Dan waren er de Joodse panden van welke, zoals eerder vermeld, in oktober '43 ruim 8000 bij notariële acte het eigendom van niet-Joden waren geworden. Soms waren die acten door 'foute'
notarissen verleden, maar soms ook door niet-'foute'
, en dan hadden dezen bijgedragen tot de overdracht van onrechtmatig verkregen Joodse eigendommen - zij waren daar ook voor betaald. Hadden zij niet onder dwang gehandeld, dan vergde de Afdeling Rechtspraak dat zij de bedragen die zij voor hun bemiddeling hadden ontvangen, terugbetaalden. Maar wat moest er met de panden gebeuren? De Joodse eigenaar had recht op teruggave maar wie droeg dan de schade? Had een niet-Joodse Nederlander het betrokken pand gekocht van de Niederländische Crundstûcksvenoaltung of van een andere Duitse dan wel een 'foute'
Nederlandse instelling of door bemiddeling van een makelaar van wie algemeen bekend was dat hij 'fout'
was, dan lag de zaak eenvoudig: die eerste koper. Maar wat als het betrokken pand herhaaldelijk opnieuw was verkocht, waarbij de latere kopers te goeder trouw waren geweest omdat zij niet geweten hadden noch redelijkerwijze hadden behoren te vermoeden dat zij een oorspronkelijk uit Joods bezit afkomstig pand hadden gekocht? In dergelijke gevallen trachtte de Afdeling Onroerende Goederen van de Raad voor het Rechtsherstel steeds een schikking te bewerkstelligen waarbij de geleden schade naar billijkheid werd verdeeld onder de successieve kopers van het betrokken pand (die dan een vordering kregen op de
Joden
Lippmann-Rosenthal (Sarpharisrraat, Amster- dam)
'Li quid arie Vemlögens- Venllaltung-Sarphati- straat' (LVVS)
Niederldndische Grundstücksuenoaltung
Raad voor het Rechtsherstel
Vermogens
en dan moest een van de Kamers van de Afdeling Rechtspraak tot die verdeling overgaan. Daarbij stond steeds in beginsel vast dat de Joodse eigenaar c.q. zijn erfgenamen Of het pand terugkregen Of, als de laatste koper het wilde behouden en de eigenaar c.q. de erfgenamen daar geen bezwaar tegen hadden, de koopsom alsnog ontvingen - ook in zulke gevallen kreeg de laatste kopcr een vordering op de boedel van de VVRA.