Wij maakten er al melding van dat van Mook haar eind januari '47 de opdracht had gegeven om de Republikeinse gebieden te blokkeren. Die blokkade was mogelijk doordat de marine met kleine en snelle eenheden was uitgebreid: korvetten, die goeddeels van Australië waren overgenomen. De onderzeeboten waren in de loop van '46 uit de Indische wateren teruggetrokken (de marineleiding had daar in januari toe besloten) en ook de kruiser 'Tromp' was naar Nederland teruggekeerd. Nadien beschikte Pinke, nu vice-admiraal, afgezien van de mijnenvegers, over vier torpedobootjagers (de 'Banckert', de 'Evertsen', de 'Piet Hein' en de 'Kortenaer'), acht korvetten en ca. dertig patrouilleboten. Het was moeilijk om al deze schepen te onderhouden (begin '47 was de capaciteit van het marine-etablissement te Soerabaja nog maar ruim een tiende van die van voor de Japanse bezetting) en ook de bevoorrading van het personeel met levensmiddelen leverde problemen op' maar de beschikbare eenhe8 1'Banckerr', de'Everrsen', deKoninklijke Marine'Kortenaer', deMarine-etablissement (Soerabaja)'Piet Hein', dePinke, A. S., 3." 143, 144; 12Strijdkrachten, NederlandseTentara Nasional Indonesia (TNI)'Tromp', deDE WORSTELING MET DE REPUBLIEK INDONESIËden, van welke ook de mijnenvegers voor patrouillediensten werden gebruikt, waren voldoende om de blokkade redelijk effectief te maken. Die eenheden werkten daarbij samen met de Marineluchtvaartdienst die haar bommenwerpers had moeten afstaan maar behalve over een aantal transportvliegtuigen ook de beschikking had gekregen over ruim tien vliegboten.