Het kabinet-Beelliet Gerbrandy straffen voor zijn radiotoespraak: de regeringscommissaris voor het radiowezen legde hem begin september een twee maanden durend verbod op om voor de radio te spreken. Toen het kabinet vervolgens aanvaardde dat een door de Verenigde Naties ingestelde Commissie van Goede Diensten zich met het NederlandsIndonesisch conflict ging bemoeien, stond voor het Comité Rijkseenheid vast dat Indië verloren zou gaan. Gerbrandyen Welter vroegen een audiëntie bij koningin Wilhelmina aan - op advies van het kabinet weigerde zij hen te ontvangen. Nadien kwam het denkbeeld van de staatsgreep tot nieuw leven en in dat kader werd nu, gezien het feit dat de Eerste Politionele Actie het prestige van de strijdkrachten had versterkt, contact opgenomen met generaal Kruls, de chef van de generale staf, en met generaal Spoor. Gerbrandy zocht Kruls op om, aldus deze in zijn in '75 verschenen memoires", 'de mogelijkheid van een machtsovername met behulp van de strijdkrachten' te bespreken. 'Ik heb hem', schreef Kruls verder, 'de vraag gesteld waar of hij dacht dat hij en ik binnen vier-en-twintig uur na een dergelijke stunt zouden zijn en hem daarna tevens mijn antwoord gegeven: 'veilig op het politiebureau'.' 3 De datum van dit gesprek is niet bekend - wèl dat Gerbrandy niet de moed opgaf. Op 3 februari '48 sprak hij, samen met Welter, over zijnJ.Comité RijkseenheidCommissie-GeneraalCommissie van Goede Diensten (laterGerbraody, P. S.Kruis. H. J .Linggadjati-overeenkomstSpoor, S. H.Welter, Ch. J. I. M.DE WORSTELING MET DE REPUBLIEK INDONESIËplannen met een hoge officier uit Indië, die een van Spoors naaste medewerkers was: de generaal-majoor van het Knil E. Engles, die in Indië hoofd was van het directoraat Centrale Opleidingen (en eind '46 zijn instemming had betuigd met Spoors brief aan Beel) en naar Nederland was overgekomen. 'De heren Gerbrandy en Welter', zo lichtte Engles in een brief van 4 februari Spoor in, I 'waren overtuigd dat dit kabinet zo spoedig mogelijk moest vallen, desnoods met geweld, en zij verzekerden mij dat dit geweld aanwezig is en slechts wacht op een sein hunnerzijds.'