Op die grondslag dan diende men in beginsel bij verwerving in 'regelmatig beursverkeer', althans ten aanzien van de effecten aan toonder, uit te gaan van de goede trouw. De ministers begrepen dat dit 'van de gezichtskring der beroofden uit''veroordeeld' kon worden, ja zij gaven toe dat het 'in zeker opzicht de beste regeling' zou zijn indien de beroofden ook de in 'regelmatig beursverkeer' door derden verworven effecten weer zouden kunnen opeisen, 'doch de verantwoordelijkheid voor dit stelsel dat op zijn beurt velen, wien geen verwijt treft' (de latere kopers), 'schade doet lijden en dat tevens een herstel van een regelmatig beursverkeer en met name een terugkeer van het normale vertrouwen van het publiek zeer ernstig zou benadelen, kan niet worden aanvaard.' Daarop volgde niet meer dan een magere toezegging: 'Op welke wijze en in hoeverre aan de beroofden een schadeloosstelling kan worden1 Toelichting bij F 272, Wetsbesluiten ... 24 juni 23 november 1945, p.EffectenJodenKolfschoten, H. A. M. T.Raad voor het RechtsherstelVermogensF 15 Straffen op plunderingenDE EFFECTENREGISTRATIEtoegekend, zal in het kader van een algemene regeling der oorlogsschade in nadere overweging worden genomen.' 1 Toen F 272 was verschenen, kon de effectenregistratie beginnen. De Afdeling Effectenregistratie vestigde daartoe in Amsterdam een Centraal Bureau waar spoedig meer dan honderd krachten werkzaam waren. Daarnaast begon onder de genoemde afdeling een eveneens in Amsterdam gevestigd secretariaat te functioneren dat zich in alle uit de registratie voortvloeiende kwesties moest verdiepen en dat, doordat zich ook Nederlandse effecten in het buitenland bevonden, nevenbureaus kreeg in Brussel, Parijs en New York. In die drie steden gingen ca. dertig krachten aan het werk, bij het secretariaat in Amsterdam meer dan driehonderd.