Tekenend was wat geschiedde met de manuscripten die de jeugdige Anne Frank tijdens de onderduik van het gezin waarvan zij deel uitmaakte, geschreven had. Die manuscripten waren op het achterste gedeelte van de zolderverdieping van het pand aan de Amsterdamse Prinsengracht achtergebleven, toen de familie Frank en enkele andere Joodse onderduikers die zich bij haar hadden gevoegd, begin augustus '44 als gevolg van verraad (wie dat verraad heeft gepleegd, staat niet met zekerheid vast) waren opgepakt. Otto Frank, Anne's vader, was uit zijn gezin de enige overlevende - hij stelde uit Anne's manuscripten het te publiceren dagboek samen. In '46 gingen de historicus Jan Romein en zijn vrouw zich moeite geven om er een uitgever voor te vinden. Het dagboek werd door Querido's Uitgeversmaatschappij geweigerd, want 'daar'
, aldus later Annie Romein, 'heerste al de zekerheid dat de belangstelling voor alles wat de oorlog betrof," morsdood was.' Niet anders reageerden de uitgever