In mel 45 kon men in de Binnenlandse Strijdkrachten een dubbele onderscheiding aanbrengen. Er was 111. de BS bezuiden en de BS benoorden de grote rivieren, en elk van beide viel weer in twee gedeelten uiteen: de BS bezuiden de grote rivieren in de Stoottroepen en de Bewakingstroepen en die benoorden die rivieren in het z.g. Strijdend Gedeelte en de Bewakingstroepen. In het zuiden telden die Bewakingstroepen omstreeks de jaarwisseling '44-'
45 ca. vijftienduizend man - een deel daarvan bleef allerlei bewakingsdiensten verrichten, o.a. bij de kampen voor politieke delinquenten, een ander, groter deel kwam samen in negentien gezagscompagnieën die aan het Militair Gezag ter beschikking werden gesteld. Aan Stoottroepers waren er in mei '45 ca. vierduizend man: lichtbewapende maar overigens maandenlang materieel slecht uitgeruste militairen die evenwel in Zuid-Limburg, in Zeeland en aan het front langs de grote rivieren ten koste van tweehonderdzestig gesneuvelden nuttig werk hadden gedaan en van wie een deel met de Amerikanen en Britten in maart en april Duitsland was binnengetrokken.
Voor de bezoldiging van deze BS'ers was een gunstige regeling getroffen: voorzover zij kostwinner waren, werden al hun inkomsten vergoed en zij kregen bovendien (Stoottroepen) twee, resp. (Bewakingstroepen) één gulden daggeld (voor de oorlog kreeg de dienstplichtige
Benoorden de grote rivieren waren er in de laatste fase van de Duitse bezetting in totaal ca. zestigduizend BS'ers die evenwel voor het veruit grootste deel niet bewapend waren en van wie de meesten ook geen wapentraining hadden ontvangen; hun namen en adressen waren bekend en de bedoeling was dat zij na de bevrijding naar voren zouden komen om als Bewakingstroepen dienst te doen - dan pas zouden zij bewapend worden. Tot het wèl bewapende en ook in het hanteren van wapens geoefende Strijdend Gedeelte behoorden vooral diegenen die uit de rijen waren voortgekomen van de drie illegale organisaties welke begin september '44 in de BS gebundeld waren: de Knokploegen (de KP), de Raad van Verzet (de RVV) en de Ordedienst (de OD). Begin '45 telde dat Strijdend Gedeelte een kleine zesduizend man, maar dat waren er in april méér geworden: in Gelderland, Overijssel en de drie noordelijke provincies namen namelijk in april '45 ca. vijfduizend BS'ers aan de gevechten deel - hun ingrijpen bleek vooral in Friesland (dat alleen al ca. vijf-en-twintighonderd van die BS'ers telde) effectief te zijn.
In Utrecht en in Noord- en Zuid-Holland werden de BS'ers van het Strijdend Gedeelte, bij elkaar enkele duizenden, wel op vrijdagavond 4 mei op hun clandestiene verzamelplaatsen geconcentreerd maar ingezet werden zij niet: er werd een wapenstilstand afgekondigd waaraan ook de BS'ers zich moesten houden; zij waren trouwens te gering in aantal en te zwak uitgerust om de strijd met de ca. honderdtwintigduizend militairen van de Wehrmacht te kunnen aangaan. Een en ander betekende dat de verwachting die velen hadden gekoesterd: zij aan zij met oprukkende Geallieerden slag te leveren met de gehate bezetter, niet in vervulling ging. Het was een tweede teleurstelling dat deze gewapende BS'ers pas op maandag 7 mei verlof kregen, zich in hun simpele blauwe overalls en met hun wapens in het openbaar te vertonen; een derde dat, toen op die dag in Amsterdam een Canadese officier door een kogel gewond was, de Canadese bevelhebber, Lieutenant-General C. Foulkes (aan wie bericht was dat de officier er het leven bij had ingeschoten), prompt aan prins
Als gevolg van dit alles maakte zich in de genoemde steden van het Strijdend Gedeelte een gevoel van grote verbittering meester en die verbittering sloeg over naar de BS'ers elders in het westen die hoorden wat in Amsterdam, Den Haag en Rotterdam was geschied. Er kwamen bij de staf van de BS rapporten binnen welker teneur was dat de BS zich verkocht en verraden voelde; in een van die rapporten stond letterlijk: 'de prins heeft ons in de steek gelaten'
, en die uitlating droeg er toe bij dat prins Bernhard, aan wiens ingrijpen het te danken was geweest dat de Binnenlandse Strijdkrachten in het zuiden gehandhaafd waren en de meest noodzakelijke uitrusting hadden ontvangen, op 13 mei via Londen 1 naar Parijs vloog teneinde bij Shaef (dat toen nog in Versailles was gevestigd) te bereiken dat Foulkes zich jegens de BS toeschietelijker zou opstellen - de prins was op de r óde weer op het Paleis Het Loa terug, waar hij zijn hoofdkwartier had gevestigd.
Was er dan geen teleurstelling meer toen de BS'ers, van armbanden voorzien, zich weer wèl overal met hun wapens mochten vertonen ? Wel degelijk. Behalve in de zuidoosthoek van Utrecht waar het Strijdend Gedeelte van de BS althans op één dag, zondag 13 mei, een zinvolle militaire taak te verrichten kreeg (het gebied moest uitgekamd worden op Waj(en-SS'ers die er zich schuilhielden"), werden zij gebruikt voor allerlei werk dat door velen als minderwaardig werd beschouwd. Dat gold misschien niet voor het arresteren van 'foute'
elementen maar wel voor het eindeloze wachtlopen en voor de hulpdiensten welke aan het Militair Gezag en aan de Geallieerden moesten worden verleend - het waren bijvoorbeeld BS'ers die voor het schoonmaken van gebouwen werden gebruikt. Vergeleken die BS'ers zich in het westen des lands met de Britten en Canadezen die het spits hadden afgebeten en die met uitbundig enthousiasme als helden waren toegejuicht, dan voelden zij zich als militairen van de tweede, zo niet van de derde of vierde rang. Vele kapabele krachten keerden de BS onmiddellijk de rug toe. Hun lege plaatsen werden onmiddellijk door anderen ingenomen en de formatie als geheel breidde zich nog uit ook. Zeker, veel eer was er niet in tede Britse militairen die in de oorlog met Duitsland en Italië gesneuveld waren. 2 Ca. tweehonderd werden'normaal'
leger zou kunnen worden gevormd.
Waren er omstreeks de bevrijding in het gehele land (diegenen die in de gezagscompagnieën van het Militair Gezag terechtgekomen waren, meegeteld) naar schatting tussen de zeventig- en tachtigduizend BS'ers, eind juni waren het, zo verklaarde later minister Meynen aan de Enquêtecommissie, 'ongeveer honderddertigduizend '
.1 Dat cijfer is wellicht te hoog geweest maar vast staat dat de formatie zich met grote snelheid had uitgebreid, dat het aantal er in opgenomen illegale werkers naar verhouding aanzienlijk was gedaald en dat ten aanzien van het gehalte van de talloze nieuwelingen in de meeste gevallen geen enkelonderzoek was ingesteld.
Al in de eerste dagen na de bevrijding werd zowel in het oosten als in het westen des lands hier en daar over de BS geklaagd. Zo had in Apeldoorn de Canadese Field Security op 18 april, daags na de bevrijding, geëist dat de BS wachten zou plaatsen bij alle huizen en opslagplaatsen die door de Canadezen in gebruik waren genomen, en zorg zou dragen voor een veiligheidscordon om het centrum. De meeste van de op dat moment aanwezige BS'ers voelden niets voor deze taken - sommigen traden toe tot een stoottroep die met de Canadezen westwaarts trok, anderen gingen op de Veluwe gewapend op zoek naar achtergebleven
1 Getuige Meynen, Enq.,
'Op de avond van de r Sde april'
, zo leest men in een geschiedenis van de illegaliteit van Apeldoorn en omgeving,
'moesten alle wachtdiensten geregeld zijn. Een ieder die zich meldt, is welkom, krijgt een oranje band en een geweer en behoort tot 'de Ondergrondse'
. Van de verwarring maken velen gebruik om, terugkerende van een wachtdienst, zo maar terloops onder bedreiging met geweer of stengun een fiets te vorderen voor hun verloofde, hier of daar een radio in beslag te nemen of ergens eigenmachtig huiszoeking te doen en mee te nemen wat waardevol of welkom is of om stoer en geweldig op te treden ... Het gevolg is duidelijk. 'De Ondergrondse'
wordt impopulair op hetzelfde moment dat zij geen 'Ondergrondse'
meer is.' I
In Den Haag stond in de 'Mededelingen'
welke de leiding van het Nationaal Comité nog enige tijd aan de leden van die verzetsgroep bleef toezenden, op 9 mei het volgende te lezen:
'Van verschillende zijden bereiken ons berichten over ongedisciplineerd gedrag der NBS.' Het schijnt voor te komen dat door afdelingen eigenmachtig naar NSB'
ers wordt gezocht, waarbij dan tevens geld en levensmiddelen geroofd worden. De levensmiddelen werden in één geval op straat onder de omstanders verdeeld ... In een ander geval werd door de NBS een motorrijtuig gevorderd, waarbij niet het verplichte vorderingsbewijs werd overhandigd doch als argument een getrokken pistool gold ... Op de Laan van Meerdervoort (is) geconstateerd [dat] armbanden van de NBS in de zwarte handel verkocht worden.' Zij '
doen' f 25. Tevens zijn NSB'ers gesignaleerd, terwijl zij met een NBS-band om collegaNSB' ers uit hun huizen haalden.' 4
Dat laatste kwam ook elders voor. Zo werd in Hilversum een lid van Musserts lijfwacht in de BS opgenomen, waar de man na enige tijd de NSB'ers hielp bewaken die er in de Nederlandse Seintoestellen Fabriek opgesloten waren.
Veelvuldig kwam het voor dat arrestatieploegen van de BS, NSB'ers oppakkend, gebruik maakten van de gelegenheid om zich van allerlei eigendommen meester te maken. Roof kwam ook wel voor, wanneertens het bevel van generaal Foulkes moesten worden uitgereikt. 4 Nationaal Comité: 'Mededelingen d.d. 8-9 mei 1945', p. I (Nationaal Comité, 6
'In de eerste loods die we binnenkwamen, hing een doordringende wijnlucht en waren de vloeren doordrenkt met wijn. Vele vaten waren hier leeggemaakt ... Ook in alle andere loodsen zagen we een chaotische toestand. Vaten pulp, bestemd voor jamfabricage, waren opengemaakt - de pulp stroomde over de vloer (de verwachting scheen geweest te zijn dat de inhoud der vaten uit alcoholica bestond) ... Behalve 's nachts werden ook overdag met auto'
s en motoren goederen uit de loodsen gehaald ... In plaats van zich op normale wijze toegang te verschaffen, gaf men er de voorkeur aan, door verbreking zich een weg te banen ... Posten die waren uitgezet voor de bewaking van de loodsen, verdwenen in de loodsen en vulden zakken met goederen ... Het was onze zegsman opgevallen dat gedurende het gehele tijdperk slechts één post u/as opgetreden die absoluut elkeen de toegang tot de loodsen ontzegde. Overigens was het een va-et-uient geweest van NBS'ers en vriendjes ... In een andere loods had zich een grote hoeveelheid manufacturen bevonden die ook voor het grootste deel gestolen waren.
Tenslotte kwamen we in het grote kantoorgebouw der Hollandse Stoombootmaatschappij, hetwelk bij de Duitsers in gebruik is geweest en door hen in ordentelijke staat verlaten ... Overal waren deuren verbroken ... [en 1 alle kasten en bureaus opengebroken.'
De conclusie van de functionaris van de HSM was, 'dat wat hier gedurende vijf jaar onder Duitse bezetting was geschied, niet dusdanige vormen had aangenomen als datgene wat in de drie weken dat de bewaking aan de NBS was opgedragen, heeft plaatsgevonden.'
I Bij een roofpartij als deze moet men in het oog houden dat zij zich voordeed in de fase die aan de grote uitbreiding van de BS voorafging.
Men mag niet generaliseren: er zijn talrijke BS'ers geweest die zich correct hebben gedragen en die ook de onaangename wachtdiensten (diensten die verricht moesten worden in weer en wind, met schamele kledij en op lekkende schoenen) stipt hebben verricht - even waar is het dat de gepleegde misdragingen de BS in delen des lands binnen enkele
I BS Amsterdam, Bewakingstroepen Oost, Wijk I, Commandant: 'Rapport no. 72' (29 mei 1945) (Doc II 500 A).
Wij vermeldden al dat in het zuiden uit de Bewakingstroepen van de BS vóór de bevrijding van het westen negentien gezagscompagnieën waren gevormd die aan het Militair Gezag ter beschikking waren gesteld - bij die negentien kwamen er na begin mei nog acht. Ook in het oosten, noorden en westen werd tot de vorming van gezagscompagnieën overgegaan - in totaal kwamen hierin ongeveer tienduizend man van de Bewakingstroepen terecht. Een ongeveer dubbel zo groot aantal gaf zich op als vrijwilliger voor Indië: van de vier-en-twintig vrijwilligersbataljons die in '45 en '
46 oostwaarts zijn gezonden, hebben vijftien uit vrijwilligers bestaan die zich in BS-verband opgegeven hadden, voorts zijn naar schatting tweeduizend BS'ers in '
45 naar Amerika vertrokken om daar aan de Mariniersbrigade te worden toegevoegd en zijn in '46 nog eens zesduizend BS'
ers naar Indië scheep gegaan als militairen van de z.g. Expeditionaire Macht.
Tijdens hun opleiding maakten die twintigduizend militairen deel uit van de Koninklijke Landmacht, waarin trouwens ook de ca. tienduizend BS'ers van de gezagscompagnieën werden opgenomen. De afwikkeling van de Binnenlandse Strijdkrachten begon op 8 augustus '45, d.w.z. dat dat de datum was waarop het militair verband van de in de BS opgenomen vrijwilligers (een verband dat voor de KP'ers, RVV'ers en OD'
ers op 5 september '44 was ingegaan) geacht werd te zijn geëindigd, behalve voor de velen die naar een ander onderdeel van de Koninklijke Landmacht zouden overgaan (dat waren er in totaal ca. vijftigduizend) of die nu ressorteerden onder de in het leven geroepen Gewestelijke Afwikkelingsbureaus der BS. Die Afwikkelingsbureaus werden eind oktober '45'er eind maart '
46 - nadien restte van de BS slechts het Centraal Afwikkelingsbureau dat nog tot oktober '47 werk had om voor een veelheid van moeilijke kwesties, meestal van sociale of financiële aard, een oplossing te vinden. Daarbij moesten ook talloze klachten onderzocht worden.
Evenals bij het Militair Gezag het geval was geweest, waren door de BS gevorderde auto's spoorloos verdwenen of waren andere malversaties gepleegd waarvoor de staat aansprakelijk werd gesteld. De verificatie van de gedane uitgaven bleek vaak moeilijk - van de wèl te verifiëren uitgaven constateerde de Algemene Rekenkamer in '46 dat verscheidene '
normaliter niet tot de Rijksuitgaven [hadden] mogen behoren.' De Kamer gaf er een reeks voorbeelden van, waaruit bleek dat BS'ers in allerlei plaatsen op kosten van het rijk feest hadden gevierd of zich drank en rookartikelen hadden aangeschaft.'
Ernstiger was dat de functionarissen van de Sociale Dienst van het hoofdkwartier (een dienst, eind juli '45 opgericht, die de bedoeling had, de terugkeer in de maatschappij van die BS'ers die niet in een ander verband zouden worden opgenomen, te vergemakkelijken) bij gebreke aan instructies uit Den Haag voor zichzelf een veel te hoge salarisregeling hadden vastgesteld. Hun kas, waaruit zij die salarissen opnamen, hadden zij weten te vullen met bij het bedrijfsleven ingezamelde gelden en met het batig saldo van een aan de BS gewijde tentoonstelling in het warenhuis 'De Bijenkorf te Amsterdam - een manifestatie die in de herfst van '
45 de levendige ergernis opwekte van de Grote Adviescommissie der Illegaliteit; zij was geïrriteerd door het feit dat de eerste verzetstentoonstelling in de hoofdstad louter gewijd was aan een formatie waartoe maar een gering deel van de illegale werkers had behoord en die bovendien door alles wat sinds de bevrijding was geschied, aan de naam van de illegaliteit schade had berokkend.
Preciezer gezegd: wie was er burgemeester?
Waren burgemeesters door de bezetter ontslagen, dan lag het voor de hand dat zij de uitoefening van hun functie zouden hervatten, maar in honderden gemeenten waren de 'oude'
burgemeesters door de bezetter gehandhaafd of waren met diens verlof door secretaris-generaal Frederiks niet-'foute'
personen tot burgemeester benoemd en tegen velen van al dezen waren in de loop van de bezetting bij de illegaliteit grote bezwaren gerezen. De grootste illegale organisatie, de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (de LO), had daar een overzicht van gemaakt: zij was omstreeks de jaarwisseling' 44-'
45 overgegaan tot een, zo heette het, 'bestuursenquête'
, die niet betrekking had op de 'foute'
burgemeesters (dat die zouden verdwijnen, sprak vanzelf) maar op de niet-'foute'
. Schermerhorn en Bruins Slot hadden daartoe met betrekking tot die burgemeesters een lijst met 51 vragen opgesteld (en een met 22 vragen met betrekking tot de gemeentesecretarissen) die een beeld moesten geven van hun algemene houding. Voor Noord-Holland waren die gegevens alle binnengekomen, voor Utrecht en Zuid-Holland maar ten dele. Ze waren aan Kesper, de door het College van Vertrouwensmannen aangewezen gemachtigde voor Binnenlandse Zaken, ter hand gesteld en hadden er toe bijgedragen dat deze in overleg met dr. J. E. baron de Vos van Steenwijk en Bosch van Rosenthal, die resp. in Noord-Holland en'foute'
burgemeesters vervangers moesten worden benoemd. In Zuid-Holland evenwel was Kesper in conflict geraakt met de waarnemend provinciale commissaris, mr. E. J. M. H. Bolsius; deze had zovele omstreden niet- 'foute'
burgemeesters willen handhaven, dat Kesper hem eind april had gezegd dat hij bij de bevrijding zijn functie zou moeten neerleggen - de Vertrouwensmannen hadden toen dr. Rutgers, lid van de Raad van State, tot waarnemend commissaris benoemd. Het gevolg van deze gang van zaken was dat ten tijde van de bevrijding in verscheidene gemeenten in Zuid-Holland nog geen waarnemend burgemeester was benoemd die voor de illegaliteit aanvaardbaar was. In die gemeenten gingen veelal de BS-commandanten op eigen gezag burgemeesters benoemen en hieruit is hier en daar een verwarring voortgevloeid waarop wij nog terugkomen als wij de burgemeesterszuivering in haar algemeenheid zullen behandelen. Hier evenwel is de constatering van belang dat verscheidene van deze benoemingen door het Militair Gezag ongedaan werden gemaakt.
Dat werd een algemeen verschijnsel: behalve in Friesland waar het Militair Gezag de illegaliteit en de daaruit voortgekomen BS onmiddellijk had ingeschakeld, trok het MG zich bij zijn eigen werkzaamheden van de BS weinig aan. De commandanten, gefrustreerd door het onbevredigende werk dat vele BS'ers moesten doen (de commandant van Harderwijk zei midden mei in een vergadering van de commandanten van BS-districten op de Veluwe, 'dat hij thans directeur is van een schoonmaakdienst'
I), constateerden geïrriteerd dat figuren die dan wel 'goed'
waren geweest maar niet aan het illegale werk hadden deelgenomen, als officieren van het Militair Gezag uniformen droegen waarop sterren en balken prijkten. Die nieuwbakken officieren gingen met de functies (en met de eer) strijken - wat bleef er voor de BS over? Bitter weinig. De commandant van Harderwijk had aan zijn klacht nog toe te voegen, de 'indruk'
te hebben, 'dat de NBS zo langzamerhand beschouwd wordt als een noodzakelijk kwaad. Wij worden stelselmatig kapotgemaakt/ "
Bij wie er zo over dacht, werd de ontevredenheid in de weken die volgden, slechts groter. Veel van wat men om zich heen zag of waarvan men hoorde (de materiële nood die voortduurde, de trage zuivering bij
'vernieuwde'
land waarvan men had gedroomd. Had Nederland nog een kabinet? Ja, het derde kabinetGerbrandy maar dat bestond goeddeels uit personen wier namen men nooit had gehoord - men wist dat Schermerhorn en Drees door de koningin als formateurs van een nieuw kabinet waren aangewezen, maar dag na dag verstreek en geen nieuw kabinet kwam opdagen. Waren er weer schier eindeloze formatiebesprekingen gaande, zoals in de periode tussen de twee wereldoorlogen zo vaak het geval was geweest? Maar was dan de parlementaire demoeratie nog wel geëigend om Nederlands herstel te bevorderen? Verscheidene BS-commandanten vonden van niet en grepen terug op het denkbeeld dat tijdens de bezetting in sommige rechtse kringen aanhangers had gevonden: koningin Wilhelmina moest orde op zaken stellen! Overigens wendden de bedoelde commandanten zich niet tot háár maar tot hun bevelhebber, prins Bernhard. Deze ontving op 13 juni veertien BS-commandanten, welker woordvoerder, zo vertelde de prins later aan zijn biograaf Alden Hatch, hem zei dat 'alleen een nieuw en sterk bewind'
Nederland weer tot bloei kon brengen. 'Zoals wij hier staan'
, zou die woordvoerder hebben gezegd,
'beschikken wij over meer dan tweehonderdduizend man die ons zullen volgen waarheen wij ook voorgaan. Als u ons daartoe toestemming verleent, zullen wij ons tot de koningin wenden en haar zeggen: 'Wij geven u en prins Bernhard de macht om ons land langs nieuwe wegen op te bouwen tot een land waarin onze idealen kunnen worden verwezenlijkt."
Aan Alden Hatch zei de prins dat hij het geopperde denkbeeld met beslistheid had afgewezen, zeggend: 'Nederland is geen Balkanland en de Oranjes zijn geen Oosterse despoten. Wij zijn een van de oudste democratieën ter wereld. Wij kiezen onze regeringen volgens de voorschriften van onze Grondwet.'
1 Was dit een serieuze zaak die eventueel tot maatregelen tegen de betrokkenen noopte? De prins en zijn stafofficieren ('zij waren het geheel met mijn afwijzende houding eens'
, vertelde de prins ons in '87 2) vonden van niet: het gedane aanbod beschouwden zij als opwelling van een ontevredenheid die wel weer zou wegebben.
1 Alden Hatch: Prins Bernhard. Zijn plaats en functie in de moderne monarchic (1962), p. 179-80. 2 Prins Bernhard, 3 febr. 1987.