdoelkadir ter verdere voorbereiding van het Mekka- en Cairo-plan naar Londen vloog.
Wat was Warners' nieuwe functie?
Gerbrandy had hem een schriftelijke opdracht d.d. 8 mei '43 toegezonden waarin stond dat hij ten behoeve van de ministeriële Commissie Oorlogvoering '
de verbinding [zou zijn 1 ten aanzien van de organisatie en de werking van alles wat behoort tot en verband houdt met het terrein der psychologische oorlogvoering, ondergrondse activiteit, sabotage, inlichtingendienst en alles wat daartoe moet worden gerekend in de meest uitgebreide zin, als onderdeel van de oorlogvoering van het koninkrijk in het Verre Oosten? Niet de Commissie Oorlogvoering had die opdracht geformuleerd maar Gerbrandyen van Mook hadden dat samen gedaan - Furstner was er buiten gehouden en Helfrich, de Bevelhebber Strijdkrachten Oosten, werd niet ingelicht.
In de Verenigde Staten deed Warners vooreerst niet meer dan zich drie maanden lang in de opzet en de werkwijze van de OSS verdiepen. Hij bracht een bezoek aan het trainingscentrum van de OSS waarheen de vijf eerder bedoelde vrijwilligers waren overgebracht - van hen waren nog vier aanwezig, 'prima kerels'
, schreef hij aan van Mook, maar de training was door de OSS geheel gericht op de omstandigheden in Europa, 'van het werken in de Far East hebben ze geen idee. 't Is min of meer ontstellend hoe men deze mensen wil wegzenden als Secret Intel ligence-agenten ... De radio-apparatuur is, voorzover ik thans gezien heb, onvoldoende voor het huidige doel." Verder kwam Warners tot de conclusie dat aan Nederlandse kant alle geheime werk in de oorlog met
'moet'
, aldus zijn voorstel aan van Maak,
'tenslotte het gehele gebied der activiteit bestrijken, dus zowel Voor-Indië als Australië als eventueel China. En er moet één gezaghebbende autoriteit zijn die daarvoor verantwoordelijk is; regionale leiders in Australië, Voor-Indië en eventueel China moeten aan die autoriteit ondergeschikt en verantwoordelijk zijn. Teveel kapiteins op het schip gaat niet ... En de centrale leiding dient tevens zo permanent mogelijk te zijn."
Dit plan was al daarom van twijfelachtige waarde omdat Warners (wilde hijzelf die ene kapitein worden?) er niet voldoende bij had stilgestaan dat het Nederlandse geheime werk in de oorlog met Japan in twee War Theatres viel en dat Nederland in geen van die War Theatres vrijelijk kon beschikken over de hulpmiddelen die voor het geheime werk nodig waren. Meer nog: er wàs al 'één gezaghebbende autoriteit'
: Helfrich, in Australië vertegenwoordigd door Koenraad. Helfrich werkte op Ceylon via de Anglo-Dutch Country Section samen met SOE, Koenraads Ne.fis was in Australië ingevoegd in het geheel van het Allied Intelligence Bureau en van der Plas werkte er samen met Kendall, hoofd van de Section Secret Intelligence van het
Concludeert men uit dit alles dat Warners in Washington geen denkbeeld had van de organisatie van het geheime werk op Ceylon en in Australië, dan vindt die conclusie bevestiging in een breed opgezette studie,' Organisation oj Psychological Warfare in the South- West Pacific Area', die hij begin juli afsloot," Aansluitend op wat hij van de stimulering van het illegale werk in bezet Nederland van Londen uit wist, ontwierp hij een optimaal plan (een 'zeer goede studie'
, tekende Helfrich er bij aan): hij wilde naar Indië eerst drie of vijf verkenningsagenten uitzenden, vervolgens minstens twaalf organisatoren die zouden moeten beschikken over betrouwbare contactadressen, daarna minstens tien instrukteurs voor spionage- en sabotagegroepen en tenslotte nog enkele tientallen andere geheime agenten. Het geheel van die illegale groepen zou trouwens niet alleen spionage en sabotage moeten bedrijven maar ook illegale bladen dienen uit te geven en anti-Japanse geruchten in omloop moeten brengen. Hij meende te weten dat op Java geheime agenten met zenders, codes en zendschema's waren achtergelaten ('hoeveel? waar?'
schreef Helfrich naast de betrokken passage), dat ook de Knil-troepen in de
'welke? hoeveel? waar?'
) en hij ging r van uit dat zijn geheime agenten steun zouden vinden bij de niet krijgsgevangen gemaakte Nederlanders en Indische Nederlanders (dat vrijwel alle Nederlandse burgers en in de Buitengewesten ook vrijwel alle Indisch-Nederlandse geïnterneerd waren, wist hij niet) die, zo vertrouwde hij, allen bereid zouden zijn hun leven te geven voor de goede zaak. Daarenboven bepleitte hij dat ook uit Nationalistisch China geheime agenten naar Indië zouden worden gezonden, dat onderzeeboten zouden worden gebouwd die grote hoeveelheden wapens en sabotagemiddelen zouden kunnen vervoeren, en dat, mede met hulp van de Sowjet-Unie (er was een Russische korte golf-zender benoorden Wladiwostok), de radio-uitzendingennaar Nederlands-Indië uitgebreid zouden worden. Uiteraard was voor de uitvoering van deze opzet de medewerking van de Australische, Britse, Amerikaanse, Chinese en Russische autoriteiten nodig (waar de grenzen van de War Theatres liepen, was hem onbekend) - wat de Amerikanen betrof, rekende hij speciaal op samenwerking met de Oss.
Waar kon men haar in dat ambitieuze geheel plaatsen?
Zij was, wat het Indian War Theatre, spoedig South-East Asia Command, aanging, geheel afhankelijk van de welwillendheid van de Britten die dat oorlogstoneel als hun domein beschouwden, en wat MacArthurs gezagsgebied betrof, geheel afhankelijk van diens bereidheid om de OSS in de South- West Pacific Area te laten opereren - welnu, die bereidheid ontbrak. Er wachtte Warners dan ook een bittere teleurstelling: op 2 juli' 43, enige dagen voordat hij zijn studie afsloot (zij heeft geen enkel effect gehad) en Washington op weg naar Australië verliet, vernam hij in de Amerikaanse hoofdstad van de chef van de Intelligen.ce-afdeling van MacArthurs hoofdkwartier dat MacArthur elke vorm van inschakeling van de OSS afwees - Warners kreeg, zo schreef hij aan van Mook, 'in zeer duidelijke bewoordingen'
te horen, 'dat de OSS-plannen niet pasten in de gedachtengang van MacArthur."
In het veruit grootste deel van Indië was de OSS dus uitgeschakeld.
Van Mook had goede hoop dat de recrutering in het Midden-Oosten een succes zou worden en tal van nieuwe krachten zou doen toevloeien zowel aan het Knil en de Nederlands-Indische burgerlijke diensten in Australië als aan de Anglo-Dutch Country Section op Ceylon en aan de nieuwe Civiele Inlichtingsdienst welke hij in Australië wilde oprichten. Die nieuwe krachten trachtte hij vooreerst buiten de militaire sfeer te houden. In richtlijnen voor de werving' bepaalde hi] dat zij zouden worden aangenomen 'in burgerlijke dienst'
, dat hun £ 15 per maand zou worden betaald en dat, als zij gehuwd waren, in geval van hun overlijden hun weduwe een uitkering zou krijgen van £ 250. 'Het transport naar Colombo en Australië kan'
, schreef hij ook nog, 'geschieden in ploegen van twaalf tot twintig man.'
Wat te doen met deze mensen, voorzover z~ bij het gehein'le werk betrokken zouden worden?
Ripley, de man van de OSS, wetend dat hij van Australië uit niets kon ondernemen, keek niet verder dan Ceylon - van daaruit wilde hij eerst op Sumatra een 'initial reconnaissance' laten uitvoeren door' trained agents' (Indonesiërs of Chinezen) - pas daarna zouden er geheime agenten 'for a long stay' heen gezonden worden en die laatsten zouden zenders meekrijgen."
Dat stemde overeen met van Mooks eigen denkbeelden. 'Wij zijn allen overtuigd'
, schreef hij aan van Deinse op Ceylon,
I Exemplaar z.d. in a.v., MK, M r8.2, M .20. 2 S. Dillon Ripley: 'OSS Netherlands project' (10 juni 1943) (a.v., M 185).
de acties van de verkenningspatrouilles van het Korps Insulinde noemde hij 'romantisch kinderspel'
.' In diezelfde geest schreef hij aan van der Plas, 'de enigszins romantische instelling van Helfrich op dat gebied'
aanstippend - 'eerst als wij werkelijk weten hoe de zaken in Indië staan en over de nodige contacten beschikken, komt de voorbereiding van Special Operations-werk aan de beurt ... Laat ons na alle misère en tegenslag hopen dat wij nu in de tweede helft van 1943 in ieder geval met het eigenlijke werk doeltreffend kunnen beginnen." Aan de nieuwe krachten (gehoopt werd dat men er minstens honderdvijf-en-twintig, ja misschien wel vijfhonderd bijeen zou krijgen) zou overigens niet gezegd worden dat sommigen hunner mogelijkerwijs voor geheime operaties bestemd waren, maar, aldus van Maak aan Warners, 'voor de Indische dienst (Ieger, olie-rehabilitatie, economische zaken, administratie enz.)' - ze zouden naar Brits-Indië en Australië worden overgebracht, waar men hen zou 'observeren'
en 'de geschikte candidaten uitzoeken."
Opjuni '43 kwamen, weer begeleid door de arts Raden Ma'rnoen, in Mekka de vijf Indonesiërs en drie Maleiers terug die door SOE als volmaakt ongeschikt uit Brits-Indië waren weggestuurd. Ook aan die acht was bij hun recrutering niet gezegd dat zij voor geheime operaties zouden worden opgeleid - dat hadden zij pas in Brits-Indië in de opleidingscentra van de SOE gemerkt. Zij hadden na hun terugkeer veel te vertellen: 'de wildste geruchten doen hier de ronde'
, berichtte de Nederlandse viceconsul te Djeddah eind juni aan Buitenlandse Zaken}
Vier weken na die rode juni, op 7 juli '43, kwamen Pitt Hardacre en
'de Indische dienst'
aangezocht werd - het ging, zo werd gemeend, om een gevaarlijke oorlogstaak. Zeker, de uiteenzettingen die Abdoelkadir in Djeddah en Mekka kon geven, trokken een aanzienlijk publiek onder de bedevaartgangers die gespannen luisterden naar wat hij over de toestanden in bezet Indonesië te berichten had, maar dat betekende niet dat hij veel recruten bijeenkreeg. Bijna alle uit Indië afkomstige Indonesiërs en Arabieren met wie hij persoonlijk sprak, gaven hem de indruk dat zij beaamden wat hij al van de Egyptenaren had vernomen - hun uitlatingen vatte hij jegens van Mook in deze woorden samen: 'Het is onze strijd niet."
Niet honderdvijf-en-twintig, laat staan vijfhonderd recruten kregen Abdoelkadir en Pitt Hardacre in Mekka en Djeddah bijeen, doch slechts zeven-en-twintig (tot wie vier van de vijf Indonesiërs behoorden die wegens ongeschiktheid voor het geheime werk uit Brits-Indië waren teruggestuurd). Van die zeven-en-twintig waren vier bereid naar Ceylon te gaan om bij de operaties ter verkrijging van clandestiene rubber te worden ingeschakeld (die operaties werden spoedig gestaakt), de drieen-twintig overigen zeiden dat zij uitsluitend naar Australië wilden vertrekken - daarbij was van belang geweest dat zij uit de brieven van de eerste groep bedevaartgangers vernomen hadden dat dezen in Australië veel propaganda hadden kunnen maken voor de Islam. Of die drieen-twintig daar dan als geheime agenten konden worden opgeleid, was de vraag: Abdoelkadir had geen enkele candidaat kunnen vinden die geschikt was voor het intelligence-werk dat van Ceylon uit werd ondernomen - maar misschien behoorden tot deze groep (de vier die naar Ceylon hadden willen gaan, werden er bij nader inzien aan toegevoegd) personen die Captain Kendall als zogenaamde handelaren naar Java kon sturen, zoals hij al met twee uit de eerste groep bedevaartgangers had gedaan. Hoe dit zij, de zeven-en-twintig recruten (twee Javanen, zeventien Sumatranen, twee man uit Borneo, één uit Celebes, één Ambonnees
I Brief, 19 sept. 1943, van Abdoelkadir aan van Maak (a.v.).
Na zijn bezoek aan Saoedi-Arabië, dat bijna drie weken duurde, bracht Abdoelkadir een bezoek aan Irak in welks hoofdstad Bagdad een aantal uit Indonesië afkomstige Mohammedanen studeerde. Enkele tientallen schenen bereid te zijn op zijn aanbiedingen in te gaan - toen hij vertrokken was, lieten twaalf zich inenten tegen de pokken maar zij weigerden te vertrekken ('aangezien overtuigd'
, seinde de Nederlandse consul in Bagdad, 'trainingsplan als recrutering voor leger bedoeld."
) en vervolgens vermeden zij alle contact met de Nederlandse autoriteiten.
Geen wonder dat Abdoelkadir in augustus '43 als een teleurgesteld man in Brits-Indië aankwam! In Bombay en Calcutta had hij contact met Indonesische zeelieden en ook bracht hij, zoals in het vorige hoofdstuk vermeld, een bezoek aan de zeelieden die in Deoli waren geïnterneerd. Er was veel dat hem confronteerde met de tegenstelling tussen Nederlanders en Indonesiërs - hoe moest het nieuwe Indië worden opgebouwd waarin geen rassendiscriminatie zou voorkomen? Vertrouwen had hij in van Mook maar hij wist hoe moeilijk de verhoudingen in Londen lagen waar in de kring der ministers van Mook de enige was die de in de 7 december-toespraak neergelegde beginselen wilde concretiseren. Toen Warners op loktober in Colombo aankwam, schrok hij van de geestesgesteldheid waarin hij Abdoelkadir (deze stond op het punt, naar Australië te vertrekken) aantrof. Hij waarschuwde van der Plas. 'Abdoelkadir is'
, schreef hij deze, 'op zijn rondreizen en door zijn min of meer singuliere positie als loyaal, vooraanstaand Indonesiër in aanraking geweest met vele 'hoge'
en verantwoordelijke regeringspersonen en autoriteiten, waaronder de hoogste. Uit gesprekken die ik met hem gevoerd heb, is me duidelijk gebleken dat de man getroffen en zelfs geschokt is door het vele dat zonder enige reserve met hem of in zijn bijzijn is besproken en dat uiting heeft gegeven aan de grote verdeeldheid die onder verantwoordelijke figuren bestaat en over de tegenstellingen in de beschouwing en behandeling van vitale problemen.
Hij is hierover in zijn ziel diep mistroostig, om niet te zeggen dat zijn
I Het recruteringswerk onder de bedevaartgangers werd later in '43 en in '
44 voortgezet door de Nederlandse vertegenwoordigers in Saoedi-Arabië en dit leidde er toe dat in oktober '44 nog eens zestien en in januari '
45 nog eens negen gerecruteerden naar Australië scheep gingen. 2 Het telegram wordt geciteerd in het telegram van van Maak dat op 22 september '43 in Melbourne werd ontvangen (Archief Buitenl. Zaken, legatie Canberra, 912.I.13).'dodelijke bedrijf'
moeten worden opgeleid, aan illusies en daaruit voortkomende geestelijke spankracht moet voorhouden. Ik beveel deze man in je bijzondere zorgen aan; je bent de enige die door grote gaven en kennis en daarnaast overtuigd geloof tot deze allerfijnste educatie in staat en bereid bent.']
Geschokt wàs niet alleen Abdoelkadir, geschokt wèrd ook Helfrich - geschokt, toen hij begin oktober Warners' instructie te lezen kreeg: deze was voor de ministeriële Commissie Oorlogvoering de verbindingsschakel geworden ten aanzien van alle aspecten van het geheime werk 'in de meest uitgebreide zirî, als onderdeel van de oorlogvoering van het koninkrijk in het Verre Oosten'!
'Waar ik'
, zo protesteerde Helfrich bij Furstner, 'als BSO verantwoordelijk ben voor deze oorlogvoering, beweegt, voorzover ik het althans kan zien, de kolonel zich geheel op mijn terrein."
Dat had, doordat hij en Warners het eens waren over wat men in Indië wel en niet kon ondernemen, ter plaatse niet tot een conflict geleid maar onduidelijk was de situatie wèl en toen Warners begin november '43 in Londen was teruggekeerd, zette Furstner (die pas uit Helfrichs brief vernomen had, welke taak Warners vervulde namens de Commissie Oorlogvoering waar hij, Furstner, zelf deel van uitmaakte) de zaak op scherp: in december eiste hij van Gerbrandy dat Warners' instructie zou worden geannuleerd. Van Mook, de inspirator van de instructie, vertrok in die maand voor zijn grote rondreis, welnu: nog voordat hij weer in Londen was teruggekeerd, had Warners een nieuwe functie gekregen: hoofd van de Nederlands-Indische Civil Affairs-sectie in Mountbattens hoofdkwartier op Ceylon.
Zo had van Mook, met de OSS in zee gaand, in MacArthurs gezagsgebied niets bereikt en eigenlijk ook in het Indian War Theatre, dat in september
] Brief, 10 okt. 1943, van Warners aan van der Plas (ARA, Coll.-Warners, 3). 2 Brief, 7 okt. I943, van Helfrich aan Furstner (a.v.).
Als wij nu verder gaan beschrijven wat de Nederlandse geheime diensten, na al die mislukkingen in de eerste anderhalf jaar na de bezetting van Indië door de Japanners, verricht hebben in de twee jaar die daarop volgden, dan willen wij met Ceylon beginnen.