Een groter bedrag was gemoeid met de Reichsschatzanweisungen (Duitse schatkistpromessen) die conform een richtlijn van Ceneralkommissar Fischböck gekocht waren en tot de boedels van de LVVS en de VVRA behoorden. Die stukken hadden al hun waarde verloren. De Nederlandse Bank was er mee volgepropt tot een totaal van Rm 5,9 miljard - die bank kreeg in de zomer van '46 bij de wet dat volledige bedrag (f 4,5 miljard in Nederlands geld) uit de staatskas vergoed, maar twee banken: de Nederlandse Bank en de Handelmaatschappij H. Albert de Bary & Co weigerden evenzo te handelen met de Duitse schatkistpromessen die zich in de boedels van Lippmann-Rosenthal en de VVRA hadden bevonden en bij welker aankoop zij hadden bemiddeld. Lippmann-Rosenthal had in de loop van de bezetting voor ruim f 30 mln aan Nederlands geld aan de Nederlandse Bank overgemaakt waarvoor door bemiddeling van de bank Reichsschatzanweisungen waren verworven, en tegen betaling van ruim f I 5 mln was de VVRA, eveneens via de Nederlandse Bank, in het bezit gekomen van Reichsschatzanweisungen; tenslotte had de VVRA bijna f 21 mln aan Nederlands geld overgemaakt aan de Bary & Co die er, opnieuw via de Nederlandse Bank, ook al Reichsschatzanu/eisunçen voor had laten kopen. Aldus handelend hadden de Nederlandse Bank en de Bary & Co de belangen geschaad van de beroofde Joden. Immers: was die van hen afkomstige ca. f66 mln in Nederland gebleven, dan had men dat bedrag na de bevrijding kunnen aantreffen bij de bank of de banken waar het was gedeponeerd - nu lag er f 66 mln aan waardeloze Duitse papieren. Op aandrang van de beheerders/vereffenaars van de LVVS en de VVRA nam het Beheersinstituut contact op met de Nederlandse Bank en met de Bary & Co - beide banken weigerden de schade te vergoeden. Kon dan geen beroep worden gedaan op de Afdeling Rechtspraak van de
sariat f150000 ontvangen uit de frr mln die de liquidatie van Joodse verenigingen en stichtingen had opgeleverd - de rest was bij Lippmann-RosenthalBary & Co, H. Albert deJodenLippmann-Rosenthal (Sarpharisrraat, Amster- dam)'Li quid arie Vemlögens- Venllaltung-Sarphati- straat' (LVVS)Nederlandsche BankReichsschatzamoeisungenVermogensVerm ogens ueruialt u ngs- u n d Renteanst alt (VVRA)DE ZAAK VAN DE DUITSE SCHATKISTPROMESSENRaad voor het Rechtsherstel? Inderdaad, maar de zaak lag juridisch verre van eenvoudig. Er kwam toen in mei' 50 een namens de beroofde Joden optredende commissie, de Commissie tot Bescherming der Aanspraken van Gedepossedeerden, tot stand onder voorzitterschap van prof. Meij ers, van welke commissie de secretaris, mr. H. Sanders, een Joodse advocaat uit Den Haag, de drijvende kracht was. Men zal die commissie (wij zullen haar als 'de commissie-Meijers' aanduiden) straks nog tegenkomen wanneer wij over de Joodse effecten schrijven. Zij nu spande een procedure tegen de Nederlandse Bank en de Bary & Co aan bij de Afdeling Rechtspraak' en de Bary & Co deed hetzelfde tegen de Nederlandse Bank: zij vorderde terugbetaling van de f 21 mln waarmee zij via die bank voor de VVRA Reichsschatzanweisungen had laten kopen. In juli' 52, ruim zeven jaar na de bevrijding, deed een van de Haagse Kamers van de Afdeling Rechtspraak uitspraak; zij citeerde daarin het argument van de commissieMeijers: