Dat die klasse-ongelijkheid zich ook bleef manifesteren op inkomensgebied, spreekt vanzelf.' . Wilterdink verbond aan al die constateringen die hij met gepaste voorzichtigheid naar voren bracht (het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft na '60 geen schattingen van het nationaal vermogen meer gepubliceerd en de gegevens over de privé-vermogens zijn nogalonzeker), de conclusie dat twee aan elkaar tegengestelde opvattingen, beide 'tamelijk gangbaar', niet in overeenstemming waren met de werkelijkheid: 'aan de ene kant het idee dat 'privé-vermogen van de produktiemiddelen' nog steeds het fundamentele kenmerk van de huidige samenlevingen van West-Europa en Noord-Amerika is - aan de andere kant de gedachte dat privé-bezit of particulier bezit in de modernste westerse samenlevingen van ondergeschikte betekenis is .geworden." De tweede helft van die conclusie dunkt ons juist maar bij de eerste helft zouden wij willen aantekenen dat men er natuurlijk over kan twisten wat 'het fundamentele kenmerk' van een bepaalde samenleving is, en daarbij wil het ons voorkomen dat Wilterdinks zo opvallend gegroeide semi-particuliere vermogens in elk geval geen direct-leidende functie vervullen in de economie - wat de bedrijven van enige omvang betreft, berust die functie in ons land ook anno 1985 nog steeds bij de directies en raden van commissarissen die optreden namens de aandeelhouders.
Bedrijfsleven in NederlandInkomens (na oorlog)Nationaal vermogenVermogensWilterdink, A. N.PUBLIEKE MORAAL GEWIJZIGD