Schermerhorn bracht voor het minister-presidentschap grote gaven mee: hij was veelzijdig, hij had een snel verstand en een grote werkkracht, hij durfde leiding geven en hij inspireerde zijn medewerkers. Daar stond tegenover dat hij, eerder een intellectueel dan een politicus, toch niet geheel op zijn plaats was in de onbarmhartige wereld van de staatkunde; daarvoor was hij, aldus Janzen, 'te weifelend soms en dan weer te hoogdravend'
2 en soms ook (Tilanus had dat scherp gezien) te impulsief. Drees, die een indruk van grote redelijkheid placht te maken, kon bikkelhard zijn - Schermerhorn miste zulk een harde kern. Erkend zij overigens dat geen Nederlandse minister-president ooit in een meer ontredderd land begon te fungeren dan hij. Dat hij met een veelheid aan urgente problemen geconfronteerd zou worden, was hem duidelijk - zo óók, dat veler hooggespannen verwachtingen onmogelijk vervuld zouden kunnen worden en dat de ontevredenheid zich dan op zijn kabinet zou concentreren. 'Wie in deze put springt, is', zei hij in zijn afsluitend gesprek met de koningin, 'na een half jaar een verloren mens.'
3